samenvatting (word-doc)

advertisement
1
14 mei 2013
Gehoorproblemen bij het ouder worden.
Frans Debruyne
We starten de uiteenzetting met een heel summier overzicht van hoe het gehoor werkt, en
hoe men de ernst van een gehoorverlies meet.
Geluiden (waaronder ook menselijke spraak) zijn trillingen van de lucht aan bepaalde
frequenties (+60-10.000 Hz), die het trommelvlies doen vibreren. De gehoorbeentjes (hamer,
aambeeld en stijgbeugel), die opgehangen zijn in de luchthoudende middenoorholte, geven
die trillingen door aan het slakkenhuis. Dit vereist een optimale luchtdruk in het middenoor;
daarvoor zorgt een goed werkende buis van Eustachius. Door de trilling van de stijgbeugel
ontstaan in de vloeistof van het slakkenhuis minuscule golfbewegingen die de haarcellen (de
eigenlijke zintuigcellen van het gehoor) stimuleren. Door hun opstelling – bijna zoals de
toetsen van een piano - zijn de haarcellen in het begin van het slakkenhuis gevoelig aan de
hoogste tonen, en die op het einde (= aan de top van het slakkenhuis) gevoelig aan de laagste
frequenties. De geactiveerde haarcellen zorgen er vervolgens voor dat er zenuwimpulsen
ontstaan in de gehoorzenuwvezels die uit hun buurt vertrekken naar de hersenen.
Er zijn heel wat methoden om het gehoor te meten. We gebruiken voor deze voordracht
vooral het basisonderzoek, dat is het toonaudiogram. Deze test geeft zeer goed weer hoeveel
verlies iemand heeft voor de verschillende toonhoogtes van het gehoorveld. Met een
spraakaudiogram kan men nagaan hoe goed iemand woorden of zinnen verstaat, eventueel
met een wisselende hoeveelheid storende ruis op de achtergrond
Dat het gehoor op oudere leeftijd minder goed wordt, is bijna algemene regel. De mate
waarin dat gebeurt is wel flink verschillend van persoon tot persoon.
Iemand kan minder goed gaan horen door een aandoening of afwijking die ook op andere
leeftijden voorkomt. We geven enkele voorbeelden. Een oorprop die de gehoorgang
verstopt, is het meest eenvoudige dat men kan voorhebben: het verwijderen van de stop lost
het probleem op. Niet iedereen heeft echter zoveel geluk.
Men kan minder goed horen naar aanleiding van een verkoudheid, waarbij de buis van
Eustachius afgesloten geraakt en de lucht in het middenoor vervangen wordt door vocht. Dit
kan vlot opgelost worden met medicatie, of het doorprikken van het trommelvlies en
aspireren van het vocht of, wanneer het probleem aansleept, het plaatsen van een
trommelvliesbuisje. Dat laatste komt veel meer voor bij kinderen.
In geval van otosclerose wordt de stijgbeugel (om deels onbekende, deels genetische reden)
geleidelijk minder mobiel in het ovale venster, waardoor de geluidstrillingen minder efficiënt
worden doorgegeven. Dit kan verholpen worden met een operatie waarbij de stijgbeugel
vervangen wordt door een kleine prothese.
2
Het zal voldoende bekend zijn dat overdreven lawaaiblootstelling in het professionele leven
(heel wat arbeidsituaties) of in de vrije tijd (disco, festivals, mp3 speler,…) de haarcellen in het
slakkenhuis kan beschadigen met oorsuizen en onherstelbaar gehoorverlies als gevolg.
De meeste tijd besteden we aan die vorm van slechthorendheid die louter te wijten is aan de
leeftijd; dit wordt ook presbyacusis genoemd.
Om goed te begrijpen wat er aan de hand is in geval van oudersdomslechthorendheid,
beschrijven we het probleem in twee stappen. Vooreerst is er een gehoorverlies in decibel
(dB), m.a.w. men heeft méér luidheid nodig om te horen. Op toonaudiogrammen is mooi af te
lezen hoe het verlies in dB progressief toeneemt op hogere leeftijd; de hoge tonen gaan eerst
achteruit (cfr. deurbel niet meer horen) en er blijkt een zeker verschil te zijn tussen mannen
en vrouwen. Dat is luik A.
Daarnaast is er een complexer luik B. Het kan zijn dat klanken die luid genoeg zijn om te
horen, in bepaalde omstandigheden toch niet helemaal correct worden waargenomen. Dat
heeft te maken van de analysemogelijkheden van het oor, waarbij men stelt dat de
frequentie- en tijdsresolutie enigszins afneemt met de leeftijd. Eén concreet voorbeeld. Kleine
verschillen tussen geluiden (tussen frequenties) worden minder exact waargenomen,
waardoor spraakklanken die akoestisch op elkaar gelijken, zoals sommige medeklinkers,
minder gemakkelijk van elkaar worden onderscheiden. En dat terwijl de medeklinkers juist
belangrijk zijn voor het juist identificeren van woorden. Het moeilijker herkennen van de
juiste klank doet zich a fortiori voor wanneer men te snel spreekt (de klanken duren te kort),
niet goed articuleert, of wanneer er concurrerende geluiden zijn zoals achtergrondrumoer,
muziek of andere sprekers in de buurt. Dat alles leidt tot de klassieke klacht van: ‘ik hoor wel,
maar versta niet genoeg”.
Wààr is het probleem gelokaliseerd ? Niet aan het trommelvlies of de gehoorbeentjes - die
verslijten niet (jammer misschien, want die zouden juist vervangen kunnen worden…)- maar
wel ter hoogte van de haarcellen in het slakkenhuis en de zenuwbanen naar de hersenen. Die
gaan minder nauwkeurig functioneren en vervolgens verminderen in aantal. Daarvoor zijn er
op dit ogenblik geen medicamenteuze of operatieve behandelingen mogelijk.
Behandeling van presbyacusis. Wat kan een hoortoestel en wat kan het (nog) niet ?
We gaan uit van de twee ‘luiken’ waarmee we de kenmerken van presbyacusis beschreven
hebben.
Luik A is perfect oplosbaar met een aangepaste versterking. Ook voor die personen die naast
hun gehoorverlies, tegelijk óvergevoelig zijn aan redelijk harde geluiden, is er geen echt
probleem. Een modern hoortoestel meet constant het binnenkomend geluid, versterkt het tot
boven de gehoordrempel van de minderhorende, maar houdt de versterking onder zijn/haar
onaangenaamheidsniveau.
Voor luik B is reeds veel mogelijk. Het doel is op de eerste plaats om het verstaan van spraak
3
in akoestisch moeilijkere omstandigheden te verbeteren, door ervoor te zorgen dat het
hoortoestel de spraak méér versterkt dan de achtergrond. Technisch uitgedrukt: het resultaat
moet zijn dat een hogere ‘spraak/ruis verhouding’ bereikt wordt, ten einde tegemoet te
komen aan de verminderde discriminatiemogelijkheden van het oor. Heel wat tools zijn
daarvoor beschikbaar. Stereofonie, horen met 2 oren (=2 hoortoestellen), geeft meer reliëf
wanneer de signalen van rechter en linker oor samenkomen in de hersenen. Directionele
microfoons bevoordeligen geluiden vanuit één richting, nl. van de spreker naar wie men wil
luisteren. Er zijn algoritmes voor ruisonderdrukking: het is relatief gemakkelijk om laagfrequente ruis (verkeer) uit te filteren; het is echter veel complexer om ‘ruis’ die bestaat uit
andere menselijke stemmen automatisch te onderscheiden van de stem die moet gehoord
worden. Elimineren van weergalm en van plotse piekgeluiden wordt veel toegepast.
De hedendaagse audiologische wetenschap maakt hier voortdurend vorderingen. In steeds
kleinere toestelletjes (zichtbaarheid!) zit steeds méér hard- en soft-ware, maar men moet
toegeven dat de perfectie nog niet bereikt is. Om een voorbeeld te geven: op een heel drukke
receptie met een achtergrondorkestje, waar normaal horende mensen enige moeite moeten
doen om vlot een gesprek te voeren, daar zal een hoortoestel niet alles oplossen. Maar dat
mag geen reden zijn om een hoortoestel af te zweren, maar wel om het te gebruiken in de
vele andere omstandigheden waar het wel werkt.
Een hoortoestel kan zeer nuttig zijn en de kwaliteit van het leven verbeteren, maar men mag
dus geen onrealistische verwachtingen koesteren. Uit het bovenstaande blijkt eveneens dat
men de communicatie reeds kan optimaliseren met enkele simpele zaken zoals iets trager
spreker, goed articuleren, vis-à-vis t.o.v. elkaar zitten om te praten (zie visuele informatie van
mondbewegingen en mimiek). Dat laatste is vooral van belang bij mensen met een ernstige
slechthorendheid, waar de combinatie van een hoortoestel én een aangepaste luister- en
spreekhouding ervoor zal zorgen dat er toch een vlotte communicatie mogelijk is.
Voor mensen met een quasi totale doofheid is er het cochleair implant, maar dat is een heel
ander verhaal.
Download