Kind en gehoor

advertisement
PATIËNTENINFO
Informatiebrochure
kind en gehoor
Dienst Neus-Keel-Oorziekten
Universitair Revalidatiecentrum voor Communicatiestoornissen
Beste Ouders,
U bent door Kind en Gezin naar onze dienst verwezen omdat er op basis van de
ALGO gehoortest aanwijzingen zijn dat uw baby aan één of twee oortjes, minder
goed hoort. De bedoeling van verdere onderzoeken is om na te gaan
• of er inderdaad sprake is van een gehoorverlies (bevestiging);
• of het gehoorverlies zich voordoet aan één of beide oren;
• wat de ernst is van het gehoorverlies;
• of er een onderliggende oorzaak kan gevonden worden;
• of er een specifieke behandeling noodzakelijk is.
Dit boekje is bedoeld om u meer informatie te geven omtrent de werking van het
oor, de gevolgen van gehoorverlies en de verschillende onderzoeken die mogelijk
zullen uitgevoerd worden. De inhoud is algemeen en geldt voor de meeste kinderen.
Het is echter altijd mogelijk dat er voor het specifieke geval van uw kind een
andere werkwijze of andere onderzoeken worden gepland wanneer de artsen dit
noodzakelijk achten.
Hoe werkt het menselijk oor?
Het oor bestaat uit drie grote delen zoals
in de figuur hiernaast wordt geïllustreerd.
Het buitenoor omvat de oorschelp en
de uitwendige gehoorgang tot aan het
trommelvlies. Het middenoor is een met
lucht gevulde ruimte waarin zich de drie
gehoorbeentjes bevinden (hamer, aambeeld
en stijgbeugel) die samen de gehoorbeentjesketen vormen.
met dank aan Cochlear Benelux
Het middenoor wordt begrensd door het trommelvlies aan de ene (laterale
zijde) en door het slakkenhuis aan de andere (mediale) zijde. Boven/en onder
bevindt zich het bot van het rotsbeen dat deel uit maakt van de schedel. De
aangezichtszenuw loopt voor een deel doorheen het middenoor.
Het binnenoor omvat twee belangrijke componenten: het slakkenhuis en het
evenwichtssysteem. Het slakkenhuis is gevuld met een vloeistof en bevat de
gespecialiseerde haarcellen die gevoelig zijn voor geluid. Er zijn twee grote
groepen haarcellen: de binnenste haarcellen en de buitenste haarcellen.
Als een geluidsgolf het trommelvlies bereikt, worden de trillingen via de
gehoorbeentjesketen doorgegeven aan het slakkenhuis. De haarcellen in
het slakkenhuis geven de geluidsinformatie door aan de gehoorzenuw. De
gehoorzenuw stuurt de informatie door naar de hersenen waar de bewustwording van geluidsprikkels plaatsvindt. Zo kunnen we geluiden horen.
Soorten gehoorverlies
Het omzetten van de mechanische energie van de geluidstrilling in een elektrisch
signaal ter hoogte van het slakkenhuis, is een zeer ingewikkeld proces waarbij er
op verschillende plaatsen iets kan mislopen. Dit resulteert dan in gehoorverlies.
Als er iets misloopt met het doorgeven van geluiden in de uitwendige gehoorgang (bijv. door een oorstop) of in het middenoor (bijv. door opstapeling van
slijm of vocht, een probleem met de gehoorbeentjesketen of een gaatje in het
trommelvlies) dan spreekt men over een geleidingsslechthorendheid. In dit geval
kunnen geluiden niet goed worden doorgegeven aan het slakkenhuis.
Als de geluiden ter hoogte van de haarcellen niet kunnen omgezet worden
in een elektrisch signaal of niet worden doorgegeven aan de gehoorzenuw,
spreekt men van een perceptief gehoorverlies. Dit is de meest voorkomende
vorm van aangeboren gehoorverlies.
Hoe kan men het gehoor testen?
Om na te gaan of er inderdaad sprake is van gehoorverlies, zullen een aantal
onderzoeken worden uitgevoerd door de arts en/of de audioloog. Hieronder
volgt een korte omschrijving van deze verschillende onderzoeken.
Onderzoek van het oor
De arts kijkt eerst na of de oorschelp en de gehoorgang normaal zijn gevormd.
Nadien gebruikt hij een microscoop om het trommelvlies te bekijken en om
na te gaan of er sprake is van een infectie of vochtopstapeling achter het
trommelvlies.
Oto-akoestische emissies
Bij een normaal werkend oor worden
er geluidjes (emissies) opgewekt
door de buitenste haarcellen in het
slakkenhuis. Deze emissies kunnen
spontaan voorkomen maar kunnen
ook uitgelokt worden door het
aanbieden van geluiden en opgetekend worden door middel van
een gevoelige microfoon in de uitwendige gehoorgang.
Aanwezigheid van emissies wijst op een normale werking van het slakkenhuis.
Afwezigheid van emissies wijst niet noodzakelijk op gehoorverlies maar kan ook
andere redenen hebben.
BERA onderzoek
BERA betekent ‘Brainstem Evoked
Response Audiometry’. Als men
geluid aanbiedt aan het oor dan
wordt dit omgezet in elektrische
signalen die via de gehoorzenuw
worden doorgestuurd naar de
hersenen. Deze signalen kunnen
worden opgemeten en hierop is het
principe van de BERA gebaseerd. Door middel van een koptelefoon worden
clickgeluidjes aangeboden en de elektrische signalen die hierdoor ontstaan
worden opgemeten d.m.v. kleefelektroden: één achter elk oor en één of twee
midden op het voorhoofd.
De mate waarin deze elektrische signalen kunnen worden opgevangen, de
luidheid van de clicks die zich vertalen in elektrische signalen en de tijd dat
het duurt vooraleer deze reactie kan worden geregistreerd, zegt iets over de
werking van het slakkenhuis en de gehoorzenuw.
Om een betrouwbaar BERA onderzoek af te nemen is het noodzakelijk dat het
kind erg rustig is of slaapt. Bij pasgeboren baby’s kan het onderzoek meestal
gebeuren in natuurlijke slaap, bijv. na een voeding. Bij iets oudere baby’s (vanaf
twee tot drie maanden) gebeurt het onderzoek onder sedatie. Het kind krijgt
dan een medicatie toegediend om rustig te slapen tijdens het onderzoek. Soms
moet het onderzoek gebeuren onder een algemene narcose.
Het BERA onderzoek geeft vooral informatie over het gehoor op de hoge tonen.
ASSR onderzoek
ASSR betekent ‘Auditory Steady
State Responses’. Dit onderzoek is
vergelijkbaar met het BERA onderzoek maar de interpretatie van de
reacties gebeurt op een verschillende manier. Dit onderzoek laat
toe om informatie te bekomen over
het gehoor op zowel de hoge als de
lage tonen. Ook bij dit onderzoek is het noodzakelijk dat het kind slaapt.
BERA en ASSR worden als complementair beschouwd en bij de meeste kinderen
zullen beide onderzoeken worden uitgevoerd.
Tympanometrie
Dit onderzoek verstrekt informatie over de werking van het trommelvlies
en het middenoor. Als beide normaal functioneren en het middenoor met
lucht is gevuld zal het trommelvlies bewegen als er d.m.v. een klein slangetje,
luchtdrukveranderingen in de gehoorgang worden aangebracht. Deze beweeglijkheid wordt opgetekend in een curve. Als er vocht aanwezig is in het middenoor, wat vaak voorkomt bij kleine kinderen, dan zal het trommelvlies niet goed
reageren op luchtdrukveranderingen in de gehoorgang en krijgt men een
vlakkere curve.
Audiometrie
Bij de klassieke gehoortest (tonale audiometrie) zal men via een koptelefoon
geluiden aanbieden aan elk oor apart. Deze geluiden kunnen variëren in
intensiteit en frequentie en de persoon die de test ondergaat moet aangeven
(door het opsteken van de hand), welke geluiden hij kan horen. Dergelijke
testen zijn niet mogelijk bij baby’s en kleine kinderen (meestal tot vier jaar) en
daarom zal in deze leeftijdsgroep het gehoor op een andere manier onderzocht
worden.
Bij de gedragsaudiometrie (COR of
conditioned orientation audiometry)
worden geluiden afwisselend links
en rechts aangeboden van het
kind en zal de audioloog nagaan
of er iets in het gedrag van het
kind verandert dat erop wijst dat
het kind het geluid heeft gehoord
(bijv. hoofd draaien, met de ogen
knipperen). Men kan het kind ook belonen door bijv. een figuurtje te laten
bewegen of een lichtje te laten branden telkens het kind op het geluid reageert.
Als het kind door heeft dat het zal beloond worden telkens het op een geluid
reageert, kan een gehoortest worden afgenomen.
Bij spelaudiometrie (ICR of instrumentation conditioned reflex audiometry) maakt
men gebruik van spelmateriaal en mag het kind bijv. een beertje in een doosje
stoppen telkens als hij een geluidje heeft gehoord. Door het kind met een
spelletje te belonen wordt de concentratie en motivatie gestimuleerd.
Door het combineren van deze gehoortesten in functie van de leeftijd van
het kind kan men informatie bekomen omtrent de aan/afwezigheid van
gehoorverlies, de kant van het gehoorverlies (rechts, links of aan beide oren) en
de ernst van het gehoorverlies.
Op basis van deze informatie wordt dan in overleg met de ouders, de audiologen
en de arts beslist of er een noodzaak is tot behandeling.
Welke behandeling wordt voorgesteld hangt deels af van de oorzaak van het
gehoorverlies. Indien dit het gevolg is van vochtophoping achter het trommelvlies
dat niet spontaan verdwijnt na enkele maanden, kan de arts voorstellen om
een trommelvliesbuisje (diabolo) te plaatsen. Als het gehoorverlies zich in
beide oren voordoet en het gevolg is van problemen op het niveau van het
slakkenhuis of de gehoorzenuw, zal in eerste instantie voorgesteld worden
om een hoortoestel aan te passen. Indien na een aantal maanden blijkt dat
er onvoldoende verbetering van het gehoor optreedt ondanks een optimale
aanpassing van de hoorapparaten, kan overwogen worden om een elektronisch
binnenoor (cochleair implantaat) te plaatsen.
Een gedetailleerde omschrijving van de verschillende behandelingsmogelijkheden, hun specifieke indicaties, voor-en nadelen valt buiten het bestek van
deze brochure. U kan hiervoor steeds terecht bij de artsen van het team.
Wat is de oorzaak van het gehoorverlies?
Aangeboren (congenitaal) gehoorverlies komt voor bij één tot twee per duizend
pasgeborenen. Eenmaal de diagnose van gehoorverlies werd gesteld, hebben de
meeste ouders ook vragen omtrent de onderliggende oorzaak. De voornaamste
oorzaken van congenitaal gehoorverlies zijn erfelijke oorzaken (foutjes in het
genetisch materiaal) en infecties die de moeder tijdens de zwangerschap
doormaakte (vaak onopgemerkt). Daarnaast kan het gehoorverlies ook
het gevolg zijn van problemen rond de geboorte (bijv. zuurstoftekort,
ademhalingsproblemen, prematuriteit…), structurele fouten in de bouw van
het oor of samengaan met afwijkingen op andere plaatsen in het lichaam (bijv.
de ogen, het hart, de nieren). In dit laatste geval spreekt men vaak van een
“syndroom”. In samenwerking met de dienst pediatrie en de dienst medische
genetica, wordt er een aantal onderzoeken gepland om de meest voorkomende
oorzaken van congenitaal gehoorverlies op te sporen. In ongeveer de helft van
de gevallen kan men een oorzaak aanwijzen en deze informatie kan van nut zijn
om de evolutie van het gehoorverlies te voorspellen en advies te geven indien
er bij de ouders nog kinderwens bestaat (herhalingsrisico).
Waarom moeten al deze onderzoeken op zo’n jonge
leeftijd gepland worden?
Gehoorverlies dat van bij of van kort na de geboorte aanwezig is, kan een
belangrijke weerslag hebben op de ontwikkeling van spraak en taal en ook op
de socio-emotionele ontwikkeling van het kind. Dit is vooral zo bij kinderen
met een tweezijdig gehoorverlies. Bij deze kinderen wordt best gestart met de
behandeling voor de leeftijd van zes maanden om een optimale kans te bieden tot
spraak- en taalontwikkeling. Kinderen met een eenzijdig gehoorverlies hebben
doorgaans minder problemen met spraak-en taalontwikkeling op voorwaarde
dat men rekening houdt met een aantal zaken zoals het kind met het goede
oor naar de spreker (bijv. leerkracht) plaatsen. In deze laatste groep is het vooral
belangrijk om het gehoor aan het goede oor regelmatig te controleren.
Het Kinderaudiologisch team van de dienst NKO van het UZA staat in voor
het uitvoeren, coördineren en bespreken van de verschillende onderzoeken en
behandelingsstappen die in deze brochure beschreven werden. U kan bij hen
steeds met uw vragen terecht via het nummer 03 821 48 24 (Sigrid Blanckaert)
of 03 821 49 75 (Sara Dirckx), of via [email protected].
Teamleden
Geneesheren:
prof. dr. P. Van de Heyning, prof. dr. A. Boudewyns,
dr J. van den Ende (medische genetica)
Audiologen:
Rajae Bouzegta, Annemarie De Backer, Sara Dirckx
Cindy Guns, Stephanie Haegeman, Anouk Hofkens
Annick Van den Bergh
Maatschappelijk werkster: Sigrid Blanckaert
Logopediste:
Hilde Devenyns
Psychologen:
Annick Anthonis, Hildegarde Hillaert, Els Mampaey
Kinesiste:
Liesbeth Van Dessel
Wilrijkstraat 10, 2650 Edegem
+32 (0)3 821 30 00
 +32 (0)3 829 05 20
[email protected]
www.uza.be
© Universitair Ziekenhuis Antwerpen, juli 2010. Niets uit deze brochure mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming.
1661656
Download