A an De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en M ilieubeheer Postbus 30945 2500 GX Den H aag TCB S13(2004) Den H aag, 15 maart 2004 Betreft: A dvies inzake concept beleidsaanbevelingen project ‘Bodem als Energiebron en –Buffer’ M ijnheer de Staatssecretaris, In uw brief (kenmerk BWL/ 2003087275) d.d. 29 september 2003 (bijgevoegd als bijlage 1) vraagt u, mede namens het ministerie van Economische Zaken en het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Technische commissie bodembescherming om advies inzake de concept beleidsaanbevelingen 1 die zijn opgesteld in het kader van het project Bodem als Energiebron en -Buffer. Dit project had als doel concept beleidsaanbevelingen te formuleren voor het beschermen van de bodem bij grootschalige toepassing van bodemenergiesystemen in de gebouw de omgeving, het creëren van bestuurlijk draagvlak en acceptatie bij de markt daarvoor. Ook de IPO-Vakgroep Bodembescherming heeft beleidsaanbevelingen voor het BEB-project 2 geformuleerd. Deze aanbevelingen heeft de commissie meegenomen in haar advies. In deze brief komen na een algemene inleiding, een beknopte beschrijving van de systemen en hun mogelijke effecten op de bodem, de bevindingen van de commissie aan de orde. Tot slot, w ordt voor zover nog nodig, ingegaan op de beleidsaanbevelingen en de specifieke vragen bij de adviesaanvraag. I N LEIDIN G De mondiale w elvaartsgroei uit zich in een toenemend energiegebruik. Bij ongew ijzigd beleid neemt het gebruik van fossiele brandstoffen de komende decennia toe. Deze ontw ikkeling is ongew enst, aangezien de voorraad fossiele brandstof eindig is en de uitstoot van CO2 toeneemt. De toename van de concentratie aan CO2 (en andere broeikasgassen) in de atmosfeer leidt tot klimaatveranderingen. Die bedreigen de veiligheid en gezondheid van mensen, alsmede de stabiliteit, diversiteit en het voortbestaan van natuurlijke ecosystemen 3. 1 Concept Beleidsaanbevelingen in het kader van het door Novem uitgevoerde Project ‘Bodem als Energiebron- en Buffer’, 17 september 2003. 2 BEB = NOVEM project ‘Bodem als Energiebron- en Buffer’. 3 Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4), 13 juni 2001. Om klimaatveranderingen binnen aanvaardbare grenzen te houden, is mondiaal als doel gesteld om in 2030 tot een w ereldw ijde reductie van de CO2-uitstoot te komen die 40 tot 60% bedraagt van de uitstoot in het referentiejaar 1990. In dit kader is de doelstelling specifiek voor N ederland om in 2030 tot een CO2-reductie van 30% ten opzichte van 1990 te komen, w at een reductie van 120 M ton CO2 betekent 3. Van deze totale N ederlandse reductie zal 40 tot 75 M ton CO2 w orden gehaald uit de toename van de inzet van duurzame energie4. Deze doelstelling uit het N M P4 (2001) komt bovenop de doelstelling uit de Derde Energienota (1995) w aarin w ordt gesteld dat in het jaar 2020 10% van de totale landelijke energiebehoefte van 270 PêtaJoule5 opgew ekt dient te w orden door alternatieve vormen van energieproductie. Circa 30% van deze duurzame energieproductie moet w orden bereikt door het benutten van de bodem voor energieopslag en –w inning. In het kader van de voorgenomen toename van de inzet van duurzame energiebronnen is het Convenant Warmtepompen in de Woningbouw (2000 - 2003) afgesloten. Dit convenant heeft tot doel om vanaf 2004 w armtepompsystemen grootschalig in de w oningbouw toe te passen. In 2020 zouden energieopslag- en w armtepompsystemen 8 Pêtajoule aan duurzame energie moeten leveren. SYSTEM EN VOOR KOUDE- EN WA RM TEOPSLA G IN DE BODEM De N ederlandse bodem heeft een relatief constante temperatuur van 10 à 12 °C. De bodem temperatuur kan door middel van een w armtew isselaar en eventueel een w armtepomp w orden benut om gebouw en in de zomer te koelen of in de w inter te verw armen of om tapw ater te verw armen. De bodem kan eveneens w orden benut om er koude of w armte in op te slaan, en deze op een ander moment w eer te gebruiken. Ook w armte die middels een andere energiebron is opgew ekt, bijvoorbeeld zonne-energie, kan in de bodem w orden opgeslagen. Warmtew isseling en energieopslag kan w orden gezien als een functie van de bodem. Er zijn in N ederland tw ee systemen om opslag in en w inning van koude en w armte uit de bodem te benutten. Zogenaamde open– of grondw atersystemen gebruiken w ater uit aquifers dat via een beperkt aantal buizen w ordt onttrokken en geïnfiltreerd. H et onttrokken w ater w ordt via een w armtew isselaar en eventueel een w armtepomp geleid om daarna w eer in de bodem te w orden geïnfiltreerd. H et onttrekken en infiltreren gebeurt op enkele tientallen tot ruim honderd meter diepte, afhankelijk van w aar zich een geschikt w atervoerend pakket bevindt. Gesloten- of w armtepompsystemen maken gebruik van w ater, vaak met een antivries erin opgelost, dat w ordt rondgepompt door een gesloten systeem in de bodem. H et systeem bestaat uit Uvormige buizen van polyethyleen, zogenaamde collectoren, die in een verticaal boorgat w orden geplaatst. De collectoren kunnen tot een diepte van tientallen tot meer dan honderd meter reiken. De collectoren zijn onderling verbonden door horizontaal in de bodem aanw ezige zogenaamde grondleidingen, die zich in de bovenste meter van de bodem bevinden. De grondleidingen zijn aan een w armtew isselaar en eventueel een w armtepomp gekoppeld. 4 Onder duurzame energie wordt verstaan energie afkomstig van zon, wind, biomassa, getijdenstromen en aardwarmte of van een combinatie van deze bronnen van hernieuwbare energie. 5 PêtaJoule = 1 x 1015 joule. 2 Open systemen hebben een vermogen van enkele honderden tot duizenden kW en zijn geschikt voor het koelen en/ of verw armen van bijvoorbeeld w oonw ijken, flats, ziekenhuizen, kantoorpanden, universiteiten en w inkelcentra. Gesloten systemen hebben een vermogen van enkele tientallen tot honderden kW en zijn geschikt voor het koelen en/ of verw armen van individuele w oningen of kleinere kantoorpanden. Per w oning w orden circa drie collectoren in de bodem aangebracht. In bijlage 2 w ordt verder ingegaan op de technische specificaties en het functioneren van de open en gesloten systemen. Bij open systemen w ordt rechtstreeks grondw ater uit het w atervoerend pakket gepompt gedurende een periode langer dan 4 maanden achtereen. H iervoor dient er een provinciale vergunning in het kader van de Grondw aterw et te w orden aangevraagd. In de vergunning komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: hoeveelheid te onttrekken en infiltreren grondw ater, hydrologische effecten, zettingen, beïnvloeding temperatuur grondw ater, verzilting, balans van energie toe- en afvoer van de bodem, effecten op aanw ezige bodemverontreiniging en effecten op gevoelig terreingebruik. Voor de aanleg van gesloten systemen is thans geen vergunning nodig. De voordelen van het benutten van de bodem om energie op te slaan en te w innen zijn evident en hebben betrekking op de duurzaamheid van de energiebron en de eenvoud van de systemen zelf. De systemen bevatten relatief w einig mechanische onderdelen en behoeven, w anneer ze eenmaal goed zijn ingesteld, w einig onderhoud. Overigens kunnen gereduceerde verbindingen in de bodem in de toekomst ook w orden benut als bron van energie. H ierbij kan door middel van microbiële brandstofcellen de energie die aanw ezig is in de vorm van biologisch afbreekbare koolstofbronnen of sulfiden w orden gew onnen en omgezet tot elektriciteit. Deze nieuw e techniek is met name in de Verenigde Staten al op kleine schaal in staat om het enorme energiepotentieel van mariene sedimenten te benutten. Verw acht w ordt dat op korte en middellange termijn aanzienlijke hoeveelheden energie gew onnen zullen w orden uit het sediment voor allerlei toepassingen. Deze techniek kan leiden tot oxidatie van de ondergrond, hetgeen door de commissie als zeer ingrijpend w ordt beschouw d. M OGELIJKE EFFECTEN OP DE BODEM TEN GEVOLGE VA N KOUDE- EN WA RM TEOPSLA G H et toepassen van systemen voor koude- en w armteopslag in de bodem heeft naast overw egend positieve effecten voor het milieu, ook negatieve effecten specifiek op de bodem. H ierna w ordt een overzicht gegeven van de effecten op de bodem die mogelijk kunnen optreden. H ierbij zijn de volgende hoofdeffecten onderscheiden: • het doorboren van bodemlagen; • temperatuurveranderingen in de bodem; • w ijziging van grondw aterstanden, -stijghoogten 6 en –stromingsrichtingen; • het in de bodem brengen van bodemvreemde stoffen. De overige effecten zijn hiervan af te leiden. In bijlage 2 is een meer gedetailleerde opsomming van de effecten opgenomen, w aarbij ook onderscheid is gemaakt tussen situaties w aarbij de aangelegde systemen al dan niet goed functioneren. 3 D oorboren van bodemlagen H et doorboren van bodemlagen leidt per definitie tot verstoring van de bodem. A ls secundaire effecten van het doorboren van bodemlagen kunnen w orden gezien: het verstoren van aardkundige w aarden (archeologisch, paleontologisch, geo(hydro)logisch en/ of bodemkundig). Deze effecten treden altijd op ter plaatse van de uitgevoerde boringen ten behoeve van de aanleg van systemen en zijn irreversibel. De uiteindelijke schade hangt af van de aanw ezige aardkundige w aarden. Bij het uitvoeren van boringen ontstaan gaten in de aanw ezige scheidende lagen tussen de w atervoerende pakketten. Indien boormethoden w orden gebruikt w aarbij de aanw ezige bodemlagen niet goed van elkaar kunnen w orden onderscheiden en/ of scheidende lagen niet goed w orden afgedicht of gaan lekken, bestaat de mogelijkheid dat er kortsluitstroming ontstaat tussen de w atervoerende pakketten. H ierdoor w ordt systeemvreemd grondw ater in een w atervoerend pakket geïntroduceerd. Dit houdt bijvoorbeeld in dat zuurstofrijker grondw ater in zuurstofarmer grondw ater terecht kan komen, zoet w ater kan verzilten, zout w ater kan verzoeten en grondw aterverontreiniging zich kan verspreiden. Deze effecten treden niet op als de juiste boor- en afw erkingsmethode w ordt toegepast. H et is mogelijk om de schade aan de scheidende lagen direct te herstellen w aardoor de introductie van systeemvreemd w ater teniet w ordt gedaan. Indien ter plaatse van een boring schade is aangericht en niet w ordt hersteld, kan het effect van de schade aanzienlijk zijn, zij het op lokale schaal. Indien niet of slecht afdichten veelvuldig binnen een gebied voorkomt, kan dit leiden tot effecten op een meer regionale schaal. Door de introductie van systeemvreemd grondw ater kan het ecosysteem dat in het grondw ater aanw ezig is, w orden beïnvloed. De mogelijke effecten hiervan op het ecosysteem kunnen alleen ter plaatse w orden vastgesteld. Temperatuurveranderingen in de bodem Ten gevolge van het infiltreren van w ater in de aquifer dat een w armtew isselaar en eventueel een w armtepomp is gepasseerd en daardoor een hogere of lagere temperatuur heeft dan het oorspronkelijk aanw ezige grondw ater, w ordt de temperatuur van het grondw ater in de aquifer beïnvloed. De meeste open systemen in N ederland betreffen zogenaamde laagtemperatuursystemen. Dat w il zeggen dat de temperatuur van het geïnfiltreerde w ater maar enkele graden hoger of lager is dan de oorspronkelijke grondw atertemperatuur. De invloedssfeer van dergelijk geïnfiltreerd w ater bedraagt enkele tientallen tot honderden meters. Gesloten systemen beïnvloeden de bodemtemperatuur eveneens, maar de invloedssfeer is beperkt van enkele decimeters tot meters. H et ecosysteem en de chemische evenw ichten in het grondw ater w orden beïnvloed door de temperatuurw ijziging. De effecten op het ecosysteem zijn niet in detail bekend, omdat er nauw elijks studies bekend zijn w aarin daadw erkelijk veldmetingen zijn verricht op de grote diepte w aarop de systemen aanw ezig zijn. De effecten van laagtemperatuursystemen op grondw aterecosystemen w orden op basis van theoretische studies als gering ingeschat. De effecten op chemische evenw ichten w orden eveneens als gering ingeschat, maar kunnen permanent van aard zijn. 6 Stijghoogte = de hoogte tot waar het grondwater opstijgt in een peilbuis die in open verbinding staat met de atmosfeer ten opzichte van een willekeurig referentievlak (plaatshoogte + drukhoogte). 4 Een enkele keer w orden zow el open als gesloten systemen geïnstalleerd w aarbij w ater met hogere temperaturen (30 à 60 of zelfs 90 °C) in de bodem w ordt geïnfiltreerd. Deze systemen zullen grotere temperatuurw ijzigingen veroorzaken en een grotere invloedssfeer hebben. De effecten op het ecosysteem en verschuiving van chemische evenw ichten zullen groter zijn. Ten gevolge van verschuiving van deze evenw ichten kunnen geoxideerde metalen zoals ijzer en mangaan reduceren en in oplossing gaan, hetgeen grote consequenties kan hebben. Tevens kunnen er bij het infiltreren van w ater met een temperatuur van meer dan 40 °C, zettingen optreden in kleilagen. De zettingen in de kleilagen zijn niet reversibel. Ook deze effecten zijn niet in detail bekend. Wijziging van grondwaterstanden, -stijghoogten en –stromingsrichtingen In het geval van open systemen w ordt grondw ater aan de aquifer ontrokken en w eer geïnfiltreerd. Dit vindt plaats op grotere diepte (enkele tientallen tot meer dan honderd meter diep). Ten gevolge hiervan kan de stijghoogte, de grondw aterstromingsrichting en -snelheid en mogelijk ook de freatische grondw aterstand w orden beïnvloed. Omdat een open systeem uit meerdere bronnen kan bestaan, of er binnen een gebied meerdere open systemen naast elkaar aanw ezig kunnen zijn, kunnen de effecten op regionale schaal optreden. Zodra de systemen w orden uitgeschakeld, w orden de effecten opgeheven. Te grote dalingen van de freatische grondw aterstand kunnen leiden tot zettingen en daarmee tot schade aan gebouw en. Te grote stijging van de freatische grondw aterstand kan er toe leiden dat kelders of kruipruimten vochtig w orden. Deze effecten zullen niet veel voorkomen omdat effecten met name dieper in de bodem optreden en freatisch meestal niet of nauw elijks merkbaar zijn. Daling van de stijghoogte in w atervoerende pakketten in gebieden met een slappe bodem, zoals klei of veen, kan w el leiden tot zettingen en daardoor tot schade aan bebouw ing. H et is mogelijk dat plaatselijk de kw el of infiltratiesituatie w ordt beïnvloed. Kw elreductie kan leiden tot aantasting van kw elafhankelijke natuur. A ls de grondw aterstromingrichting- en/ of snelheid w ordt beïnvloed, kan aanw ezige grondw aterverontreiniging zich extra verspreiden of zich verspreiden in een richting w aarmee geen rekening is gehouden. Dit laatste effect w ordt niet direct opgeheven als systemen w orden uitgeschakeld. H et in de bodem brengen van bodemvreemde stoffen Bij de aanleg van zow el open als gesloten systemen w orden altijd tot op relatief grote diepte bodemvreemde materialen in de bodem gebracht. H et betreft onder andere de buizen zelf en de afdichtingsmaterialen (grind en zw elklei) rond de buizen. Zoals op dit moment gebruikelijk is, zullen deze materialen in de bodem achterblijven als systemen buiten w erking w orden gesteld. Omdat de buizen uit materiaal bestaan dat w einig tot geen chemische reactie met de bodem aangaat, zal het chemisch effect op de bodem vrijw el nihil zijn. Wel kunnen toekomstige gebruikers van de bodem w orden geconfronteerd met de fysieke aanw ezigheid van de buizen. Dit geldt zow el voor systemen die nog in bedrijf zijn, als voor systemen die buiten w erking zijn gesteld. De buizen kunnen in principe na gebruik uit de bodem w orden verw ijderd. Er dient dan zorg voor te w orden gedragen dat de scheidende lagen w orden afgedicht. De kosten voor het verw ijderen en afdichten zijn aanzienlijk. Filters van bronnen van open systemen kunnen verstoppen ten gevolge van het neerslaan van stoffen in aanw ezigheid van zuurstof of door microbiële slijmvorming. Verstopte filters dienen te w orden geregenereerd. Soms kan dit plaatsvinden door een mechanische verw ijdering van de ver- 5 stopping. Indien dit niet het gew enste resultaat oplevert, kan afhankelijk van het type de verstopping gebruik w orden gemaakt van chemicaliën, bijvoorbeeld chloorbleekloog of een zuur. H et risico bestaat dat deze chemicaliën in de aquifer achterblijven. Dit kan w orden voorkomen door via het filter een grote hoeveelheid w ater met de daarin achtergebleven verontreiniging op te pompen. Ter plaatse van gesloten systemen zijn horizontale grondleidingen in de bovengrond aanw ezig. Deze leidingen hebben een relatief grote lekkans w aardoor de vloeistof (vaak een mengsel van w ater en glycol) uit de leidingen in de bodem terecht komt. Door middel van systemen voor lekdetectie kunnen dergelijke lekkages snel w orden gedetecteerd, maar het is niet mogelijk om de gelekte vloeistof uit de bodem te verw ijderen. EFFECTEN OP DE ON DERGRON DSE IN FRA STRUCTUUR Zow el open als gesloten systemen delen de ondergrond met reeds aanw ezige ondergrondse infrastructuur zoals: drinkw ater-, gas- en elektriciteitsleidingen, riolering, glasvezelkabels, kelders, funderingen en heipalen, metrobuizen, drinkw ater- en industriële grondw aterw inningen en mogelijk ook met systemen ten behoeve van grondw atersaneringen. H et is van belang rekening te houden met de reeds bestaande ondergrondse infrastructuur en er zorg voor te dragen dat het functioneren ervan niet door systemen voor koude- en w armteopslag w ordt belemmerd. Ook dient rekening te w orden gehouden met de mogelijkheid dat het in de toekomst w enselijk is om bouw activiteiten uit te voeren en nieuw e ondergrondse infrastructuur (bijvoorbeeld ten behoeve van afvaltransport) aan te leggen. De aanw ezigheid van een open systeem zou bijvoorbeeld restrictief kunnen zijn voor bouw activiteiten w aarbij bemaling noodzakelijk is. De invloedsgebieden van open systemen kunnen elkaar overlappen. H et is mogelijk dat het rendement van de systemen hierdoor vermindert, omdat bijvoorbeeld de ‘w arme bron’ minder w arm w ordt door menging met grondw ater van de ‘koude bron’ van het naastgelegen systeem. Ook is het mogelijk dat door onttrekking en infiltratie van grondw ater er een ongew enste w ijziging in de stijghoogte, stromingsrichting en –snelheid van het grondw ater optreedt. BEVIN DIN GEN VA N DE COM M ISSIE De commissie heeft in het verleden al eerder geadviseerd over de milieuhygiënische aspecten van activiteiten in de ondergrond en een rapport uitgebracht over de diepe ondergrond en bodembescherming 7. H ieruit kw am naar voren dat ook als individuele activiteiten in de ondergrond niet als bezw aarlijk kunnen w orden gezien, het milieuhygiënische bezw aar vaak w ordt bepaald door het aantal en de dichtheid van de ondergrondse activiteiten in een gebied. Dit pleitte onder andere voor een ruimtelijke ordening voor de ondergrond. Uit het voorafgaande blijkt dat de negatieve effecten van het toepassen van zow el open als gesloten systemen op de bodem heel verschillend van aard en omvang zijn. De voor- en nadelen van de toepassing van koude- en w armteopslag in de bodem zijn lastig af te w egen omdat de effecten onderling niet goed vergelijkbaar zijn. De commissie staat in beginsel achter de toepassing, daar zij de positieve effecten op de klimaatbeheersing het meest zw aarw egende vindt. Zij acht het echter 7 Advies Ondergronds beluchten, TCB A24(1997); Rapport Diepe ondergrond en bodembescherming, TCB R06(1996). 6 noodzakelijk om de negatieve effecten op de bodem zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast zijn niet alle effecten even ernstig. De mate van ernst is voor een deel afhankelijk van omkeerbaarheid en de schaal w aarop de effecten plaats vinden. Een aantal effecten zal alleen optreden in geval van een calamiteit. De commissie verw acht dat de negatieve effecten van individuele installaties voor koude- en w armteopslag in de bodem zoveel mogelijk voorkomen kunnen w orden als voldaan w ordt aan een aantal technische eisen bij de aanleg, het onderhoud en bij het buiten gebruik stellen van de installatie, mits de installatie op een geschikte locatie is gesitueerd. De geschiktheid van de locatie heeft enerzijds te maken met de eigenschappen van de bodem ter plekke en anderzijds met de reeds aanw ezige of geplande infrastructuur in de bodem en het lokale gebruik van de bodem. De commissie verw acht dat grootschalige toepassing van systemen voor energieopslag in de bodem de meeste problemen zal opleveren door interferentie met andere vormen van bodemgebruik, door de interactie met overige ondergrondse infrastructuur of andere systemen en door onvoorziene effecten in aquifers (ten gevolge van w ijziging van temperatuur, grondw aterstroming e.d.). De commissie acht het dus noodzakelijk om enerzijds eisen te stellen aan de systemen zelf en anderzijds de toepassing van de systemen op te nemen in de ruimtelijke planning, om geschikte locaties te identificeren en negatieve interacties in de ondergrond met andere activiteiten en structuren te voorkomen. Deze aspecten zullen hieronder w orden uitgew erkt. Eisen aan de systemen zelf A ls is besloten dat, gezien de eigenschappen van de ondergrond en de aanw ezigheid van overige infrastructuur, de toepassing van een open of gesloten systeem ter plekke toelaatbaar is, dan dienen naar oordeel van de commissie de volgende aspecten aan de orde te komen. • In het algemeen vindt de commissie dat open systemen de voorkeur hebben boven gesloten systemen vanw ege het geringere aantal benodigde boringen per eenheid vermogen. Daarnaast is de commissie van mening dat men voor zow el open als gesloten systemen terughoudend dient te zijn met de toepassing van hoogtemperatuursystemen, vanw ege de onzekerheden ten aanzien van temperatuureffecten in de ondergrond op chemische evenw ichten, het ecosysteem en zetting. Dit mede gezien het feit dat hoogtemperatuursystemen op dit moment energetisch minder efficiënt zijn dan laagtemperatuursystemen. • Boringen dienen te w orden uitgevoerd door middel van een boortechniek w aarmee de bodemopbouw voldoende nauw keurig in kaart kan w orden gebracht. Direct na het plaatsen van de filters of collectoren dienen aanw ezige afsluitende lagen te w orden afgedicht. • Gesloten systemen dienen voorzien te zijn van een lekdetectiesysteem. Bij voorkeur dienen geen antivriesmiddelen te w orden toegepast. Indien deze middelen toch w orden gebruikt, dienen ze zo min mogelijk toxisch en snel afbreekbaar te zijn in een zuurstofarme en voedselarme omgeving. • Er dient voor open systemen een w aterbalans, en voor zow el open als gesloten systemen, een energiebalans te w orden opgesteld. Deze balansen gaan ervan uit dat er net zoveel w ater of energie w ordt onttrokken als toegevoerd aan de aquifer. De energiebalans dient betrekking te hebben op een langjarig gemiddelde. • Open systemen dienen zodanig te w orden ontw orpen en afgesteld dat het regenereren van filters tot een minimum beperkt blijft. Indien het noodzakelijk is om filters te regenereren, dient dit bij voorkeur mechanisch te gebeuren. 7 • Open systemen dienen zodanig te w orden aangelegd dat beïnvloeding van reeds bestaande open systemen w ordt vermeden. De kans op onderlinge beïnvloeding kan het beste w orden geschat met behulp van simulatiemodellen. Ter controle na de aanleg kunnen metingen w orden verricht om na te gaan of de van te voren geschatte beïnvloeding overeenkomt met de w erkelijkheid. Indien dit niet het geval is, dient het systeem te w orden aangepast of dienen compenserende maatregelen te w orden getroffen. Zoals eerder vermeld, blijft bij beide type systemen na buitengebruikstelling bodemvreemd materiaal achter, in de vorm van buizen en omstortingen. Dit geldt overigens voor een groot aantal activiteiten in de bodem. N aar verw achting zal het gebruik van de ondergrond in de toekomst alleen maar toenemen. De commissie beveelt aan te bezien of in het kader van herstelplicht niet moet w orden overgegaan tot een algemene verw ijderingsplicht van bodemvreemd materiaal, voor zover dat redelijkerw ijs mogelijk is en het geen verdere schade aan de bodem veroorzaakt. Daarbij dienen tevens afsluitende lagen te w orden hersteld. De commissie denkt hierbij aan verw ijdering tot circa 5 meter beneden maaiveld. Bij het uitblijven van deze verplichting zullen toekomstige bodemgebruikers in toenemende mate geconfronteerd w orden met achtergebleven bodemvreemd materiaal en eventueel zelf voor de verw ijdering daarvan moeten opdraaien. De geraadpleegde provincies8 geven aan dat er voor open systemen voldoende w ettelijke middelen zijn om de aanleg ervan te sturen. Door middel van een vergunning w ordt geregeld dat de juiste technische eisen aan een systeem w orden gesteld. Tevens w ordt hiermee bew erkstelligd dat de systemen geregistreerd zijn en aan de onderhoud- en herstelplicht w ordt voldaan. De commissie acht het noodzakelijk dat er nadere regelgeving komt voor gesloten systemen. H iermee w orden eisen ten aanzien van de w ijze van boren, de aanleg, de w armtebalans, het voorkomen en opsporen van lekkage, onderhouds- en herstelplicht en registratie geborgd. De commissie acht het w enselijk dat via de vergunning een kadastrale registratie w ordt geregeld, hetgeen ook van belang is voor zow el open als gesloten systemen bij de overdracht naar een nieuw e eigenaar. Door registratie van alle systemen kan bij de aanleg van een nieuw systeem rekening w orden gehouden met de reeds bestaande systemen. Ook na buitengebruikstelling dient geregistreerd te blijven w at er van het systeem in de bodem achter blijft. Dit om bestaande en nieuw e ondergrondse infrastructuur zo optimaal mogelijk te combineren, zow el qua ruimtebeslag als qua functioneren. A ls basis voor technische voorschriften bij de aanleg en controle van systemen zou een opzet kunnen w orden gehanteerd die vergelijkbaar is met de N ederlandse Richtlijn Bodembeschermende Voorzieningen (N RB) bij bedrijfsmatige activiteiten en het daaraan verbonden Plan Bodembeschermende Voorzieningen (PBV). Dit laatste is een publiek-privaat samenw erkingsverband w aarin de overheid en het bedrijfsleven in overleg inhoud geven aan de zorg voor de bodem. Binnen dit samenw erkingsverband w ordt gew erkt aan technische documenten voor ontw erp, realisatie, inspectie en certificatie van voorzieningen. Ruimtelijke planning van de systemen De commissie acht het noodzakelijk dat het bevoegd gezag een ruimtelijke planning opstelt voor de toepassing van koude- en w armteopslag in de bodem. Dit om rekening te kunnen houden met de 8 Drenthe, Noord-Brabant en Zuid-Holland. 8 mogelijke milieuhygiënische gevolgen van de toepassing, het effect van de schaal w aarop de systemen w orden aangelegd, de aanw ezige aardkundige w aarden en de mogelijkheid dat de systemen elkaar onderling en andere ondergrondse infrastructuur beïnvloeden. De commissie heeft in een eerder advies gesteld dat bij de ruimtelijke planning de geschiktheid van de bodem voor het gew enste gebruik van essentieel belang is9. Veel milieuhygiënische problemen ontstaan doordat activiteiten op en in de bodem niet optimaal w orden gecombineerd met de meest geschikte locaties voor deze activiteiten. Voor koude- en w armteopslag systemen geldt meer specifiek dat het functioneren sterk w ordt beïnvloed door bodemeigenschappen zodat ongeschikte locaties leiden tot slecht functionerende systemen. Gezien de verstoring en soms aantasting die gepaard gaat met het toepassen van deze systemen, acht de commissie het van groot belang dat de systemen zo w orden aangelegd dat ze optimaal functioneren. N aar aanleiding van de gew enste ontw ikkeling van een duurzame energiehuishouding w aarin open systemen een belangrijke plaats innemen en er dientengevolge een toenemende vergunningaanvraag voor open systemen zal zijn, zijn verschillende provincies bezig beleid te ontw ikkelen ten aanzien van koude- en w armteopslag in de bodem. H ierbij w ordt ook de vraag ten aanzien van geschiktheid voor gebruik gesteld. De provincie Drenthe heeft voor het in ontw ikkeling zijnde Provinciaal Omgevingsplan II een onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag 10. In dit onderzoek is gekeken naar de geschiktheid van de bodem voor de toepassing van koude- en w armteopslag op basis van een aantal selectiecriteria11. Daarnaast is een groot aantal gevoelige gebieden onderscheiden w aarin koude- en w armteopslag de functie van het gebied kan beïnvloeden (interferentie tussen ondergrondse energieopslag en de functie van het gebied). Op basis van interferentiecategorieën is globaal aangegeven hoe restrictief het bevoegd gezag met de aanleg van koude- en w armteopslag w il omgaan. H et onderzoek richtte zich alleen op het landelijk gebied. De commissie acht de in dit onderzoek gepresenteerde aanpak een goed uitgangspunt voor de ruimtelijke planning van koude- en w armteopslag in de bodem. In het stedelijk gebied zal, naast genoemde aanpak, echter ook meer aandacht nodig zijn voor de effecten op en inpassing in de bestaande ondergrondse infrastructuur. Overigens verbieden de geraadpleegde provincies uit preventief oogpunt thans alle systemen voor koude- en w armteopslag in natuur- en/ of grondw aterbeschermingsgebieden en boringvrije zones. De commissie kan vanuit het oogpunt van bodembescherming met de gemaakte keuze voor deze gebieden instemmen. CON CEPT BELEIDSA A N BEVELIN GEN EN SPECIFIEKE VRA GEN UIT DE A DVIESA A N VRA A G Op basis van de hierboven beschreven bevindingen heeft de commissie naar de concept beleidsaanbevelingen van het project ‘Bodem als Energiebron en –Buffer’ gekeken. De commissie kan met de meeste aanbevelingen instemmen. Zij w il echter een aantal kanttekeningen plaatsen. 9 Advies Duurzamer bodemgebruik op ecologische grondslag. TCB A33(2003). 10 Mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag in de provincie Drenthe, Royal Haskoning, 2002. 11 Er wordt gekeken, afhankelijk van het type systeem, naar de ligging van het watervoerend pakket, doorlatend vermogen van het watervoerend pakket, de ijzerconcentratie in het grondwater, de grondwaterstromingssnelheid, de afwezigheid van een zout/zoetgrensvlak in het watervoerend pakket, de hydraulische invloed van onttrekking/infiltratie op freatisch grondwater, de grondwatertrap, zettingsgevoelige lagen, de warmtegeleiding van de voorkomende lagen in de bodem, de aan-/afwezigheid van isolerende toplagen, de grondwaterstroming en de natuurlijke bodemtemperatuur. 9 H ieronder w orden alleen de beleidsaanbevelingen genoemd die door de commissie van een kanttekening w orden voorzien. De commissie meent dat met de bespreking van de beleidsaanbevelingen ook antw oord w ordt gegeven op specifieke vragen bij de adviesaanvraag, op de eerste vraag na (zie bijlage 1). Deze zal aan het slot van deze paragraaf w orden beantw oord. Ten aanzien van de beleidsaanbeveling Een nationaal beleid formuleren ten aanzien van de ontwikkeling van bodemenergie, het te dien aanzien te hanteren beoordelingskader en het noodzakelijke instrumentarium beveelt de commissie aan om te bezien in hoeverre bestaand beleid en instrumentarium al voldoende sturingsmogelijkheden geeft. Daarnaast meent zij dat het hierbij noodzakelijk is onderscheid te maken tussen een lokale en regionale schaal. Bij de lokale schaal gaat het om de beoordeling van individuele installaties, op regionale schaal gaat het om de geschiktheid van de bodem voor de aanleg, de onderlinge beïnvloeding en de beïnvloeding van andere vormen van bodemgebruik. Voor de uitw erking van de beoordeling op regionale schaal heeft de commissie een voorstel gedaan. Daarbij meent zij dat de uitw erking met betrekking tot de ruimtelijke ordening (regionale schaal) voor zow el bebouw d als landelijk gebied moet plaats vinden. M et betrekking tot de beleidsaanbeveling Indien de overheid haar Duurzame Energiedoelstelling ten aanzien van bodemenergie wenst te realiseren dan dient de toepassing van de bodemenergiesystemen krachtiger te worden gestimuleerd. Vanuit de bescherming van de bodemwaarden wordt, indien er keuzemogelijkheden zijn, er een voorkeur uitgesproken voor de toepassing van grote collectieve grondwatersystemen boven individuele kleine systemen met bodemwarmtewisselaars w ijst de commissie er hierbij op dat vergeleken met andere duurzame energievormen, bodemenergiesystemen met name fysiek een grote verstorende invloed op de bodem hebben. Dit bezw aar geldt bijvoorbeeld niet voor zonne-energie of w indenergie, hoew el de laatste vorm van duurzame energie tot andere ongew enste effecten op de omgeving leidt. De commissie vindt dat bij de keuze voor duurzame energie in het algemeen gekozen moet w orden voor de minst milieuaantastende systemen. H ierbij dient voor iedere locatie naar de optimale combinatie te w orden gezocht tussen de energievorm met het hoogste rendement en de minste milieuschade. Daarnaast vindt de commissie, zoals zij hiervoor al heeft aangegeven, dat er om milieuhygiënische redenen een terughoudend beleid gevoerd dient te w orden ten aanzien van gesloten systemen. Zij vindt de beleidsaanbeveling in dit opzicht te vrijblijvend. De commissie is het eens met de beleidsaanbeveling Om het optreden van milieueffecten bij bodemenergiesystemen zoveel mogelijk te voorkomen wordt aanbevolen bodemenergiesystemen te voorzien van lekdetectie. Vanuit oogpunt van duurzaam bodembeheer wordt bovendien aanbevolen om bij het zetten van boringen de boorgaten gecontroleerd af te dichten indien water-scheidende lagen worden doorboord. Voor de bepaling van de meest geschikte afdichtingstechniek bij de verschillende boortechnieken dient nadere afstemming plaats te vinden tussen overheid en marktpartijen. De keuze uit de verschillende boortechnieken hangt nauw samen met de vraag of deze generiek dan wel locatiespecifiek dient te zijn en dus met de wijze waarop hieraan in wet- en regelgeving uitwerking aan wordt gegeven (hieraan wordt nog afzonderlijk in juridische aanbevelingen aandacht besteed). Wel vindt zij dat er hierbij ten onrechte geen aandacht w ordt besteed aan eventuele herstelplicht na het buiten gebruik stellen van het systeem. De ondergrond zal in de toekomst steeds intensiever gebruikt gaan w orden, en de commissie vindt dat een gebruiker de verplichting heeft enerzijds reeds aanw ezig materiaal in de bodem zoveel mogelijk te hergebruiken, en anderzijds buiten gebruik gesteld materiaal uit de bodem (deels) te verw ijderen met afdichting van afsluitende lagen, voor zover dat redelijkerw ijs mogelijk is. 10 Ten aanzien van de beleidsaanbeveling Vanuit oogpunt van duurzaam beheer van de bodem en optimale toepassing van bodemenergiesystemen wordt aanbevolen aan het Bevoegd Gezag samen met de marktpartijen richtlijnen op te stellen voor de aan ontwerp, uitvoering en beheer van bodemenergiesystemen te stellen kwaliteitseisen en deze waar nodig dwingend voor te schrijven. De reeds door marktpartijen ontwikkelde instrumenten vormen een goede basis merkt de commissie op dat hier een goed voorbeeld is te vinden in de ontw ikkeling van richtlijnen voor vloeistofdichte vloeren. M et betrekking tot de beleidsaanbeveling Om de belemmering inzake de toepassing van bodemenergiesystemen weg te nemen wordt de rijksoverheid aanbevolen de bestaande kennisleemten weg te nemen door onderzoek te laten verrichten in samenwerking met marktpartijen heeft de commissie aanvullend nog een aantal andere kennisleemten gesignaleerd die w eg genomen dienen te w orden. Deze betreffen: effecten op diepe grondw aterecosystemen en w ijziging chemische evenw ichten door temperatuurw ijzigingen op basis van veldw aarnemingen, effecten op bodemkundige en geologische w aarden, effecten van grondw atersystemen die binnen elkaars invloedsfeer liggen op elkaar, op de hydrologie en op voorgenomen bouw projecten. Ten aanzien van de specifieke vraag uit de bijlage van de adviesaanvraag (Acht de commissie de wijze waarop in de concept beleidsaanbevelingen aansluiting is gevonden bij de maatregelen en voorzieningen conform artikel 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer, voldoende uitgewerkt?) merkt de commissie het volgende op. Door aanbevelingen te doen ten aanzien van technische eisen voor ondergrondse energieopslagsystemen en technische eisen aan de aanleg (inclusief interferentie met andere systemen) en buiten gebruik stelling van deze systemen, geeft de commissie een aanzet tot een regeling die uitgaat van de ‘best beschikbare technieken’. Daarnaast stelt de commissie voor om op regionale schaal een beoordelingskader te ontw ikkelen voor de mogelijkheden voor de aanleg van systemen, w aarbij geschiktheid voor gebruik en interferentie met andere vormen van bodemgebruik de voornaamste leidraad zijn. H iermee kunnen nadelige effecten op het milieu zoveel mogelijk voorkomen. De commissie vindt dat er zoveel mogelijk gebruik moet w orden gemaakt van bestaande regelgeving en instrumenten. Deze zijn echter met name onvoldoende om de aanleg van gesloten systemen in goede banen te leiden. H et is aan het bevoegd gezag om de w ettelijke basis voor verdere regelgeving en instrumenten te kiezen. SA M EN VA TTIN G VA N CON CLUSIES EN A A N BEVELIN GEN De commissie staat in beginsel achter de toepassing van koude- en w armteopslag in de bodem daar zij de positieve effecten op klimaatbeheersing zw aarder vindt w egen dan de negatieve effecten op bodem. De commissie vindt echter w el dat bij de keuze voor duurzame energie in het algemeen gekozen moet w orden voor de minst milieuaantastende systemen. H ierbij dient voor iedere locatie naar de optimale combinatie te w orden gezocht tussen de energievorm met het hoogste rendement en de minste milieuschade. Om te bew erkstelligen dat de negatieve effecten van koude- en w armteopslag tot een minimum w orden beperkt en de efficiency van de systemen w ordt gew aarborgd, stelt de commissie enerzijds eisen aan de systemen voor koude- en w armteopslag zelf en anderzijds beveelt zij aan de systemen op te nemen als onderdeel van de ruimtelijke planning. De commissie spreekt een voorkeur uit voor open ten opzichte van gesloten systemen en vindt dat men op dit moment terughoudend dient 11 te zijn in de toepassing van hoogtemperatuursystemen. Doorboorde afsluitende lagen dienen altijd te w orden afgedicht. In de voor open systemen benodigde vergunning in het kader van de Grondw aterw et dienen alle noodzakelijke technische eisen te w orden gesteld. Gesloten systemen dienen bij voorkeur geen antivries te bevatten of in ieder geval te zijn voorzien van lekdetectie. A anbevolen w ordt om voor gesloten systemen nadere regelgeving op te stellen. Kadastrale registratie van open en gesloten systemen acht de commissie w enselijk. In de ruimtelijke planning dient rekening te w orden gehouden met systemen voor koude- en w armteopslag zodat w ordt voorkomen dat systemen w orden aangelegd in gebieden die te kw etsbaar zijn. Ook dient rekening te w orden gehouden met de geschiktheid van de bodem, de beïnvloeding van systemen onderling en met de aanw ezigheid van overige ondergrondse infrastructuur. A anbevolen w ordt aanvullend onderzoek te verrichten naar de effecten van grote en kleine temperatuurveranderingen in het diepe grondw ater op chemische evenw ichten, ecosystemen en zetting. H et aanvullend onderzoek dient te w orden gebaseerd op veldmetingen. Er dienen instrumenten te w orden ontw ikkeld voor de inpassing van systemen voor koude- en w armteopslag in de ruimtelijke ordening. Een afschrift van deze brief heb ik verzonden aan uw ambtgenoot, de M inister van Economische Zaken en het Interprovinciaal Overleg. M et de meeste hoogachting, de voorzitter van de Technische commissie bodembescherming, Het origineel van dit advies is gestuurd aan de verantwoordelijke bewindspersoon/personen. Ir. L.E. Stolker-N anninga. 12 13 14 %,-/$*(6<67(0(19225(1(5*,(236/$* ,1'(%2'(0(102*(/,-.(())(&7(123'( %2'(0 :(5.,1*60(&+$1,60( 'HWHPSHUDWXXUYDQGHERYHQVWHPHWHUVYDQGHERGHPLVRQGHUKHYLJDDQVHL]RHQVLQYORHGHQHQLV LQ GH ]RPHUSHULRGH HQNHOH JUDGHQ KRJHU GDQ LQ GH ZLQWHUSHULRGH 1DDU GH GLHSWH WRH QHHPW GH ERGHPWHPSHUDWXXUPHWFLUFDq&SHUPWRH9DQDIHQNHOHPHWHUVWRWjPGLHSKHHIW GH ERGHP HHQ YULM FRQVWDQWH WHPSHUDWXXU YDQ FLUFD j q& 'H ERGHPWHPSHUDWXXU LV LQ GH ZLQWHUSHULRGH KRJHU GDQ GH WHPSHUDWXXU YDQ GH EXLWHQOXFKW HQ LQ GH ]RPHUSHULRGH ODJHU +HW WHPSHUDWXXUYHUVFKLOWXVVHQERGHPHQOXFKWNDQZRUGHQEHQXWRPJHERXZHQWHYHUZDUPHQRIMXLVW WHNRHOHQ%RGHPZDUPWHNDQRRNZRUGHQEHQXWYRRUKHWYHUZDUPHQYDQWDSZDWHU+LHUQDYROJW HHQEHVFKULMYLQJYDQHHQDDQWDOPRJHOLMNHV\VWHPHQ 23(12)*521':$7(56<67(0(1 *URQGZDWHUZRUGWUHFKWVWUHHNVRSJHSRPSWXLWKHWZDWHUYRHUHQGSDNNHWRSHHQGLHSWHYDQHQNHOH WLHQWDOOHQWRWPHHUGDQPHQZRUGWEHQXWRPJHERXZHQWHNRHOHQHQRIWHYHUZDUPHQ+HW JURQGZDWHU ZRUGW YLD HHQ ILOWHU RSJHSRPSW QDDU GH ZDUPWHZLVVHODDU HQ HYHQWXHHO GH ZDUP WHSRPS'HDSSDUDWXXUEHYLQGW]LFKLQKHWJHERXZHQ]RUJWYRRUDIJLIWHYDQNRXGHRIZDUPWHDDQ KHWDLUFRQGLWLRQLQJV\VWHHPRIKHWYHUZDUPLQJV\VWHHPLQKHWJHERXZ1DSDVVDJHYDQGHZDUPWH ZLVVHODDUHQHYHQWXHHOGHZDUPWHSRPSZRUGWKHW ZDWHUYLDHHQWZHHGHILOWHUZHHULQGHDTXLIHU JHwQILOWUHHUG(ULVGXVJppQVSUDNHYDQHHQJHVORWHQV\VWHHPYDQEXL]HQLQGHJURQG+HWERYHQ JURQGVHGHHOYDQKHWV\VWHHPZRUGWRSRYHUGUXNJHKRXGHQRQGHUDQGHUHRPWHYRRUNRPHQGDW GH VDPHQVWHOOLQJ YDQ KHW JURQGZDWHU YHUDQGHUW HQHUELMYRRUEHHOG]XXUVWRILQNRPW2SHQV\VWH PHQKHEEHQHHQUHODWLHIJURWHFDSDFLWHLWHQZRUGHQJHEUXLNWYRRUKHWNRHOHQHQRIYHUZDUPHQYDQ ELMYRRUEHHOG JURWH NDQWRRUSDQGHQ ZRRQZLMNHQ IODWV ZLQNHOFHQWUD XQLYHUVLWHLWVJHERXZHQ HQ ]LHNHQKXL]HQ +HW YHUPRJHQ YDQ RSHQ V\VWHPHQ EHGUDDJW KRQGHUGHQ WRW GXL]HQGHQ N: ,Q 1HGHUODQGZDUHQDQQRFLUFDYDQGHUJHOLMNHV\VWHPHQLQEHGULMI 2SVODJV\VWHHP %LMHHQ]RJHQDDPGRSVODJV\VWHHPLVHUVSUDNHYDQHHQUHODWLHIZDUPHHQHHQUHODWLHINRXGHEURQ¶V =RPHUVZRUGWJURQGZDWHUXLWGHNRXGHEURQRQWWURNNHQGHNRXZRUGWEHQXWRPKHWJHERXZWH NRHOHQHQKHWYLDGHZDUPWHZLVVHODDURSJHZDUPGHZDWHUZRUGWLQGHZDUPHEURQJHwQILOWUHHUG·V :LQWHUV ZRUGW GH VWURPLQJVULFKWLQJ RPJHNHHUG +HW HHUVWH MDDU GDW HHQ V\VWHHP LQ ZHUNLQJ LV ZRUGHQGHEURQQHQRSJHODGHQ 5HFLUFXODWLHV\VWHHP %LMHHQ]RJHQDDPGUHFLUFXODWLHV\VWHHPZRUGWJURQGZDWHUVWHHGVRSGH]HOIGHSODDWVRQWWURNNHQHQ JHwQILOWUHHUG 'H VWURPLQJVULFKWLQJ EOLMIW JHGXUHQGH KHW JHKHOH MDDU KHW]HOIGH +HW YHUVFKLO LQ WHPSHUDWXXU WXVVHQ KHW JURQGZDWHU HQ GH EXLWHQOXFKW ZRUGW EHQXW RP ·V ]RPHUV WH NRHOHQ HQ ·V ZLQWHUVWHYHUZDUPHQ %URQQHQ 'RXEOHW GHRQWWUHNNLQJVHQLQILOWUDWLHEURQEHYLQGHQ]LFKKRUL]RQWDDOJH]LHQRSHQLJHDIVWDQG YDQHONDDU 0RQREURQ GHRQWUHNNLQJVHQLQILOWUDWLHEURQEHYLQGHQ]LFKKRUL]RQWDDOJH]LHQRSGH]HOIGHSODDWV PDDURSHHQDQGHUGLHSWHQLYHDX *(6/27(12):$507(32036<67(0(1 ,QGHERGHPEHYLQGW]LFKHHQJHVORWHQFLUFXLWGDWZRUGWJHYXOGPHWZDWHURIPHWHHQPHQJVHOYDQ ZDWHU HQ HHQ DQWLYULHVPLGGHO PHHVWDO JO\FRO YRRUKHHQ PRQRHWK\OHHQJO\FRO KDOIZDDUGHWLMG j GDJHQWHJHQZRRUGLJPRQRSURS\OHHQJO\FROGDWPLQGHUPLOLHXEHODVWHQGLV+HWFLUFXLWEHVWDDW XLWKRUL]RQWDOHHQYHUWLFDOHOXVVHQ'HYHUWLFDOH8YRUPLJHOXVVHQYDQSRO\HWK\OHHQ3(RRNZHO FROOHFWRUHQ JHQRHPG ZRUGHQ YHUWLFDDO LQ HHQ ERRUJDW JHSODDWVW WRW HHQ GLHSWH YDQ j P RI QRJ GLHSHU HQ RQGHUOLQJ YHUERQGHQ GRRU PLGGHO YDQ KRUL]RQWDOH VODQJHQ 'H]H ]RJHQDDPGH JURQGOHLGLQJHQ]LMQYDQIOH[LEHOHUPDWHULDDOHQEHYLQGHQ]LFKLQGHERYHQVWHPHWHUYDQGHERGHP 'HYORHLVWRILQGHYHUWLFDOHOXVVHQQHHPWGHWHPSHUDWXXUYDQGHERGHPDDQHQZRUGWJHEUXLNWRP YLDHHQZDUPWHZLVVHODDUHQHYHQWXHHOYLDHHQZDUPWHSRPSNRXGHRIZDUPWHDDQHHQJHERXZWH OHYHUHQ'HRSJHZDUPGHRIJHNRHOGHYORHLVWRIZRUGWWHUXJLQGHYHUWLFDOHOXVVHQJHSRPSWRPLQ GHERGHPDIWHNRHOHQUHVSHFWLHYHOLMNRSWHZDUPHQ 'HFROOHFWRUHQHQKRUL]RQWDOHVODQJHQEHYLQGHQ]LFKLQGHERGHPEXLWHQGHEHJUHQ]LQJYDQEHERX ZLQJ 'H YORHLVWRI LQ KHW FLUFXLW ZRUGW RS RYHUGUXN JHKRXGHQ /HNGHWHFWLH YLQGW SODDWV GRRU PLGGHO YDQ KHW FRQWUROHUHQ YDQ GH]H GUXN $OV GH GUXN WH ODDJ LV LV HU VSUDNH YDQ HHQ OHNNDJH /HNNDJH ZRUGW KLHUPHH GXV QLHW YRRUNRPHQ DOOHHQ JHGHWHFWHHUG $OV HU OHNNDJH RSWUHHGW LV GDW RYHUKHWDOJHPHHQQLHWLQGHYHUWLFDOHOXVVHQPDDULQGHKRUL]RQWDOHJURQGOHLGLQJHQGDDUGLHYDQ NZHWVEDDUGHUPDWHULDDO]LMQJHPDDNW 'HFDSDFLWHLWYDQJHVORWHQV\VWHPHQLVQLHWWHUHJHOHQ$OVGHFDSDFLWHLWLQGHSUDNWLMNRQYROGRHQGH EOLMNWWH]LMQGLHQHQHUOXVVHQELMWHZRUGHQJHSODDWVWRIELMHHQWHJURWHFDSDFLWHLWZRUGHQHUOXVVHQ RQWNRSSHOG (HQ FROOHFWRU KHHIW HHQ LQYORHGVIHHU YDQ j P ZDDUELQQHQ GH ERGHPWHPSHUDWXXU HQNHOHJUDGHQNDQGDOHQRIVWLMJHQ *HVORWHQ V\VWHPHQ KHEEHQ RYHU KHW DOJHPHHQ HHQ UHODWLHI NOHLQ YHUPRJHQ YDQ j N: 3HU FROOHFWRU LV KHW YHUPRJHQ FLUFD N: 9RRU HHQ YULMVWDDQGH ZRQLQJ ]LMQ JHPLGGHOG YHUWLFDOH OXVVHQQRGLJ /(9(16'885(17(58*1((0%$$5+(,' :DUPWHZLVVHODDUVKHEEHQHHQOHYHQVGXXUYDQFLUFDMDDU:DUPWHZLVVHODDUVGLHLQJHERXZHQRI LQLHGHUJHYDOERYHQPDDLYHOG]LMQJHSODDWVWNXQQHQHHQYRXGLJZRUGHQYHUYDQJHQ 9HUWLFDOHEURQQHQWHQEHKRHYHYDQKHWRSSRPSHQHQLQILOWUHUHQYDQJURQGZDWHULQRSHQV\VWHPHQ KHEEHQRYHUKHWDOJHPHHQHHQODQJHUHOHYHQVGXXU$OVGHZDUPWHZLVVHODDUZRUGWYHUYDQJHQNDQ GH EURQ LQ VWDQG EOLMYHQ ,QGLHQ ILOWHUV YDQ EURQQHQ YHUVWRSW UDNHQ NXQQHQ ]H ZRUGHQ RQWVWRSW GRRU PLGGHO YDQ GRRUSRPSHQ +LHUELM ZRUGW LQ VRPPLJH JHYDOOHQ FKORRUEOHHNORRJ RI HHQ ]XXU JHEUXLNW 'H OHYHQVGXXU YDQ GH FROOHFWRUHQ YDQ 3( LV j MDDU :DQQHHU KHW V\VWHHP EXLWHQ JHEUXLN ZRUGWJHVWHOGEOLMYHQGHILOWHUVRIFROOHFWRUHQHQJURQGOHLGLQJHQLQGHERGHPDFKWHU 72(*(3$67(7(03(5$785(1(1,19/2('66)((5 ,Q1HGHUODQG]LMQZDWEHWUHIWGHRSHQV\VWHPHQPHWQDPHODDJWHPSHUDWXXUV\VWHPHQWRHJHSDVW%LM GH]H V\VWHPHQ ZRUGW ZDWHU WHUXJJHEUDFKW LQ GH ERGHP GDW QD DINRHOHQ FLUFD j q& LV HQ QD RSZDUPHQFLUFDjq&:DWHUGDWZRUGWWHUXJJHSRPSWPDJQLHWZDUPHUGDQq&]LMQ (U]LMQHHQDDQWDOV\VWHPHQZDDUELMZDWHUYDQKRJHUHWHPSHUDWXUHQLQGHDTXLIHUZRUGWWHUXJJH SRPSWq&q&HQ]HOIVq&'H]HV\VWHPHQZRUGHQLQ1HGHUODQGQRJQLHWYHHOWRHJHSDVW HQ ]LMQ PHW QDPH EHGRHOG RP RQGHU]RHN WH SOHJHQ QDDU GH WH EHKDOHQ UHQGHPHQWHQ 7RW QX WRH OLMNHQGHODDJWHPSHUDWXXUV\VWHPHQHHQKRJHUUHQGHPHQWWHKHEEHQ %LM RSHQ V\VWHPHQ LV LQ GH PHHVWH JHYDOOHQ VSUDNH YDQ NRXGH HQ ZDUPH EURQQHQ 'H]H EURQQHQ ]LMQ HQNHOH WLHQWDOOHQ WRW KRQGHUGHQ PHWHUV XLW HONDDU JHVLWXHHUG 4XD WHPSHUDWXXU EHGUDDJW GH LQYORHGVVIHHUYDQHHQEURQRRNQDMDDUHQNHOHWLHQWDOOHQWRWKRQGHUGHQPHWHUV*HGXUHQGHGH HHUVWHMDUHQGDWHHQV\VWHHPLQZHUNLQJLVQHHPWGHLQYORHGVVIHHUYDQGHEURQQHQQRJJHOHLGHOLMN WRH6\VWHPHQGLHQDDVWHONDDUZRUGHQDDQJHOHJGELMYRRUEHHOGWHQEHKRHYHYDQWZHHQDDVWHONDDU JHOHJHQNDQWRRUSDQGHQNXQQHQELQQHQHONDDUVLQYORHGVVIHHUNRPHQ'LWKHHIWQLHWWRWJHYROJGDW GH V\VWHPHQ QLHW PHHU ZHUNHQ PDDU GDW GH UHQGHPHQWHQ ODJHU ZRUGHQ +HW YHUGLHQW GDQ RRN DDQEHYHOLQJ RP ELM GH DDQOHJ YDQ V\VWHPHQ UHNHQLQJ WH KRXGHQ PHW UHHGV DDQZH]LJH V\VWHPHQ 3URYLQFLHV GLH YHUJXQQLQJ YHUOHQHQ LQ KHW NDGHU YDQ GH *URQGZDWHUZHW GLHQHQ KLHU HYHQHHQV UHNHQLQJPHHWHKRXGHQ ())(&7(19$17(03(5$7885:,-=,*,1*,1'(%2'(023+(7(&26<67((0 :DW EHWUHIW GH WKHUPLVFKH HIIHFWHQ YDQ NRXGH HQ ZDUPWHRSVODJ RS KHW ERGHPHFRV\VWHHP EOLMNW QDJHQRHJ DOOHHQ OLWHUDWXXU EHVFKLNEDDU WH ]LMQ EHWUHIIHQGH WKHRUHWLVFKH EHVFKRXZLQJHQ HQ H[SHUL PHQWHQRSODERUDWRULXPVFKDDO +HWHFRV\VWHHPGDW]LFKLQGHERYHQVWHPHWHUVYDQGHERGHPEHYLQGWLVDDQJHSDVWDDQGHMDDUOLMNV RSWUHGHQGH YDULDWLH LQ WHPSHUDWXXU +HW HFRV\VWHHP GDW ]LFK GLHSHU LQ GH ERGHP EHYLQGW LV DDQJHSDVW DDQ GH ]HHU FRQVWDQWH WHPSHUDWXXU YDQ j q& 2QGHU GHVNXQGLJHQ RS KHW JHELHG YDQ GH DDQOHJ YDQ NRXGH HQ ZDUPWHRSVODJV\VWHPHQ KHHUVW GH DOJHPHQH PHQLQJ GDW KHW ERGHPHFRV\VWHHP JHHQ QHJDWLHYH HIIHFWHQ RQGHUYLQGW YDQ GH WHPSHUDWXXUYHUVFKLOOHQ YDQ ]RJHQDDPGH ODDJWHPSHUDWXXUV\VWHPHQ (FRORJHQ ]LMQ YDQ PHQLQJ GDW HIIHFWHQ YDQ WHPSHUDWXXUYHUDQGHULQJ VWHUN DIKDQNHOLMN ]LMQ YDQ DDQZH]LJH RUJDQLVFKH VWRI HQ GDDUPHH YDQ ERGHPW\SH HQ JURQGZDWHUVWURRPVQHOKHGHQ 'H RPVWDQGLJKHGHQ LQ GH ERGHP EHSDOHQ ZHONH PLFURRUJDQLVPHQ DDQZH]LJ ]LMQ HQ GH]H ]LMQ QLHW DOOHPDDO HYHQ JHYRHOLJ YRRU WHPSHUDWXXUZLM]LJLQJHQ 9RHGVHOVFKDDUVWH YRRU PLFURRUJDQLVPHQ RS JURWHUH GLHSWH LV YHHODO GH EHSHUNHQGH IDFWRU ]RGDW HU JHHQ HIIHFW YDQ WHPSHUDWXXUZLM]LJLQJ LV ZDDU WH QHPHQ (U ]LMQ RRN HFRORJHQGLHYHUZDFKWHQGDWERGHPHFRV\VWHPHQMXLVWRPGDW]H]LMQDDQJHSDVWDDQ]HHUFRQVWDQWH WHPSHUDWXUHQ ZHO ZRUGHQ EHwQYORHG GRRU GH WHPSHUDWXXUYHUVFKLOOHQ (UYDQ XLWJDDQGH GDW GH EDVLVWHPSHUDWXXU q& LV ]XOOHQ SURFHVVHQ ELM HHQ WRHQDPH YDQ GH WHPSHUDWXXUYDQ q&j PDDOVQHOOHUYHUORSHQ$OVGHWHPSHUDWXXUGDDOW]XOOHQSURFHVVHQODQJ]DPHUYHUORSHQ 'DDUHUQDJHQRHJJHHQYHOGRQGHU]RHNLVXLWJHYRHUGQDDUGHHIIHFWHQYDQWHPSHUDWXXUZLM]LJLQJHQ RS KHW ERGHPHFRV\VWHHP LV GRRU 129(0 LQ HHQ SURMHFW RSJHVWDUW RP YHOGPHWLQJHQ WH YHUULFKWHQQDDUGHHIIHFWHQYDQWHPSHUDWXXUYHUDQGHULQJHQRSKHWHFRV\VWHHPLQGHGLHSHUHRQGHU JURQG 'H PHWLQJHQ ZRUGHQ XLWJHYRHUG LQ GH (HPYDOOHL HQ LQ (LQGKRYHQ 'H UHVXOWDWHQ ]RXGHQ HLQG EHVFKLNEDDU PRHWHQ ]LMQ 7HYHQV ZRUGW RYHU GLW RQGHUZHUS UHHGV EHVWDDQGH YHHODO (QJHOVWDOLJHOLWHUDWXXUJHwQYHQWDULVHHUGHQZRUGWHHQ1HGHUODQGVWDOLJHVDPHQYDWWLQJRSJHVWHOG ())(&7(19$17(03(5$7885:,-=,*,1*,1'(%2'(023'(*(2&+(0,( 7HPSHUDWXXUYHUDQGHULQJ LQ GH ERGHP WHQ JHYROJH YDQ ODDJWHPSHUDWXXUV\VWHPHQ KHEEHQ YRRU ]RYHUEHNHQGJHHQPHHWEDUHHIIHFWHQRSJHRFKHPLVFKHHYHQZLFKWHQ'HHYHQWXHOHYHUVFKXLYLQJHQ ]LMQ ]R JHULQJ GDW ]H ELQQHQ GH QDWXXUOLMNH YDULDWLH YDOOHQ HQ GDDUGRRU QLHW GRRU PLGGHO YDQ YHOGPHWLQJHQNXQQHQZRUGHQZDDUJHQRPHQ $$17$/6<67(0(1 %HJLQ ZDUHQ HU LQ 1HGHUODQG UXLP SURMHFWHQ RSHUDWLRQHHO ZDDUELM NRXGHRSVODJ RI GH FRPELQDWLH YDQ NRXGHRSVODJ PHW ODDJWHPSHUDWXXU ZDUPWHRSVODJ LQ RSHQ V\VWHPHQ LV WRHJHSDVW 'H]HWHFKQLHNLVVLQGVjMDDULQRQWZLNNHOLQJ'HWRHSDVVLQJYDQJHVORWHQV\VWHPHQLVNOHLQ VFKDOLJHUPDDUHU]LMQWLHQWDOOHQV\VWHPHQRSHUDWLRQHHO ,167(//(19$16<67(0(1 'RRUGHRSJHGDQHHUYDULQJPHWNRXGHHQZDUPWHRSVODJLQGHERGHPJHGXUHQGHGHODDWVWHj MDDUNXQQHQV\VWHPHQVWHHGVEHWHUZRUGHQJHGLPHQVLRQHHUGHQLQJHVWHOG(U]LWQRJVWHHGVYHHO RQWZLNNHOLQJ LQ GH V\VWHPHQ 'RRU FRPELQDWLH PHW DQGHUH HQHUJLHEURQQHQ ELMYRRUEHHOG PHW ]RQQHFROOHFWRUHQZRUGHQVWHHGVKRJHUHUHQGHPHQWHQEHKDDOG %(12',*'(9(5*811,1*(1 9RRUNRXGHHQZDUPWHRSVODJLQDTXLIHUVPLGGHOV]RJHQDDPGHRSHQV\VWHPHQLVHHQYHUJXQQLQJ QRGLJLQKHWNDGHUYDQGH*URQGZDWHUZHW,QHHQGHUJHOLMNHYHUJXQQLQJZRUGWRQGHUDQGHUHYDVW JHOHJG GH RPYDQJ YDQ GH V\VWHPHQ GH WKHUPLVFKH LQYORHGVVIHHU JURQGPHFKDQLVFKH HIIHFWHQ ]HWWLQJHQ K\GURORJLVFKH HIIHFWHQ SRPSFDSDFLWHLW HQHUJLHEDODQV HQ HYHQWXHOH HIIHFWHQ RS GH GULQNZDWHUZLQQLQJ 9RRUGHDDQOHJYDQJHVORWHQV\VWHPHQLVRSGLWPRPHQWJHHQYHUJXQQLQJQRGLJ%LMGHWRHSDVVLQJ YDQ GH]H V\VWHPHQ ZRUGW JHHQ ZDWHU XLW GH DTXLIHU JHKDDOG RI HULQ JHwQILOWUHHUG HQ GH V\VWHPHQ ]LMQNOHLQVFKDOLJ'H]HV\VWHPHQZRUGHQPHHVWDODDQJHOHJGGRRUHHQERRUILUPDLQFRPELQDWLHPHW HHQLQVWDOODWLHEHGULMI(U]LMQUHODWLHIYHHOSUREOHPHQPHWGHGLPHQVLRQHULQJHQLQVWHOOLQJ 29(5=,&+79$102*(/,-.(())(&7(1 3RVLWLHYHHIIHFWHQ .RXGH HQ ZDUPWHRSVODJ ZRUGW GRRU RQGHU DQGHUH 129(0 EHVFKRXZG DOV HHQ GXXU]DPH HQHUJLHEURQ 7RHSDVVLQJ OHLGW WRW HHQ EHSHUNLQJ YDQ KHW JHEUXLN YDQ IRVVLHOH EUDQGVWRI HQ YHUPLQGHULQJ YDQ XLWVWRRW YDQ &2 ]ZDYHO HQ 12[ (HQ WRHQDPH YDQ GH ]RJHQDDPGH EURHLNDVJDVVHQPHWQDPH&2LQGHDWPRVIHHUOHLGWWRWNOLPDDWYHUDQGHULQJHQGLHGHYHLOLJKHLGHQ JH]RQGKHLG YDQ PHQVHQ DOVPHGH GH VWDELOLWHLW GLYHUVLWHLW HQ KHW YRRUWEHVWDDQ YDQ QDWXXUOLMNH HFRV\VWHPHQEHGUHLJHQ+HWEHQXWWHQYDQGHERGHPYRRUGHRSVODJHQZLQQLQJYDQHQHUJLHZRUGW GHYLHUGHGXXU]DPHEURQYDQHQHUJLHZLQQLQJJHQRHPGQDDVW]RQZLQGHQZDWHU 1HJDWLHYHHIIHFWHQ .RXGHHQZDUPWHRSVODJV\VWHPHQKHEEHQRRNQHJDWLHYHHIIHFWHQRSGHERGHP(U]LMQQHJDWLHYH HIIHFWHQGLHDOWLMGRSWUHGHQRIDOOHHQLQVSHFLILHNHVLWXDWLHV %LM]RZHOJRHGIXQFWLRQHUHQGHRSHQDOVJHVORWHQV\VWHPHQ x x x x x x YHUVWRUHQDDUGNXQGLJHZDDUGHQ DUFKHRORJLVFK SDOHRQWRORJLVFK JHRK\GURORJLVFKHQRIERGHPNXQGLJ SHUPDQHQW LQEUHQJHQ YDQ PLOLHXYUHHPGH YHURQWUHLQLJHQGH VWRIIHQ LQ GH ERGHP EXL]HQ ]ZHONOHL KHWGRRUERUHQYDQVFKHLGHQGHODJHQ WHPSHUDWXXUYHUKRJLQJYDQJURQGZDWHUWHQJHYROJHYDQZDUPWH JHYROJYHUKRJLQJYDQELRORJLVFKHDFWLYLWHLWYDQERGHPRUJDQLVPHQ PRJHOLMNJHYROJYHUDQGHULQJYDQFKHPLVFKHHYHQZLFKWHQLQGHERGHP ELMH[WUHPHWHPSHUDWXXUYHUKRJLQJq&NDQFRQYHFWLHRSWUHGHQ WHPSHUDWXXUYHUODJLQJYDQJURQGZDWHUWHQJHYROJHYDQLQILOWUDWLHNRXGH JHYROJYHUODJLQJYDQELRORJLVFKHDFWLYLWHLWYDQERGHPRUJDQLVPHQ PRJHOLMNJHYROJYHUDQGHULQJYDQFKHPLVFKHHYHQZLFKWHQLQGHERGHP %LMJRHGIXQFWLRQHUHQGHRSHQV\VWHPHQ x x x x ZLM]LJLQJYDQJURQGZDWHUVWURPLQJVULFKWLQJKRUL]RQWDDOHQYHUWLNDDORSORNDOHVFKDDO ZLM]LJLQJYDQJURQGZDWHUVWURPLQJVVQHOKHLGRSORNDOHVFKDDO ZLM]LJLQJ VWLMJKRRJWH RS ORNDOH VFKDDO HQ GDDUPHH PRJHOLMNH ZLM]LJLQJ NZHO RI LQILOWUDWLH VLWXDWLH ERGHPGDOLQJ %LMJRHGIXQFWLRQHUHQGHJHVORWHQV\VWHPHQ x x EHYULH]LQJURQGERGHPZDUPWHZLVVHODDU HIIHFWRSGHERGHPVWUXFWXXUERYHQVWHPHWHUYDQGHERGHP HIIHFWRSELRORJLVFKHDFWLYLWHLWLQGHERGHPERYHQVWHPHWHUYDQGHERGHP QDJHEUXLNYDQKHWV\VWHHPEOLMIWHUYHHOERGHPYUHHPGPDWHULDDOLQGHERGHPDDQZH]LJ %LMVOHFKWIXQFWLRQHUHQGHRIGHIHFWHRSHQV\VWHPHQ x x x x x x LQWURGXFWLHYDQV\VWHHPYUHHPGJURQGZDWHULQJURQGZDWHUSDNNHWWHQ LQWURGXFWLHYDQ]XXUVWRIULMNHUZDWHULQ]XXUVWRIDUPHUHSDNNHWWHQ FKORRUEOHHNORRJRI]XXULQJURQGZDWHUQDUHLQLJHQYDQYHUVWRSWHEURQQHQ ZLM]LJLQJ YHUVSUHLGLQJVSDWURRQ JURQGZDWHUYHURQWUHLQLJLQJHQ GLH ]LFK EHYLQGHQ LQ GH LQYORHGVVIHHUYDQKHWRSHQV\VWHHP YHUODJLQJ UHQGHPHQW GRRU RQGHUOLQJH EHwQYORHGLQJ YDQ V\VWHPHQ PHW QDPH GRRU KHW NUXLVOLQJVSODDWVHQYDQEURQQHQDOVSUHYHQWLHWHQDDQ]LHQYDQK\GURORJLVFKHIIHFWHQ JURWH RSHQ V\VWHPHQ GLH ]LFK LQ HONDDUV LQYORHGVVIHHU EHYLQGHQ NXQQHQ HONDDU YHUVWHUNHQGH HIIHFWHQ KHEEHQ WHQ DDQ]LHQ YDQ JHRK\GURORJLH ERGHPGDOLQJ FKHPLVFKH HYHQZLFKWHQ HQ ERGHPHFRV\VWHPHQ %LMVOHFKWIXQFWLRQHUHQGHRIGHIHFWHJHVORWHQV\VWHPHQ x OHNNDJHYDQERGHPOXVVHQ JHYROJLQWURGXFWLHYDQPLOLHXYUHHPGHVWRIIHQLQKHWJURQGZDWHU %LM]RZHOVOHFKWIXQFWLRQHUHQGHRIGHIHFWHRSHQDOVJHVORWHQV\VWHPHQ x x x x x x GRRUERUHQHQQLHWRIVOHFKWDIGLFKWHQKHUVWHOOHQYDQDIVOXLWHQGHODJHQ JHYROJNRUWVOXLWVWURPHQWXVVHQZDWHUYRHUHQGHSDNNHWWHQ PHWDOVJHYROJZLM]LJLQJNZHORILQILOWUDWLHVLWXDWLH PHWDOVPRJHOLMNJHYROJHIIHFWHQRSHFRV\VWHHP JHYROJYHU]LOWLQJYDQ]RHWZDWHURIYHU]RHWLQJYDQ]LOWZDWHU YHUVSUHLGLQJYDQJURQGZDWHUYHURQWUHLQLJLQJ YHUVSUHLGLQJ YDQ YHURQWUHLQLJLQJ YDQDI KHW PDDLYHOG GRRU OHNNDJH ELMYRRUEHHOG WHQ JHYROJH YDQOHNNDJHWHUSODDWVHYDQGHZDUPWHZLVVHODDULQJHYDOYDQRSHQV\VWHPHQNDQGHYHURQWUHL QLJLQJGHJURQGLQZRUGHQJHSRPSW HQHUJLHRQEDODQVGRRUPHHUZDUPWHRINRXGHRQWWUHNNHQGDQWRHYRHJHQ RSWHUPLMQYHUPLQGHUWKHWUHQGHPHQWYDQKHWV\VWHHP LQWHUDFWLHPHWRQGHUJURQGVHLQIUDVWUXFWXXUPHWQHJDWLHYHJHYROJHQ VLJQLILFDQWQHJDWLHIHIIHFWRSERGHPHFRV\VWHPHQHQHFRV\VWHPHQDDQKHWPDDLYHOG VLJQLILFDQWHHQRILUUHYHUVLEHOHHIIHFWHQRSFKHPLVFKHHYHQZLFKWHQLQGHERGHP