13 De tijd van de Koude Oorlog 13.1 ORIËNTATIEKENNIS - EXAMENSTOF - BASISVRAGEN (AB blz. 228) Oorlogen: te voorkomen of ‘fatsoenlijk’ te voeren? (blz. 228-231 Handboek) ste 1 Noem enkele voorbeelden van vredesinitiatieven in de 20 eeuw. Oprichting van de Volkenbond in 1919, op initiatief van de Amerikaanse president Wilson. Tijdens WO II stelden president Roosevelt en premier Churchill het 'Atlantisch Handvest' op (1941). In juni 1945 werd de Organisatie der Verenigde Naties (VN) opgericht als uitwerking van het 'Atlantisch Handvest'. 2 Vergelijk de Volkenbond met de Verenigde Naties op de volgende twee punten: a het aantal lidstaten Volkenbond: Veel staten in de wereld waren er geen lid van. De 24 leden waren overwegend Europese staten. Verenigde Naties: Bijna alle staten van de wereld zijn lid. b de mogelijkheden om andere staten tot de orde te roepen en naleving van besluiten af te dwingen Volkenbond: De Volkenbond had geen militaire middelen (geen eigen leger). De Volkenbond kon wel economische sancties opleggen, maar daarvoor was eenstemmigheid van de leden nodig. Verenigde Naties: De VN heeft wel militaire middelen: de Veiligheidsraad kan een VN-leger laten ingrijpen. Maar de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad hebben ieder het vetorecht. De VN kan een 'vredesmacht' sturen om geweldloos als buffer tussen strijdende partijen te fungeren. De VN kan een land (economische) sancties opleggen. 3 a In welke opzichten heeft het beleid van de Volkenbond succes gehad? De Volkenbond ondernam een groot aantal humanitaire en economische activiteiten. In de jaren ‘20 werden ook politieke successen behaald, bijvoorbeeld bij conflicten tussen Zweden en Finland, en tussen Griekenland en Bulgarije. b In welke opzichten niet? Een verdrag tot wederzijdse bijstand bij agressie kwam niet tot stand. In de jaren '30 werd niet of onvoldoende opgetreden tegen agressie van Japan, Italië, Duitsland en de Rusland. De Volkenbond kon de Tweede Wereldoorlog niet voorkomen. 4 a In welke opzichten heeft het beleid van de VN succes gehad? Er is sinds WO II geen nieuwe wereldoorlog uitgebroken. De VN trad met succes op tegen de agressie van Noord-Korea (1950) en tegen die van Irak in Koeweit (1991). De VN heeft bij veel conflicten als 'vredesmacht' kunnen optreden. De VN bemiddelde dan om een vrede tot stand te brengen en stuurde troepen om de strijdende partijen uit elkaar te houden. Speciale instellingen van de VN zoals UNICEF en FAO hebben goede resultaten behaald. b In welke opzichten niet? Er zijn sinds WO II wel veel kleinere oorlogen gevoerd. De grote mogendheden hebben daarbij niet de rol van vredeshandhaver gespeeld. In veel lidstaten worden de mensenrechten geschonden. Er zijn nog steeds grote verschillen op economisch gebied tussen rijke en arme lidstaten. Onder de lidstaten wordt zeer verschillend gedacht over democratie en het al dan niet scheiden van Kerk (godsdienst) en staat. 5 Welke factoren droegen bij tot het ontstaan van het humanitaire oorlogsrecht? De burgerbevolking werd steeds meer bij de oorlogvoering betrokken als gevolg van: • de opkomst nationalisme • dienstplichtlegers • steeds dodelijker wapens en steeds meer burgerslachtoffers 6 7 - Door het ontstaan van de massapers konden veel mensen lezen over de gruwelen van de oorlog. Vanuit christelijke Kerken werden acties tegen de oorlog opgezet. De Zwitser Henry Dunant schreef een boek over de verschrikkingen van de oorlog (1862) en organiseerde een conferentie om tot invoering van oorlogsregels te komen (1863). De Zwitserse overheid organiseerde vervolgens de conferentie van Genève (1864). Hier werden de eerste internationale afspraken gemaakt over gedrag tijdens de oorlog. Waarover werden afspraken gemaakt in de Eerste Conventie van Genève (1864)? In deze Conventie werden afspraken gemaakt over: de wijze waarop de strijdende partijen (vijandelijke) gewonden moesten behandelen en verzorgen; de wijze waarop de veiligheid van het medische personeel geregeld moest worden. Waarover werden regels opgesteld op de vredesconferenties in Den Haag (1899 en 1907)? Er werden regels opgesteld over: een 'menselijke' (humanitaire) manier van oorlogvoeren; het beschermen van gewone burgers. DE VERDELING VAN DE WERELD IN TWEE IDEOLOGISCHE BLOKKEN IN DE GREEP VAN EEN WAPENWEDLOOP EN DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE DREIGING VAN EEN ATOOMOORLOG Het bondgenootschap tussen Oost en West valt uiteen (blz. 232-233 Handboek) 8 a Noem zes oorzaken voor het onderlinge wantrouwen tussen Rusland en het Westen vóór WO II. Zes oorzaken van het oude wantrouwen tussen de Rusland en het Westen vóór WO II: Het communistisch geworden Rusland sloot tijdens WO I apart vrede met Duitsland. Westerse troepen vielen toen Rusland binnen. In 1919 werd te Moskou de Komintern opgericht met het doel de communistische wereldrevolutie te bevorderen. Hierdoor voelde het Westen zich bedreigd. Als enig communistisch land ter wereld voelde Rusland zich bedreigd door het Westen; zij noemde dit de ‘kapitalistische omsingeling’. In 1938 trok Stalin uit het verdrag van München de conclusie dat de Rusland niet op hulp vanuit West-Europa hoefde te rekenen bij een Duitse aanval. Eind augustus 1939 sloten Hitler en Stalin een niet-aanvalsverdrag. In september 1939 werd Polen, de bondgenoot van Frankrijk en Engeland, door Duitsland en Rusland aangevallen en verdeeld. b Door welke twee kwesties werd het wantrouwen versterkt tijdens de Tweede Wereldoorlog? Licht elk kort toe. Twee kwesties die het wantrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog versterkten: Het Tweede Front: In 1941-1944 vocht driekwart van het Duitse leger aan het Oostfront. Stalin wilde een ‘tweede front’ (invasie in Frankrijk). Dat gebeurde echter pas in (juni) 1944. Volgens Stalin stelde het Westen met opzet de invasie in Frankrijk uit om eigen kracht te sparen en die van Rusland te verzwakken. De Poolse kwestie: • De Poolse regering, die naar Engeland was gevlucht en door Engeland werd gesteund, eiste teruggave van door Rusland veroverd gebied. Dat wees Stalin af. • In 1943 vermoordden Russen tienduizenden krijgsgevangen Poolse officieren. • In 1944 kwam Rusland niet te hulp bij een opstand van het Poolse verzet in Warschau. • Aan het eind van de oorlog werd Polen door Rusland naar het westen ‘opgeschoven’. • Rusland hielp in Polen een communistische regering aan de macht. 9 Welke besluiten werden genomen over Duitsland? Over Duitsland namen de Grote Drie de volgende besluiten: Duitsland en Oostenrijk werden elk in vier bezettingszones verdeeld. Duitsland moest alle gebieden ten oosten van de Oder-Neisse-lijn afstaan. Oostenrijk werd weer losgekoppeld van Duitsland. Het politieke leven zou op democratische grondslag worden gereorganiseerd. Het nazisme zou worden uitgeroeid (denazificatie) en de oorlogsmisdadigers zouden worden berecht. Duitsland zou volledig worden ontwapend en de oorlogsindustrie zou worden ontmanteld. Duitsland zou vergoeding moeten geven voor de in de oorlog aangerichte schade (‘herstelbetalingen’). Duitsland zou gedurende de tijd van de bezetting als een economische eenheid worden beschouwd. 10 a Om welke reden verdeelden de Geallieerden Europa in invloedssferen? De Geallieerden verdeelden Europa in invloedssferen, omdat ze het niet eens waren over de toekomst van de bevrijde gebieden. b Van welk principe ging men daarbij uit? Men ging daarbij uit van het principe dat degene die een bepaald gebied op de Duitsers (en de Japanners) had veroverd, in dat gebied de grootste invloed had. c Welk verschil van mening bestond er over de rol van de Geallieerden in hun invloedssferen? Stalin vond dat de Geallieerden geen rekening hoefden te houden met de wil van de bevolking in hun invloedssfeer. De Westelijke Geallieerden wilden dat er, overeenkomstig het Atlantisch Handvest, overal vrije verkiezingen zouden worden gehouden. De Koude Oorlog (blz. 233-239 Handboek) 11 Voor welke belangrijke onderlinge politieke tegenstellingen hadden zowel het Westen als Rusland onvoldoende oog? Het Westen had geen begrip voor Ruslands behoefte aan veiligheid en was het ervan overtuigd dat Rusland de hele wereld in haar macht wilde krijgen. Rusland had geen begrip voor de westerse idealen van zelfbeschikking en democratie voor alle volken en dacht dat het Westen alleen maar uit was op economische overheersing van de wereld en het terugdringen van de Russische invloed. 12 Waardoor groeide in de jaren 1945-1946 in de VS de overtuiging dat Rusland naar uitbreiding streefde? Drie oorzaken van de Amerikaanse vrees voor Russische uitbreiding: Rusland had bijna alle Oost-Europese staten en Noord-Korea bezet en was bezig daar communistische regeringen aan de macht te helpen. In Iran en Griekenland waren communisten in opstand gekomen, waarvoor men in het Westen Rusland grotendeels verantwoordelijk stelde. De communistische partijen in West-Europa volgden de door Stalin aangegeven partijlijn en bleken daardoor sterk onder invloed van Rusland te staan. 13 a Welke twee soorten samenlevingen werden door Truman onderscheiden? Truman onderscheidde twee soorten samenlevingen: De ene is gebaseerd op de wil van de meerderheid, heeft vrije instellingen, vrije verkiezingen, individuele vrijheid, vrijheid van meningsuiting en van godsdienst, en er is geen politieke onderdrukking. De andere is gebaseerd op terreur en onderdrukking, censuur van pers en radio, geleide verkiezingen en onderdrukking van persoonlijke vrijheden. b Wat wordt verstaan onder Trumanleer (politiek van containment)? Onder Trumanleer (politiek van containment) wordt verstaan het in bedwang houden van het communisme door zich te verzetten tegen iedere communistische aanval of opstand, gericht tegen vrije volken, waar ook ter wereld. c Waardoor was de Trumanleer moeilijk toepasbaar? De Trumanleer was moeilijk toepasbaar, doordat er in de meeste landen waar de VS een communistische dreiging zagen, geen vrije verkiezingen waren. Daardoor was het onmogelijk precies te weten te komen wat de bevolking zelf dacht. 14 a Wat hield het Marshallplan in? Het Marshallplan hield in dat de Europese staten een programma zouden ontwerpen voor het economisch herstel van Europa en dat de VS dit plan zouden financieren. b Om welke reden wees Rusland het plan af? De SU wees het plan af, omdat volgens haar de Europese staten economisch en ook politiek afhankelijk zouden worden van de VS. c Waar is het plan uitgevoerd? Het plan is uitgevoerd in West-Europa, Joegoslavië, Griekenland en Turkije. d Welke politieke redenen waren voor het Amerikaanse Congres belangrijk bij het aanvaarden van het Marshallplan? Belangrijke politieke redenen bij het aanvaarden van het Marshallplan: De VS zagen armoede als voedingsbodem voor het communisme. Door het plan moest worden voorkomen dat West-Europa communistisch zou worden. Vrees daarvoor nam toe na communistische staatsgreep in Tsjecho-Slowakije in februari 1848. Een welvarend West-Europa zou de VS kunnen helpen bij het bestrijden van het communisme elders in de wereld. e Noem een bedoeld en een onbedoeld gevolg van het Marshallplan. - Een bedoeld gevolg van het Marshallplan: het droeg bij tot de economische opbloei van WestEuropa Een onbedoeld gevolg was dat het plan de tegenstellingen tussen Oost en West verscherpte. 15 a Tussen Rusland en de Westelijke Geallieerden was onenigheid over de Duitse toekomst. Welke doelen werden door elk nagestreefd? Over de toekomst van Duitsland was er onenigheid tussen Rusland en de Westelijke Geallieerden: Rusland had als doelen: Duitsland militair zwak houden, hoge herstelbetalingen opleggen, alleen een regering die niet anti-Russisch was, toestaan; de Westelijke geallieerden stelden zich ten doel: een Duitsland dat in eigen behoeften zou kunnen voorzien, een democratische regering had en geen hoge herstelbetalingen hoefde te doen. b Welke middelen gebruikte elk daarbij? Rusland en de Westelijke Geallieerden gebruikten verschillende middelen: Rusland schafte in haar zone het particulier bezit van grond, fabrieken, banken en verzekeringsmaatschappijen af en haalde zoveel mogelijk schadevergoeding uit haar zone; de Westelijke Geallieerden handhaafden het particulier bezit en bevorderden het economisch herstel in hun zones. c Naar aanleiding van welke gebeurtenis mislukten de onderhandelingen over Duitsland definitief? In 1947 voegden de VS en Engeland hun zones samen tot een economische eenheid. Uit protest daartegen verliet Rusland het overlegorgaan dat de toekomst van Duitsland moest regelen. 16 a Wat was de aanleiding voor de blokkade van West-Berlijn? En wat de dieper liggende oorzaak? De aanleiding was de invoering van de nieuwe mark in West-Berlijn. De dieper liggende oorzaak was het feit dat Rusland West-Berlijn als een kapitalistisch reclamebord in het communistische Oost-Duitsland beschouwde. b Welke mogelijke doelen had Stalin met de blokkade op het oog? Met de blokkade had Stalin vermoedelijk een van de volgende twee doelen op het oog: West-Berlijn aan Oost-Duitsland toevoegen of zijn oplossing voor de kwestie Duitsland erdoor drukken. c Wat waren de belangrijkste onbedoelde gevolgen van de blokkade? Onbedoelde gevolgen van de blokkade: De splitsing van Duitsland in BRD en DDR. De oprichting van de NAVO en het Warschaupact. d Wat was het doel van de NAVO? En van het Warschaupact? Doel van de NAVO: de gezamenlijke verdediging tegen buitenlandse (communistische) aanvallen. Doel van het Warschaupact: de gezamenlijke verdediging tegen westerse aanvallen. 17 a Welke rol speelden de VS in de Chinese burgeroorlog? In de Chinese burgeroorlog steunden de VS de regering van Chiang Kaisjek tegen de communisten. b Welk gevolg had het aan de macht komen van de communisten in China voor het Westen in het algemeen en de binnenlandse politiek van de VS in het bijzonder? Toen China in handen van de communisten viel, groeide in het Westen de vrees voor het communisme. Een heksenjacht op mensen die ervan werden verdacht communistisch gezind te zijn. 18 a Wat was de aanleiding voor de Koreaanse Oorlog? En wat de dieper liggende oorzaak? ste Aanleiding: In juni 1950 trok het Noord-Koreaanse leger over de grens met Zuid-Korea, de 38 breedtegraad. Dieper liggende oorzaak: Korea was als gevolg van WO II verdeeld geraakt in een door de Russen opgerichte communistische staat en een door het Westen gesteunde dictatuur. b Waardoor kon een VN-leger Zuid-Korea te hulp komen? De Russische afgevaardigde kon zijn veto in de Veiligheidsraad niet uitspreken, omdat Rusland de Veiligheidsraad boycotte na een Amerikaans veto tegen de toelating van de Chinese Volksrepubliek tot de VN. Zo kon een leger van de VN Zuid-Korea te hulp komen. c Waardoor werd de Koreaanse Oorlog vooral een Amerikaanse oorlog? De Koreaanse Oorlog werd vooral een Amerikaanse oorlog, doordat de VS aan het VN-leger dat ZuidKorea te hulp kwam, vijfmaal zoveel troepen leverden als de andere staten samen. 19 Noem een ander gevolg van de Koude Oorlog. Een ander gevolg van de Koude Oorlog werd de wedloop in kernbewapening. Voortzetting Koude oorlog of vreedzame coëxistentie? (blz. 239-247 Handboek) 20 a Welke wijziging in de buitenlandse politiek van de VS werd door de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Dulles voorgesteld? De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Dulles wilde buitenlandse politiek van containment vervangen door een politiek van ‘roll back’: de bevrijding van volken die door het communisme onderworpen waren. b Door welke omstandigheden kon Dulles zijn ideeën niet uitvoeren? Hij kon zijn ideeën niet uitvoeren door de volgende omstandigheden: De Republikeinse partij wilde voor de uitvoering van de ‘roll back’ niet voldoende geld ter beschikking stellen. Doordat Rusland intussen was begonnen met de opbouw van een eigen kernmacht, werd een oorlog met Rusland voor de VS veel gevaarlijker. 21 a Wat bedoelde Chroesjtsjov met ‘vreedzame coëxistentie’? Met ‘vreedzame coëxistentie’ bedoelde Chroesjtsjov dat de rivaliteit tussen communisme en kapitalisme wel bleef bestaan, maar niet tot een oorlog mocht leiden. b Bij welke gebeurtenis toonde Chroesjtsjov zijn goede wil? Chroesjtsjov toonde zijn goede wil bij het vredesverdrag met Oostenrijk (1955), waarin werd vastgelegd dat dit land op een westers-democratische basis werd georganiseerd. c Bij welke gebeurtenissen toonde Chroesjtsjov zich minder vreedzaam? Chroesjtsjov toonde zich minder vreedzaam bij: de opstand in Hongarije, die hij bloedig liet onderdrukken (1956); het conflict tussen Egypte en Groot-Brittannië en Frankrijk omtrent het Suezkanaal, waarbij hij Groot-Brittannië en Frankrijk met raketten bedreigde (1956). 22 Welke wijziging bracht Kennedy aan in de buitenlandse politiek van de VS? Kennedy’s wijziging in de buitenlandse politiek van de VS: Hij wilde met meer kracht de idealen van vrijheid en welvaart verbreiden, bijvoorbeeld door hulpprogramma’s aan de Derde Wereld zoals de ‘Alliance for Progress’ voor Latijns-Amerika. 23 a Welke conflicten kreeg Chroesjtsjov met Kennedy? Chroesjtsjov kreeg enkele ernstige conflicten met Kennedy: de Berlijnse Muur en de Cubacrisis. b Waarom vond Chroesjtsjov dat de DDR geen mislukking mocht worden? De leider van de Chinese communisten, Mao Zedong, wierp zich op als rivaal van Chroesjtsjov. Chroesjtsjov kon daarom enkele successen goed gebruiken, maar zeker geen mislukking en de DDR dreigde een mislukking te worden. c Waarom werd de Berlijnse Muur gebouwd? Sinds de oprichting van de DDR in 1949 waren drie miljoen DDR-burgers naar West-Duitsland getrokken. Voor de meesten liep de vluchtweg via West-Berlijn. Om aan het ‘leegbloeden’ van de DDR een einde te maken werd een muur gebouwd dwars door Berlijn. d Met welk compromis bleken de VS en de SU tevreden? De VS en Rusland bleken tevreden met het compromis dat West-Berlijn als vluchtroute was uitgeschakeld, maar bleef bestaan als ‘etalage en voorpost van het kapitalisme’ middenin de DDR. 24 a Welke maatregelen nam Fidel Castro tegen de VS, nadat hij op Cuba aan de macht was gekomen? Fidel Castro nationaliseerde alle Amerikaans bezit op Cuba en sloot een handelsovereenkomst met Rusland. b Welke maatregelen namen de VS tegen Cuba? De regering-Eisenhower reageerde met een economische boycot van Cuba. De regering-Kennedy steunde Cubaanse emigranten, die in de Varkensbaai op Cuba landden met de bedoeling Castro ten val te brengen (april 1961). c Wanneer en waarom plaatste Chroesjtsjov kernraketten op Cuba? In 1962 begon Chroesjtsjov kernraketten te plaatsen op Cuba. Hiermee wilde hij Cuba beschermen tegen de VS en de militaire druk op de VS opvoeren. d Welk akkoord bereikten Kennedy en Chroesjtsjov in de Cubacrisis? Kennedy en Chroesjtsjov bereikten een akkoord: Kennedy verklaarde dat de VS Cuba nooit zou aanvallen en Chroesjtsjov haalde de raketten van Cuba terug en liet de bases afbreken. 25 a Tussen wie ontstond er na de Tweede Wereldoorlog een conflict in Vietnam? Na de Tweede Wereldoorlog ontstond in Vietnam een conflict tussen de Fransen en een Vietnamese bevrijdingsbeweging: de Vietminh onder leiding van de communist Ho Tsji Minh. b Wat werd er bij de wapenstilstand van 1954 over Vietnam bepaald? Bij de wapenstilstand van 1954 werd over Vietnam het volgende bepaald: de De Vietminh moest zich terugtrekken ten noorden van de 17 breedtegraad, de Fransen ten zuiden daarvan. Binnen een jaar moesten de Franse troepen Vietnam verlaten. - Binnen twee jaar zouden verkiezingen gehouden worden om Vietnam te herenigen onder een zelf gekozen regering. c Waarom vonden de VS steun aan Zuid-Vietnam noodzakelijk? De VS vond steun aan Zuid-Vietnam noodzakelijk op grond van de domino-theorie: als Vietnam communistisch werd, zou een reeks landen als dominostenen voor het communisme vallen: Laos, Cambodja, Thailand, Birma, Maleisië, Indonesië d Welke twee partijen kwamen in Zuid-Vietnam tegenover elkaar te staan? En door welke landen werden zij gesteund? In Zuid-Vietnam kwamen tegenover elkaar te staan: de Zuid-Vietnamese regering, gesteund door de VS; het Nationale Bevrijdingsfront (‘Vietcong’) onder leiding van communisten, gesteund door NoordVietnam en Rusland. 26 Welk beleid voerden de presidenten Kennedy, Johnson en Nixon ten aanzien van de burgeroorlog in Vietnam. En wat kwam ervan terecht? Kennedy probeerde: • de grens tussen Nood- en Zuid-Vietnam af te sluiten, • het Zuid-Vietnamese leger met ‘militaire adviseurs’ te steunen, • de Zuid-Vietnamese leider Diem een minder autoritair beleid te laten voeren. Maar de toevoer van Noord- naar Zuid-Vietnam liep daarna langs de ‘Ho Tsji Minh-route’ in de buurlanden. Er drongen steeds meer Noord-Vietnamese troepen het Zuiden binnen. En Diem bleef autoritair. Johnson besloot er een ‘Amerikaanse’ oorlog van te maken en stuurde ruim een half miljoen Amerikaanse soldaten naar Zuid-Vietnam. Maar steeds meer Amerikaanse troepen en bombardementen konden niet verhinderen dat er steeds weer Noord-Vietnamese troepen Zuid-Vietnam binnendrongen. Nixon probeerde een andere aanpak: ‘vietnamisering’ van de oorlog, wat inhield dat het ZuidVietnamese leger versterkt werd en de Amerikanen zich geleidelijk uit Vietnam terugtrokken. Er kwam in 1973 een wapenstilstand die het definitieve einde aan de oorlogsactiviteiten van de VS in Vietnam betekende. In 1975 veroverde Noord-Vietnam Zuid-Vietnam. 27 Welke gevolgen had de verovering van Zuid- door Noord-Vietnam voor de Zuid-Vietnamese bevolking? De verovering bleek een overheersing door het Noorden te zijn. Tienduizenden Zuid-Vietnamezen werden in ‘heropvoedingskampen’ opgesloten. Duizenden Zuid-Vietnamezen vluchtten in wrakke boten (‘bootvluchtelingen). 28 Welke gevolgen had de afloop van de Vietnam-Oorlog voor de verhouding Oost-West. Licht elk kort toe. Gevolgen van de afloop van de oorlog in Vietnam voor de verhouding Oost-West: De betrekkingen tussen de VS en China verbeterden. Dit veroorzaakte een belangrijke verschuiving in de verhouding Oost-West: van vijand van het Westen was China nu een land geworden dat streefde naar samenwerking met het Westen. Het communistisch blok verlloor zijn eenheid. De VS stapten af van het idee dat iedere communistische beweging geleid werd door Moskou of Peking. De VS beschouwden niet langer ieder bewind, hoe ondemocratisch ook, als een geschikte bondgenoot tegen het communisme. 29 a Welke verandering bracht bondskanselier Brandt aan in de Duitse politiek tegenover OostEuropa? Brandt bracht een belangrijke verandering aan in de Duitse politiek tegenover Oost-Europa: de Bondsrepubliek tekende in 1970 het Verdrag van Moskou. In dat verdrag werden de grenzen van de DDR ‘onschendbaar’ verklaard. In ruil voor deze West-Duitse concessie garandeerde Rusland het verkeer tussen West-Duitsland en West-Berlijn nooit meer te zullen hinderen. b Waartoe leiddde de ontspanning in Europa in Polen? In Polen werd de niet-communistische vakbond Solidariteit opgericht (1980), maar al spoedig onder druk van Rusland weer verboden (1982). c Wat was de Russische reactie hierop? Rusland bleek geen enkel risico te willen lopen haar invloed in Oost-Europa te verliezen. 30 a Waarom probeerden de VS en Rusland invloed te krijgen in het Midden-Oosten? De VS en de SU probeerden invloed te krijgen in het Midden-Oosten wegens de olierijkdom en de geografische ligging. Voor het Westen was de olie het belangrijkst, voor de SU ging het om de ligging aan haar grenzen. b Welke rol speelden de VS en Rusland in het conflict tussen de Arabische staten en Israël? Rusland steunde de Arabische staten in het conflict met Israël. Vooral Syrië en Egypte kregen economische en militaire steun. In 1973 echter brak Egypte met Rusland. De VS steunden Israël, maar bemiddelden ook tussen Israël en de Arabische staten om vrede te sluiten. Na 1973 steunden de VS Egypte, dat in 1979 vrede sloot met Israël. c Welke moeilijkheden ondervonden Rusland en de VS bij het onderhouden van goede betrekkingen met de landen in het Midden-Oosten? Moeilijkheden van Rusland en de VS bij het onderhouden van goede betrekkingen met de landen in het Midden-Oosten: Voor Rusland was het een groot probleem dat het communisme en de islam zich moeilijk laten combineren. De steun aan Israël was voor de VS een hinderpaal om meer invloed te krijgen. 31 a In welke staten in Afrika ten zuiden van de Sahara zijn marxisten / communisten aan de macht gekomen? Geef aan van wanneer tot wanneer. Ethiopië (communistische regering 1974-1991), Angola (communistische regering van MPLA, 19751991), Mozambique (communistische regering van FRELIMO, 1975-1994). b Met steun van welke communistische staten? Met steun van Rusland tot de val van communisme in Rusland, en wat Mozambique en Angola betreft ook van Cuba, dat zwarte Cubaanse soldaten naar Angola stuurde. 32 Welke drie kernwapenstrategieën werden achtereenvolgens toegepast? Verklaar waarom de strategie tweemaal werd gewijzigd. Kernwapenstrategieën: Eerst was er de ‘strategie van de afschrikking door massale vergelding’. Daaronder werd verstaan: als Rusland West-Europa zou aanvallen, zouden de VS de Russische steden met atoombommen bombarderen. Het doel ervan was Rusland zodanig af te schrikken dat zij geen aanval zou durven beginnen. Daarna kwam de strategie van ‘wederzijdse afschrikking’. Daaronder werd verstaan: degene die met een kernoorlog begon, kon erop rekenen dat zijn eigen land ook verwoest zou worden. Het doel ervan was dat geen van beide partijen een aanval zou durven beginnen. De wijziging in de strategie was nodig omdat de Russen met raketten steden in de VS konden bereiken. Kennedy wilde een atoomoorlog voorkomen en voerde daarom de ‘strategie van het aangepaste (of: passende) antwoord’ in. Daaronder werd verstaan: een Russische aanval zou niet direct met kernwapens beantwoord worden, maar met middelen die aangepast waren aan de situatie. Het doel ervan was het gebruik van kernwapens zolang mogelijk uit te stellen. 33 Wat werd de directe oorzaak / aanleiding tot massale vredesdemonstraties in verschillende WestEuropese staten? In 1977 voerde Rusland een nieuwe raket in voor (eventuele) strijd in Europa. Als antwoord daarop volgde twee jaar later het NAVO-dubbelbesluit: de NAVO zou eveneens nieuwe raketten invoeren, tenzij de nieuwe Russische raketten zouden worden teruggetrokken. 34 Na de Cuba-crisis gingen Oost en West onderhandelen om een einde te maken aan de kernwapenwedloop. Welke verdragen kwamen tot stand? En wat hielden zij in? Het Non-Proliferatie-Verdrag (1968): de VS, Engeland, Rusland en 108 andere landen verbonden zich geen kernwapens te leveren aan landen die er nog geen hadden, of geen kernwapens te willen bezitten. De SALT-verdragen (1972 en 1979): de VS en Rusland spraken af het aantal intercontinentale kernraketten te verminderen. Einde van de Koude Oorlog brengt grote veranderingen in Europa (blz. 248-249 Handboek) 35 a Wat waren de belangrijkste oorzaken van de verbetering in de verhouding tussen Rusland en het Westen in de jaren 1988-1990? De belangrijkste oorzaken van de verbetering in de verhouding tussen Rusland en het Westen in de jaren 1988-1990: Eind 1988 trok Gorbatsjov de Russische troepen uit Afghanistan terug. Eind 1989 liet Gorbatsjov toe dat in veel Oost-Europese landen het communisme werd afgeschaft. In 1990 ging Gorbatsjov ermee akkoord dat de DDR uit het Pact van Warschau trad en zichzelf ophief. In 1991 viel Rusland uiteen en werd het Warschaupact opgeheven. b Waaruit bleek de goede verstandhouding tussen de SU en het Westen in het Midden-Oosten? De goede verstandhouding kwam tot uiting in een nieuwe crisis in het Midden-Oosten (augustus 1990): Irak veroverde Koeweit. Voor het eerst stonden Oost en West nu niet tegenover elkaar, maar naast elkaar. 36 In welke landen zijn de communisten nog steeds aan de macht? De communisten zijn nog steeds aan de macht op Cuba en in China, Laos, Noord-Korea en Vietnam. 37 Wat waren de twee belangrijkste oorzaken van de veranderingen in het ’wonderjaar’? Licht elke oorzaak kort toe. Te hoge kosten van de Koude Oorlog De Koude Oorlog kostte zowel de SU als de VS veel geld aan onder andere de wapenwedloop en andere militaire uitgaven. Voor de SU telde ook mee dat er meer kans op economische hulp uit het Westen was, als de Koude Oorlog werd beëindigd. Verlies aan vertrouwen in het communisme Oost-Europa raakte in welvaart steeds verder achter bij West-Europa. Daardoor hadden de communistische leiders hun zelfvertrouwen verloren. Toen de bevolking massaal ging demonstreren, konden de communistische leiders de situatie niet meer aan. DE EENWORDING VAN EUROPA Steeds meer economische samenwerking in Europa (blz. 249-251 Handboek en schema ‘Groeiende samenwerking in Europa – B’ bij opdracht 2 op blz. 230 van het AB) 38 De EGKS wordt opgericht: a Door welke landen werd in 1951 de EGKS opgericht? De EGKS opgericht door Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland. b Waartoe besloten deze landen in een verdrag? Om samen de gemeenschappelijke kolen- en staalproductie te beheren. c Noem drie argumenten waarom de EGKS werd opgericht. Het Marshallplan maakte het nodig dat de West-Europese landen gingen samenwerken. Het gemeenschappelijk gezag over kolen en staal voorkwam een buitensporige bewapening van één of meer van de leden van de EGKS. En samen stonden ze sterker tegenover Rusland. d Door het succes van de EGKS kwam er steeds meer economische samenwerking tussen de landen in Europa. Welke twee verdragen van de EG/EU op economisch terrein traden in de jaren ste ’90 van de 20 eeuw in werking? En waartoe besloten zij? Verdrag van Schengen: vrij verkeer van personen en goederen tussen de lidstaten (vanaf 1995. Verdrag van Maastricht: financiële markt zonder binnengrenzen, invoering ECB (1998) en een gemeenschappelijke munt, de Euro (2002). 39 a De landbouwpolitiek wordt een groot probleem. Waardoor werd de landbouwpolitiek een groot probleem? Door het verstrekken van garantieprijzen aan de boeren werd de productie in de landbouw veel meer uitgebreid dan voor de markt nodig was. Deze overproductie kostte de EG/EU enorm veel geld. b In hoeverre slaagde men erin de problemen op te lossen? Er ontstond onenigheid tussen de EG-landen. De tot nu toe genomen maatregelen hebben nog geen einde gemaakt aan de overschotten. 40 a Op welke manier probeert de EU sinds 1972 de politieke samenwerking te verbeteren? Sinds 1972 plegen de ministers (van Buitenlandse Zaken) geregeld overleg in de Europese Politieke Samenwerking (EPS). b Waardoor kwam het tot nu toe bij belangrijke gebeurtenissen niet tot een gemeenschappelijk Europees beleid? Door het ontbreken van de vereiste ‘eenparigheid’. (zie ook schema ‘Staatsinrichting van de Europese Unie’ bij opdracht 3 op blz. 230 van het AB) 41 Wat zijn de samenstelling en de belangrijkste taak / taken van de volgende instellingen van de EU: Europese Commissie, Raad van Ministers, Europese Raad, Europees Parlement en Hof van Justitie? De Europese Commissie bestaat uit 27 commissarissen en doet voorstellen aan de Raad van Ministers en voert diens besluiten uit. De Raad van Ministers bestaat uit leden van de nationale regeringen (de samenstelling verandert per onderwerp) en neemt de besluiten die het EU-beleid vormen. De Europese Raad bestaat uit de regeringsleiders van de lidstaten en bepaalt de beleidslijnen voor de Europese Commissie. Het Europees Parlement bestaat uit per land gekozen afgevaardigden (afhankelijk van het aantal inwoners) en houdt toezicht op de Europese Commissie en geeft daaraan advies. - Het Hof van Justitie bestaat uit één rechter per lidstaat en controleert de Raad van Ministers en de Europese Commissie op uitleg en toepassing van EU-regels. Burgers kunnen bij hun nationale rechter rechtstreeks een beroep doen op regels van het Gemeenschapsrecht van de EU. Dat recht gaat zelfs boven het nationale recht van de lidstaat. (blz. 252-253 Handboek) 42 Heeft de natie-staat zijn tijd gehad? Verschillende uitwerkingen van de natie-staat in West-Europa a Welke verschillende uitwerkingen van de natie-staat zijn er in West-Europa? Geef van elk een voorbeeld. In staten met aanzienlijke verschillen tussen bevolkingsgroepen pogen de meeste regeringen aan de ene kant de identiteit, het eigen karakter van de verschillende groepen zo veel mogelijk recht te doen en aan de andere kant bij alle inwoners een nationaal gevoel te stimuleren. Een voorbeeld van een staat met vergaande autonomie voor een of meer groepen is Zwitserland/België. Een voorbeeld van een land met weinig of geen autonomie voor minderheden is Frankrijk. b Door welke twee ontwikkelingen verliest de natie-staat in Europa aan betekenis? Regionalisme ondermijnt de natie-staat van onderop: de bevolking van regio’s vragen en krijgen meer aandacht voor de eigen cultuur en de eigen etnische groep (gedecentraliseerde besluitvorming). Internationale organisaties perken de natie-staat van bovenaf in. 14 Kolonisatie en dekolonisatie 15 De opkomst van Azië (AB blz. 254 e.v.) 14/15.1 ORIËNTATIEKENNIS - EXAMENSTOF - BASISVRAGEN Hoofdstuk 14 Oude culturen in Amerika, Afrika en Azië 1 Voor de komst van de Europeanen hebben in Amerika, Afrika en Azië indrukwekkende culturen bestaan. Noem per werelddeel: a onder welke naam of namen deze culturen bekend zijn; b in welke gebieden deze culturen ontstonden; c minstens twee kenmerken die deze culturen indrukwekkend maakten. Amerika a Maya’s, Azteken en Inca’s b Maya’s: in het tegenwoordige Honduras, Guatemala en het Mexicaanse Yucatan; Azteken: in Mexico en Midden-Amerika; Inca’s: van Ecuador tot het midden van Chili. c Prachtige bouwwerken (waaronder piramidetempels van de Azteken, afbeelding blz. 256), gebruiksvoorwerpen, sieraden en andere kunstvoorwerpen; een hoge graad van organisatie van de samenleving. Afrika a Ghana, Monomapata, Mali b Ghana: delen van de tegenwoordige staten Mauretanië, Senegal en Mali; Mali: het gebied ten oosten van Ghana en uiteindelijk Ghana zelf; Monomapata: zuidelijke Afrika (Zimbabwe en omgeving). c De beheersing van de trans-Sahara-handel (Mali), de hoofdstad Timboektoe als centrum van handel, godsdienst en wetenschap, de bouwwerken van Zimbabwe (afbeelding, blz. 257). Azië a Chinese keizerrijk / het Rijk van het Midden; het oude Japan; het Oude India: Guptarijk, Mogolrijk b Chinese keizerrijk: (delen van) het huidige China; Het oude Japan: het huidige Japan; Het oude India: (delen van) het huidige India en omgeving. c China: het ambtenarenapparaat / de bureaucratie (incusief het staatsexamen), het confucianisme, het keizerlijke hof met rituelen en omgangsvormen. Japan: het sjintoïsme, de bestuursvorm met tenno, sjogoen, daimyo en samoerai. India: wetenschap (aarde rond, decimale stelsel, medische kennis), literatuur, bibliotheken (Gupta-rijk); (tijdelijk) gelijkheid tussen moslims en hindoes (Mogolrijk). Wat verandert er door de kolonisatie? 2 Noem vier veranderingen op economisch gebied in de niet-westerse wereld als gevolg van de kolonisatie. Geef bij elke verandering enkele voorbeelden. Er kwamen betere verbindingen: spoorlijnen van de kust naar het binnenland, wegen, vliegvelden, havens. Er ontstond een uitwisseling van producten: de Europeanen voerden in de koloniën nieuwe landbouwgewassen, dieren en industrieproducten in; zij importeerden gewassen en delfstoffen uit de koloniën. Er ontstond een uitgebreide delfstoffenindustrie: producten als goud, zilver, steenkool, koper, olie, uranium. Een deel van de bevolking werd gedwongen te werken voor de koloniale overheid of voor Europese bedrijven: de verplichting voor mannen een aantal dagen per jaar zonder betaling te werken; de verplichting voor boeren om meer te verbouwen dan ze zelf wilden of een bepaald product voor de Europese markt; het invoeren van belasting, waardoor veel mensen voor Europeanen moesten gaan werken. 3 - - Noem twee veranderingen op sociaal gebied in de niet-westerse wereld als gevolg van de kolonisatie. Licht elke verandering kort toe. Steden groeiden in aantal en omvang, mede door de acitiviteiten van de Europeanen (bestuur, handel, industrie). Er ontstonden grote verschillen tussen de zaken- en woonwijken van de Europeanen en de wijken van de inheemse bevolking. De samenstelling van de bevolking veranderde: zeer sterk in Amerika: veel Indianen kwamen om (ziekten, oorlogen, slechte behandeling); er kwamen miljoenen Europeanen, Afrikanen (als slaaf) en Brits-Indiërs (als contractarbeiders) naar Amerika; nauwelijks in Afrika: er kwamen weinig blanken bij (behalve in Zuid-Afrika). 4 a In welke mate werd op godsdienstig gebied in de niet-westerse wereld het christelijk geloof verbreid? Beantwoord deze vraag per gebied. Latijns-Amerika: In Spaans-Amerika werden de meeste Indianen bekeerd tot het christendom. In Portugees-Amerika kwamen de Indianen nauwelijks in aanraking met blanken en hielden hun eigen godsdienst. Afrika: Miljoenen Afrikanen werden christen. In veel Afrikaanse landen vormen zij de meerderheid. In Afrika worden vaak christelijke en Afrikaanse gebruiken met elkaar vermengd. Vanuit het noorden drong de islam door, vaak met meer succes dan het christendom. Azië: Missionarissen en zendelingen hadden hier heel weinig succes. b In Azië verliep de verbreiding van het christendom anders dan in andere werelddelen. Geef daarvan twee oorzaken. De Aziaten vonden hun eigen cultuur beter dan die van anderen. Aziatische godsdiensten hadden net als het christendom miljoenen aanhangers, heilige geschriften en een goede organisatie. 5 6 - - - Op de westerse cultuur werd verschillend gereageerd. Licht dit toe met voorbeelden uit Afrika. Vooral de bewoners van de steden namen veel van de westerse cultuur over. Anderen hielden meer vast aan hun eigen cultuur. Ook waren er velen die hun eigen cultuur en de westerse cultuur met elkaar combineerden. Weer anderen bestreden de westerse cultuur. Noem drie veranderingen op politiek gebied in de niet-westerse wereld als gevolg van de kolonisatie. Licht elke verandering kort toe. Indianen raakten alle macht kwijt In Amerika verloren de Indianen bijna overal hun politieke zelfstandigheid. Zij werden tweederangsburgers in hun eigen land. Eerst alleen factorijen in Afrika en Azië In Afrika en Azië vestigden de Europeanen in de 16de en 17de eeuw alleen maar factorijen, meestal met toestemming van Afrikaanse en Aziatische heersers. Volken werden direct of indirect door Europeanen bestuurd In sommige koloniën regelden de Europese machthebbers het bestuur helemaal zelf. Dit systeem van direct bestuur (met een groot aantal ambtenaren) hadden Franse, Portugese en Belgische kolonies. De Britten en de Nederlanders kozen voor het systeem van indirect bestuur. De inheemse heersers mochten hun macht gedeeltelijk houden en bleven de bevolking besturen. Een klein aantal Europese ambtenaren hield toezicht. Waardoor wordt de dekolonisatie bevorderd? 7 a Waardoor was er aanvankelijk geen sprake van nationalisme in de koloniën? In elke kolonie leefden meestal verschillende volken, elk met een eigen cultuur en een eigen geschiedenis. b Waardoor ontstonden er in veel koloniën nationalistische bewegingen? Door het kolonialisme kregen de mensen in een kolonie een gemeenschappelijk verleden. 8 - - - - 9 - - - - Welke vier omstandigheden van binnenuit droegen bij tot de groei van het nationalisme en nationalistische bewegingen in veel koloniën? Onderwijs in West-Europese geschiedenis en staatsinrichting Een klein deel van de inheemse bevolking leerde begrippen als democratie, vrijheid, gelijkheid en nationalisme kennen. Onderwijs in de eigen cultuur Missionarissen en zendelingen gaven hun kennis van de inheemse culturen door aan inheemse leerlingen. Zij droegen zo bij tot het ontstaan van nationale gevoelens. Onderdrukking door de koloniale overheerser Dwang en onderdrukking door het opdringen van een ander bestuur, een andere godsdienst en andere arbeid droegen bij tot het verlangen naar de vrijheid om zichzelf te besturen. Ongelijkwaardige behandeling Westers geschoolde inheemsen en arbeiders voelden zich door de Europeanen als niet gelijkwaardig behandeld. Het nationalisme oefende op velen van hen aantrekkingskracht uit. Welke vier omstandigheden van buitenaf droegen bij tot de groei van het nationalisme en nationalistische bewegingen in veel koloniën? De Tweede Wereldoorlog De nationalisten kregen door de Tweede Wereldoorlog hoop de koloniale overheersers te kunnen overwinnen. Die koloniale overheersers leden nederlagen. En bleken de hulp van de koloniën nodig te hebben (voedsel, tin, rubber en soldaten). Verschuiving van machtscentra in de wereld Na de Tweede Wereldoorlog kregen de VS en Rusland het voor het zeggen in de wereld. Net als de meeste landen in de VN waren zij vóór dekolonisatie. Stimulerende voorbeelden van dekolonisatie in Azië en Afrika De voorbeelden van Gandhi in Brits-Indië, van Indonesië en Vietnam inspireerden anderen in de wereld, zoals Nkroemah in Goudkust. Die werd weer een voorbeeld voor andere Afrikaanse leiders. Groeiend inzicht dat het koloniale tijdperk ten einde liep Groot-Brittannië, Frankrijk en België wilden liever met de nationalistische leiders in de koloniën afspraken maken dan een dure oorlog te beginnen. Portugal probeerde dat wel, evenals Frankrijk in Algerije. Latijns-Amerika (par. 4) 10 In bijna alle staten van Latijns-Amerika kwam na de onafhankelijkheid een democratie. Noem drie oorzaken waardoor dat democratisch systeem slecht functioneerde. Geen ervaring in het democratisch besturen van een land. Militaire leiders die hun grote invloed op de politiek wilden behouden. Onvoldoende gevoel voor de democratie onder de grote massa van het volk; deze was arm en analfabeet en had het gevoel dat de politiek zich ver van haar wereld afspeelde, net als in de koloniale tijd. Midden-Oosten (par. 5) 11 Ruim een eeuw na de dood van Mohammed hadden de Arabieren een enorm rijk opgebouwd. Wat waren de oorzaken van deze snelle verovering? Het godsdienstige enthousiasme van de moslims. De strijdlustige aard van de bedoeïenen; door hun ruiterij beschikten de Arabieren over een sterk leger. In Arabië heerste overbevolking. Het Perzische en het Oost-Romeinse rijk hadden elkaar bestreden en verzwakt. Velen in het (godsdienstig) onverdraagzame Oost-Romeinse rijk zagen de verdraagzame Arabieren als bevrijders. 12 - - 13 - - - Licht de volgende twee hoofdoorzaken van de ondergang van het Arabisch imperium kort toe: a interne verdeeldheid, b aanvallen van buitenaf. Interne verdeeldheid Families streden om de functie van kalief. Een afscheiding waren het gevolg. Zo kwamen er drie kalifaten met als hoofdsteden: Bagdad, Cordoba en Caïro. Aanvallen van buitenaf • Gedurende de Kruistochten gingen tijdelijk gebieden verloren. • Vanuit West-Europa werden de moslims in 1492 definitief uit Spanje verdreven. • Vanuit Azië werden de Arabieren door het leger van Chengiz Chan aangevallen; Bagdad werd veroverd. • Vanuit Centraal-Azië vielen de Turken Klein-Azië binnen. a In welke periode bouwden de Turken een imperium op? Omschrijf de omvang van dat imperium op zijn grootst. Periode: van de 13de eeuw tot kort na 1453 Omvang van het Turks imperium: Klein-Azië; de resten van het Oost-Romeinse (Byzantijnse) rijk, inclusief Constantinopel (1453), de Balkan en het grootste deel van het Midden-Oosten b Welke overeenkomst was er tussen het Arabische en het Turkse rijk? In beide was de islam de heersende godsdienst. c Welke verschillen waren er tussen het Arabische en het Turkse rijk? De Turken regeerden met harde hand. Regelmatig braken er in het Turkse rijk opstanden uit (in tegenstelling tot het Arabische rijk). De bevolking in het Midden-Oosten bleef de Turken als bezetters zien, terwijl de Arabieren zich met de oorspronkelijke bevolking hadden vermengd. Onder de Arabische overheersing had het Midden-Oosten een culturele bloeiperiode meegemaakt. Onder de Turken kregen kunsten en wetenschappen weinig gelegenheid zich verder te ontwikkelen. 14 a Noem vier indirecte oorzaken die bijdroegen aan het einde aan het Turkse rijk. Beschrijf elke oorzaak in één zin of enkele zinnen. Door invloeden vanuit West-Europa drongen westerse denkbeelden als vrijheid, gelijkheid, democratie, nationalisme en scheiding tussen staat en godsdienst in het Turks rijk door. Arabisch en ander nationalisme in het Turkse rijk werd gestimuleerd door activiteiten van missionarissen en zendelingen. West-Europees imperialisme kreeg greep op het Turkse rijk: West-Europeanen kregen voorrechten in het Turkse rijk en sommige delen van het rijk werden door Frankrijk of Groot-Brittannië veroverd. De opkomst van de Jong-Turken die de macht van de sultan wilden overnemen. b Wat was de directe oorzaak van de val van het Turkse rijk? WO I bracht de laatste slag aan het Turkse rijk toe. De Britten en Fransen kregen de steun van de Arabieren tegen de Turken en hun Duitse bondgenoten. Na de nederlaag moest de Turkse regering een vredesverdrag tekenen dat het einde betekende van het Turkse rijk. c Welke delen bleven over in het nieuwe Turkije? In Europa werd het Turkse grondgebied teruggebracht tot Istanboel en directe omgeving. In het Midden-Oosten bleef alleen Klein-Azië behouden. 15 a Wat was het hoofddoel van de regering van Moestafa Kemal? De regering van Moestafa Kemal wilde van Turkije een moderne staat naar westers model maken. b Welke bevolkingsgroepen waren tegen de door Moestafe Kemal beoogde veranderingen? Waarom? Grootgrondbezitters waren tegen landhervormingen, omdat zij land moesten afstaan. Islamitische geestelijken waren tegen de hervormingen, omdat die de invloed van de islam beperkten. 16 - - Eén grote, onafhankelijke Arabische staat kwam na de Eerste Wereldoorlog niet tot stand. Wat waren daarvan mogelijke oorzaken? De Turken executeerden in de Eerste Wereldoorlog dertig vooraanstaande Arabische nationalisten. De grenzen van de (door het Westen opgelegde) mandaatgebieden bemoeilijkten onderlinge samenwerking en leidden tot het ontstaan van plaatselijke nationale bewegingen. Ieder mandaatgebied had eigen problemen waaraan de Arabieren elders geen aandacht schonken. Het Arabisch nationalisme was nog maar van recente datum en bleef beperkt tot de bovenlaag. Zwart-Afrika (par. 6) 17 Om welke twee redenen beperkten de Europeanen zich in Afrika voornamelijk tot het stichten van factorijen (handelsnederzettingen)? Afrika bleek bijzonder ongezond voor de blanken. Vanuit het Afrikaanse binnenland werden voldoende slaven en andere producten aangevoerd door Afrikaanse handelaars. 18 - 19 - Noem drie mogelijke gevolgen van de slavenhandel voor het verdere verloop van de Afrikaanse geschiedenis. Bepaalde rijken gingen ten onder. Bepaalde Afrikaanse staten kwamen tot bloei. De slavenhandel droeg bij tot een gevoel van superioriteit onder de blanken ten opzichte van de zwarten. In de 19de eeuw trokken veel ontdekkingsreizigers het binnenland van Afrika in. Noem hiervoor drie oorzaken en licht elk kort toe. De Wetenschappelijke Revolutie: Onder invloed daarvan wilde men Afrika volledig verkennen. Het christendom: Met het toenemen van de belangstelling voor mensen uit verre streken groeide ook de behoefte ‘verre heidenen’ te bekeren. Het zoeken naar andere handelsmogelijkheden dan de slavenhandel. Zowel grote bedrijven als regeringen staken met dat doel geld in ontdekkingsreizen. India (par. 7) 20 a Wat waren de belangrijkste doelstellingen van Gandhi? Gandhi ijverde voor het samengaan van hindoes en moslims. Hij pleitte voor geweldloosheid en burgerlijke ongehoorzaamheid als middelen om de onafhankelijkheid te bereiken. Ook kwam hij op voor de lagere kasten en de onaanraakbaren. b Hoe reageerden de Britten op het optreden van Gandhi? De Britten waren het onderling niet eens over de wijze waarop ze moesten reageren. Gandhi werd vaak gevangen gezet, maar ook vaak voor gesprekken uitgenodigd. c Wat bereikte Gandhi vóór de onafhankelijkheid? In 1935 kregen de rechtstreeks door de Britten bestuurde provincies volledig zelfbestuur en een eigen gekozen volksvertegenwoordiging. Achttien procent van de bevolking kreeg kiesrecht. 21 - Welk twee directe gevolgen had de onafhankelijkheid? Brits-Indië werd verdeeld in twee onafhankelijke staten: India en Pakisten. Er begon een grote trek van ruim 15 miljoen mensen (hindoes uit Pakistan naar India en moslims uit India naar Pakistan). Hoofdstukken 14 en 15 In hoofdstuk 14, paragrafen 4 t/m 7, wordt de periode van de kolonisatie en de dekolonisatie in Latijns-Amerika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, Zwart-Afrika en India beschreven. In hoofdstuk 15, paragrafen 1 en 2, komt de geschiedenis van China en Japan in dezelfde periode aan de orde. Een deel van de oriëntatiekennis uit de hoofdstukken 14 en 15 kun je verzamelen met behulp van schema’s (zie de voorbeelden op blz. 255). Daarmee ben je goed in staat de werelddelen met elkaar te vergelijken. Download deze schema’s (SV-Digitaal) en beantwoord daarin per gebied de vragen 22, 23 en 24. 22 Schema 1: Wat het Westen veroverde Welke Europese landen veroverden of verwierven rechten in welke delen van dit gebied en in welke eeuw? Gebruik voor het antwoord het historisch overzicht van hoofdstuk 14 en 15. Vul je antwoord aan met informatie uit het AB blz. 208-209 en de kaarten in HB blz. 254-255, 288. NB Het pdf-antwoordschema (Ked-61 schema 1) voor de docent staat op de website onder het tabblad Antwoorden SV-Digitaal. 23 Schema 2: De inheemse bevolking en de Europeanen Hoe was tijdens de kolonisatie de verhouding tussen de inheemse bevolking en de Europeanen? Zoek per aspect (in de linker kolom) twee voorbeelden. Spreid de voorbeelden zoveel mogelijk over de werelddelen. a discriminatie en racisme b bestuurlijk ingrijpen in de inheemse cultuur c westers respect voor de inheemse cultuur d aanpassing van de inheemsen aan de westerse cultuur e de inheemse cultuur combineren met de westerse cultuur f volledig afwijzen van de westerse cultuur en verzet bieden NB Het pdf-antwoordschema (Ked-61 schema 2) voor de docent staat op de website onder het tabblad Antwoorden SV-Digitaal. 24 Schema 3: De dekolonisatie Wanneer en op welke manier kwam de onafhankelijkheid tot stand in (delen van) Latijns-Amerika, Midden-Oosten en Noord-Afrika, Zwart Afrika? NB Het pdf-antwoordschema (Ked-61 schema 3) voor de docent staat op de website onder het tabblad Antwoorden SV-Digitaal. Hoofdstuk 15 China en het Westen 25 a Wat was directe oorzaak (aanleiding) voor het Britse ingrijpen in China in 1839? De aanleiding voor het Britse ingrijpen in China was het feit dat de Chinese regering in 1839 alle Britse opiumvoorraden in Guangzhou (Canton) liet verbranden. b Noem een indirecte oorzaak. De Britse wens om China meer open te stellen voor de handel en door de oorlog te dwingen tot onderhandelingen 26 a Welke idealen had Sun Yatsen? Sun Yatsen vatte zijn idealen samen in de ‘drie volksbeginselen’: nationalisme, democratie en volkswelvaart. b Wat veranderde er op politiek gebied na de revolutie van 1911? Na de revolutie van 1911 werd China een republiek met een president aan het hoofd. 27 - a Waarom gingen de GMD en de CCP vanaf 1921 samenwerken? Om de gezamenlijke vijanden te verslaan: • de regering in Beijing onder leiding van president Yuan Shikai; • de warlords die in de meeste provincies het gezag in handen hadden en zich van de centrale regering meestal niet veel aantrokken. Omdat de Sovjet-Unie erop aandrong, het enige land dat zowel de GMD als de CCP steunde en niet de regering in Beijing. b Wanneer werd die samenwerking beëindigd, door wie en waarom? 1927: Actie van de GMD onder leiding van Chiang Kaisjek, die de groeiende invloed van de communisten wilde tegengaan. c Waarom kwam het vanaf 1936 toch weer tot een - tijdelijke - samenwerking tussen de GMD en de CCP? Om de aanval van Japan op China te kunnen weerstaan vormden de GMD en de CCP een ‘Verenigd Front’. 28 - - In 1927 had de GMD in bijna heel China de macht in handen weten te krijgen. Door welke oorzaken moest de GMD in 1949 haar macht afstaan aan de CCP? De communisten hadden op het platteland veel meer steun weten te krijgen dan de GMD. Een belangrijke rol speelde hierbij het Rode Leger, grotendeels bestaande uit arme boeren die geschoold werden in de leer van het marxisme. Met behulp van dit leger werden rijke boeren gedwongen hun land aan arme boeren af te staan. De GMD had meer dan de CCP te lijden onder Japanse agressie, omdat zij aanvankelijk het grootste deel van China beheerste en moest verdedigen. In de Burgeroorlog van 1946-1949 bleek het Rode Leger inmiddels veel sterker geworden dan het leger van de GMD. Japan en het Westen 29 a Om welke reden werd Japan in 1639 bijna volledig afgesloten? De sjogoen voelde zich bedreigd door de bekering van honderdduizend Japanners door Portugese en Spaanse missionarissen, te meer daar de missionarissen vuurwapens naar Japan hadden meegebracht. Tegenstanders, zoals katholieke daimyo, zouden met buitenlandse steun in opstand kunnen komen. b Waarom kregen de Hollanders als enige westerlingen het recht om handel te drijven met Japan? Met hulp van de Hollanders werden alle missionarissen het land uitgezet en Japanse christenen vervolgd. De Hollanders ging het alleen om het drijven van handel. 30 - Japan kreeg in 1868 een parlement, maar werd nog geen democratie. Waarom niet? De keizer benoemde ministers en legerleiding en kon de volksvertegenwoordiging tijdelijk buiten werking stellen. De meeste macht lag in handen van leiders op de achtergrond. Uit hun midden werden ministers en legerleiders naar voren geschoven. Vooral zij bepaalden het regeringsbeleid. 31 Noem de belangrijkste motieven voor het Japanse imperialisme. Motieven voor het Japanse imperialisme waren het verwerven van voldoende voedsel voor de groeiende bevolking en van voldoende grondstoffen voor de zich uitbreidende industrie. Ook hoopte de Japanse regering de dreiging van het in Azië oprukkende Rusland tegen te gaan. 32 a Leg uit op welke wijze nationalisten en militairen Japan in hun greep kregen. De herleving van het imperialisme viel samen met een sterke groei van het nationalisme. Dit werd aangewakkerd door antiwesterse gevoelens. Gematigde politici in de regering moesten wijken voor radicale. In feite was er geen sprake meer van een democratie in Japan. Voorbereidingen werden getroffen voor ‘de bevrijding van Azië’: de oorlogsindustrie ging op volle toeren draaien en radio en film werden ingeschakeld. b Welke gevolgen had de politiek van de nationalisten en militairen? Deze politiek had rampzalige gevolgen: De Japanse agressie maakte naar schatting 20 miljoen slachtoffers. Japan werd bezet door de VS (augustus 1945). Er waren twee miljoen Japanners in de oorlog omgekomen, de industrie was grotendeels verwoest, de voedselvoorziening was ontoereikend en alle veroverde gebieden waren verloren gegaan. Opkomend Azië na de Tweede Wereldoorlog 33 Waardoor was het nationalisme tijdens de Tweede Wereldoorlog in Azië sterk gegroeid? De Japanners hadden tijdens de oorlog het nationalisme aangewakkerd in de westerse koloniën die zij veroverden. Zo hoopten zij de bevolking in die gebieden voor hun politiek te winnen. 34 a Welke westerse landen wilden na de oorlog welke koloniën met geweld terug veroveren? In welke periode? - Nederland voerde tussen 1946 en 1949 strijd in Indonesië - Frankrijk van 1945 tot 1954 in Vietnam b Welke westerse landen werkten mee aan de dekolonisatie van welke koloniën? Engeland (grootste koloniën India en Pakistan) en de VS (Filipijnen) werkten mee aan de dekolonisatie van hun voormalige koloniën. 35 a Welke overeenkomsten waren er tussen de dekolonisatie van Vietnam en Indonesië? - In beide gevallen wilde een Europese staat het koloniale gezag herstellen. - De Fransen en Nederlanders werden in 1945 geconfronteerd met vijandig gezinde ‘staten-in-wording’: de Republiek Vietnam en de Republiek Indonesia. Vervolgens probeerden zowel Frankrijk als Nederland de staten-in-wording door een combinatie van geweld en onderhandelingen uit te schakelen. Maar de meerderheid van de inheemse bevolking stond achter de eigen nationale leiders. b En welke verschillen? De macht in Vietnam werd in 1945 in handen genomen door Russisch georiënteerde communisten, onder leiding van Ho Tsji Minh. De leiders van de Republiek Indonesië, waaronder Soekarno, waren geen communisten en kregen juist de steun van de VS, Frankrijk leed een militaire nederlaag, terwijl Nederland door de VN en de VS onder druk werd gezet om overwinningen bij de ‘politionele acties’ niet uit te buiten. In Vietnam vond na 1954 een militaire confrontatie plaats tussen Oost en West, terwijl Indonesië zich buiten de Koude Oorlog hield. - - - 36 a Welke binnenlandse hervormingen werden in Japan onder druk van de VS ingevoerd? Japan werd een parlementaire democratie naar westers voorbeeld. De keizer verloor in de grondwet zijn goddelijke positie, maar behield wel groot aanzien. De rechten van de mens werden hersteld en uitgebreid. Daardoor werd in het bijzonder de positie van de vrouw verbeterd. Het leger werd afgeschaft en de oorlogsindustrie werd opgeheven. Door de landhervormingen werd het grootgrondbezit beperkt. De onafhankelijkheid van de media ten opzichte van de overheid werd beschermd. b Welke buitenlandse politiek ging Japan voeren? Japan sloot in 1952 een veiligheidsverdrag met de VS: de VS zouden zorgen voor de Japanse defensie en kregen luchtmachtbases in Japan. Zo werd het officieel neutrale Japan in de praktijk een trouwe bondgenoot van het Westen. 37 - In welke opzichten volgden de Filipijnen de VS? De staatsinrichting werd naar het voorbeeld van de VS ingericht. De Filipijnen werden bondgenoot van de VS. Op militair gebied werd dit vastgelegd in een verdrag over Amerikaanse vloot- en luchtmachtbases op de Filipijnen. Op economisch gebied werden al in 1935 vastgelegde afspraken voortgezet. 38 Waardoor bleef Groot-Brittannië invloed houden in de voormalige kolonie Maleisië? De economie bleef grotendeels in handen van Britse firma’s. Ook op militair terrein werden de Britse belangen veiliggesteld, doordat Singapore een aparte kroonkolonie bleef, waar de Britse vloot een grote basis had. 39 - - Welke conflicten deden zich wanneer voor tussen welke communistische landen in het oosten van Azië? Als gevolg waarvan? In 1979 verdreef het communistische Vietnam de communistische Rode Khmer uit het grootste deel van Cambodja. De Rode Khmer had in Cambodja op een bevolking van 7 miljoen naar schatting 2 miljoen mensen vermoord. China wil liever geen machtige buurlanden. Daarom probeerde het in hetzelfde jaar tijdens een korte oorlog - vergeefs - Vietnam te dwingen zich uit Cambodja terug te trekken (pas na 1989 trok Vietnam zich, uit eigen beweging, uit Cambodja terug). Natievorming, communisme, democratie en patronage 40 In hoeverre werd het ideaal van de natiestaat in het oosten van Azië na 1945 gerealiseerd? - - Alle landen hadden al lange tijd een vorm van gecentraliseerd gezag met een omvangrijk ambtenarenapparaat. In de meeste landen strekte het centrale gezag zich niet uit over het gehele grondgebied. Over de grenzen van dat grondgebied bestond bovendien nog onduidelijkheid. Met uitzondering van Japan en Korea bestaat de bevolking van die staten uit verschillende etnische en godsdienstige groepen. De meeste landen zijn ‘plurale samenlevingen’, waarin het de vraag is hoe uit verschillende groepen een natie kan ontstaan. 41 a Welke Aziatische landen werden na de Tweede Wereldoorlog een democratie? Japan, India b Welke werden communistisch? China (vanaf 1949), Vietnam (eerst alleen Noord-Vietnam, sinds 1975 ook Zuid-Vietnam), Noord-Korea c Welke wisselden van regeringsvorm? Indonesië, Filipijnen, Zuid-Korea, Cambodja, Zuid-Vietnam d In welk land was er een ‘beperkte democratie’ (zeggenschap voor maar een deel van de bevolking)? Maleisië 42 - 43 - a Welke twee fasen zijn te onderscheiden in de ontwikkeling van de communistische staten China en Vietnam? Fase van opbouw van een gecentraliseerde communistische staat Fase van interne hervormingen en versoepeling van de ideologie b Als gevolg van welke factoren ging fase 1 over in fase 2? Het mislukken van de economische politiek van Mao Zedong in China En economische problemen in Vietnam: • door de glasnost viel de financiële steun vanuit Rusland weg • het handhaven van een groot leger (mede als gevolg van de inmenging in Cambodja) drukte zwaar op de economie van het land Waardoor neemt Noord-Korea een aparte plaats in tussen de communistische landen in Azië? Doordat Noord-Korea eigen atoombommen en raketten produceert Doordat in Noord-Korea (nog) steeds in de eerste fase van communistische dictatuur verkeert. 44 a Waarom werden in China zowel de Grote Sprong Voorwaarts als de Culturele Revolutie een grote mislukking? Door de Grote Sprong Voorwaarts daalde de landbouwproductie sterk. Het gevolg was een zeer ernstige hongersnood, die aan tallozen het leven kostte. Door de Culturele Revolutie werd het leven in de steden zo grondig ontwricht, dat Mao een einde liet maken aan de Culturele Revolutie. b Welke belangrijke veranderingen bracht de opvolger van Mao, Deng Xiaoping, in de binnen- en buitenlandse politiek? Deng bracht Vier Moderniseringen tot stand: die van landbouw, industrie, wetenschap en defensie. De moderniseringen hielden in: meer vrijheid op alle gebieden, maar vooral op economisch gebied; minder waarde hechten aan de communistische ideologie; samenwerking op technisch-wetenschappelijk gebied met het Westen en met Japan. 45 a Welke staatsinrichting kreeg India in 1947? India kreeg een staatsinrichting naar het voorbeeld van Engeland en de VS. Het parlement functioneert vooral als het Engelse; van de VS nam men de mensenrechten en de richting in deelstaten met een grote zelfstandigheid over. b Door welke aanpak wist Nehru de eenheid van India te behouden? Nehru loste conflicten op een vreedzame wijze op door compromissen tussen belangengroepen te sluiten. 46 - Welke gebeurtenissen en ontwikkelingen sinds de jaren ‘70 tonen aan dat de westerse democratie in India werkt? Indira Gandhi schakelde enerzijds tijdelijk het parlement uit, maar anderzijds liet zij ook vrije verkiezingen houden en accepteerde een verkiezingsnederlaag. Rajiv Gandhi trad ten gevolge van financiële schandalen af, waarna de oppositie aan de macht kwam. De belangrijkste politieke partijen steunen de democratie en werken mee aan wisselende regeringscoalities. 47 a Leg uit wat een patronage-verhouding inhoudt. Een patronage-verhouding bestaat uit een persoonlijke relatie tussen een patroon en een cliënt. De cliënt verkrijgt bepaalde voordelen in ruil voor loyaliteit aan de patroon. b Hoe wordt de invloed van het parlement in veel staten in het oosten van Azië door patronage-verhoudingen teruggedrongen? In het oosten van Azië wordt het maatschappelijke, economische en politieke verkeer in belangrijke mate bepaald door netwerken van patronage-verhoudingen. In de politiek is het belangrijkste netwerk geconcentreerd rond de president of de premier. Hij onderhoudt nauwe banden met topfiguren uit de politiek en het bedrijfsleven. In deze beperkte groep worden de belangrijke beslissingen over het te voeren regeringsbeleid genomen. c Welke vorm van patronage was in Indonesië te zien? Het land werd beheerst door president Soeharto en een kleine groep van hoge militairen, die de politieke en economische macht deelden. Zij gaven, in ruil voor volgzaamheid, economische voordelen aan hun ondergeschikten. Privé-ondernemingen bijvoorbeeld waren in handen van bepaalde legeronderdelen. Ook de familie van de president zelf was eigenaar van grote zakenimperia. Grote economische groei in delen van Azië 48 Noem minstens drie factoren die sterk hebben bijgedragen aan de economische groei van Japan na de Tweede Wereldoorlog. Japan kon zich na WO II snel herstellen door: de reeds aanwezige infrastructuur, het hoge onderwijspeil dat al voor de oorlog bereikt was. Verder droegen de volgende factoren ertoe bij: Het voorrang geven aan het ontwikkelen van hoogwaardiger technologie. Het rationaliseren en ecologisch verantwoorder maken van het productieproces Het verplaatsen van arbeidsintensieve en technologisch minder gecompliceerde industrieën naar landen met een lager loonpeil. 49 Door welke hervormingen wist Deng Xiaoping in China een sterke economische groei tot stand te brengen? Op economisch gebied werden meer vrijheden toegestaan: Boeren konden eigen stukjes land krijgen en de opbrengst ervan op de vrije markt verkopen. Op technisch-wetenschappelijk gebied werden er samenwerkingsverbanden met het Westen en met Japan aangegaan. De export werd gestimuleerd en buitenlandse investeringen in China toegelaten. De oostelijke zeeprovincies kregen een speciale rol. Sinds 1980 bestaan daar zogenaamde speciale economische zones, die bedoeld zijn als ‘experimenteergebieden’ met een westers kapitalistisch economisch systeem. In 1984 werd een beurs- en geldmarktsysteem geïntroduceerd en mochten staatsbedrijven hun eigen beleid voeren. 50 - a Noem twee factoren die in India de vooruitgang op economisch gebied belemmerden. De regering van India boekte weinig succes met het afremmen van de bevolkingsgroei. De regering slaagde er niet in een einde te maken aan het grootgrondbezit. Grootgrondbezitters beheersen de regeringen van deelstaten en houden het beleid van de centrale regering tegen. b Tussen de deelstaten van India bestaan grote verschillen. Geef daarvan twee voorbeelden op het gebied van de landbouw. - - 51 In sommige gebieden is de productie verhoogd door het gebruik van betere zaden en kunstmest. In andere gebieden is te weinig water en hadden de meeste boeren te weinig geld om betere zaden en kunstmest te kopen. In de Punjab wordt per hectare tweemaal zoveel geproduceerd als elders in India. ste c Toch werd India aan het begin van de 21 eeuw na China de snelst groeiende economie ter wereld. Welke vier omstandigheden speelden daarbij een rol? De regering ging de bureaucratie bestrijden. De deelstaten kregen meer vrijheid van de centrale regering om zich economisch te ontwikkelen. Een sterke groei van het hoger onderwijs. De laatste decennia keren steeds meer Indiërs na een studie in het buitenland terug. Steeds meer westerse bedrijven vestigden zich in India (vanwege de lage lonen). a Welke landen in het oosten van Azië worden aangeduid als Newly Industrialising Economies (NIE’s)? Hongkong, Zuid-Korea, Singapore en Taiwan b Noem vier gemeenschappelijke kenmerken van deze landen? Er is een verschuiving opgetreden van landbouw naar industrie. Door gunstige investeringsvoorwaarden en lage lonen konden de NIE’s internationale bedrijven ertoe brengen een deel van hun productie naar hun landen te verleggen. De industrialisatie werd gericht op export. De nationale overheden hadden een leidende rol en slaagden erin voor politieke en maatschappelijke stabiliteit te zorgen (beheersing van de lonen, arbeidsrust en goed onderwijs).