1.2.7 Geboorteregeling 1 Waarom? Het is een universeel mensenrecht zich te mogen voortplanten en kinderen te krijgen. Even goed is het een recht aan geboorteplanning te doen en te kiezen of en wanneer men kinderen wil krijgen. Omdat een eicel één dag vruchtbaar is, de dag van de ovulatie, en zaadcellen drie dagen kunnen overleven in de baarmoeder, is een vrouw elke cyclus slechts enkele dagen vruchtbaar. Zelfs in deze vruchtbare periode leidt niet iedere geslachtsgemeenschap tot een zwangerschap. De kans dat 1 enkele gemeenschap tot een bevruchting leidt, bedraagt 3 tot 4 %, afgezien van het moment waarop de coïtus plaatsvindt. Een gevaarlijk kletspraatje in dit verband is wel dat je bij een eerste gemeenschap nooit in verwachting kan geraken! Theoretisch is een vrouw 12 tot 13 maal per jaar vruchtbaar. Omwille van deze grote vruchtbaarheid mag een paar zeker niet op ‘goed geluk’ rekenen om een ongewenste zwangerschap te vermijden. Zonder voorzorgen zouden gemiddeld 9 tot 10 kinderen uit één huwelijk worden geboren! 2 Technieken om de vruchtbaarheid te bevorderen Veel mensen doen moeite om zwangerschap te voorkomen. De meeste paren houden er geen rekening mee dat het tegenovergestelde ook kan gebeuren en dat zij geen kinderen kunnen krijgen. Toch komt onvruchtbaarheid vrij veel voor. Ongeveer 10 % van de paren ondervindt vruchtbaarheidsproblemen. De oorzaak kan bij de man, de vrouw of bij beide partners liggen. In een groot aantal gevallen kan de geneeskunde hen helpen. A Kunstmatige inseminatie Bij stoornissen in de zaadcelvorming kan een concentraat van zaadcellen worden aangemaakt en de vrouw kunstmatig bevrucht met dit concentraat. Is de man onvruchtbaar dan kan een kunstmatige inseminatie met geselecteerd donorsperma een mogelijkheid zijn. B Hormonale oplossingen Hormonale behandelingen kunnen een oplossing bieden bij stoornissen in de menstruele cyclus. Toediening van hypofysehormonen, die geïsoleerd worden uit urine van zwangere vrouwen, kunnen de hypofyse aanzetten tot de productie van het follikelstimulerend hormoon (FSH) en het luteïniserend hormoon (LH). C Proefbuisbevruchting of in-vitrofertilisatie IVF Bij problemen aan de eileiders, ovulatiestoornissen, onherstelbare sterilisatie of bij verminderde vruchtbaarheid van de man kan men overgaan op medische vruchtbaarheidstechnieken. Een aantal eicellen worden uit de gestimuleerde eierstokken van de vrouw gehaald en in een glazen schaaltje met de zaadcellen van de man samengebracht. De bevruchte eitjes worden vervolgens in de baarmoeder geplaatst waar ze zich kunnen innestelen en waarna de zwangerschap verder kan evolueren. De slaagkans is 30 à 40 % per cyclus. Bij de IVF gaat men als volgt te werk: 1 Stimuleren van de rijping van de eicel In een natuurlijke situatie rijpt er per cyclus maar 1 eicel. In deze fase van IVF worden de eierstokken kunstmatig aangezet om meer cellen tegelijk te laten rijpen. De vrouw wordt behandeld met hormonen zoals FSH. De rijping van de eicel kan worden bepaald door het meten van de hoeveelheid hormonen in het bloed. Als de hoeveelheid stijgt, is de eicel in ontwikkeling. Als de hoeveelheid te laag is, ontwikkelen de eicellen zich onvoldoende. Zwangerschap is dan in de meeste gevallen uitgesloten. Door het maken van echo's kan men zien of de eicel al rijp is. 2 Follikelpunctie Vroeger werd bij de eicelafname altijd gebruik gemaakt van een kijkoperatie. Hierbij wordt de patiënte onder narcose gebracht waarna de arts drie sneetjes in de onderbuik maakte. Stuurgroep NW- VVKSO 23 Tegenwoordig gebruikt men een minder belastende methode. De punctie is op zich een kleine ingreep en vindt plaats met behulp van een echoscopie. Dit gebeurt via de vagina. Op de echoscoop wordt een buigzame slang met een holle naald gezet die in de vagina wordt gebracht. Op de monitor zijn de eierstokken met daarin de rijpe follikels te zien. Daarna prikt men door de wand van de vagina en wordt het vocht met de eicellen wordt opgezogen. De eicellen worden opgevangen in een buisje. De eicel zelf is heel klein en met het blote oog niet te zien, maar doordat hij wordt omgeven door een laag cellen is hij wel zichtbaar. Voor de punctie is een plaatselijke verdoving al voldoende, hierdoor is de patiënte er helemaal bij. De gehele ingreep duurt ongeveer 20 minuten. De patiënte mag meteen na de behandeling weer naar huis. A Microscopisch beeld ven een eicel na het B Onmiddellijk na de punctie worden de eicellen wegnemen uit de eileider door middel van een uit het follikelvocht gezocht. follikelpunctie. De eicel is omgeven door een dichte wolk voedende cellen. C Iedere eicel krijgt zijn plaats in een aparte D Vandaar gaan de eicellen in de broedstoof, die kamer met een druppeltje cultuurvloeistof. De een ideale omgeving moet creëren voor de cultuurplaatsjes kunnen 4 eicellen herbergen. ontwikkeling van de embryo’s. Enige uren later wordt aan de eicellen een vast aantal zaadcellen toegevoegd. Daarna gaat alles terug in de broedstoof. Stuurgroep NW- VVKSO 24 3 De bevruchting De eicellen worden 5-6 uur met rust gelaten om verder te rijpen in een kweekmedium. Ondertussen moet de man sperma produceren. Dit sperma moet, om bij de eicel naar binnen te kunnen, nog worden veranderd. Dit gebeurt door de buitenste laag van de zaadcel te verwijderen. Ook wordt het sperma gewassen en wordt de concentratie levende zaadcellen bepaald. Daarna worden de zaadcellen geselecteerd op beweeglijkheid. Een gedeelte van de zaadcellen wordt toegevoegd aan de rijpe eicellen in het kweekmedium. Zodra een zaadcel binnengedrongen is, scheidt de eicel bepaalde stoffen af die een soort barrière (bevruchtingsmembraan) vormen om het binnendringen van andere zaadcellen te voorkomen. Na 20-24 uur versmelten de kernen van eicel en zaadcel. De eicel voltooit haar meiose en er ontstaat een zygote. Het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (VUB) speelde een beslissende rol in de ontwikkeling van ICSI, (intracytoplasmatische sperma-injectie), de revolutionaire bevruchtingstechniek waarbij één zaadcel in de eicel wordt geïnjecteerd. 4 Groei van het embryo en terugplaatsing in de baarmoeder. De zygote gaat delen zodat een klompje cellen ontstaat. Na ongeveer 48 uur worden de cellen rond het embryo weggehaald. Door dit 'kaalmaken' van het embryo kan men zien of er bevruchting en groei is opgetreden. Voordat men het embryo in de baarmoeder gaat plaatsen moet men eerst de embryo's selecteren op hun kwaliteit. Dit selecteren gebeurt op grond van uiterlijk en snelheid van de ontwikkeling. Bij normale zwangerschap komt het embryo vanuit de eileider in de baarmoeder. Daarom brengt men het embryo naar de bovenkant van de baarmoeder. Vroeger werden er in de regel twee of drie embryo’s teruggeplaatst, soms zelfs meer, om de kans op een geslaagde innesteling te verhogen. Hiermee neemt echter ook de kans op een meervoudige zwangerschap toe (tweeling, drieling). Dankzij de verbeterde medische technieken volstaat vandaag vaak de terugplaatsing van slechts één embryo, wat uiteraard meteen de kans op een meervoudige zwangerschap drastisch beperkt. En dat vermindert dan weer de algemene gezondheidsrisico’s voor vrouw en kind. Bij de terugplaatsing wordt het embryo met een katheder in de baarmoeder gebracht. Onvruchtbaarheid ten gevolge van een defect in de eileider (zie schema hiernaast) kan hierdoor worden opgeheven. De termen ‘proefbuisbevruchting en proefbuisbaby’ zijn bijzonder ongelukkig gekozen: na uitwendige bevruchting in een schaaltje en terugtransplantatie kunnen een normale zwangerschap en bevalling volgen. Beter spreekt men van medisch geassisteerde voortplanting. Stuurgroep NW- VVKSO 25 3 Technieken om de vruchtbaarheid af te remmen Al sinds de Oudheid is de mens op zoek naar methoden om zwangerschappen te voorkomen. Men ontdekte natuurlijke methoden waarbij men zich op de menstruatiecyclus baseerde. In de Egyptische mummies werden zelf sporen teruggevonden van de voorloper van het spiraaltje. Sinds de twintigste eeuw heeft de ontwikkeling van anticonceptiemiddelen een hoge vlucht genomen en bestaan er zeer uiteenlopende wijzen van anticonceptie. A Barrièremiddelen * Bij de man: het condoom. Het condoom is een zakje uit rubber dat vóór de betrekkingen over de stijve penis wordt afgerold. Het zaad wordt in dit zakje opgevangen en kan daarom niet in de vrouwelijke geslachtswegen terechtkomen. Sommige condooms zijn voorzien van een glijmiddel of van een zaaddodend middel. Bij het aanbrengen van een condoom moet steeds een eind (± 1,5 cm) vrij worden gelaten, d.i. luchtledig geknepen, om het zaad te kunnen opvangen zonder dat het zakje barst. Met dit doel zijn sommige condooms aan het uiteinde voorzien van een uitstulping (tepeltje). Het is absoluut noodzakelijk dat het condoom vanaf het begin van de gemeenschap wordt aangebracht en niet, zoals te vaak gebeurt, wordt aangetrokken wanneer de man de zaaduitstorting voelt naderen. Bij sommige mannen wordt de eikel gedurende de erectie vochtig en ook dit vocht bevat bevruchtingskrachtige zaadcellen. Kort na de zaaduitstorting en voor de penis opnieuw slap wordt, zal de man zich terugtrekken. De ring van het condoom wordt hierbij vastgehouden worden om te verhinderen dat het van de verslappende penis afglijdt en dat er zaad in de vagina geraakt. Voor de betrouwbaarheid gebruik je bij elke gemeenschap een nieuw condoom! Het condoom is het enige anticonceptiemiddel dat ook bescherming biedt tegen seksueel overdraagbare aandoeningen! * Bij de vrouw: het diafragma. Het diafragma is een koepeltje uit dunne rubber dat is gehecht aan een dikkere rand. In die rand zit een veer die zorgt voor stevigheid en soepelheid. Het diafragma wordt in de vagina aangebracht zodanig dat de koepel de baarmoederhals bedekt en belet dat het zaad binnendringt in de baarmoeder. Het diafragma wordt telkens vóór de geslachtsgemeenschap aangebracht. Het moet rijkelijk zijn voorzien van een zaaddodende gelei. De dokter bepaalt meestal de maat van het apparaatje en leert de vrouw hoe ze het moet gebruiken. Sommige vrouwen verkiezen het diafragma bij het slapengaan aan te brengen als deel van hun avondtoilet, anderen prefereren het toestelletje slechts vóór de betrekkingen in de schede te brengen. Het diafragma moet alleszins gedurende 8 uur na de gemeenschap ter plaatse blijven. * Bij de vrouw: het vrouwencondoom Het vrouwencondoom is een speciaal gevormd condoom dat ingebracht wordt in de vagina van de vrouw. Het zorgt ervoor dat het sperma van de man niet in de vagina van de vrouw terecht komt. Op deze manier kan er geen bevruchting optreden en bovendien beschermt het condoom ook tegen soa en hiv. Stuurgroep NW- VVKSO 26 * Bij de vrouw: het spiraaltje Het spiraaltje is een apparaatje van buigzaam materiaal, meestal plastiek, dat in de baarmoeder wordt aangebracht. Er bestaan spiralen in verschillende vormen (zie afbeeldingen). Aan een van de uiteinden van het toestelletje is meestal een eindje draad bevestigd wat de dokter toelaat vast te stellen of het apparaatje zich nog ter plaatse bevindt en, indien gewenst, het spiraaltje zonder moeite te verwijderen. Het spiraaltje wordt door de dokter in enkele seconden pijnloos aangebracht zonder dat hiervoor een verblijf in de kliniek nodig is. Omdat de spiraal zich binnen de baarmoederholte bevindt wordt de aanwezigheid noch door de man, noch door de vrouw waargenomen. Spiraaltjes kunnen jaren lang ter plaatse blijven en moeten niet periodiek verwijderd of gereinigd worden. Men zal het alleen verwijderen indien de vrouw het niet verdraagt (pijn, bloeden), indien zij opnieuw wenst zwanger te worden of niet meer vruchtbaar is. * Zaaddodende middelen Naast het condoom en het diafragma die een mechanische belemmering vormen voor het opstijgen van de zaadcellen in de baarmoeder, bestaan ook preparaten die de zaadcellen ter plaatse (in de schede) doden net zoals een ontsmettingsmiddel de ziektekiemen vernietigt. Ze worden als spray, crème, schuimtablet, … voor de geslachtsgemeenschap in de vagina gebracht. Deze stoffen zijn onschadelijk voor de gezondheid en hun gebruik is niet gevaarlijker dan dat van tandpasta. B Hormonale middelen De pil is zonder twijfel het voorbehoedsmiddel dat het meest wordt gebruikt en het grondigst is bestudeerd. Ze bevatten een hoeveelheid kunstmatige vrouwelijke hormonen (oestrogenen en/of progestageen), en zorgen er meestal voor dat geen eisprong plaatsvindt. De werking van de pil berust vooral op het negatieve feed-backsysteem. Door een kunstmatige hogere concentratie van deze natuurlijke hormonen aan te houden wordt de hypofyse als het ware misleid en zal ze zelf geen FSH en/of LH afgeven waardoor geen eicel rijpt, geen ovulatie plaatsvindt en eventueel een gewijzigd baarmoederslijmvlies ontstaat. De dosis is in de laatste jaren verminderd en dat zorgt ervoor dat het zeer belangrijk is dat de pil op zeer regelmatige tijdstippen (zelfde uur van de dag) moet worden ingenomen). Steunend op de ondervinding kan worden gezegd dat het gebruik van de pil vrijwel onschadelijk is. Wel zijn er toestanden (suikerziekte, hoge bloeddruk, … ) waarbij de vrouw wellicht liever niet een pil (met oestrogeen hormoon) gebruikt. Net zoals geldt voor medicamenten, moeten vrouwen die de pil gebruiken onder dokterscontrole blijven en bij het optreden van ongewone verschijnselen hem om advies vragen. De pil mag alleen op doktersvoorschrift door de apotheker worden afgeleverd. Er bestaan diverse typen pillen; ieder type is onder verschillende merknamen in de handel verkrijgbaar. * De monofasische combinatiepil (Pincus-pil). Het gebruik van deze pil houdt in dat de vrouw gedurende 21 dagen elke dag één pil inneemt. Dan volgt een pilvrije periode van 7 dagen. In deze periode vindt een bloeding plaats, vergelijkbaar met de maandstonden. = oestrogenen Stuurgroep NW- VVKSO = progestagenen 27 Alle tabletten in de verpakking zijn identiek en bevatten kunstmatige oestrogenen en progestagenen, vrouwelijke geslachtshormonen die normaal tijdens de cyclus en tijdens de zwangerschap door de vrouw worden gevormd. Men spreekt daarom ook van de monofasische combinatiepil (21 gelijke pillen). De samenstelling van deze pil is zodanig dat ze drie contraceptie-effecten heeft wat haar iets betrouwbaarder maakt dan de andere pillen: - De ovulatie wordt geremd. Net zoals tijdens de zwangerschap vindt er geen eisprong plaats. Het baarmoederslijmvlies verandert zodanig onder invloed van de combinatiepil dat een eventueel toch bevrucht eitje zich moeilijk kan innestelen. - De afscheiding ter hoogte van de baarmoederhals verandert zodanig dat de zaadcellen moeilijker kunnen opstijgen. Omdat deze pil vooral de ovulatie afremt wordt dit middel ook ‘ovulatieremmer’ genoemd. Als gevolg van de overeenkomst die bestaat tussen de bestanddelen van de pil en de hormonen die normaal tijdens de zwangerschap worden geproduceerd, kunnen vrouwen die de pil innemen gedurende de eerste maanden nevenverschijnselen ervaren die doen denken aan die van een beginnende zwangerschap (vermoeidheid, nervositeit, braken, …). * De sequentiële pil of bifasische combinatiepil. Het gebruik van deze pil is analoog als de monofasische combinatiepil. Iedere verpakking bevat hier wel twee soorten pillen. De wijze van verpakken zorgt ervoor dat de pillen in correcte volgorde worden ingenomen: de eerste veertien dagen van de cyclus oestrogeen en gedurende de resterende zeven dagen oestrogeen en progestageen. Terwijl de combinatiepil de vrouw op dezelfde wijze onvruchtbaar maakt als tijdens een zwangerschap, bootst de sequentiële pil eerder de menstruatiecyclus na. Zowel de combinatiepil als de sequentiële pil zijn zeer doeltreffend. = oestrogenen = progestagenen * De minipil. In tegenstelling met wat de naam doet vermoeden is de minipil geen ‘kleine’ pil met een samenstelling en werking vergelijkbaar met die van de combinatiepil. De minipil bevat enkel een kleine hoeveelheid progestageen. Zij wordt elke dag en ononderbroken (dus non-stop en niet cyclisch zoals dat geldt voor de monofasische combinatiepil en de sequentiële pil) ongeveer op hetzelfde tijdstip van de dag ingenomen. = kleine hoeveelheid progestageen De minipil verandert het baarmoederslijmvlies: ze maakt vooral de slijmprop in de baarmoederhals ondoordringbaar voor de zaadcellen, verandert het baarmoederslijmvlies zodanig dat een bevrucht eitje zich moeilijker kan innestelen en verandert de beweeglijkheid van de eileiders zodanig dat het eitje later dan normaal in de baarmoeder belandt. Is de minipil dan even betrouwbaar als de monofasische combinatiepil en de sequentiële pil? Motiveer waarom. ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… Deze pil is zeer ongeschikt voor vrouwen met een onregelmatig leefpatroon, maar voor vrouwen die de andere pilsoorten moeilijk verdragen, kan zij een oplossing zijn. Een nadeel van de minipil is ook, dat de vrouw na een paar maanden niet meer menstrueert en dus niet meteen weet of ze al dan niet zwanger is. Deze pil kan worden gebruikt als anticonceptief middel in combinatie met borstvoeding. Stuurgroep NW- VVKSO 28 * De prikpil en hormoonstaafje of implantaat. De prikpil is een 3- of 6-maandelijkse inspuiting in het spierweefsel. Deze inspuiting bevat dezelfde stoffen als de ‘minipil’ maar in veel grotere dosissen. De prikpil is zeer betrouwbaar, indien de inspuiting tijdig herhaald wordt. Het hormoonstaafje of implantaat is een klein dun staafje van doorzichtig wit plastic en bevat ook enkel progestageen. Het staafje wordt door een arts na plaatselijke verdoving onder de huid aan de binnenkant van de bovenarm ingebracht. Het blijft drie jaar zitten. Net zoals bij de pil krijg je dagelijks een kleine hoeveelheid hormonen binnen. Deze verhinderen de eisprong en maken het slijmvlies van de baarmoeder ongeschikt voor innesteling van een bevruchte eicel. Ook de doorgankelijkheid van de baarmoederhals voor zaadcellen wordt bemoeilijkt. Verschillend met de pil is de manier waarop de hormonen in het lichaam komen. Voor welke vrouwen zijn deze anticonceptiemiddelen geschikt? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… * De noodpil of morning-afterpil. Deze pil rekent men niet tot de klassieke voorbehoedsmiddelen. Het is een zeer betrouwbare methode, maar het is een 'paardenmiddel' en daarom alleen te gebruiken in noodsituaties (bijvoorbeeld.als een condoom scheurt of als er geen voorbehoedmiddel werd gebruikt). De noodpil belet dat een eventueel bevrucht eitje zich in de baarmoederwand kan innestelen. We spreken beter van noodpil dan van morningafterpil, omdat die laatste benaming misleidend is. Het gaat immers niet om 1, maar om 2 pillen, en je hebt 72 uur (=3 dagen) tot eventueel 120 uur de tijd om die in te nemen. In ieder geval meer tijd dus dan de naam "morning-after" laat vermoeden. Maar tegelijk geldt dat hoe vlugger je de eerste pil inneemt, hoe kleiner de kans op een ongeplande zwangerschap. Onderzoek toont aan dat wanneer de noodpil binnen de 24 uur ingenomen wordt, er 95% van de te verwachten zwangerschappen voorkomen wordt. Wordt de noodpil na 48 uur ingenomen, zakt dit tot 58%. De twee pillen moeten dus zo snel mogelijk en best tegelijk worden ingenomen. De werking is alleen doeltreffend indien de eerste pil binnen de 36 uur na de gemeenschap wordt ingenomen. Gezien de noodpil grote hoeveelheden oestrogeen hormoon bevat (60 tot 100 maal zoveel als de gewone pil) is geregeld gebruik van dit middel beslist af te raden. http://www.norlevo.be/NL-main.htm * Opmerking Stuurgroep NW- VVKSO 29 Er bestaat ook een trifasische pil (waarin 3 soorten pillen voorkomen die nog beter de natuurlijke hormoonspiegels nabootsen). Andere moderne hormonale middelen zijn: de anticonceptiepleisters en een vaginale ring als vervanging van de pil. Ook spiraaltjes kunnen gecombineerd worden met hormonen. Voor meer informatie: zie http://www.sensoa.be/geboorteregeling.php C Heelkundige middelen Naast de tijdelijke methoden bestaan er ingrepen die het optreden van zwangerschap blijvend onmogelijk maken. Daarom moet deze methode worden gereserveerd voor mensen die niet te jong zijn, doordacht geen kinderen meer wensen, een stabiele gezinssituatie hebben, om gezondheidsredenen of om het bestaan van erfelijke belasting geen kinderen mogen voortbrengen. * Sterilisatie van de vrouw. Het afbinden van de eileiders bestaat hierin dat operatief via een kleine snede in de buikwand een stuk uit iedere eileider wordt weggeknipt en de vrije eindjes worden afgebonden of met behulp van elektriciteit worden dicht gesmolten door coagulatie. Het gevolg van deze ingreep is dat de weg voor de eicel en de zaadcel is onderbroken en dus geen bevruchting meer kan optreden. De eicel die iedere maand wordt geproduceerd, valt in de buikholte waar zij door de witte bloedcellen wordt vernietigd. De maandstonden treden normaal verder op en het geslachtsleven van de vrouw is ongewijzigd omdat de eierstokken niet werden verwijderd. Sterilisatie is dus totaal verschillend van castratie waarbij de eierstokken wel verwijderd worden en waarbij wel degelijk een hormonale wijziging optreedt. * Sterilisatie van de man. Het afbinden van de zaadleiders bij de man is een kleinere ingreep die onder plaatselijke verdoving en zonder kliniekverblijf (ambulant) kan worden uitgevoerd. Langs een nauwelijks zichtbare snede in de beurzen wordt een stukje zaadleider weggeknipt en de eindjes afgebonden. Voor de man heeft de operatie enkel steriliteit tot gevolg: de geslachtsdrift (libido) en de geslachtelijke activiteit (potentie) blijven onveranderd terwijl de zaaduitstorting (ejaculatie) normaal verloopt en de hoeveelheid zaad niet is verminderd. Alleen bevat de zaadvloeistof geen zaadcellen meer. Heel belangrijk is dat, in tegenstelling tot wat geldt voor de vrouw, het resultaat van de sterilisatie bij de man niet onmiddellijk optreedt: er zal een tijd (minstens 20 ejaculaties) nodig zijn vooraleer alle resterende zaadcellen uit de zaadkanalen zullen zijn verwijderd. Alleen door microscopisch zoek van het ejaculaat kan door de dokter het tijdstip worden. D Periodieke onthouding of natuurlijke methode Bij deze methode wordt rond het moment van de eisprong (vruchtbare periode) gemeenschap vermeden. Deze periode kan op drie manieren worden bepaald: - met de kalendermethode of methode van Ogino-Knaus - met de temperatuur- of thermometermethode - met de baarmoederhalsslijmmethode of methode van Billings. * kalendermethode: Bij de kalendermethode gaat men uit van de lengte van de cyclus. Vermits de cyclus bij de meeste vrouwen licht varieert, is deze methode zeer onbetrouwbaar. De vrouw maakt het meest kans bevrucht te worden op het ogenblik dat het eitje loskomt van de eierstok. Dit is ongeveer 14 dagen voor de menstruatie begint. Ook bij een cyclus van 34 dagen is dat meestal 14 dagen voor de menstruatie! De berekening steunt op de datum van de volgende maandstonden, dus op een onbekende. Bij vrouwen met een regelmatige cyclus van b.v. 28 dagen, heeft de eisprong in de regel ongeveer de Stuurgroep NW- VVKSO 30 14de dag na het begin van de menstruatie plaats. Het eitje kan 24 uur (= 1 dag) blijven leven en de zaadcellen gemiddeld 72 uur (= 3 dagen) in vruchtbaar slijm. Aldus kan je de vruchtbare periode (in een regelmatige cyclus van 28 dagen) bepalen door ze als volgt te berekenen: - 4 dagen voor de eisprong (3 dagen overlevingstijd van een zaadcel plus één dag veiligheidsmarge); - de dag van de eisprong zelf; - 2 dagen na de eisprong (1 dag overlevingstijd van een eicel plus één dag veiligheidsmarge). Aldus geldt voor vrouwen met een heel regelmatige cyclus van 28 dagen als vruchtbare periode dag 10 tot 16 van hun cyclus. De meeste vrouwen hebben echter een min of meer regelmatige cyclus, variërend tussen 25 en 34 dagen. De eicel zal dan niet exact op de 14de dag van de cyclus vrijkomen. Bij een korte cyclus van bijvoorbeeld 25 dagen zal dit op dag 11 zijn, bij een lange cyclus van 34 dagen op dag 20. Als we aannemen dat bij deze groep vrouwen het vrijkomen van de eicel kan plaatsvinden tussen dag 11 en dag 20, dan volgt daaruit dat de vruchtbare periode loopt van dag 8 tot dag 21. Bouwen we ook hier een veiligheidsmarge van 1 dag in dan strekt de vruchtbare periode zich uit van dag 7 tot dag 22. Om een brede veilige marge te garanderen wordt volgende algemene regel toegepast: De eerste dag van de vruchtbare periode wordt bepaald door van de kortste cyclus 20 dagen af te trekken, de laatste dag van de vruchtbare periode wordt bepaald door van de langste cyclus 10 dagen af te trekken. Voorwaarde om deze regel toe te passen is dat men over een tiental neergeschreven cycli beschikt waarop men zich baseert om de persoonlijke kortste en langste cyclus te bepalen. * temperatuurmethode: De vrouw probeert met een thermometer het tijdstip van de eisprong vast te stellen. Juist na de eisprong stijgt de lichaamstemperatuur namelijk met 0,4 tot 0,8 graden Celsius en blijft op een iets hoger niveau tot de volgende menstruatie. De 'veilige periode' begint nadat de temperatuurverhoging vier achtereenvolgende dagen is waargenomen. De betrouwbare periode loopt tot aan het begin van de menstruatie. De temperatuur wordt met een gewone thermometer opgenomen. Dit moet elke dag vóór het opstaan gebeuren, na een volledige nachtrust, best steeds op hetzelfde uur. Alcoholgebruik, laat gaan slapen, slapeloosheid, eenvoudige infecties (griepje, verkoudheid) geven al een foute temperatuurcurve. * baarmoederhalsslijmmethode: vanaf enkele dagen vóór de eisprong verandert de kwaliteit van het slijm in de baarmoederhals. Het wordt vloeibaar, rekbaar, glasachtig, enz. Deze veranderingen Stuurgroep NW- VVKSO 31 wijzen op een nakende eisprong. Soms voelen vrouwen deze veranderingen ook, nl. doordat de schede-ingang vochtiger is dan op andere dagen of merken ze tijdens het toiletbezoek dat het slijm te zien is op het toiletpapier. De evolutie van het slijm en de temperatuur moeten dagelijks gevolgd worden. De waarnemingen volstaan zeker niet om de vruchtbare dagen te kunnen bepalen. Ze wijzigen immers slechts kort vóór of zelfs gelijktijdig met de eisprong. Indien men net daarvoor nog een onbeschermde gemeenschap gehad heeft, kan die tot een bevruchting leiden. 4 Hoe veilig? De betrouwbaarheid van de geboorteregeling wordt meestal uitgedrukt met een cijfer, de zogenaamde Pearl-index. Deze index geeft aan hoeveel zwangerschappen er optreden als een bepaalde methode door 100 vrouwen gedurende 1 jaar toegepast wordt. Betrouwbaarheid Kunstmatige methode Zeer betrouwbaar Pil Prikpil Spiraal met hormonen Sterilisatie Goed betrouwbaar Spiraal zonder hormonen Minipil Condoom met zaaddodend middel Betrouwbaar Diafragma met zaaddodend middel Condoom zonder zaaddodend middel Zaaddodende middelen Onbetrouwbaar Natuurlijke methode Pearl-index <1 <1 <1 <1 Temperatuurmethode 1-3 1-3 1-3 3-5 3-5 9-10 Kalendermethode Billingsmethode 15-35 15-35 Bron: http://www.uzleuven.be/diensten/verloskunde_gynaecologie/patient/geboorteregeling/index.cfm De natuurlijke geboorteregelingmethode situeert zich midden in het peloton van de moderne contraceptieve middelen. De temperatuurmethode scoort wel aanzienlijk beter dan de oude kalenderen Billingsmethode. De oorzaak van de meeste ongeplande zwangerschappen ligt voor de hand, namelijk de onzorgvuldige toepassing van de methode waarvoor men als koppel samen gekozen heeft. Opgemerkt dient te worden dat het condoom het enige middel is dat ook beschermt tegen SOA. Nuttige sites: http://www.sensoa.be/geboorteregeling.php http://www.sensoa.be/index.php: Het document ‘cijfers en feiten’ omvat recente gegevens (januari 2005 is het geschreven en de cijfers zijn gebaseerd op een onderzoek van 2004) in verband met betrouwbaarheid. De site is ook goed bruikbaar voor SOA-gegevens. http://www.methodsofcontraception.com/pil.htm: cijfergegevens in verband met betrouwbaarheid, opgesplitst in theoretische en praktische Pearl-index http://www.kuleuven.ac.be/gezondheid/preventie/dossiers/vrijen/index.htm: interessante gegevens en downloadbare brochures http://www.gezondheid.be/: dossiers rond anticonceptie en SOA Stuurgroep NW- VVKSO 32 1.2.7 1 2 A B C 3 A B C D 4 Geboorteregeling ................................................................................................................. 23 Waarom? .............................................................................................................................. 23 Technieken om de vruchtbaarheid te bevorderen ............................................................... 23 Kunstmatige inseminatie .................................................................................................. 23 Hormonale oplossingen ................................................................................................... 23 Proefbuisbevruchting of in-vitrofertilisatie IVF ................................................................. 23 Technieken om de vruchtbaarheid af te remmen ................................................................ 26 Barrièremiddelen.............................................................................................................. 26 Hormonale middelen ........................................................................................................ 27 Heelkundige middelen ..................................................................................................... 30 Periodieke onthouding of natuurlijke methode ................................................................ 30 Hoe veilig?............................................................................................................................ 32 Stuurgroep NW- VVKSO 33