Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau nummer 23 | juli 2013 De sociale opbrengsten in het basisonderwijs In april/mei 2011 is het eerste peilingsonderzoek naar de sociale opbrengsten in groep 8 van het basisonderwijs uitgevoerd. Onderzocht zijn de opbrengsten op het gebied van sociale competentie, burgerschap en morele ontwikkeling. Aan het onderzoek hebben 137 klassen en 2658 achtstegroepers meegedaan. De belangrijkste conclusies zijn in deze PPON informeert bij elkaar gezet. Sociale competentie Project PPON Sinds 1987 onderzoekt het project Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON) de leeropbrengsten in het basisonderwijs. Intussen heeft PPON over vrijwel alle leerstofdomeinen in het basisonderwijs gerapporteerd. In 2010 is PPON begonnen aan de vijfde cyclus peilingsonderzoeken. Naast Nederlandse taal, rekenenwiskunde en wereldoriëntatie, inclusief Burgerschap, zal er ook opnieuw aandacht zijn voor Engelse taal. PPON is een project van Cito en wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. juli 2013 Onderwijsaanbod Belang van sociaal-emotionele competentie Vrijwel alle leerkrachten vinden het belangrijk of zeer belangrijk dat scholen aandacht besteden aan de sociaal-emotionele competenties van de leerlingen. Er is echter een kleine groep van 10% die dat zeer onbelangrijk vindt. De gemiddelde leerkracht heeft de laatste drie jaar bijna twee na- of bijscholingscursussen op het terrein van sociale competentie gevolgd. Van de leerkrachten volgde 28% de laatste drie jaar geen enkele cursus, 31% volgde er één, 15% twee, 15% drie en 12% vier of meer. Schoolbeleid Van scholen wordt verwacht dat zij een beleid hebben op het gebied van sociale competentie. Volgens de leerkrachten kent 43% van de scholen een duidelijk beleid met betrekking tot het ontwikkelen en evalueren van de sociaal-emotionele competenties van de leerlingen (dat de basis vormt voor het planmatig werken aan sociale competentie in alle leerjaren en dat door het hele team wordt uitgevoerd). Het snel en adequaat reageren op probleemgedrag zoals pesten en agressie is een van de kwaliteitscriteria waar de Inspectie in het toezicht op het onderwijs op let. Volgens bijna twee derde (63%) van de leerkrachten is er op hun school sprake van een duidelijk beleid “met uitgangspunten, richtlijnen en regels voor het signaleren, voorkomen en aanpakken van probleem­gedrag dat bij iedereen bekend is en dat door het hele team wordt uitgevoerd”. Op ruim de helft van de scholen wordt de veiligheids­beleving van leerkrachten en leerlingen ten minste één keer in de twee jaar in kaart gebracht, maar op een kwart van de scholen gebeurt dat nooit. Gebruik van methoden en lesmateriaal Leerkrachten kunnen de sociale competenties van de leerlingen verder ontwikkelen met een methode of met losse programma’s. Een methode biedt doelen, leerlijnen en lessen voor het hele leerjaar. Een los programma bestaat uit een project of een serie lessen over een bepaald onderwerp gedurende een korte periode. Van de leerkrachten gebruikt 24% noch een methode noch een of meer losse programma’s, 41% gebruikt alleen een methode, 16% gebruikt alleen losse programma’s en 19% gebruikt zowel een methode als een of meer losse programma’s. De gemiddelde leerkracht geeft ruim twee volledige lessen per maand met een methode. Het meest gebruikt worden: Leefstijl, Kinderen en hun sociale en morele talenten, Kanjermethode en De vreedzame school. De gemiddelde leerkracht heeft in het schooljaar 2010-2011 tussen de Lees verder op de volgende pagina Vervolg van pagina 1 drie en vier lessen met een of meer losse programma’s gegeven. Van de vele losse programma’s worden Beter omgaan met jezelf en de ander, Soemokaarten en de restcategorie ‘Overige losse programma’s’ het meest genoemd. Behalve in volledige lessen kunnen leerkrachten ook tussen de bedrijven door aandacht schenken aan de sociale competenties van de leerlingen. Denk bijvoorbeeld aan het uitpraten van ruzies tussen leerlingen of het geven van een complimentje om het zelfbeeld te versterken. Dit kan zowel tijdens de lessen taal, rekenen en wereld­ oriëntatie als tijdens de pauzes plaatsvinden. Slechts één leerkracht (1%) zegt tussen de bedrijven door geen aandacht aan de sociale competenties van de leerlingen te besteden. Van de overige leer­ krachten die dat wel doen, loopt de tijdbesteding zeer sterk uiteen. Een vijfde (20%) van alle leerkrachten besteedt er enkele minuten per dag aan, 36% een kwartier, 30% een half uur en 13% minimaal één uur. Sociaal gedrag en probleemgedrag Burgerschapsattituden en -vaardigheden De laatste jaren heeft burgerschap een prominente plaats gekregen in het overheidsbeleid en de wet- en regelgeving. De burgerschaps­ attituden van de gemiddelde achtstegroeper kunnen als gematigd positief gekarakteriseerd worden. Dat geldt vooral voor de bereidheid om ieders stem te willen horen en maatschappelijk verantwoord te handelen. De achtstegroepers schatten hun eigen burgerschaps­ vaardigheden relatief hoog in. Dat geldt nog het meest voor de vaardigheden in het democratisch handelen, dit wil zeggen het naar voren kunnen brengen van het eigen standpunt en het kunnen luisteren naar standpunten van anderen. Morele ontwikkeling We hebben de leerkrachten gevraagd het gedrag van hun leerlingen in de lessen te beoordelen. Het leeuwendeel van de leerlingen gedraagt zich volgens de leerkrachten op een sociale manier (d.w.z. aardig, behulpzaam, deelt makkelijk, houdt rekening met anderen). Probleemgedrag blijkt weinig voor te komen. Dat geldt niet alleen voor naar buiten gericht probleemgedrag tijdens de lessen, zoals ongehoorzaamheid, dwars en tegendraads gedrag en schelden. Ook hebben maar weinig leerlingen naar eigen zeggen last van naar binnen gericht probleemgedrag, zoals hoofdpijn, zich zorgen maken, snel bang zijn, somberheid, huilbuien, geringe zelfwaardering, concentratieproblemen en slapeloosheid. Sociale denkfouten Sociale informatieverwerking Om moreel te kunnen handelen moeten leerlingen zich kunnen inleven in de gedachten, emoties en bedoelingen van anderen. De leerlingen in ons onderzoek zeggen zich over het algemeen goed in het leed en het verdriet van anderen te kunnen verplaatsen. Leerkrachten hebben meestal een zeer positief beeld van het inlevingsvermogen van de leerlingen. Het gaat dan om het inzicht in de eigen gevoelens en emoties en om het vermogen zich in anderen te verplaatsen, met anderen mee te leven en het voor anderen op te nemen. Een gebrekkige verwerking van sociale informatie kan een belangrijke oorzaak zijn van agressief gedrag. Getrainde interviewers hebben de leerlingen een aantal alledaagse sociale situaties voorgelegd. Daarin werd de leerling door een leeftijdgenoot gestoord of benadeeld, terwijl niet duidelijk was wat de emoties en intenties van deze leeftijdgenoot zijn. De vaardigheid in het verwerken van sociale informatie blijkt weinig te wensen over te laten. Zo blijken leerlingen in conflictsituaties doorgaans goed in staat om de eigen emoties te herkennen en te benoemen, de emoties en bedoelingen van anderen te interpreteren, een passende reactie voor te bereiden en het effect van deze reactie te evalueren. Zelfbeeld en motivatie Nagenoeg alle leerlingen blijken sterk gemotiveerd om het volgend schooljaar in het voortgezet onderwijs hun beste beentje voor te zetten. Weinig leerlingen ervaren een sterke prestatiedruk van ouders en de leerkracht. Een duidelijke uitzondering op de positieve uitkomsten vormt het beeld van de eigen competentie in lezen en rekenen. Uit het onderzoek blijkt dat leerlingen daarin sterk van elkaar verschillen. En dat geldt ook voor de interesse in en de motivatie voor lezen en rekenen. Wij vonden een duidelijke tweedeling in een groep lezers en rekenaars met een negatief zelfbeeld en een lage motivatie en een groep met een positief zelfbeeld en een hoge motivatie. Deze bevinding geeft aanleiding tot bezorgdheid. Overigens hebben we niet kunnen nagaan hoe het komt dat een aanzienlijk deel van de leerlingen zo problematisch reageert op deze twee kerntaken van het onderwijs in het cognitieve domein. Positief, veilig en ordelijk school- en klasklimaat Een positief, veilig en ordelijk klimaat op school en in de klas is een belangrijke voorwaarde voor sociaal en cognitief leren. De overgrote meerderheid van de leerlingen blijkt op school in sociaal opzicht goed te functioneren. Vrijwel iedereen vindt het leuk op de basisschool, voelt zich daar thuis en vindt dat de sfeer goed is. De houding ten opzichte van de leerkracht is vrijwel altijd zeer positief. Leerlingen ervaren hun klasgenoten overwegend als aardig, behulpzaam en respectvol. De agressieve gebeurtenissen waar we naar hebben gevraagd blijken in de klassen zeer weinig voor te komen. Al met al gaat het dus goed met het sociale functioneren van leerlingen in het basisonderwijs. Deze positieve conclusie is in overeenstemming met recent onderzoek van Unicef waaruit blijkt dat Nederlandse jongeren het gelukkigst zijn van alle kinderen in de ontwikkelde wereld. ppon | informeert Sociale denkfouten spelen een belangrijke rol in het ontstaan en in stand houden van agressief gedrag. Voorbeelden zijn ‘Als ik mensen uitlach, is het hun eigen schuld’, ‘Sommige kinderen vragen om een pak slaag’ en ‘Schelden is niet erg, het doet toch niemand pijn’. Deze verkeerde interpretaties worden ook wel zelfbeschermende vertekeningen of denkfouten genoemd (Engels: self-serving cognitive distortions) omdat ze het eigen belang dienen en het geweten sussen. Basisschoolleerlingen blijken weinig van deze sociale denkfouten te maken. Inlevingsvermogen Moreel oordelen en rechtvaardigen Op een enkele uitzondering na blijken alle leerlingen morele principes belangrijk te vinden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het nakomen van een belofte, de waarheid vertellen, iemand helpen, niet stelen en je aan de wet houden. Vrijwel alle leerlingen staan sterk afwijzend tegenover fysieke, materiële en relationele agressie. Normoverschrijdingen zoals stompen, slaan, uitlachen, schelden en iets stukmaken worden massaal als niet acceptabel en ernstig beschouwd. Echter, een flink deel van de leerlingen heeft begrip voor de dader en keurt fysieke agressie goed als het reactieve ofwel uitgelokte agressie betreft. Verschillen tussen leerlingen Hoe groot zijn de verschillen tussen verschillende groepen leerlingen? We hebben gekeken naar verschillen op basis van geslacht, doubleren, opleidingsniveau van de ouders, thuistaal, geboorteland van de ouders, gezinssamenstelling en geloof. Van deze achtergrondkenmerken blijkt het geslacht voor het sociale functioneren het meest belangrijk. De sociale cognities, houdingen en vaardigheden van meisjes zijn overwegend gunstiger dan die van jongens. Allochtone leerlingen hebben soms een wat optimistischer beeld van hun eigen sociale functioneren dan autochtone leerlingen. Voorbeeldopdracht Morele evaluatie en rechtvaardiging Voor het onderdeel Morele evaluatie en rechtvaardiging kregen de leerlingen zes opdrachten voorgelegd, ook wel vignetten genoemd. Elke opdracht bestaat uit een verhaaltje met daarbij een illustratie. De verhaaltjes beschrijven alledaagse sociale situaties waarin sprake is van een morele normoverschrijding. De norm­overschrijdingen hebben betrekking op allerlei vormen van agressie en opstandig gedrag. De verhaaltjes beogen gevoelens van onder meer empathie, medelijden, verontwaardiging en boosheid op te roepen. In het overzicht zijn de verhaaltjes kort samengevat. Daaronder staat de illustratie bij de tweede opdracht: Hard slaan. Opdracht 2: Hard slaan Sterre gaat naar een verjaardagsfeestje. Ze doet haar mooiste kleren aan. Als Fabian haar ziet, zegt hij: ‘Wat zie jij er stom uit!’ Sterre slaat Fabian heel hard tegen zijn hoofd. 1 Is het goed of fout van Sterre om Fabian te slaan? Helemaal fout Fout Goed Helemaal goed 2 Hoe erg vind je het van Sterre dat ze Fabian slaat? Opdracht Beschrijving 1 Een stomp geven Max en Job zijn aan het knikkeren. Pim komt aanlopen. Heel erg Erg Beetje erg Niet erg Hij geeft Job een stomp in zijn buik. 2 Hard slaan 3Uitlachen Sterre gaat naar een verjaardagsfeestje. Ze doet haar 3 Waarom vind je het goed of fout van Sterre dat ze Fabian slaat? mooiste kleren aan. Als Fabian haar ziet, zegt hij: ‘Wat zie jij er stom uit!’ Sterre slaat Fabian heel hard tegen zijn hoofd. Youssef vertelt in de klas over zijn vakantie. Hij stottert een beetje. Maartje lacht hem uit. Youssef schaamt zich. 4Terugschelden Kika en Julia hebben ruzie. Kika scheldt Julia uit voor dikzak en stommerd. Julia scheldt terug. 5 Boos worden Mark zit op zijn kamer. Zijn moeder vraagt hem of hij zijn kamer wil opruimen. Mark heeft er geen zin in. Hij wordt boos en roept: ‘Ik doe het niet!’ 6 Iets stuk maken Arthur en Stijn zijn een kasteel aan het bouwen van lego. Jaap loopt er steeds doorheen, zodat hun bouwwerk stuk gaat. Morele evaluatie Moreel evalueren is het kunnen beoordelen van gedrag in termen van goed of fout. Maar weinig leerlingen blijken de normoverschrijdingen uit de verhaaltjes als moreel aanvaardbaar te beschouwen. Bij vier van de zes opdrachten is het percentage leerlingen dat het norm­overschrijdend gedrag goedkeurt zelfs verwaarloosbaar klein. Vrijwel niemand vindt dat je een ander bij het knikkeren zomaar een stomp in de buik mag geven, een stotterende allochtone leerling in de klas mag uitlachen, boos mag worden en roepen ‘Ik doe het niet’ als je moeder je vraagt je kamer op te ruimen of zomaar een kasteel van lego mag vernielen. Het meest aanvaardbaar vinden de leerlingen uitgelokte agressie. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als een meisje tegen een ander meisje terugscheldt nadat zij voor dikzak en stommerd is uitgescholden. Ruim een kwart vindt dit gedrag goed of helemaal goed. Ook vinden relatief veel leerlingen (16%) het aanvaardbaar of begrijpelijk dat een meisje een jongen heel hard tegen zijn hoofd slaat als hij zegt dat zij er stom uitziet. Aandacht blijft nodig De overwegend positieve uitkomsten betekenen niet dat er helemaal geen problemen zijn en dat de aandacht voor de sociale en morele ontwikkeling wel wat minder kan. Het positieve beeld geldt namelijk niet voor alle leerlingen. Bij elk aspect van de sociale opbrengsten is er een meestal kleine groep leerlingen die als problematisch beschouwd kan worden en die waarschijnlijk meer dan een beetje aandacht en begeleiding nodig heeft. Het betreft onder meer leerlingen die slachtoffer zijn van agressief gedrag in de klas en leerlingen die kampen met concentratieproblemen, overactiviteit en impulsiviteit. Daarnaast is er een kleine groep die normoverschrijdend gedrag goedpraat, de ernst ervan onderschat en zich niet of nauwelijks in een ander kan verplaatsen. Probleemloos sociaal functioneren is dus niet vanzelfsprekend. Aandacht ervoor is en blijft noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de problematiek zo beperkt blijft als deze nu lijkt te zijn. Morele rechtvaardiging Moreel rechtvaardigen is het kunnen aangeven waarom gedrag in moreel opzicht goed of fout is. De leerlingen hebben opgeschreven waarom zij het normoverschrijdend gedrag uit de verhaaltjes goed of fout vonden. Bij de opdracht Hard slaan geven zij verschillende argumenten om hun goed- of afkeuring van de fysieke agressie van Sterre rechtvaardigen. In bijna twee derde van de argumenten werd de agressie van Sterre afgekeurd. Het meest gebruikte argument was dat Sterre beter voor een pro-sociaal alternatief had kunnen kiezen. Twee karakteristieke voorbeelden van antwoorden van leerlingen zijn: ‘Zo los je dat niet op, je moet erover praten’ en ‘Fout, omdat ze hem beter kan negeren en doorlopen. Of naar hem toelopen en zeggen: Hé Fabian, wat je nu zegt vind ik echt niet leuk’. In ruim een derde van de argumenten werd het gedrag van Sterre goedgekeurd of gebagatelliseerd. Veel leerlingen verwezen naar het recht van Sterre om zichzelf te verdedigen of naar principes zoals ‘oog om oog tand om tand’ en ‘boontje komt om zijn loontje’. Twee karakteristieke antwoorden zijn: ‘Sterre heeft het recht om zich te verdedigen’ en ‘Hij lacht haar zelf uit, dus hij vraagt erom’. Voorbeeldopdracht Sociale informatie­ verwerking De interviews voor het onderdeel Sociale informatieverwerking zijn gehouden aan de hand van vijf vignetten. Dat zijn verhaaltjes over alledaagse sociale situaties waarin een leerling door een leeftijdgenoot gestoord of benadeeld wordt. Een van deze vignetten is hieronder weergegeven. geven in hoeverre hij of zij dat een goede reactie vindt. Een van interviewvragen ging over de manier waarop de leerling de bedoeling van de ander interpreteert. De leerlingantwoorden werden gecodeerd met het volgende antwoordmodel. Het interpreteren van de bedoelingen van de ander 0= Weet niet of irrelevant antwoord. De leerling geeft ook na doorvragen aan de bedoeling van de ander niet te kunnen inschatten, zonder een afweging te maken als bij antwoordmogelijkheid 3. 1= Welwillend. Het gedrag van de ander is bedoeld om de leerling te helpen, of om voor beiden positief te zijn. 2= Per ongeluk of stom. De ander kon er niets aan doen, er was sprake van overmacht, domheid of onhandigheid. De limonade Stel je voor: het is feest op school. Er is een markt op het school­plein. Iedereen krijgt een bon voor gratis drinken. Het is natuurlijk hartstikke druk: iedereen loopt door elkaar heen. Het is warm, en je krijgt vreselijke dorst. Dus ga je met je bon iets te drinken halen. Je moet lang in de rij staan, maar eindelijk ben je aan de beurt. Je krijgt een grote beker met limonade. Maar als je net je eerste slok wilt nemen, stoot van achter een jongen/meisje tegen je aan. Alle limonade klotst uit de beker in je gezicht! Nadat de interviewer het verhaaltje had voorgelezen, beantwoordde de leerling vragen over de emoties van het slachtoffer en de emoties en bedoelingen van de vermeende dader. Vervolgens werd de leerlingen gevraagd hoe hij of zij zelf gereageerd zouden hebben. Tot slot legde de proefleider de leerling een voorbeeld van een agressieve en een prosociale reactie voor, met het verzoek aan te 3= Ambigu. De leerling overweegt zowel de mogelijkheid van opzet als van onopzettelijkheid, maar er wordt ook na doorvragen geen keuze gemaakt. 4= Opzet of vijandig. De ander wil de leerling kwetsen of hinderen, uit woede of jaloezie, of om ten koste van de leerling een eigen doel te bereiken. Hieronder valt ook de keuze voor opzet na het overwegen van mogelijke goede intenties. Door de scores voor de antwoorden bij de vijf vignetten bij elkaar op te tellen, hebben we totaalscores vastgesteld voor onder meer de volgende aspecten van sociale informatieverwerking: • het kunnen herkennen en benoemen van eigen emoties; • het kunnen omgaan met eigen gevoelens van boosheid en verdriet (emotieregulering); • het kunnen interpreteren van emoties van anderen; • het kunnen interpreteren van de bedoelingen van anderen (intentietoekenning); • het kiezen van een reactie op het gedrag van anderen; • het waarderen en evalueren van de eigen reactie op het gedrag van anderen. PPON op het web ppon.cito.nl Als u meer wilt weten over PPON, kijk dan eens op ppon.cito.nl. U vindt daar actuele informatie over PPON, maar ook uitvoerige informatie over de verschillende peilingsonderzoeken. U kunt het gedetailleerde rapport Balans van de sociale opbrengsten aan het einde van de basisschool raadplegen op de website van PPON. Verder kunt u van een aantal andere peilingsonderzoeken nog balansen bestellen. Dit kan via de klantenservice van Cito of rechtstreeks in de webwinkel Primair en speciaal onderwijs van Cito. Alle recente balansen kunt u raadplegen en downloaden op de website van PPON. De volgende balansen zijn nog verkrijgbaar als gedrukt exemplaar: Cito Amsterdamseweg 13 Postbus 1034 6801 MG Arnhem T (026) 352 11 11 F (026) 352 13 56 www.cito.nl Klantenservice T (026) 352 11 11 [email protected] Fotografie: Ron Steemers © Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling (2013) Arnhem Nederlandse taal Balans van het leesonderwijs aan het einde van de basisschool 4 (2007) Balans van het leesonderwijs in het speciaal basisonderwijs 3 (2007) Balans over leesstrategieën in het primair onderwijs (2007) Balans van het leesonderwijs halverwege de basisschool 4 (2007) Rekenen-wiskunde Balans van het reken-wiskundeonderwijs in het speciaal basisonderwijs 3 (2009) Balans over de strategieën en procedures bij het hoofdrekenen halverwege de basisschool (2009) Wereldoriëntatie Balans van het aardrijkskundeonderwijs aan het einde van de basisschool 4 (2010) Balans van het geschiedenisonderwijs aan het einde van de basisschool 4 (2010) Bewegingsonderwijs Balans van het bewegingsonderwijs aan het einde van de basisschool (2009) Recente balansen op de site van PPON (alleen verkrijgbaar als pdf): Balans van het biologieonderwijs aan het einde van de basisschool 4 (2011) Balans van het natuurkunde- en techniekonderwijs aan het einde van de basisschool 4 (2011) Balans Actief burgerschap en sociale integratie (2011) Balans van het luisteronderwijs in het basis- en speciaal basisonderwijs 4 (2011) Balans van het reken-wiskundeonderwijs halverwege de basisschool 5 (2012) Balans Oordelen en argumenteren als onderdeel van actief burgerschap en sociale integratie (2012) Balans van de handschriftkwaliteit in het basis- en speciaal basisonderwijs 2 (2013) Balans van het reken-wiskundeonderwijs aan het einde van de basisschool 5 (2013) In voorbereiding Balans over schrijven in de basisschool Balans over lezen in de basisschool Balans over Engels aan het einde van de basisschool Stuur uw reactie per e-mail naar [email protected].