Antwoordvel Webquest Bodem en bemesting (niveau 4) Print dit antwoordvel uit en schrijf de antwoorden hierop. Je kunt het antwoordvel ook invullen op de computer (Word). Sla het antwoordvel op in je portfolio. Naam: Datum: 1. Opdracht: Bodem en Substraat Maak een overzicht van de verschillende grondsoorten in Nederland en geef per grondsoort aan wat de belangrijkste eigenschappen ervan zijn. Zet deze gegevens in een tabel in ‘Word’. Op welke grondsoort ligt de meeste boomteelt in Nederland? Uit welke hoofdbestanddelen bestaat een goede bodem? Geef een indeling naar korrelgrootte van de gangbare grondsoorten. Verklaar waarom een goede verhouding van de hoofdbestanddelen voor een goede plantontwikkeling belangrijk is. Wat gebeurt er als er te veel of te weinig van het een en ander aanwezig is? Geef in je eigen woorden in ongeveer 20 zinnen aan waarom de bodem of het substraat zo belangrijk is voor de teelt. 2. Opdracht: Bodemstructuur en bodemverdichting Noem enkele nadelen van een verdichte bodem. Wat kan een teler doen om de bodemstructuur goed te houden en te zorgen dat er geen verdichting optreedt? Noem enkele nadelen die het bewerken van de bodem met zich meebrengt. 3. Opdracht: Gebruik van compost in de boomkwekerij Noem 5 voordelen van compost ten opzichte van het gebruik van andere meststoffen. 1. 2. 3. 4. 5. Noem enkele nadelen van compost. Is gft-compost bruikbaar als stikstofbemester? Hoeveel % stikstof bevat gft-compost ongeveer? (afgerond op hele procenten). Mag een boomkweker die onder milieukeur teelt de Orgapower Biostimulatoren compost gebruiken? 4. Opdracht: Substraat voor de boomkwekerij Maak een tabel waarin je een vergelijking maakt tussen de aangeboden mengsels voor coniferen, ericacea (heide), sierheesters en vaste planten. Noteer in de tabel de omschrijving, pH en EC. Mengsel Coniferen Ericaceae Sierheesters Omschrijving pH EC Vaste planten Welk mengsel is het meest zuur? Kun je heide telen op kleigrond? Leg uit waarom wel of niet. Welk mengsel heeft de laagste EC? Leg uit wat dat betekent. In stekgrond zit meestal perlite. Wat is de functie van perlite? Wat zie je aan een plant als er calciumgebrek optreedt? Welke meststoffen zorgen voor een lagere pH in de bodem? Welke meststoffen zorgen voor een hogere pH in de bodem? 5. Opdracht: Nieuwe mestwetgeving Wat is de fosfaatgebruiksnorm? In het nieuwe mestbeleid wordt aangeraden langzaam vrijkomende meststoffen te geven. Waarom is dit? Noem een bekende snelwerkende meststof. Wat zijn de voordelen van het geven van dierlijke mest volgens het nieuwe mestbeleid? Boomkwekers gebruiken steeds meer gecoate mestkorrels. Wat zijn de voordelen hiervan? In het bemestingsplan kan een onderscheid worden gemaakt in strategische en operationele maatregelen. Leg uit wat dit inhoudt. Welke maatregelen kan een teler nemen om te voorkomen dat er meststoffen in het grondwater terecht komen? 6. Opdracht: Vanggewas Welke gewassen mogen door boomtelers worden gebruikt als vanggewas? Wat zijn mogelijke nadelen van de teelt van vanggewassen? Als je een laanbomenteler moet adviseren over het wel of niet toepassen van vanggewassen, wat zou je hem dan vertellen? Mag je komende herfst coniferen planten op gehuurd grasland? Leg uit waarom wel of niet. 7. Opdracht: Functie van meststoffen Wat is de functie van de meest gebruikte meststoffen (hoofdelementen)? Meststof (hoofdelementen) functie Noem een langzaamwerkende meststof die geschikt is voor de boomteelt en waarin 4-5% magnesium zit. Noem een meststof waarmee je de pH van de bodem kunt verhogen. Welke soorten potgrond worden er op het stagebedrijf gebruikt? Waar worden de verschillende soorten potgrond voor gebruikt? Wat zijn de specifieke eigenschappen van de soort grond? Zijn er speciale stoffen of materialen toegevoegd aan de grond? 8. Opdracht: Maak een bemestingsplan Bepaal de uitgangssituatie. Welke 2 gewassen heb je gekozen: Verdiep je in de gebreksverschijnselen die bij de gekozen gewassen op kunnen treden en maak hier een overzicht van. Bestudeer de percelen of gewassen en stel de benodigde acties in grote lijnen op. Breng hierbij de percelen in kaart, vermeld slechte hoeken in het perceel en beschrijf of teken hoe je het grondmonster gaat nemen. Teken ook de looproute voor het steken en vermeld hoeveel ‘prikken’ je neemt. Bepaal hoeveel mest er nodig is voor de teelt van de gewassen en het behoud van het organische stofgehalte van de grond. Ga uit van een deel organische mest en een deel kunstmest. Geef duidelijk aan waarom je juist voor deze meststoffen kiest. Maak uiteindelijk een plan wanneer je welke meststoffen gaat gebruiken en in welke hoeveelheid. Ook geef je aan hoe je de meststoffen gaat toedienen en hoeveel tijd dit kost; denk bijvoorbeeld aan rijenbemesters, bladbemestingsapparatuur, breedwerpige strooiers, etc. Houd rekening met dilemma’s als milieu t.o.v. productie, kwaliteit t.o.v. kwantiteit, etc. 10. Opdracht: Wat heb je geleerd? Welke kennis en vaardigheden heb je opgedaan in deze opdracht? Kruis aan en vul in: 0 informatie zoeken op internet 0 rapporteren en presenteren 0 samenwerken 0 kritisch lezen 0 .................................................... 0 .................................................... 0 ....................................................