Samenvatting gemaakt door een leerling

advertisement
SAMENVATTING GEDRAG
ETHOLOGIE
is de wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van gedrag, men doet dit door een dier of
mens gedurende enige tijd te observeren en vast te leggen wat men gedurende deze periode als
gedragingen waarneemt, men legt dit objectief vast in een ethogram.
Gedrag:
alle waarneembare activiteiten (reactie) van een dier of mens, dit bestaat uit een
aantal handelingen = gedragselement.
Ethogram:
notatie van objectief waargenomen gedragselementen in de tijd.
Gedragssysteem: een groep samenhangende gedragselementen, bv voortplantingsgedrag, dit bestaat
op zijn beurt weer uit een aantal subsystemen, elk weer bestaande uit een
aantal gedragselementen.
Gedragsketen:
keten van elkaar in vaste volgorde voorkomende gedragselementen, de ene roept de
volgende op: A>B>C>D
OORZAKEN GEDRAG
prikkel = stimulus = input -->
STIMULUS:
inwendige van dier / mens
reseptor ->czs -> effector
--> output = respons = reactie
inwendig, inwendige zintuigen nemen verandering waar(=prikkel) -> leidt tot reactie.
Dit noemt men ook wel motivatie = bereidheid tot een bepaald gedrag.
uitwendig, zintuigen nemen veranderingen waar -> (na selectie) reactie.
Ethologie
wetenschap dat gedrag onderzoekt
Ethogram
Protocol
lijst met nauwkeurige(eenduidige) omschrijving van gedragselementen.
notatie van alle handelingen die in een bepaalde periode worden uitgevoerd,
handelingen liggen vast omschreven in ethogram.
Frequentie analyse:
analyse van hoe vaak een bepaalde handeling voorkomt
Sequentie analyse:
analyse van hoe vaak bepaalde handelingen in combinatie voorkomen en in
welke volgorde.
Sleutelprikkel:
een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald
gedrag.(op een soort gelijke prikkel wordt er minder sterk gereageerd)
rode snavelvlek leidt tot pikgedrag bij zilvermeeuwjongen, blauwe of gele vlek veel
minder.
Supranormale prikkel: een versterkte sleutelprikkel die een veel sterkere reactie veroorzaakt dan de
normale.
rode snavel leidt tot een nog sterker pikgedrag dan rode snavelvlek.
Summatie: verschillende prikkels versterken elkaar, de totale reactie sterker.
TYPEN GEDRAG bepaald door:
Erfelijke factoren: ingeboren gedrag, wordt al direct na geboorte vertoont (direct aanleggen van
pasgeboren baby aan borst leidt tot zuigen)
Leerfactoren:
VB:
invloeden van milieu (=leefomgeving) op (ingeboren) gedrag.
inprenting:
gedrag dat geleerd is in een bepaalde, korte periode in het leven.
gewenning: gedrag dat een minder-sterk-wordende reactie vertoont bij gelijk blijvende prikkel.
conditionering: gedrag dat geleerd is via "beloning" of straf.
trial and error:
proefondervindelijk leren:
foute handeling --> straf --> handeling
wordt niet meer gedaan, als goede
handeling blijft gedrag
gehandhaafd..(leren fietsen)
dresseren:
gedrag leren met beloning.
geconditioneerde reflex:
een stimulus veroorzaakt een bepaald gedrag, dat vroeger
niet door deze stimulus werd veroorzaakt.
= klassieke conditionering
een al aanwezige reflex krijft door leren een andere
sleutelprikkel.
als de schoolbel gaat al je boeken direct in de tas en wegwezen. Hond van Pavlov reflex.
operant conditioneren: het gedrag(=operant) zelf kan versterkend, dan wel afzwakkend
werken.(Skinner, op de prikkel moet een handeling worden
verricht)
imitatie:
gedrag aangeleerd door nabootsing, kan leiden tot tradities.
inzicht:
ervaringen (gedrag) uit het verleden kunnen tot oplossingen ( ander gedrag) leiden.
VORMEN VAN GEDRAG
sociaal gedrag:
VB
gedrag tussen soortgenoten: aan elkaar worden zaken duidelijk gemaakt; vooral
belangrijk bij dieren/ mensen die in groepen leven. Overlevingsstrategie.
rangordegedrag: pikorde kippen, bavianen.
groepsgedrag: Kudde gedrag
signalen:
gedrag van de een leidt tot reactie van de ander, leidt tot communicatie: geur, geluiden,
houding, gebaren
Andere voorbeelden van gedrag:
Ritualisatie gedrag: gedrag dat vroeger functie had, nu
signaalfunctie gekregen.
Baltsgedrag: gedrag dat aan paring vooraf gaat.
Territoriumgedrag: gedrag om signaal te geven over bepaald
gebied.
Conflictgedrag: gedrag dat ontstaat doordat gedragselementen
uit verschillende systemen in botsing komen (aanvallen en
vluchten).
Overspronggedrag: gedrag dat
niet in een situatie past en er niets mee te maken heeft.
Menselijk gedrag: dit volgt de "gewone" diergedrag regels. Gedrag berust ook op erfelijke factoren en
milieu, bij de mens echter kan het milieu op verschillende individuen een verschillende invloed hebben:
normen
waarden
oordelen(van anderen!)
regels (overheid/school)
afspraken
Download