LESVOORBEREIDINGSFORMULIER (LVF) Stationsstraat 36 3590 Diepenbeek tel 011 350429 fax 011 350428 e-mail [email protected] www.cvolimlo.be Naam en voornaam student Ayten Yildirim Lesgroep DCO Lector Lesonderwerp / agenda Doelstellingen Jan Schoenmakers Discriminatie BSO, 2de graad 2de leerjaar Auto, Elektro, Bouw Onderwijsvorm, en Hout studierichting, graad, leerjaar, vak ALTEA Genk Stageplaats Datum en uur 4 oktober 2016 om 18.00 uur 1 Leerplandoelstelling(en): Cluster spreekvaardigheid Leerplandoelstelling 6 De leerlingen kunnen eigen mening en gevoelens uiten. Cluster organisatie eigen leven Leerplandoelstelling 24 De leerlingen kunnen omgaan met formele en informele afspraken, regels en procedures. Cluster eigen regio Leerplandoelstelling 27 De leerlingen kunnen een beroep doen op diensten of instellingen waar ze met vragen, klachten of meldingen terecht kunnen. http://pro.g-o.be/blog/documents/2012-017.pdf 1 2 Hoofddoel: De leerlingen moeten het begrip discriminatie uitgebreid kunnen omschrijven, met aandacht voor de kernbegrippen stereotypen, vooroordelen en discriminatiegronden, en hierover zinvol reflecteren. 3 Lesdoelstellingen: 1. De leerlingen kunnen aan de hand van aangereikte theorie minimum 2 voorbeelden uitwerken uit de dagelijkse realiteit van stereotypes (vaardigheden). 2. De leerlingen kunnen het begrip vooroordeel definiëren (kennis). 3. De leerlingen kunnen aan de hand van aangereikte theorie minimum 2 voorbeelden uitwerken uit de dagelijkse realiteit van vooroordelen (vaardigheden). 4. De leerlingen kunnen het begrip discriminatie definiëren aan de hand van de aangereikte begrippen (kennis). 5. Leerlingen kunnen minstens 5 discriminatiegronden opsommen (kennis). 6. De leerlingen wachten hun beurt af in een discussie (attitude). Beginsituatie 1 Leerling: Kennis: Specifieke voorkennis mbt het vak De vorige lessen hadden we het over pesten op school gehad, ook hier was er sprake van slachtoffer, pester, … Deze les zal gaan over stereotype, vooroordeel en discriminatie. Algemene voorkennis mbt leefwereld/andere vakken Leerlingen weten wat “naar elkaar luisteren” betekent, dit werd ook in de voorgaande lessen toegepast. Ik veronderstel dat de leerlingen vanuit hun leefwereld een situatie rond stereotype, vooroordeel of discriminatie gehoord hebben, … waardoor dat als aanknoping kan gebruikt worden. Ik veronderstel dat de leerlingen vanuit hun leefwereld iemand kennen die gediscrimineerd werd, welke als voorbeeld in het gesprek gegeven kan worden. De leerlingen van de bouw hadden tijdens de les “vakantiewerk” aangehaald dat de Polen profiteurs zijn, omdat ze hun job afpakken. De leerlingen spreken tijdens de pauze elkander aan met bijnamen zoals bruine, Turk, homo, kleine, reus, … Vaardigheden: Leer- en denkstrategieën: De meeste leerlingen maken vooral gebruik van eerder oppervlakkige leerstrategieën zoals van buiten leren. Dit leidt niet altijd tot de gewenste resultaten. Ik wil als leraar de leerlingen stimuleren om meer grondige leer- en denkstrategieën te ontwikkelen door de leerlingen te ondersteunen in samenvatten, verbanden leggen, kritisch reflecteren … zodanig dat ze 2 op een meer inzichtelijk niveau zich de leerstof eigen maken. Leerstijlen: De meeste leerlingen willen al doende leren en tonen belangstelling voor het onmiddellijk bruikbare. Ze leren vooral van het handelen in concrete situaties en minder van droge theoretische uiteenzettingen. Attitudes: De leerlingen waren tijdens de de workshop van Unia aandachtig. Verwacht hier van de leerlingen dat ze dezelfde interesse zullen tonen. De leerlingen hebben meer aandacht als er via verschillende werkvormen thema’s worden aangereikt. 2 Groep: De klas bestaat uit 10 leerlingen, allen jongens, waarvan: o o o o o De klas 2 leerlingen van Turkse origine 4 leerlingen van Marokkaanse origine 1 leerling afkomstig uit Ghana (nieuwkomer, woont al 2 jaar in België) 2 leerlingen van Italiaanse afkomst 1 Leerling van Belgische origine is nogal rustig, aangezien ze in de voormiddag praktijklessen hebben gehad. 3 Omgeving: In de klas is er een beamer, scherm, PC en internet voorzien. Er is eveneens ontvangst van WIFI. Geraadpleegde bronnen Bronnen op eigen niveau: Enerzijds. Anderzijds : over omgaan met discriminatie, diversiteit en migratie, Jozef de Witte, Leuven: LannooCampus, 2012 http://www.art1.nl/artikel/10123-vooroordelen_discriminatie_en_racisme http://werk.be/sites/default/files/vakbonden_-_vormingspakket.pdf http://www.slideshare.net/maatschappijleersjm/9-vooroordelen-stereotypen-discriminatie https://www.acv-online.be/Images/Deel-1-Vraag-1-tcm183-316771.pdf http://www.discrinimeer.be/ Bronnen op niveau van leerling: www.klasse.be Media Bord, Film “huur” – USB stick voor het geval als smartschool niet werkt, 3 Uitnodigingskaarten, Bundel leerlingen (cursusmateriaal), Minstens vier zoetigheden (drop, lokum, suikerwafels, honinggebak (Bligha)) De groene en rode kaarten met vermelding “feit” of “mening”, Geluidbox voorzien, eventueel kabels voor aansluiting geluidsbox, Eigen laptop als reserve meenemen, Krijt (rood en groen) en whiteboard marker voorzien. Powerpoint. 4 PER LESFASE: vermelding nr lesdoelstelling + hoe controleren of doel is bereikt UITSCHRIJVEN LESAANPAK: TIJD Motivatiefase 10 min o.a. lesfasen, werkvormen, media, evaluatie … FEEDBACK mentor/begeleider Werkvorm: ijsbreker Media: bord, zoetigheden Ik vertel dat de les van vandaag zal gaan over stereotypes, vooroordelen en discriminatie. Ik vraag de leerlingen om hun agenda in te vullen en noteer op het rechterbord: Agenda: Stereotype, vooroordeel en discriminatie. “Verjaardagsfeest prins Emmanuel” Ik geef aan dat ik het thema met zoetigheden wil aanvatten omdat het onderwerp discriminatie een zware thema is. De zoetigheden zijn er ter gelegenhed van de verjaardag van Prins Emmanuel. En bij een feestje hoort een uitnodigingskaart. Ik deel de uitnodigingen uit. Ik vraag de leerlingen om de zoetigheid en het land waarbij deze hoort te benoemen en vraag vervolgens wat ze vinden van de verschillende landen waaruit de snoep komt (stereotype). Dan vraag ik de leerlingen die een rode uitnodiging hebben gekregen om naar voren te komen en te proeven van deze lekkernij. Leerlingen met de groene uitnodigingen mogen helaas niet proeven en moeten op hun plaats blijven zitten (discriminatie). Vervolgens vraag ik aan de leerlingen hoe de zoetigheden smaken (mening). De leerlingen mogen na het proeven terug gaan zitten. Als afsluiter van de motivatiefase vraag ik de leerlingen wat ze ervaren hebben tijdens het verjaardagsfeestje. 5 1+6 Vragen stellen om te checken of de uitleg begrepen is. Ik geef aan dat ze stapsgewijs zullen ontdekken wat discriminatie juist betekent. Leerfase/informatieverwervingsfase 1 5 min Werkvorm: klasgesprek Media: Foto Ik geef aan dat we de zoetigheden per land hebben gekoppeld, en dat er voor meerdere landen stereotype kenmerken zijn. Overhandig de leerlingen de foto “de wereld zoals we ze kennen” en vraag welk land hem of haar het meeste aandacht trekt. 1+6 Vragen stellen om te checken of de uitleg begrepen is. Leerfase: Informatieverwervingsfase 2 Werkvorm:onderwijsleergesprek 10 min Media: bord, cursusmateriaal Ik geef aan dat we nu gaan inzoomen op het begrip stereotype aan de hand van een klassikale oefening. Ik noteer het begrip stereotype op het linkerbord. Ik teken op het middenbord een tabel met vier kolommen en noteer landen in het titelvakje. Vervolgens verduidelijk ik wat ik van de leerlingen verwacht: - Ik vraag de leerlingen om typische kenmerken te geven per land. - Als het antwoorden niet vlot gebeurt, stel ik volgende ondersteunende vragen: 1. Een ……..is …… 2. Een …….praat ….. 3. Een …..heeft….. 4. Een …. roept bij mij ….op 5. Een ….ziet er….. 6. Een ……voelt….. 7. Een ……eten/drinken…. 6 Als ik merk dat de leerlingen geen negatieve kenmerken durven geven, geef ik de leerlingen zelf een voorbeeld aan zoals “vuil/vies”. Ik vraag de leerlingen dat ze uit de bol mogen gaan wet betreft het geven van kenmerken. Nadat het tabel is ingevuld, vraag ik: - Waar veel positieve aspecten staan? In het groen (zelf aanduiden of een leerling laten aanduiden) - Waar veel negatieve aspecten staan? In het rood aan (zelf aanduiden of een leerling laten aanduiden) Nadat ik (of de leerling) de positieve en negatieve aspecten in kleur heb aangeduid, stel ik volgende vragen: - bij welke landen het meeste in groen staat en bij welke het meeste in het rood? - hoe zou dat zou komen? - waarom dat positief is? - waarom dat negatief is? Ik haal voorbeelden uit het tabel en vraag of het waar is dat bvb “alle Nederlanders klompen dragen”. Ik vraag aan de leerlingen wat ik met deze zin doe “Alle Nederlanders dragen klompen”. Als er het antwoord gegeven wordt “veralgemenen” noteer denken/veralgemenen op het linkerbord achter het woord stereotype. 2+3+6 Antwoorden op de oefeningen 10 Werkvorm: stellingenspel min Leerfase/informatieverwervingsfase 3 Media: cursusmateriaal, groene en witte kaarten Ik noteer het begrip vooroordeel op het linkerbord en verwijs naar het tabel dat elk vooroordeel een stereotype is met een emotionele lading (gevoel). Ik noteer het woord gevoel op het linkerbord achter het woord vooroordeel. Ik geef de leerlingen uitleg dat ik beweringen zal voorlezen en dat zij met de groene of rode kaarten moeten aangeven of het een feit of een mening is. 7 Op de groene kaart staat “Feit” vermeld en op de rode kaart staat “Mening” vermeld. Ik overloop telkens wie denkt dat het een feit/mening is en waarom? Ik geef aan dat je van mening kan verschillen, maar dat feiten waar zijn. Ik vraag de leerlingen waarop vooroordelen gebaseerd zijn? “Vooroordeel is een stereotype met een emotionele lading, vooroordelen zijn meningen waarvan we uit gaan dat ze waar zijn.” 4+5+6 Vragen stellen om te checken of de uitleg begrepen is. Leerfase/informatieverwervingsfase 4 Werkvorm: klasgesprek Media: filmpje 13 min Ik geef aan dat het filmpje gaat over discriminatie. Ik vraag om het filmpje te bekijken en vraag welke handeling hierin voorkomt? Ik bevestig dat het inderdaad discriminatie is omdat de huurder het appartementje niet wil verhuren aan alleenstaande zwangere vrouw. Ik benadruk dat “Het niet willen verhuren is een handeling / een gedrag”! En verduidelijk dat discriminatie een ongelijke behandeling is op basis van kenmerken (discriminatiegronden). Ik vraag of de leerling zelf of een kennis een ongelijke behandeling heeft ervaren: wat was de handeling + wat was de discriminatiegrond/kenmerk. Ik noteer het woord “discriminatiegronden” op het bord, en noteer de antwoorden op het bord. Ik definieer het begrip discriminatie “Discriminatie is ongelijk behandelen van mensen op basis van criteria of kenmerken” en noteer op het linkerbord “discriminatie: handelen/waarheid”. slotfase 8 2 min Ik 1. 2. 3. 4. stel volgende vragen aan de leerlingen: Wie kan mij de begrippen opsommen die we vandaag geleerd hebben? Wie weet nog wat een stereotype is? Hoe kan een stereotype ontstaan? Hoe kan een vooroordeel ontstaan? Of wat kan aanleiding geven voor het hebben van een vooroordeel 5. Of wie kan me een vooroordeel formuleren. 6. Waarom is deze uitdrukking een vooroordeel. 7. Leg in het kort discriminatie uit? Denk bvb aan het filmpje? 8. Wat maakt dat er discriminatie is, welke elementen komen bij een discriminatie voor? 9. Hoe kan discriminatie ontstaan of wat kan aanleiding geven tot discriminatie? 10. Leg uit welk verband er is tussen vooroordeel en stereotype? Terwijl ik de vraag stel wijs ik op het linkerbord naar de kernbegrippen. 11. Een ongelijke behandeling zou jij dat leuk ervaren? Waarom wel/niet? Stereotype denken en vooroordeel kunnen gemakkelijk omslaan tot discriminatie. Discriminatie, het ongelijk behandelen van mensen, strafbaar is. Maar naast dat het strafbaar is dat we met bepaalde uitspraken, meningen, vooroordelen mensen kunnen kwetsen. En dat we ons in de plaats van die persoon moeten zetten, dat we ook ooit kunnen gediscrimineerd worden of gekwetst worden. Ik herinner de leerlingen nogmaals dat ze een taak hebben tegen de volgende les. Ik geef aan dat de volgende les zal gaan over racisme. Mocht er toch nog tijd overblijven, dan kan er met de leerlingen naar de filmpjes van discrinimeer gekeken worden. www.discrinimeer.be 9 BORDSCHEMA Stereotype: denken/veralgemenen Stereotype: denken/veralgemenen Vooroordeel: gevoel/waarheid Marokko Marokko Polen Polen Syrië Syrië Agenda: Stereotype, voororodeel en discriminatie Mexico Agenda: Stereotype, voororodeel en discriminatie Agenda: Stereotype, voororodeel en discriminatie Stereotype: denken/veralgemenen Vooroordeel: gevoel/waarheid Mexico Discriminatie op grond van ……. Discriminatie: gedrag/waarheid 10