EVALUATIEVERSLAG. LANDELIJK INSPECTIEPROJECT THUISWERK IN DE GRAFISCHE INDUSTRIE TEXTIEL INDUSTRIE METAALPRODUKTEN INDUSTRIE PROJECTNUMMER A444 UITVOERING AUGUSTUS 2000 TOT/MET MAART 2001 SAMENSTELLING; ING. J.H. MAAS, ARBEIDSINSPECTIE, REGIO ZUID, ROERMOND, JUNI 2001. 1 0. COLOFON. Projectnaam; Inspectieproject Thuiswerk. Industriële Bedrijfstakken, waaronder; • grafische industrie • textiel industrie • metaalprodukten industrie. Projectnummer: A444 Bedrijfstakcoördinatie: Arbeidsinspectie, Postbus 940, 6040 AX Roermond. Tel. 0475-356666. Opdrachtgever: Bedrijfstakcoördinator, Hoofdinspecteur drs. J. Dirks. Landelijke projectleider: Inspecteur ing. J.H. Maas. Landelijke projectsecretaris: H. de Vree, tot eind 2000. E. Houben. Uitvoeringsperiode: augustus 2000 t/m maart 2001. 2 1. INHOUDSOPGAVE. 1. Inhoudsopgave Pag. 3 2. Samenvatting Pag. 4 3. Uitvoering. Pag. 6 4. Resultaten inspecties Pag. 9 5. Bevindingen Pag. 10 6. Conclusies . Pag. 11 3 2. SAMENVATTING. Naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer, werden in de periode augustus 2000 tot en met maart 2001, landelijk, 132 thuiswerkgevers, behorende tot de industriële sector, projectmatig geïnspecteerd op hun arbo-verplichtingen ten aanzien van thuiswerk. Uit deze inspecties, waarbij tevens de thuiswerkplekken werden bezocht, blijkt, dat bij ongeveer 50 % hiervan, de risico’s, die de thuiswerknemers bij de uitvoering van hun werkzaamheden lopen, niet door middel van de verplichte risicoinventarisatie en -evaluatie in kaart zijn gebracht. Tevens werd tijdens de inspecties geconstateerd, dat een aantal thuiswerkplekken niet doelmatig was ingericht (17%) en dat in een aantal gevallen de thuiswerkers onvoldoende waren geïnstrueerd (18%) betreffende de uit te voeren werkzaamheden. Slechts in een enkel geval werden onveilige apparaten (naaimachines) aangetroffen. Tevens werd in slechts drie situaties het gebruik van brandgevaarlijke stoffen bij de thuiswerkers geconstateerd. Uit de resultaten van het inspectieproject kan worden geconcludeerd, dat het aantal thuiswerkgevers in de industriële sector sterk is afgenomen. Als oorzaken kunnen worden genoemd het overhevelen van de werkzaamheden naar het bedrijf zelf of naar de lage lonen landen, de onvrede van de thuiswerkers met betrekking tot de zeer lage beloning en de overgang van de thuiswerkers naar bedrijven. Aanleiding voor de toezegging aan de Tweede Kamer waren de resultaten van een onderzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat in 1997 werd uitgevoerd, vastgelegd in het rapport van drs. H. De Vries: “Thuiswerkers onder de Arbowet, een studie naar regelgeving en arbeidsomstandigheden (Arbeidsinspectie, april 1998). Uit dat onderzoek bleek, dat, in het bijzonder in de industriële bedrijfstakken grafische-, textiel- en metaalwarenindustrie, de zorg voor goede arbeidsomstandigheden door de thuiswerkgevers op een aantal punten tekort schoot. Het ging met name om de aanwezigheid van een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E), om onveilige hulpmiddelen en het onveilig omgaan met brandgevaarlijke stoffen, De doelgroep kan als volgt worden aangegeven: • Vervaardiging van kleding, BIK’95-code 18. • Uitgeverijen en drukkerijen, BIK’95-code 22 • Vervaardiging van producten van metaal, BIK’95-code 28 • Vervaardiging van overige machines en apparaten, BIK’95-code 29 Omdat de adressen van thuiswerkgevers niet als zodanig in het bestand van de Kamer van Koophandel zijn opgenomen, werd op alle mogelijk manieren getracht om aan voldoende adressen te komen. Onder andere werd gebruik gemaakt van: • De adressenlijst, die in 1997 bij de uitvoering van het monitoronderzoek, “Thuiswerk” werd gebruikt. • De advertenties in kranten, weekbladen, en plaatselijke publicaties. • De gegevens uit de gouden gids en internet. • De kennis van verschillende inspecteurs • De informatie van vakbonden en werkgeversorganisaties. 4 • De informatie van het GAK. Toen na enkele maanden bleek dat het aantal adressen in de genoemde sectoren te klein was, werd in overleg met de betrokkenen besloten het project in alle industriële branches uit te voeren. De doelstelling zoals opgenomen in de projectomschrijving van het “Inspectieproject Thuiswerk”, project nummer A444, is als volgt gedefinieerd: • Toezicht op de naleving van de bepalingen van de Arbeidsomstandighedenwetgeving. Bij de thuiswerkgever gericht op; ∗ De aanwezigheid van de RI&E, ∗ De aanwezigheid c.q. beschikbaarheid van de benodigde gegevens m.b.t. de thuiswerker, en bij de thuiswerkplek gericht op; ∗ De aanwezigheid van een brandblusmiddel, bij werkzaamheden met brandgevaarlijke stoffen, ∗ De beveiliging van de voor het thuiswerk toegepaste apparatuur en machines ∗ Het veilig werken met gevaarlijke stoffen. • De thuiswerkgevers wijzen op hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de thuiswerkers. • Het bevorderen van het inschakelen van de arbodiensten. • Het verstrekken van informatie betreffende wet- en regelgeving. De doelstellingen werden gerealiseerd door: • de uitgevoerde inspecties. Tijdens de 132 uitgevoerde inspecties werden de volgende handhavingsinstrumenten toegepast: 79 waarschuwingen (68 hiervan hadden betrekking op de RI&E), 3 boete aanzeggingen m.b.t. het niet aanwezig zijn van een risicoinventarisatie en -evaluatie en 2 stilleggingen m.b.t. knelgevaar. • tijdens de inspecties de thuiswerkgevers op de hoogte te stellen van hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de risico’s die de thuiswerknemers lopen bij de uitvoering van thuiswerk. De thuiswerkgever werd hierbij tevens, in voorkomende gevallen, te verstaan gegeven dat de risico’s, die de thuiswerkers bij de uitvoering van hun werkzaamheden lopen, door een gecertificeerde Arbodienst moeten zijn beoordeeld en in de RI&E moeten zijn verwerkt. De conclusie is dat het aantal thuiswerkgevers sterk in aantal afneemt en dat de risico’s bij de uitvoering van het thuiswerk, in de meeste gevallen door de eenvoud van de werkzaamheden, klein zijn. Overwegend werd het thuiswerk zonder machines of apparatuur verricht. Gezien de resultaten van het project wordt de inspectieprioriteit, rekening houdend met de beperkte inspectiecapaciteit, als laag beoordeeld. 5 3. UITVOERING. In 1997 heeft de Arbeidsinspectie in opdracht van de Directie Arbeidsomstandigheden, Afdeling Arbeidstaken en Arbeidsbelasting van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid een onderzoek uitgevoerd naar de aard en omvang van het thuiswerk en de arbeidsomstandigheden waaronder het thuiswerk verricht wordt. De aanleiding hiertoe was mede het feit dat sinds 1 november 1994 thuiswerk onder de Arbeidsomstandighedenwet is komen te vallen. Uit het onderzoek, waarvan de resultaten in een verslag “Thuiswerkers onder de Arbowet, een studie naar regelgeving en arbeidsomstandigheden (Arbeidsinspectie, april 1998), auteur drs. H. De Vries, in april 1998 zijn gepubliceerd, is gebleken, dat in enkele branches, met name de grafische industrie , de textiel industrie en de metaalproducten industrie, de arbeidsomstandigheden wetgeving niet goed wordt nageleefd. De Tweede Kamer is in reactie hierop via de Vaste Kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nadere actie toegezegd. De voorbereiding en de coördinatie van de uitvoering van het inspectieproject is, mede vanwege de landelijke bedrijfstakcoördinatie voor de Grafische Industrie, in handen gelegd van Regio Zuid. In augustus 2000 is gestart met de uitvoering van het project “Inspectieproject Thuiswerk in de Grafische, Textiel en de Metaalproducten industrie”. Omdat de doelgroep, thuiswerkgevers in de bedrijfstakken grafische industrie, textiel industrie en metaalproducten industrie, niet zijn verenigd in een brancheorganisatie is het moeilijk deze op een structurele manier te benaderen. Hierdoor moest het adressenbestand van thuiswerkers in de genoemde sectoren door de deelnemende inspecteurs en/of administratie van de regio’s zelf worden opgebouwd. Hiervoor zijn onder andere de volgende mogelijkheden gebruikt. Bij deze opsomming is tevens de problematiek betreffende het verkrijgen van thuiswerkadressen aangegeven. ♦ De adressenlijst, die in 1997 bij de uitvoering van het monitoronderzoek, “Thuiswerk”, werd gebruikt. Bij de benadering van deze bedrijven bleek dat van deze lijst slechts enkele bedrijven nog thuiswerk lieten verrichten. ♦ De volgende geraadpleegde en benaderde kanalen leverden geen of een enkel bedrijf met thuiswerkers op. • Het GAK, waaraan werkgevers met thuiswerkers op grond van de Wet Informatie Arbeidsverhoudingen (WIA) opgave moeten doen. • De vakbonden. Schriftelijke reactie van FNV Bondgenoten. • De advertenties in kranten, weekbladen en plaatselijke publicaties. • De gouden gids. • Het internet. • De “oudere” ervaren inspecteurs. • De telefonische benadering van werkgevers. 6 Tijdens het telefonisch raadplegen en benaderen van de kanalen en de mogelijke bedrijven met thuiswerk werden landelijk slechts ca. 20 bedrijven verzameld, die binnen de doelgroep vielen. Mede hierdoor en omdat het verkrijgen van adressen van doelgroep-bedrijven moeilijk verliep en zeer tijdrovend was, werd in overleg met de betrokkenen begin september 2000 besloten de doelgroep uit te breiden met alle bedrijven in de industriële sector. Deze uitbreiding van de doelgroep bood nauwelijks soulaas. Uiteindelijk werd na veel moeite een bedrijvenbestand van 132 bedrijven met thuiswerkers in de gehele industriële sector opgebouwd. De oorzaak van het moeizaam verkrijgen van adressen van bedrijven met thuiswerkers ligt in het feit, dat het aantal thuiswerkbedrijven sterk is verminderd. Deze trend werd reeds in het verslag van het onderzoek “Thuiswerkers onder de Arbowet” aangegeven. Bij de evaluatie besprekingen gaven de projectdeelnemers de volgende factoren aan, betreffende de vermindering van het thuiswerk in de industriële sector: Ten aanzien van de thuiswerkgever; ♦ De verplaatsing van de productie naar de lage lonen landen, vnl. Oostbloklanden; ♦ De thuiswerkzaamheden worden in steeds meer gevallen in het productieproces van het bedrijf opgenomen; ♦ De stijgende productiekosten door onder andere het vervoer van het materiaal naar en van de thuiswerkers; ♦ De onzekerheid met betrekking tot de geleverde kwaliteit en het op tijd aanleveren. Ten aanzien van de thuiswerknemer; ♦ De lage uurtarieven (f 6,= per uur); ♦ De noodzaak om bij te verdienen is door de hoge conjunctuur minder aanwezig; ♦ De mogelijkheden om (part-time) te werken zijn sterk toegenomen; ♦ De rommel in huis, door de opslag van de goederen en de werkplek, gaat tegenstaan. Door de onbekendheid bij de uitvoering van het inspectieproject, eerste keer, en het grote aantal bedrijfstakken, die bij het project betrokken zijn, zijn de sectoren bij de voorbereiding van het project niet betrokken. Tevens is de rol, die de organisatie van de werkgevers, met betrekking tot thuiswerk, spelen, onduidelijk. Een thuiswerkgeversorganisatie heeft tijdens de uitvoering van het project om nadere informatie gevraagd. De gevraagde informatie is verstrekt. De inspectie op het adres van de thuiswerkgever, dat telefonisch was afgesproken en schriftelijk was vastgelegd gaf geen problemen. Tijdens de inspectie werd door de inspecteur uit het bestand van thuiswerkers enkele adressen gehaald. Hiervan werd na vooraankondiging een à twee thuiswerkplekken geïnspecteerd. In enkele gevallen werd de inspectie van de thuiswerkplek in aanwezigheid van de thuiswerkgever uitgevoerd. In het algemeen werd de inspectie door de thuiswerknemers, vooral in verband met de aandacht voor thuiswerkers, als positief ervaren. De inspecties van de thuiswerkplekken gaven geen problemen. Bij de inspectie van de thuiswerkplek werd de interne instructie van de Arbeidsinspectie “Bevoegdheden inspecteurs bij de inspectie van Thuiswerkers” van 25 september 1998 gevolgd. Na de inspectie werd als verslag van binnentreden van de woning een kopie van de afhandelingsbrief, die naar de thuiswerkgever wordt gestuurd, de thuiswerknemer toegestuurd. 7 De inspectie beperkte zich voornamelijk tot de inspectiepunten, die in het inspectieproject zijn opgenomen en waren gericht op ♦ de aanwezigheid van een risicoinventarisatie en -evaluatie, (RI&E), en plan van aanpak, (PvA); ♦ het beschrijven van de risico’s, die verband houden met thuiswerk in de RI&E; ♦ de administratie van thuiswerkers; ♦ de aanwezigheid, indien van toepassing, van brandblusmiddelen; ♦ de beveiliging van de in de thuiswerksituatie toegepaste machines of apparatuur en het veilig werken met gevaarlijke stoffen. De geconstateerde tekortkomingen cq overtredingen werden volgens het landelijke handhavingsbeleid afgewerkt. 8 4. RESULTATEN. De inspecties werden voornamelijk in de periode van oktober 2000 tot en met februari 2001 uitgevoerd. In genoemde periode zijn 132 thuiswerkgevers en meer dan 132 thuiswerkplekken geïnspecteerd. In een aantal gevallen werden twee thuiswerkplekken per thuiswerkgever bezocht. Omdat de hercontroles later zijn gestart zijn deze niet in deze verslaglegging meegenomen. In onderstaande tabel worden de uitgevoerde bezoeken en de toegepaste handhavingsinstrumenten in het kort samengevat. Tabel 1:Aantal en resultaten van de bedrijfsbezoeken. Activiteit Aantal 132 e Inspectiebezoeken, 1 fase Toegepaste handhavingsinstrumenten. Aantal Afhandelingsbrief 49 Waarschuwingsbrief 79 Boeteaanzegging 3 Stillegging 2* * het betrof preventieve stilleggingen In een waarschuwingsbrief kunnen meerdere overtredingen zijn opgenomen. De waarschuwingen hadden vnl. betrekking op de volgende overtredingen. Het getal heeft betrekking op het aantal geconstateerde overtredingen. Overtredingen die in totaal minder dan 10 keer vóórkomen zijn in onderstaande opsomming niet meegenomen. RI&E incompleet/nog in bewerking: Onvoldoende instructie van de thuiswerker Ondoelmatige inrichting van de thuiswerkplek Onveilige aansluiting van de electriciteit Gegevens thuiswerkers niet beschikbaar Ontbreken afscherming en knelgevaar 65 24 22 14 12 10 9 Ten aanzien van de RI&E werden de nodige tekortkomingen geconstateerd. Met name ontbrak de wettelijk vereiste aandacht voor de thuiswerker als een bijzondere categorie werknemers, ontbrak het plan van aanpak als onderdeel van de RI&E, of was de arbodienst nog niet gereed met de opstelling of toetsing van de documenten. De 3 opgestelde boeterapporten hadden betrekking op de afwezigheid van een risicoinventarisatie en -evaluatie. De werkzaamheden, die de thuiswerkers moeten verrichten, worden in de meeste gevallen zonder machines uitgevoerd. Thuiswerk, waarbij machines of apparatuur nodig zijn, is de laatste jaren sterk afgenomen. Niettemin is het aantal overtredingen i.v.m. knelgevaar, met name bij het gebruik van naaimachines, relatief hoog. Tegelijkertijd werden de potentiele gevolgen voor de gezondheid overwegend laag ingeschat. Per saldo was dan ook sprake van een beperkt veiligheidsrisico (kans x effect) De 2 stilleggingen hadden betrekking op de aanwezigheid van ernstig knelgevaar bij gebruik van machines. 10 5. BEVINDINGEN ♦ Van de 132 geïnspecteerde bedrijven bleek 50 % in het bezit te zijn van een risicoinventarisatie en evaluatie en plan van aanpak, waarin de risico’s met betrekking tot thuiswerk waren geïnventariseerd. De bedrijven, die in 1997 in het kader van de monitoring waren bezocht, hadden de risico’s betreffende het thuiswerk inmiddels allemaal in de RI&E verwerkt. Slechts 3 bedrijven bleken niet in het bezit te zijn van een RI&E en hadden daartoe ook geen opdracht aan een arbodienst verstrekt. De thuiswerkgevers zijn in het algemeen goed op de hoogte van de wettelijke voorschriften, maar nemen in een aantal gevallen een afwachtende houding aan. ♦ Uit de inspecties bij de thuiswerkers blijkt dat zij nauwelijks informatie en instructie ontvangen betreffende hun werkzaamheden. Thuiswerk wordt door de werkgever gezien als iets simpels, dat zonder instructie door iedereen kan worden gedaan. Het geven van instructie aan thuiswerkers wordt volgens de thuiswerkgevers bemoeilijkt door de grote wisselingen in thuiswerkers en de zeer uiteenlopende werksituaties in de privé woning. De 24 gevallen waarbij, tijdens de inspectie, een tekort aan instructie werd geconstateerd, had voornamelijk betrekking op het gebruik van machines en apparaten, en de fysieke belasting, veel zittend werk, repeterend werk, hoge werkdruk en tillen. ♦ In 22 gevallen bleek de inrichting van de thuiswerkplek reden voor het geven van een waarschuwing aan het adres van de thuiswerkgever. In verband met ruimtegebrek in de privé woning en het regelmatig opruimen van de bij de activiteiten horende goederen omdat in vele gevallen de keukentafel en -stoelen worden gebruikt, stuit een doelmatige en functionele inrichting van de thuiswerkplek op praktische problemen. ♦ Het thuiswerk bestaat voornamelijk uit eenvoudige zeer uiteenlopende werkzaamheden, zoals vouwwerk, inpakwerk, montagewerk, enveloppen vullen, nietwerk en schillen van aardappelen. In enkele gevallen wordt gebruik gemaakt van een machine. Hierbij wordt de naaimachine, voor het naaien van textiel en leer, het meest aangetroffen. Uit de inspecties blijkt in 14 gevallen de elektrische aansluiting niet geheel in orde. In 10 gevallen was knelgevaar aanwezig. Indien met machines of apparaten gewerkt moet worden, worden deze door de thuiswerkgever ter beschikking gesteld. Het onderhoud van de machines wordt in bijna alle gevallen door de thuiswerkgever verzorgd. ♦ In slechts 3 thuiswerksituaties werd geconstateerd dat met gevaarlijke stoffen werd gewerkt. Bij de beoordeling van deze situaties is de regionale specialist arbeidshygiëne ingeschakeld. 11 6. CONCLUSIES. ♦ Het aanbod van thuiswerk is sterk gedaald. Eenvoudige werkzaamheden worden steeds meer naar de lage lonen landen overgeheveld. De kosten, waaronder het arbeidsloon en de transportkosten, stijgen en de onzekerheden met betrekking tot de kwaliteit en op tijd kunnen leveren van de producten worden groter. ♦ De animo om thuiswerk te verrichten is door de verbeterde economische situatie, het lage arbeidsloon en de ongemakken in de thuissituatie, sterk gedaald. ♦ Bij het opstellen van de risicoinventarisatie en -evaluatie wordt door de betrokken arbodiensten weinig tot geen aandacht besteed aan de risico’s bij thuiswerksituaties. Kennelijk zijn de arbodiensten zich niet bewust van deze categorie van werknemers. In de thuiswerksituaties worden weinig machines of apparaten toegepast. Uit de inspecties blijkt dat de veiligheid met betrekking tot de toegepaste eenvoudige machines en apparaten geen groot probleem vormt. Hoewel de kans op knelgevaar, met name bij het gebruik van naaimachines, relatief hoog was, werd het effect voor de gezondheid overwegend laag ingeschat. Per saldo was daarom sprake van een beperkt veiligheidsrisico (kans x effect) ♦ Tijdens de inspecties is gebleken dat het werken met gevaarlijke stoffen in de thuiswerksituatie bijna geheel is verdwenen. ♦ Uit de gesprekken met de projectdeelnemers blijkt dat het opbouwen van een bruikbaar adressenbestand met betrekking tot thuiswerkgevers op veel problemen stuit en zeer tijdrovend is. Een registratie van bedrijven met thuiswerkers is een must om een adequaat en efficiënt inspectieprogramma in uitvoering te nemen. Gezien het bovenstaande is er geen reden om blijvend hoge prioriteit toe te kennen aan inspecties met betrekking tot industrieel thuiswerk. 12