Inleiding Blauwe Stip-vraag: Vraag: Waardoor is het in de tropen altijd zo warm? Antwoord: Dat komt door de evenaar. Par. 3.1 - Luchtstreken Tropische Luchtstreek = Het gebied rond de evenaar, waar de gemiddelde temperatuur in geen enkele maand onder de 18°C komt. Koude Luchtstreek = Het gebied rond de polen, waar de gemiddelde temperatuur in geen enkele maand boven de 10°C komt. Gematigde Luchtstreek = Het gebied tussen de tropische en de koude luchtstreek in, waar het in de zomer gemiddeld warmer dan 10°C is en in de winter gemiddeld kouder dan 18°C. Tussen de gematigde en de tropische luchtstreek in ligt de kokospalmgrens en tussen de gematigde en de koude luchtstreek ligt de boomgrens. De boomgrens in Europa ligt gemiddeld op 2500 Meter Vegetatie = oorspronkelijke plantengroei. Luchtstreek Koud Grens Boomgrens Boomgrens Gematigd Tropisch Kokospalmgrens Kokospalmgrens Gemiddelde Temperatuur Warmste maand minder dan 10°C - Warmste maand meer dan 10°C - Koudste maand minder dan 18°C Koudste maand meer dan 18°C Er zijn 5 luchtstreken: De tropische luchtstreek, de noordelijke en de zuidelijke gematigde luchtstreek & de noordelijke en de zuidelijke koude luchtstreek. Par. 3.2 - Zonshoogte Isotherm = Een lijn die punten van gelijke temperatuur met elkaar verbindt, een isotherm is dus een temperatuurlijn. De kokospalmgrens en de boomgrens zijn ook isothermen. Tropische luchtstreek begrensd door: 18°C-Isotherm, het wordt er nooit kouder dan 18°C. Kokospalmen groeien alleen op plekken waar het in de koudste maand gemiddeld warmer dan 18°C is. Koude luchtstreek begrensd door: 10°C-Isotherm, het wordt er nooit warmer dan 10°C. Bomen groeien alleen op plekken waar het in de warmste maand gemiddeld warmer is dan 10°C. Groeiseizoen = De periode waarin het warm genoeg is voor planten om te kunnen groeien. De vegetatie in een gebied hangt sterk af van de temperatuur. Zonshoogts = De hoek die de zonnestralen met het aardoppervlak maken. De zonshoogte is in de tropische luchtstreek 2 keer per jaar 90°, op 21 maart & 23 september. In de gematigde luchtstreek is de hoek altijd kleiner dan 90°. In de koude luchtstreek komt de zon nooit hoog boven de horizon. Door de zonshoogte zijn er gevolgen voor de vegetatie, zo groeien in de koude luchtstreek de planten veel langzamer dan in de tropische luchtstreek. Door de bolvorm van de aarde verschilt de zonshoogte van plaats tot plaats. Par. 3.3 - Seizoenen In de zomer is de zonshoogte groter dan in de winter. De aarde staat scheef ten opzichte van de zonnestralen. Op 21 juni staat de zon loodrecht boven de noorderkeerkring & op 22 december staat de zon loodrecht boven de zuiderkeerkring. Tussen de keerkringen kan de zon loodrecht op aarde schijnen. Op 21 juni kan de zon niet bij de zuidpool komen en op en op 22 december niet bij de noordpool. Op 21 maart en 23 september staat de zon loodrecht boven de evenaar. Datum 21 Juni 23 September 22 December 21 Maart 21 Juni Plaats met loodrechte zonnestand Noorderkeerkring Evenaar Zuiderkeerkring Evenaar Noorderkeerkring Noordelijk halfrond Zuidelijk halfrond Zomer Herfst Winter Lente Zomer Winter Lente Zomer Herfst Winter Seizoenen ontstaan door de scheve stand van de aardas Par. 3.4 - Verschillen in Temperatuur & Neerslag Klimaat = Het gemiddelde weer over 30 jaar. Welk klimaat een gebied heeft, hangt af van: - De luchtstreek - De ligging: Vlak bij zee of ver landinwaarts - De overheersende windrichting: Wind vanaf de zee of vanaf het land - De hoogteligging: Hoog in de bergen of juist op zeeniveau Er zijn 5 groepen klimaten op aarde, ieder aangegeven met een letter (A t/m E). Klimaatsysteem van Köppen = Een indeling van klimaten op grond van temperatuur en neerslag. De vijf klimaatgroepen van De Heer Köppen zie je hieronder: Klimaatgroep A Naam Tropische Klimaten Luchtstreek Tropisch B Droge Klimaten Tropisch / Gematigd C Zeeklimaten Gematigd D Landklimaten Gematigd E Koude Klimaten Koud Kenmerk Koudste maand warmer dan 18°C Minder dan 200mm neerslag / minder dan 500mm neerslag Koudste maand warmer dan 18°C, warmste maand warmer dan 10°C Koudste maand kouder dan -3°C, warmste maand warmer dan 10°C Warmste maand kouder dan 10°C De Heer Köppen heeft naast de letters A t/m E voor de klimaatgroepen ook nog een indeling gemaakt voor de klimaten: Letter f s w S W T F H Duits feucht sommertrocken wintertrocken Steppe Wüste Tundra Firn Hochgebirge Nederlands Neerslag in alle jaargetijden Droge Zomer Droge Winter Steppe Woestijn Toendra Eeuwige Sneeuw Hooggebergte Je kan de 5 klimaatgroepen weer verder indelen. De 2de letter geeft de verschillen in neerslag of temperatuur aan. Klimaat Af Aw BS BW Cs Cf Df ET EF EH Naam Tropisch Regenwoudklimaat Savanneklimaat Steppeklimaat Woestijnklimaat Middellandse-Zeeklimaar Zeeklimaat Landklimaat Toendraklimaat Sneeuwklimaat Hooggebergteklimaar Vegetatie Tropisch Regenwoud Savanne Steppe Woestijn Mediterrane Vegetatue Zomergroen Loofwoud Loof- en Naaldwoud Toendra ----- Temperatuur en neerslag bepalen welke vegetatie er in een gebied is. Het klimaatsysteem van Köppen bestaat uit vijf klimaatgroepen, die weer verder worden onderverdeeld in tien klimaten. Par. 3.5 - Tropische Klimaten De zon verwarmt het aardoppervlakte bij de evenaar sterk. Tropisch regenwoudklimaat (Af) = Een klimaat met altijd hoge temperaturen en het hele jaar veel neerslag. In het tropisch regenwoud groeit de oudste vegetatie op aarde. Tropisch Regenwoud = Het oerwoud in de tropen. In het tropisch regenwoud zijn er 3 etages van bomen. Savanneklimaat (Aw) = Een klimaat met meestal hoge temperaturen en een droge periode. In de droge periode is het iets minder warm. Er stijgt niet zo veel lucht, daardoor ontstaan er minder wolken en valt er ook minder neerslag. Savanne = Een tropische grasvlakte met verspreid bomen en struiken. Tropische klimaten zijn warm. Hoe verder ze van de evenaar liggen, hoe droger ze zijn. Par. 3.6 - Droge Klimaten Steppe = Een boomloze grasvlakte. Steppeklimaat (BS) = Een klimaat met een korte natte tijd en een lange droge tijd. In het Steppeklimaat valt er gemiddeld minder dan 500mm neerslag per jaar. Woestijn = Een droog gebied dat bijna of helemaal onbegroeid is. Woestijnklimaat (BW) = Een klimaat waarin bijna nooit neerslag valt. Gemiddeld valt er in een woestijnklimaat minder dan 250mm neerslag per jaar. Oase = Een gebied in de woestijn waar door de aanwezigheid van water planten kunnen groeien. De planten die in een woestijn groeien slaan veel water op, dus hebben een dikke stam. Par. 3.7 - Gematigde Klimaten In de gematigde luchtstreek hebben de seizoenen meer verschil in temperatuur dan in de tropen. Middellandsche-Zeeklimaat (= Mediterraan Klimaat) = Een klimaat met een hete, droge zomer en een zachte, regenrijke winter. Mediterrane Vegetatie = Altijdgroene planten met dikke bladeren en lange wortels. Het Middellandse-Zeeklimaat ligt in de gematigde luchtrstreek vlakbij de tropen. Zeeklimaat (Cf) = Een klimaat met een koele zomer, een zachte winter en neerslag in alle jaatgetijden. Planten groeien er goed, want het is vochtig en het is er nooit te koud. De vegetatie bestaat uit: Zomergroene loofbomen die in de winter hun blad verliezen. Landklimaat (Df) = Een klimaat met een warme zomer, een strenge winter en neerslag in alle jaargetijden. Voor loofbomen is het in een landklimaat in de winter te koud, daarom groeien daar naaldbomen, die kunnen beter tegen kou. Taiga = Een gebied met naaldwoud tussen 50°NB en 55°NB. Door de invloed van zee heeft het zeeklimaat koelere zomers en zachtere winters dan een landklimaat. Par. 3.8 - Koude Klimaten Toendraklimaat (ET) = Een klimaat met een korte, koude zomer en een lange, strenge winter. Hij wordt begrensd met de 10°C-isotherm, de temperatuur komt nooit boven de 10°C uit in de warmste maand. Toendra = Een boomloze vlakte met mossen en dwergstruiken. De winter duurt in een toendraklimaat 8 tot 10 maanden. Permafrost = Een altijd bevroren ondergrond. In de zomer ontdooit alleen de bovenste laag grond. Smeltwater kan niet wegstromen omdat onder die ontdooide laag het nog bevroren is, hierdoor ontstaan veel kleine meertjes. Sneeuwklimaat (EF) = Een klimaat waarbij het altijd vriest. De sneeuw smelt in de zomer niet weg, daardoor ontstaan gletsjers die langzaam naar de zee stromen. In de zee brokkelen de gletsjers af en daardoor ontstaan ijsbergen en daardoor koelt het zeewater af en daardoor wordt het klimaat nog kouder. Hooggebergteklimaat (EH) = Een klimaat dat hoog in de bergen voorkomt en waarbij het altijd vriest. Net als het sneeuwklimaat is de gemiddelde temperatuur onder de 0°C. Op een hooggebergteklimaat kan het klimaat veel verschillen, zo kan het aan de zonzijde erg warm zijn en aan de schaduwzijde erg koud. Hoe dichter bij de polen en hoe hoger in de bergen, hoe kouder het is. Par. 3.9 - Luchtsoorten Equator is het Latijnse woord voor evenaar. Luchtsoort = Een grote hoeveelheid lucht met een bepaalde temperatuur en vochtigheid. Luchtstreken & Luchtsoorten: Luchtstreek Koud Gematigd Tropisch Luchtsoort Arctisch Polair / tropisch Equatoriaal Luchtsoorten & Vochtigheid: Naam Maritiem Continentaal Vochtigheid Vochtig Droog Herkomst Oceaan Continent In Nederland hebben we te maken met 6 luchtsoorten. Alleen de Equatoriale luchtsoort komt niet in Nederland voor, die bevindt zich alleen maar in de buurt van de evenaar. Luchtsoorten & Het weer in Nederland: Luchtsoort Continentaal Arctisch Continentaal Polair Continentaal Tropisch Maritiem Tropisch Maritiem Polair Afkorting cA Windrichting NO Zomer Koel Winter Vorst cP O Warm Vorst cT ZO Zeer Warm Koud mT ZW Zacht Zacht mP W Koel Zacht Het weer wordt bepaald door de luchtsoort die met de wind meekomt. Par. 3.10 - Passaten Passaat = Een wind die in de tropische luchtstreek het hele jaar boven de oceanen waait. Op het noordelijk halfrond waait hij uit het noordoosten. Doordat de wind de hele tijd die kant op waait, groeien de bomen ook 1 kant op. Ze heten daar: Dividivibomen. In Noord-Holland is dit ook het geval, daar groeien ze ook 1 richting uit door de overheersende zuidwesten wind. Subtropen = Het overgangsgebied tussen het A- en C-klimaat, dat tussen 30° en 40° NB en ZB. Subtropisch Maximum = Een hogedrukgebied door dalende equatoriale lucht. Equatoriaal Minimum = Een lagedrukgebied door stijgende equatoriale lucht. Het subtropisch maximum en minimum zijn het hele jaar door permanent, dus er waait het hele jaar door een wind van subtropen naar tropen, dat zijn de passaten. Passaten waaien van de subtropische maxima naar het equatoriaal minimum. Aan de evenaar legt het aardoppervlak tijdens de draaiing van de aarde om haar as in 24 uur 40.000km af, want de omtrek van de aarde is 40.000km. De afgelegde afstand per uur is het grootst, groter dan elke andere plek op aarde. Naar de polen toe wordt die afstand steeds kleiner, aan de evenaar legt het aardoppervlak dus een grotere afstand per uur af. Er zijn 2 passaten: Noordoost & Zuidoost. Passaten zijn droog, ze gaan van een warm gebied naar een nog warmer gebied. Passaten hebben, net als alle andere winden, op het noordelijke halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links. Par. 3.11 - Moessons Moesson = Een halfjaarlijks wisselende wind in de tropische luchtstreek. In de zomer brengt de moesson regen, in de winter is hij droog. Moesson op het noordelijk halfrond: Seizoen Zomer Winter Windrichting ZW NO Naar land/zee Naar land Naar zee Neerslag Regen Droog Moessons op het noordelijk & zuidelijk halfrond: Maand Januari Juli Land India Australië India Australië Seizoen Winter Zomer Zomer Winter Windrichting NO NW ZW ZO Neerslag Droog Regen Regen Droog In de winter is de moessonrichting gelijk aan de passaat, in de zomer waait hij in tegengestelde richting.