Samenvatting rondetafelbijeenkomst Wet DBA - 7 maart 2017

advertisement
Samenvatting rondetafelbijeenkomst Wet DBA - 7 maart 2017
“Gaan we de complexe boom snoeien of een nieuwe planten?”
Inleiding
Op 7 maart jl. heeft er een rondetafelbijeenkomst plaatsgevonden over de Wet DBA bij NOAB.
Hierbij waren de zogeheten Becon-koepels aanwezig (SRA, RB, NOB en NBA) en Zelfstandigen
Bouw, waar reeds contact mee was in dit dossier. Deze samenvatting van de bijeenkomst zal
gedeeld worden met de interdepartementale werkgroep DBA waarmee op 15 maart aanstaande
een gesprek staat gepland.
Uitgangspunt: zekerheid
De (toetsing van de) huidige wet- en regelgeving rondom zelfstandige ondernemers zonder
personeel (ZZP) biedt belanghebbende partijen, zoals opdrachtgevers, opdrachtnemers en
overheid, onvoldoende zekerheid als het gaat om het de typering van hun samenwerking vooraf.
Doordat betrokkenen het gevoel hebben dat zij, bij het starten van hun samenwerking,
onvoldoende helderheid hebben of hun samenwerking als arbeidsrelatie of als overeenkomst van
opdracht/aanneming van werk kan worden gezien, durven met name opdrachtgevers geen
werkzaamheden meer uit te besteden aan ZZP-ers.
In de praktijk blijkt dat er een enorme behoefte bestaat aan regelgeving waarmee vooraf
zekerheid verkregen kan worden over de civielrechtelijke en fiscale status van een samenwerking
met een zelfstandig ondernemer. Ondernemers (opdrachtgevers en opdrachtnemers) vinden het
belangrijk om op voorhand te weten waar zij aan toe zijn zodat zij een inschatting kunnen maken
van de beoogde investering, kosten en risico’s. De overheid heeft hierbij haar eigen belang zoals
het tegengaan van misbruik en schijnzelfstandigheid.
Huidige versus gewenste situatie
Naast de behoefte die er speelt bij belanghebbende partijen om vooraf een zekere mate van
duidelijkheid te hebben over de aard van een samenwerking , speelt er ook een maatschappelijke
discussie over de positie van (het verrichten van) arbeid in onze maatschappij. Arbeid kan in
verschillende samenwerkingsvormen worden verricht waarbij elke vorm zijn voor- en nadelen
heeft, zowel juridisch als financieel. Daarbij spelen financiële prikkels en aspecten zoals de
loonheffingen en de doorbetaling bij ziekte een belangrijke rol. De deelnemers aan de
rondetafelbijeenkomst zijn unaniem van mening dat het noodzakelijk is dat er een inventarisatie
plaats vindt van de verschillende vormen waarin arbeid wordt verricht en de juridisch kaders en
financiële prikkels die daarbij spelen. Dit vereist dus een bredere aanpak.
Een bredere aanpak van de onderliggende complexe arbeidsmarktproblematiek is weliswaar zeer
noodzakelijk, maar naar onze inschatting op korte termijn politiek lastig(er) bereikbaar. Het gaat
immers om uiteenlopende belangen op basis waarvan betrokkenen handelen, terwijl de aard en
omvang van die belangen op dit moment lang niet altijd voldoende inzichtelijk zijn. Om die reden
is het van belang om na te denken over zowel de huidige situatie (‘het snoeien van de complexe
boom’) als de gewenste situatie (‘het planten van een nieuwe boom’).
Huidige situatie: ‘de complexe boom snoeien’
De opdracht die de commissie Boot heeft gekregen was beperkt en richtte zich met name op
verbeteringen binnen het huidige wettelijke systeem en de uitvoeringspraktijk. De problemen en
knelpunten die de commissie Boot heeft beschreven, zijn over het algemeen herkenbaar. Vanuit
de praktijk blijkt, zoals reeds aangegeven, dat er een enorme behoefte bestaat aan duidelijkheid
vooraf over de typering van een samenwerkingsverband, alsmede de civielrechtelijke en fiscale
gevolgen die dit met zich meebrengt. In de huidige praktijk heeft de relatieve zekerheid van de
VAR-verklaring plaatsgemaakt voor een gevoel van een grote mate van onzekerheid, zelfs bij
gebruik van (model-)overeenkomsten. Die onzekerheid wordt onder andere veroorzaakt door de
grote verschillen waarop getoetst is, iets waar ook de commissie Boot op wijst. Daarnaast schept
de door de overheid geboden communicatie – mede vanwege de veelal juridische woordkeuze –
soms eerder verwarring dan duidelijkheid. Tegelijkertijd zijn de risico’s groot als achteraf een
samenwerking wordt getypeerd als (fictief) dienstverband. Het gevolg is dat veel ondernemers
zekerheidshalve afzien van de inhuur van ZZP-ers en voor hun flexibele schil terug vallen op
bijvoorbeeld uitzendkrachten/payrolling.
Het GAL-criterium (Gezag, Arbeid, Loon) en de uitgangspunten uit het arrest Groen-Schoevers
bieden voor een beoordeling vooraf niet altijd voldoende houvast om met voldoende zekerheid
iets te kunnen zeggen over de aard van de samenwerking. Het zijn immers criteria die opgesteld
zijn met het oog op een beoordeling achteraf.
De deelnemers aan de rondetafelbijeenkomst delen het idee dat, binnen het huidige systeem, er
tegemoet kan worden gekomen aan de gewenste zekerheid vooraf door de verschillende
beoordelingscriteria in kaart te brengen -zo nodig op branche of sector niveau- en vervolgens
door middel van een (digitale) beslisboom uit te vragen. De deelnemers geven in overweging om
daarbij de volgende criteria te betrekken:
● verplichte KvK-inschrijving aanwezig (aan te tonen door opdrachtgever);
● verplichte beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering;
● verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering/UWV/broodfonds tenzij aantoonbaar niet
mogelijk;
De criteria hoogte inkomen cq. tarief en duur van de opdracht blijken in de praktijk - ongeacht de
branche - vaak een goede (maar niet altijd een doorslaggevende) indicatie te bieden of er sprake
is van een schijnzelfstandige of een echte zelfstandige/ondernemer. Binnen de deelnemers van de
rondetafelbijeenkomst kon in dit stadium van het overleg geen consensus worden bereikt of de
criteria die de Commissie Boot noemt1 voldoende bruikbaar zijn om wel de gewenste zekerheid
vooraf te bieden.
Allen zijn het wel eens over het feit dat dit relevante aspecten zijn, aangevuld met bovenstaande
en/of andere criteria, verwerkt kunnen worden in een zogeheten facultatief ’stoplichtenmodel’
met drie mogelijke uitkomsten:



groen: geen –fictief- dienstverband
rood: wel –fictief- dienstverband
oranje: twijfel
In geval van twijfel kan er vooroverleg plaatsvinden met de Belastingdienst (Horizontaal
Toezicht-gedachte), aanvullende vragen worden gesteld (aantal opdrachtgevers bijvoorbeeld)
en/of gebruik worden gemaakt van (model-)overeenkomsten.
De voordelen van bovenstaand systeem zijn dat het eenvoudig is en meer maatwerk mogelijk
maakt. Bovendien kan sneller duidelijkheid en zekerheid verkregen worden, doordat
samenwerkingsvormen waarbij eenvoudig kan worden vastgesteld dat er sprake is van
ondernemerschap/zelfstandigheid, met een aanzienlijke mate van zekerheid als ondernemers
kunnen samenwerken.
Bijkomend voordeel is dat het systeem aangepast kan worden aan eventuele veranderingen en/of
nieuwe inzichten. Uiteraard dient te worden ingebouwd dat als de feitelijke manier van
samenwerken afwijkt van hetgeen men heeft ingevuld, de verkregen zekerheid komt te vervallen.
Indien de wijze van samenwerking wijzigt kan men bijvoorbeeld opnieuw de beslisboom
doorlopen teneinde opnieuw zekerheid te krijgen. Deze manier van samenwerken vereist
mogelijk meer (tussentijds) overleg tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, maar aangezien dat
overleg er in de meeste gevallen toch wel is, is dat niet bezwaarlijk en is de gewenste zekerheid
belangrijker dan een noodzakelijk tussentijds overleg.
Zo kan op relatief eenvoudige wijze en binnen relatief korte termijn een systeem worden
gebouwd dat in de praktijk werkt en dat bovendien ook recht doet aan de belangen van alle
betrokken partijen. Uiteraard kan nader gediscussieerd worden over de wijze van inrichting van
dit systeem en de criteria die hierbij een rol zouden moeten spelen.
1 Het gaat daarbij onder andere om het aantal uren per week en het tarief ten opzichte van de markt (gebruikelijk loonregeling met een
eventuele opslag/factor). Door de Commissie Boot worden als vergelijkbare criteria genoemd: minder dan 5 uren per week, maar nooit
meer dan 12 uur in een enkele week.
Structurele oplossing noodzakelijk: ‘een nieuwe boom planten’
Hoewel de bovengenoemde werkwijze een oplossing biedt voor de korte termijn, sluit het
huidige systeem, gezien de onderliggende problematiek (schijnzelfstandigheid, onzekerheid etc.)
niet meer aan bij de situatie in de huidige maatschappij en economie. Nieuwe wetgeving is steeds
een aanpassing van bestaande wetgeving waarbij onderliggende belangen niet voldoende in
kaart zijn gebracht.
Om te voorkomen dat nieuwe wetgeving al door de praktijk achterhaald is, is het van belang dat
de onderliggende problematiek vanuit een bredere invalshoek bekeken wordt waarbij de
verschillende belangen van de betrokken partijen in kaart worden gebracht. Pas dan kan er
gebouwd worden aan een systeem en wetgeving die voldoende aansluit bij de huidige
samenleving en economie en die in staat is om zich aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen.
Concrete voorbeelden in dit kader zijn het herijken van fiscale regelingen voor ondernemers en
het herijken van bestaande definities.
Er is sterk behoefte aan een toekomstgericht model (lees: wetstraject) dat tegemoet komt aan de
maatschappelijke trends en behoeften. Een fundamenteel nieuw systeem, waarbij integraal
wordt gekeken naar de belangen, de positie van alle betrokken partijen en onderlinge aansluiting
realiseert tussen fiscaal, arbeidsrecht en het sociale vangnet. Gebeurt dat niet, dan is de kans
groot dat over enige tijd opnieuw dezelfde discussie wordt gevoerd. Dit sluit ook aan bij de
actuele WRR-verkenning ‘Voor de zekerheid’, waarbij het onafhankelijk adviesorgaan onder
andere spreekt over het verminderen van de verschillen tussen vaste werknemers en flexibel
werkenden en het feit dat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt vragen om een nieuwe
langetermijnvisie op zekerheden.
Tot slot, de partijen die betrokken zijn geweest bij de rondetafelbijeenkomst wet DBA zijn graag
bereid om mee te denken rondom de verdere ontwikkeling van oplossingen voor de geschetste
problematiek, zowel voor de korte termijn oplossing als de lange termijn oplossing.
Download