B en W nummer 11 - Gemeente Leiden

advertisement
B en W-nummer 15.0045; besluit d.d. 20-1-2015
Onderwerp
Collegebrief toepassing Wet markt en overheid
Besluiten:
1. De brief ‘Toepassing Wet markt en overheid’ (Z/15/141361) vast te stellen.
Perssamenvatting:
Naar aanleiding van een toezegging informeert het college van burgemeester en wethouders
de gemeenteraad per brief over de beoogde toepassing van de Wet markt en overheid.
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden
Gemeente Leiden
Bezoekadres Stadhuis
Commissie werk en middelen
Stadhuisplein 1
Postadres Postbus 9100
2300 PC Leiden
Telefoon 14071
E-Mail
Website www.leiden.nl/gemeente
20 januari 2015
Z/15/141361
Onderwerp Toepassing Wet markt en overheid
Datum
Contactpersoon
Ons kenmerk
Doorkiesnummer
Tom Smolders
5223
Geachte raadsleden,
Op 1 juli 2014 deed wethouder Damen in de commissie Werk en middelen de toezegging om
met een visiestuk te komen die de commissie in staat stelt om een principiële discussie te
voeren over de toepassing van de Wet markt en overheid. Deze brief geeft inzicht in de
functie van de gedragsregels waaraan de gemeente zich moet houden. Op basis hiervan
geven wij u onze visie op de wijze waarop we de bepalingen uit de Wet markt en overheid in
de toekomst op een goede manier kunnen toepassen.
Gedragsregels.
Om haar beleidsdoelen te bereiken verricht de gemeente soms diensten voor externe
partijen, die ook door ondernemers (zouden kunnen) worden verricht. Op dienstverlening aan
de eigen organisatie, bijdragen aan publieke taken van andere overheden en
steunmaatregelen in overeenstemming met de Europese staatssteunregels na, is in dat geval
sprake van economische activiteiten. Om te zorgen voor een heldere afweging van belangen
van overheden en markt, zijn in 2011 met de Wet markt en overheid gedragsregels
opgenomen in de Mededingingswet. Indien een gemeente bij de uitvoering van economische
activiteiten niet aan deze gedragsregels voldoet, dient de gemeenteraad een formeel besluit
te nemen dat deze activiteiten plaatsvinden in het kader van het ‘algemeen belang’. Op deze
wijze voorkomen de gedragsregels uit de Mededingingswet dat de gemeente op een
ongelijke wijze concurreert met ondernemers, zonder dat uw raad hierover een zorgvuldig
besluit heeft kunnen nemen.
De gedragsregels zijn samengevat:
1.
De gemeente moet voor zijn economische activiteiten een integrale kostprijs
rekenen.1
2.
De gemeente mag overheidsbedrijven niet selectief bevoordelen ten opzichte van
andere ondernemers.1
3.
Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke bevoegdheden ten aanzien van een
economische activiteit mogen niet in één functie zijn verenigd.
4.
Een gemeente mag vanuit de publiekrechtelijke functie verzamelde gegevens niet
gebruiken voor economische activiteiten als deze voor ondernemers niet beschikbaar
zijn.
1
Zie voor de uitzonderingen op deze gedragsregels de bijlage of de Handreiking Wet markt en
overheid.
Deze vier gedragsregels dienen om te voorkomen dat de gemeente bij het uitvoeren van
economische activiteiten concurrentievoordelen heeft ten opzichte van andere aanbieders,
tenzij de gemeenteraad besluit dat het ‘algemeen belang’ dit rechtvaardigt.
Visie op ‘Algemeen belang’
Uitgangspunt is dat de gemeente bij economische activiteiten handelt conform de bepalingen
uit de Wet markt en overheid. Het is een politieke afweging, om te bepalen waar het vanuit
het ‘algemeen belang’ is gerechtvaardigd om hiervan af te wijken. In de visie van het college
moet een dergelijk besluit rusten op twee pijlers:
1.
Het besluit herstelt een duidelijk aanwijsbaar marktfalen: de ‘markt’ (collectief van
private aanbieders van goederen en diensten) is niet – of onvoldoende – in staat om
te leveren wat op dat moment nodig is voor de stad.
2.
De proportionaliteit van de maatregel kan worden onderbouwd: het is aannemelijk dat
het besluit geen onevenredige schade toebrengt aan de belangen van ondernemers.
Een debat over wat nodig is voor de stad en de weging van dit ‘publieke belang’ met de
belangen van ondernemers kan naar onze mening alleen in een debat in de gemeenteraad
plaatsvinden aan de hand van concrete casuïstiek. De onderbouwing van de exploitatie van
Parkeergarages uit het eerdere raadsvoorstel uit de Wet markt en overheid (RV14.0072)
illustreert dit:
”Binnen de programma’s Bereikbaarheid en Binnenstad is de beschikbaarheid van
kwalitatief hoogwaardige en goed bereikbare parkeerplekken een belangrijk
aandachtspunt. In het raadsvoorstel rondom de garages aan de Garenmarkt en
Lammermarkt (RV13.0100) staat: “Goede parkeervoorzieningen zijn noodzakelijk om de
belangrijkste doelstellingen van Programma Binnenstad te realiseren: meer bezoekers
naar de binnenstad van Leiden trekken, die meer besteden en het bezoek aan Leiden
hoog waarderen”. De tarieven voor de parkeergarages zijn niet kostendekkend. De
parkeerexploitatie is een ‘gesloten systeem’ waarin kosten en baten uit straatparkeren en
garages worden verrekend. Hiermee vormen de parkeergarages een onderdeel van
parkeerregulering in de stad. De private parkeergarages in de stad richten zich op een
andere doelgroep dan de gemeentelijke parkeergarages, namelijk de
supermarktbezoekers en bezoekers van de bijbehorende functies van de ontwikkeling
waar de garage deel van uitmaakt. Dit vertaalt zich ook in een andere tariefstructuur voor
de parkeerders. De gemeentelijke garages richten zich vooral op het faciliteren van de
bezoekers van de binnenstad. Vanuit die scope vindt er naar onze inschatting geen
marktverstoring plaats.” (RV14.0072, pg. 2-3)
Ook in dit voorstel was dus sprake van een door de raad vastgesteld ‘algemeen belang’
(‘goede parkeervoorzieningen’ en ‘parkeerregulering’) en beargumenteerden we waarom het
aannemelijk is dat geen marktverstoring plaatsvindt. Met het eerdere raadsvoorstel rondom
de Wet markt en overheid (RV14.0072) heeft uw raad deze belangenafweging die u in het
verleden heeft gemaakt rondom bijvoorbeeld de Sportnota, de besluitvorming over de
Parkeergarages en de Nota Vastgoed formeel in overeenstemming gebracht met de
bepalingen in de Mededingingswet. Het betrof in dit geval dus geen nieuwe (beleids)keuzes,
maar het formeel in lijn brengen van uw eerdere besluiten met de wet.
Procedure bij nieuwe keuzes
Op het moment dat zich een situatie voordoet dat uw raad wel nieuwe keuzen moet maken,
dan zullen wij u zo goed mogelijk in staat stellen een goede belangenafweging te maken. Als
een raadsvoorstel tot een conflict leidt met één van de gedragsregels, dan zal dit in het
aanbiedingsformulier onder ‘overwegingen’ worden opgenomen, inclusief een duidelijke
omschrijving van het algemeen belang / marktfalen en de proportionaliteit van de maatregel.
Het dictum van het raadsbesluit zal in dit geval de bepaling bevatten dat de raad besluit dat
‘de activiteiten plaatsvinden in het kader van het algemeen belang, zoals bedoeld in artikel
25h vijfde en zesde lid van de Mededingingswet’. Op deze wijze plaatsen deze bepalingen u
als raad in positie om op een dergelijk moment de belangen van ondernemers en de stad te
wegen. Besluiten rondom het vaststellen van het Algemeen belang worden gepubliceerd en
zijn vatbaar voor bezwaar en beroep. Op het moment dat ondernemers menen dat hun
belang onzorgvuldig is gewogen, kunnen zij hiertegen binnen zes weken na besluitvorming
bezwaar aantekenen.
Concluderend
In het beleidsakkoord 2014-2018 staat duidelijk: “de gemeente en ondernemers in de stad
hebben veel gemeenschappelijke belangen”. De gedragsregels vanuit de Wet markt en
overheid helpen om, op het moment dat publieke belangen en belangen van ondernemers
mogelijk botsen, de raad in positie te brengen om hierin een zorgvuldige belangenafweging te
maken. Alleen wanneer u als raad besluit dat het proportioneel is om een marktfalen te
herstellen door niet conform de gedragsregels te werken, is dit geoorloofd. Dit betekent dat
afwijken alleen mogelijk is, als de markt niet in staat is te leveren wat u als raad vindt dat de
stad nodig heeft.
Hoogachtend,
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
de Secretaris,
de Burgemeester,
Bijlage: uit de Handreiking Wet markt en overheid
Gedragsregel integrale kostendoorberekening. Een overheidsorganisatie die
economische activiteiten verricht, is op grond van de Wet M en O verplicht daarvoor ten
minste de integrale kosten in rekening te brengen aan afnemers. Deze verplichting geldt
echter niet, in een drietal uitzonderingsgevallen.



de uitoefening van een bijzonder of uitsluitend recht en gelden reeds voorschriften
omtrent de voor de desbetreffende economische activiteiten in rekening te brengen
prijzen (…)
het verstrekken van gegevens of gegevensbestanden die uw overheidsorganisatie
heeft verkregen in het kader van de uitoefening van haar publiekrechtelijke
bevoegdheden (…)
het verrichten van economische activiteiten door een onderneming die is belast met
de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening, voor zover artikel 5 van die wet van
toepassing is.
Gedragsregel gegevensgebruik. Een overheidsorganisatie mag de in het kader van de
uitvoering van haar publiekrechtelijke bevoegdheden verkregen gegevens alleen
gebruiken voor economische activiteiten die niet dienen ter uitvoering van haar
publiekrechtelijke bevoegdheden, indien deze gegevens ook aan derden beschikbaar
kunnen worden gesteld.
Gedragsregel functiescheiding. Indien uw overheidsorganisatie een publiekrechtelijke
bevoegdheid uitoefent ten aanzien van economische activiteiten die zij ook zelf verricht,
dient te worden voorkomen dat dezelfde personen betrokken kunnen zijn bij zowel de
uitoefening van de bevoegdheid als bij het verrichten van de economische activiteiten.
Bevoordelingsverbod van overheidsbedrijven. Een overheidsorganisatie kan in plaats
van zelf economische activiteiten te verrichten, die laten verrichten door een
overheidsbedrijf. (…) Indien het overheidsbedrijf van uw overheidsorganisatie
economische activiteiten verricht, mag uw overheidsorganisatie volgens de Wet M en O
haar overheidsbedrijf niet bevoordelen. Op dit verbod bestaan echter vier uitzonderingen.




een bevoordeling die verband houdt met economische activiteiten ter uitoefening van
een bijzonder of uitsluitend recht en gelden reeds voorschriften omtrent de voor de
desbetreffende activiteiten in rekening te brengen prijzen (…)
een bevoordeling , die naar het oordeel van uw overheidsorganisatie kan worden
aangemerkt als een steunmaatregel die voldoet aan de criteria van de Europese
staatssteunregel (…)
het verrichten van economische activiteiten die door uw overheidsbedrijf worden
verricht als een onderneming die is belast met de uitvoering van de Wet sociale
werkvoorziening, voor zover artikel 5 van die wet van toepassing is (…)
Van een bevoordeling in het algemeen belang.
Download