HBO-raad vereniging van hogescholen Kennisbasis Docent lichamelijke opvoeding Bachelor 2 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Een gedeeld fundament voor het opleiden van leraren lichamelijke opvoeding Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 3 Voorwoord In 2008 zijn de lerarenopleidingen gestart met een even uniek als complex project: het ontwikkelen van kennisbases voor alle tweedegraads lerarenopleidingen, voor alle eerstegraads lerarenopleidingen en voor alle vakken van de lerarenopleidingen basisonderwijs. Aan de ontwikkeling van de kennisbases is in verschillende fases gewerkt door een groot aantal docenten van de lerarenopleidingen. Nu zijn de laatste kennisbases voltooid. Geschreven door vakmensen, gelegitimeerd door het werkveld. De lerarenopleidingen kunnen tevreden terugkijken op een periode waarin zij veel hebben gediscussieerd, geschaafd en bijgesteld. Een periode waarin vakcollega’s intensief hebben nagedacht over hun vak, de didactiek en de doelen die zij hun studenten minimaal mee willen geven. De kennisbases zijn natuurlijk geen statische documenten. In de toekomst zullen ze met enige regelmaat bijstelling nodig hebben. Dat houdt het gesprek over de inhoud van de lerarenopleidingen volop in leven en draagt daarmee bij aan de kwaliteitsslag die met het ontwikkelen van de kennisbases werd beoogd. Met het voltooien van ook de laatste kennisbases kunnen de lerarenopleidingen zich ten volle concentreren op het integreren van de kennisbases in de curricula van de opleidingen en daarnaast op het ontwikkelen van de kennistoetsen. Dat is zo mogelijk nog een complexer project. Het herschrijven van curricula, het bedenken van goede toetsvragen: het vraagt veel tijd en inzet van medewerkers van de opleidingen. Hun inzet is cruciaal voor het behalen van de beoogde ambitieuze doelstellingen. Zij dragen daarmee allen op hun eigen wijze bij aan een goede opleiding voor de nieuwe generatie leraren. Ik dank allen die hieraan hebben bijgedragen. mr. Thom de Graaf voorzitter HBO-raad 4 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Toelichting en verantwoording De samenleving heeft behoefte aan een beter inzicht in de vakinhoudelijke en vakdidactische kwaliteit van toekomstige leraren en wil die kwaliteit gewaarborgd zien. Het project 10voordeleraar (10vdl, voorheen Werken aan kwaliteit) is ontstaan als uitwerking van de “Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011” van staatssecretaris Van Bijsterveldt. De activiteiten in het project vormen een voortzetting van initiatieven van de lerarenopleidingen om in onderlinge samenwerking de kwaliteit van de (vakinhoudelijke) kennis van toekomstige leraren te versterken. De ontwikkeling van de kennisbasis lichamelijke opvoeding (LO) maakt deel uit van het project 10vdl. Het project richt zich op de verwezenlijking van kennisbases en kennistoetsen voor de Pabo’s en de bachelor- en master-lerarenopleidingen (waaronder de alo’s) in het hbo. Deze kennisbasis voor de eerstegraads lerarenopleiding LO beschrijft de kennis die door de opleiders wordt beschouwd als het gemeenschappelijk en noodzakelijk kennisdomein voor de beroepsgroep leraren LO. Om te komen tot een kennisbasis voor de lerarenopleiding LO is een redactieteam samengesteld met vanuit elke instituut een vertegenwoordiger. Dit redactieteam heeft zich in eerste instantie georiënteerd op de kennisbasis van de Pabo’s en de vakdidactische delen van de tweedegraadslerarenopleidingen. Daarnaast is gekeken naar de Generieke kennisbasis voor de lerarenopleidingen. Op basis van de verschillende beschrijvingsmodellen en formats is een keus gemaakt voor een eigen beschrijvingsmodel voor de kennisbasis LO. Baserend bij dit beschrijvingsmodel is de keuze voor een ordening naar leerlijnen zoals deze voorkomen in de opleidingsprogramma’s van de zes opleidingen. Elke leerlijn staat daarbij voor een cluster van vakken. Deze leerlijnen zijn: ●● Medisch biologische wetenschappen ●● Sociale wetenschappen ●● Didactische en methodische vakken ●● Onderzoek ●● Communicatie, reflectie en persoonlijke ontwikkeling ●● Management en organisatie Een bijzonder probleem is het gegeven dat een belangrijk deel van het didactisch handelen van de leraar LO bestaat uit praktische vaardigheden. Dit geldt voor het kunnen geven van aanstekelijke voorbeelden in een breed scala van sport en bewegingsactiviteiten, het daadwerkelijk kunnen ondersteunen en vangen van leerlingen in risicovolle oefensituaties en het op niveau van de leerlingen mee kunnen spelen binnen een spel. De kennisbasis kan wel het kennisaspect van deze vaardigheden benoemen, maar dit geeft toch onvoldoende het grote belang van juist ook deze vaardigheidskant van het beroep weer. Op grond van een eerste concept voor de kennisbasis LO heeft een interne valideringsronde binnen de opleidingen plaatsgevonden. Elk lid van de redactie heeft het concept besproken binnen de eigen opleiding. Daarnaast is individuele docenten gevraagd rechtstreeks te reageren op hun vakdeel naar het desbetreffende redactielid. Op basis van deze reacties is het concept bijgesteld en voorgelegd aan het ALOCO (coördinatoren-overleggen van de zes opleidingen). Tenslotte heeft een externe legitimering plaatsgevonden door een panel van externe deskundigen uit wetenschap, onderwijs en vakorganisatie, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De aanbevelingen van dit legitimeringspanel zijn verwerkt in deze definitieve versie van de kennisbasis. Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 5 Bij de uitwerking van de leerlijnen is rekening gehouden met een tweetal belangrijke recente publicaties op het gebied van de vak ontwikkeling voor het schoolvak LO. Zo verscheen in 2010 de herziene uitgave van het “Beroepsprofiel van de leraar lichamelijke opvoeding”. In dit beroepsprofiel wordt een beschrijving gegeven van een legitimering van het vak LO op school, een beroepsstandaard op basis van de door het SBL ontwikkelde beroepscompetenties en een beroepsethische standaard. In samenhang schetsen deze drie onderdelen wat de leraar lichamelijke opvoeding in het huidige onderwijs moet kennen en kunnen. Het Beroepsprofiel is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de opleidingen (Aloco), de vakvereniging (KVLO) en de andere vakorganisaties in het onderwijs (SBL; nu Onderwijscoöperatie). Eindverantwoordelijk is de KVLO. Het beroepsprofiel is uitgegeven door het Jan Luitingfonds. In 2011 is een toekomstverkenning op het vak LO verschenen onder de naam: “Human Movement & Sports in 2028”. Onder regie van de SLO is met behulp van een zestal scenario’s onderzocht welke belangrijke trends en thema’s zouden kunnen gaan spelen bij de ontwikkeling van het vak LO. Bij het opstellen van deze scenario’s waren de opleidingen en medewerkers van de SLO betrokken. Middels een conferentie zijn de scenario’s voorgelegd aan een breed samengesteld panel van werkers, ondersteuners en wetenschappers uit de wereld van de lichamelijke opvoeding en sport. De hoofdconclusie van de verkenning luidt: ”De meest verrassende constatering is dat er – ondanks soms grote verschillen in gekozen accenten, invalshoeken, achtergronden en beroepscontexten - een grote eensgezindheid was over de kern van de taak van het onderwijs op het gebied van bewegingsonderwijs en sport. In algemene zin kan daarmee ook geconcludeerd worden dat gezien het grote belang van bewegen als basiscompetentie, Human Movement & Sports ook in het jaar 2028 deel zou moeten uitmaken van de kernopdracht van het onderwijs.” Deze kennisbasis zal gaan functioneren in het kader van kwaliteitsborging en onderhoud van de verschillende opleidingen. Zeker bij de komende accreditatie van opleidingen zal deze kennisbasis als een belangrijk referentiedocument gelden. Eerst wordt een schets gegeven van belangrijke ontwikkelingen van het beroep. Daarna wordt in elk hoofdstuk één van de genoemde leerlijnen uitgewerkt. 6 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Inhoud Preambule: Ontwikkelingen in en rond het beroep Veranderingen binnen het vak Aanleidingen binnen de school Aanleidingen binnen de samenleving 9 9 10 12 1 Medisch biologische wetenschappen 15 Inleiding15 1.1 Biomechanica 16 1.2Fysiologie 16 1.3Anatomie 17 1.4 Motorische ontwikkeling en motorisch leren 17 2 Sociale wetenschappen 18 Inleiding18 2.1 Opvoeden en ontwikkeling 19 2.2 Gedrag en Individu 20 2.3 Lichamelijke opvoeding en maatschappij 21 3 Didactiek en methodiek 22 Inleiding22 3.1 Algemene didactiek 23 3.2 Didactiek lichamelijke opvoeding: macroniveau 23 3.3 Didactiek lichamelijke opvoeding: mesoniveau 24 3.4 Didactiek lichamelijke opvoeding: microniveau 25 3.5 Activiteit specifieke methodieken 26 4 Praktijkgericht onderzoek 27 Inleiding27 4.1 Praktijkgericht onderzoek: algemeen 28 4.2Verkennen 28 4.3 Dataverzameling 29 4.4 Verwerken van gegevens 29 4.5 Implementeren en exploiteren 30 5Communicatie, reflectie en persoonlijke ontwikkeling 31 Inleiding31 5.1 Modellen bij communicatie 32 5.2Gespreksvoering 32 5.3Groepsdynamica 33 5.4 Professionele ontwikkeling 33 Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 7 6 Organisatie en beleid 34 Inleiding34 6.1 Projectmanagement en organisatie 34 6.2 Management en leidinggeven 34 Bibliografie 35 Redactie 36 Legitimeringspanel36 Colofon36 8 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Preambule: Ontwikkelingen in en rond het beroep Zowel in het beroepscompetentieprofiel als in het project toekomstvisie wordt een aantal ontwikkelingen geschetst die belangrijk zijn voor de uitoefening van het beroep, en die ook veranderende eisen stellen aan de leraar. We nemen hier de beschrijving van deze ontwikkelingen uit het beroepsprofiel over. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt naar: ●● veranderingen binnen het vak ●● veranderingen binnen de school ●● veranderingen binnen de maatschappij Veranderingen binnen het vak Globalisering van kerndoelen en eindtermen De invoering vanaf 1993 van eindtermen en kerndoelen LO voor alle fasen van het onderwijs (primair onderwijs, basisvorming en tweede fase vmbo, havo en vwo) heeft grote invloed gehad op het werk van vakgroepen, secties en individuele docenten. Het wettelijk verplichte kader met aanvankelijk zeer gedetailleerde voorschriften voor de doelen en inhouden van lichamelijke opvoeding heeft op veel scholen een impuls gegeven aan het schrijven van leerplannen. Dit werd mede ondersteund door uitgaven van het APS en de SLO. De evaluatie van de eerste generaties eindtermen en kerndoelen heeft geresulteerd in een ingrijpende globalisering van deze wettelijke voorschriften. Deregulering en decentralisering zijn momenteel de kernwoorden in de besturingsfilosofie van de overheid in het algemeen en van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in het bijzonder. Mede door toenemende problemen in het onderwijs zelf, groeide het inzicht dat scholen in staat gesteld dienen te worden om eigen keuzes te maken bij de ontwikkeling en inrichting van onderwijs. Wettelijke termen gelden nog als brede kaders die wel richtinggevend zijn, maar ook vragen om eigen oplossingen en antwoorden. Scholen gaan soms bijvoorbeeld op zoek naar mogelijkheden om hun onderwijs minder vakgericht en meer in thema’s of projecten vorm te geven. Om toch voldoende houvast te bieden bij deze schoolgebonden leerplanontwikkeling zijn door de SLO en de KVLO, in nauw overleg met het werkveld en de opleidingen, Basis­ documenten voor het basisonderwijs en voor de onderbouw in het voortgezet onderwijs ontwikkeld. Voor het mbo is een basisdocument in ontwikkeling. Groeiende wetenschappelijke kennis Er is door de jaren heen betrekkelijk veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de opbrengsten van sport en bewegen en naar het tot stand komen van bewegen. Dit heeft echter vooral kennis opgeleverd over voorwaarden om tot bewegen te komen: fysiologische en biomechanische parameters. Het bewegingsgedrag, betekenisvol en gesitueerd in een concrete context, bleef veelal buiten beeld. De praktijk van de lichamelijke opvoeding moest het daarom vooral doen met werkende weg ontstane methodische tips en procedures. Veel van die methodieken zijn wijsheden van bijzondere lesgevers die niet of nauwelijks op een wetenschappelijke wijze zijn getoetst. Met het toenemen van het belang van bewegen in de levensstijl van de moderne mens groeit ook de aandacht voor wetenschappelijk onderzoek naar de praktijken van lichamelijke opvoeding en sport. Het Europees Jaar van Opvoeding door Sport (2004) heeft deze interesse van de wetenschap, maar ook die van de politiek geïntensiveerd. Stegeman (2007) concludeert in een literatuuronderzoek naar de effecten van sport en bewegen op school dat in bijna alle studies een positieve (maar doorgaans niet sterke) relatie gevonden wordt tussen sportparticipatie en schoolprestaties. “Er is evidentie die de stelling ondersteunt dat matige fysieke Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 9 activiteit via verhoogde aandacht en concentratie de schoolse resultaten kan bevorderen (...) Er kan zonder terughoudendheid worden vastgesteld dat (meer) sport en bewegen op school bij gelijkblijvende totale onderwijstijd niet nadelig hoeft te zijn voor de schoolprestaties. Er zijn aanwijzingen dat een aantrekkelijk aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten onder voorwaarden schooluitval en schoolverzuim kan beperken” (p. 23). In dit verband is ook het zogenaamde neuro-cognitieve onderzoek interessant. Door de toegenomen mogelijkheden om activiteiten in onze hersens te meten, komt steeds meer kennis beschikbaar over hoe bewegen tot stand komt en hoe krachtige leersituaties kunnen worden gerealiseerd. Met dit type onderzoek kunnen methodische principes voor de praktijk van B&S wellicht aangepast en beter onderbouwd worden. Vernieuwing van de leeromgeving Zowel op het gebied van de inhouden als op dat van de werkwijze is er de afgelopen jaren een sterke behoefte en tendens om lichamelijke opvoeding te moderniseren en zodanig te veranderen dat het meer leerlingen aanspreekt en bindt. Kinderen hebben steeds vroeger de mogelijkheid om lid te worden van sportverenigingen. Daarnaast blijkt dat een deel van de leerlingen op een zeker moment, maar binnen de periode van leerplicht, uitgekeken raakt op de traditionele vormen van sport en bewegen. Met name de prestatiegerichtheid binnen de jeugdsport leidt op den duur tot desinteresse. We zien vooral in het vmbo en mbo dat veel leerlingen in de leeftijd van 12 tot 16 jaar de sportvereniging verlaten. Zowel in lichamelijke opvoeding als in de jeugdsport wordt daarom gezocht naar vernieuwing van het aanbod. Dit leidt soms tot spectaculaire aanpassingen. Daarnaast is er een toenemende oriëntatie op trendsporten of ‘street’sporten: streetdance, freerunning, streetsurfing, maar ook klimmen en capoeira. Interessant is ook de koppeling van bewegen en internet: bedenk je eigen move en zet jezelf daarmee op ‘YouTube’. Dat betekent dat niet alleen de inhoudelijke interesse voor bewegen aan sterke verandering onderhevig is, maar ook de wijze waarop het bewegen is ingebed. Er is sprake van een verschuiving van competitiegericht sporten naar meer op beleving gericht bewegen: de persoonlijke beleving en het showelement worden belangrijker. Van geheel andere aard is de toenemende betekenis van digitale ondersteuning bij het bewegen, het meest vergaand in het bewegingsspel ‘Wii’ waarbij virtueel en reëel bewegen zich met elkaar vermengen. Ook in de praktijk van lichamelijke opvoeding is er een toenemende invloed van digitale producten en programma’s op de praktijk van oefenen en leren. Zo wordt er volop geëxperimenteerd met digitale instructie, digitale videofeedback en digitale portfolio’s en leerlingvolgsystemen. Deze digitalisering zal in de komende jaren ongetwijfeld verder gaan en zowel invloed hebben op het leren van bewegen als op de ondersteuning daarvan. Aanleidingen binnen de school Lesgeven in toenemende diversiteit Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw is er een streven om de leerlingen zoveel mogelijk een goede plaats te geven in het reguliere onderwijs. De aanleiding hiervoor was de zorgwekkende toename van het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs. De centrale gedachte hierbij is: de zorg moet naar de kinderen gebracht worden, in plaats van de kinderen naar de zorg. Als eerste stap is in 1991 een akkoord gesloten tussen scholen en overheid, met als gezamenlijke doelstelling het terugdringen van de uitstroom naar het speciaal onderwijs. Door dit akkoord ‘Weer samen naar school’ zijn scholen voor regulier onderwijs gaan samen10 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding werken met scholen voor speciaal onderwijs. In 2003 is ook de bekostiging aangepast door de invoering van leerlinggebonden financiering, het ‘rugzakje’. School en ouders krijgen hiermee een gezamenlijke verantwoordelijkheid om op basis van een indicatiestelling een passend samenstel van maatregelen te nemen, dat erop gericht is de kinderen zoveel mogelijk binnen de reguliere schoolsetting op te vangen. Er is opnieuw een wetswijziging die scholen vanaf 2011 zorgplicht oplegt. Kinderen krijgen daarmee (zoveel als mogelijk is) recht op passend onderwijs binnen de reguliere scholen. Die zullen dan ook te maken krijgen met een toename van leerlingen met lichamelijke en zintuiglijke beperkingen. Ook komt er een groter aantal leerlingen met allerlei gedragsproblematiek (ADHD en PDD-NOS). Een andere ingrijpende ontwikkeling is de toename van leerlingen met een niet-westerse culturele achtergrond. In de grote steden bestaat de schoolbevolking vaak al voor meer dan de helft uit allochtone leerlingen. De verwachting is dat dat aantal in de toekomst op alle scholen nog zal toenemen. De deelname aan de Nederlandse bewegingscultuur is vooral voor allochtone meisjes niet vanzelfsprekend. Het is daarom van belang in te spelen op hun interesses en openingen te creëren voor deelname aan de pluriforme bewegingscultuur. In zowel het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs leiden de geschetste ontwik­ kelingen tot een grote diversiteit van leerlingen. Deze diversiteit stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de schoolorganisatie en de individuele leraar. Uit onderzoek blijken de volgende kwaliteiten van doorslaggevend succes: ●● de mogelijkheden om heterogeen en homogeen te groeperen in klassenverband; ●● de mate waarin coöperatief leren kan worden geënsceneerd; ●● het kunnen voorkomen en het vroegtijdig kunnen aanpakken van gedragsproblemen: ●● het kunnen werken in vormen van ‘team-teaching’. In de lessen lichamelijke opvoeding, waar de niveauverschillen vanouds al groot waren omdat het vak geen selecterende bijdrage levert in het schoolsysteem, worden de verschillen tussen de leerlingen nog groter. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het zorgaanbod op veel scholen wordt uitgebreid en/of aangevuld met motorische remedial teaching/remediërend bewegingsonderwijs. Beroepsidentiteit leraren In de afgelopen jaren daalde de waardering voor het beroep van leraar, zowel bij buiten­ staanders als binnen de beroepsgroep zelf. Juist nu er alom gesproken wordt van een steeds meer kennisintensieve maatschappij en van Nederland als kenniseconomie, dreigt er een kwantitatief gebrek aan leraren en wordt in toenemende mate getwijfeld aan de kwaliteit van de zittende leraren. Dat zijn enkele conclusies uit het rapport Leerkracht van de commissie Rinnooy Kan, in opdracht van de minister van onderwijs. Om het beroep weer aantrekkelijker te maken, beveelt de commissie aan om naast maatregelen in de sfeer van beloning vooral ook te investeren in kwaliteit ondersteunende maatregelen. Zo zouden leraren weer meer zeggenschap moeten krijgen over de inhoud van hun onderwijs en beter betrokken moeten worden bij organisatorische en inhoudelijke vernieuwingen van het onderwijs. De professionele ruimte voor de leraar moet beter worden verankerd. Om leraren te stimuleren en meer loopbaanperspectief te geven, is afgesproken dat ook binnen de leraarsfunctie differentiatie zal worden toegepast. Het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO) stelt in een advies aan de staatssecretaris voor om in het onderwijs de Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 11 volgende onderwijsberoepen te onderscheiden: de onderwijsondersteuner, de leraar, de schoolleider en de bestuurder. “Voor de onderwijsondersteuner, leraar en schoolleider worden twee verschillende beroepsniveaus onderscheiden: de werkzaamheden zijn op beide beroepsniveaus van gelijke aard, maar verschillen in de mate van complexiteit en verantwoordelijkheid.” Daarnaast zou er meer aandacht moeten komen voor her- en bijscholing. Om dit laatste te faciliteren, wordt voorgesteld om een lerarenregister in te stellen en leraren recht te geven op scholingsfaciliteiten als geld en tijd. Voor leraren lichamelijke opvoeding bestaat al de mogelijkheid zich in te laten schrijven als registerleraar. In de personeelscyclus zal nadrukkelijk meer aandacht moeten worden geschonken aan de eigen ontwikkeling van de leraar. Vanaf augustus 2006 is de wet BIO (Beroepen in het onderwijs) van kracht. In deze wet is vastgelegd aan welke bekwaamheden leraren moeten voldoen. Tevens is hier opgenomen de verplichting voor het bevoegd gezag om voor alle leraren een bekwaamheidsdossier aan te leggen. Themagericht onderwijzen Een belangrijke discussie in de afgelopen jaren was die over vakgericht onderwijs versus competentiegericht onderwijs. Door verkokering en ‘vervakking’ van het onderwijs dreigt een deel van de leerlingen de motivatie en interesse voor leren te verliezen, met als uiterste gevolg uitval uit het onderwijs. We zien dat met name in het vmbo. Dit heeft geleid tot een impuls om het onderwijs meer vanuit de leervragen van leerlingen te ontwikkelen en minder vanuit de traditionele vakken. De gedachte achter dit ‘nieuwe leren’ is dat onderwijs dat vooral geordend is vanuit wetenschappelijke kennisdisciplines het gevaar loopt te veel kennisgericht te zijn, waardoor de toepassing van het geleerde en daarmee de betekenis van onderwijs onder druk komt te staan. In vrijwel alle sectoren van het onderwijs heeft dit geleid tot felle discussies en herstructureringsoperaties: invoering van competentiegericht leren in het mbo, vraagsturing in het hbo en de invoering van leergebieden in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Hoewel de kritiek die ten grondslag ligt aan dit ‘nieuwe leren’ over het algemeen gericht is op de kennisvakken en niet zo zeer op vaardigheidsgeoriënteerde vakken als ckv en lichamelijke opvoeding, moeten ook deze vakken mee in de vernieuwing en aanpassing van het onderwijs. Uit onderzoek onder leraren blijkt dat er in het algemeen bereidheid bestaat om in leerge­ bieden en thema’s onderwijs te geven. Wel wordt door leraren aangegeven dat het zonder opleiding lesgeven in een breed onderwijsthema als minder gewenst wordt ervaren. Ook het doorgaand leren volgens doorlopende leerlijnen komt met deze werkwijze soms in het gedrang. Inmiddels komt er alweer een tegenbeweging op gang met een heroriëntatie op het leren van kennis en basisvaardigheden in het onderwijs. Aanleidingen binnen de samenleving Bewegingsarmoede en gezondheid Er wordt steeds vaker aandacht gevraagd voor het toenemende probleem van bewegings­ armoede onder jongeren. Al in 1980 is door een breed samengestelde commissie met vertegenwoordigers van de KVLO, artsen en wetenschappers uit de jeugdgezondheidszorg een rapport geschreven met als titel: Bewegingsarmoedig onderwijs. De lange ondertitel luidt: Nota over de verwaarlozing van lichaamsbeweging en lichamelijke opvoeding in het onderwijs, binnen een maatschappij die in toenemende mate gekenmerkt is door bewegings­ armoede, verkeerde voedingsgewoonten en steeds meer vrije tijd voor velen. Inmiddels zijn 12 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding we dertig jaar verder en is het probleem alleen nog maar groter geworden. De toename van het aantal jongeren met overgewicht wordt vooral toegeschreven aan een gebrek aan bewegen. Uit cijfers van het TNO (Landelijke Groeistudie, 2010) blijkt dat van de jongeren tussen 2 en 21 jaar 14% overgewicht heeft, waarvan 25 ernstig overgewicht. Onder Marokkaanse en Turkse kinderen zijn deze percentages nog veel hoger. Ook onder volwassenen neemt het probleem van overgewicht snel toe, met als eerste belangrijke effect dat bij steeds meer mensen al op jonge leeftijd ouderdomsdiabetes wordt vastgesteld. De school is vanzelfsprekend niet als enige verantwoordelijk voor de aanpak van het probleem. Succesvolle interventies beginnen bij het gezin en vragen om een multidisciplinaire aanpak. Maar voldoende sport en bewegen in en om school kan zeker een bijdrage leveren. Het al op jonge leeftijd goed leren bewegen in een klimaat waarin dat bewegen een positieve waardering krijgt, gekoppeld aan het verschaffen van kennis en vaardigheden met betrekking tot het zelf kunnen regelen en inrichten van bewegingssituaties, is een langetermijninvestering die zich zeker terugbetaalt. De school wordt ook gezien als de belangrijkste plek om kinderen in het risicogebied te signaleren en door te verwijzen voor vroegtijdige aanpak. Dit laatste altijd in een samenwerking met opvoeders uit de verschillende opvoedingsmilieus waarvan het kind deel uitmaakt. De leraren lichamelijke opvoeding worden door hun kennis van de problematiek van bewegen en overgewicht vaak gezien als deskundigen binnen de school. Sport als bindmiddel, brede scholen Het samen met anderen, al dan niet in verenigingsverband, bedrijven van sport en bewegen wordt door velen als positief ervaren. In een maatschappij die wordt gekenmerkt door ontkerkelijking en individualisering kan het in gezamenlijkheid sporten en bewegen opnieuw leiden tot maatschappelijke binding en verantwoordelijkheid nemen voor elkaar. Daarmee kan het een belangrijk middel zijn bij het tot stand brengen van sociale cohesie en het verhogen van de kwaliteit van leven. Door de verschillende overheden (rijk en gemeente) wordt deze kracht van sport en bewegen onderkend en ingezet in het sociale beleid. Naast de sport wordt ook de school een belangrijke taak toegedacht bij het tot stand brengen van deze sociale cohesie. Scholen moeten zich ontwikkelen tot brede scholen die meer maatschappelijke functies in zich verenigen. Daarbij wordt veel aandacht geschonken aan de relaties met sport en cultuur. Ter ondersteuning van deze ontwikkeling heeft de regering besloten om extra geld vrij te maken, waarmee het mogelijk wordt om combinatiefuncties te realiseren. Het gaat hier om functionarissen die in dienst zijn bij één werkgever, maar vervolgens werkzaam zijn in tenminste twee sectoren. Daarbij kan gedacht worden aan onderwijs, kinderopvang, cultuur en sport. Er wordt verwacht dat het activiteitenaanbod zo in de verschillende sectoren meer kwaliteit krijgt, zich uitbreidt en beter op elkaar afgestemd raakt. Een leraar die een combinatiefunctie vervult, kan werkzaam zijn binnen de school voor het geven van lichamelijke opvoeding en het verzorgen van een naschools sportaanbod. Hij is daarnaast binnen één of meer sportverenigingen aangesteld om sportkennismakingsprogramma’s en de opvang van jeugdleden te coördineren en inhoudelijk te ondersteunen. Dit kan door vrijwilligers te scholen en te ondersteunen en door zelf de trainingen te verzorgen. Om het geheel aan taken op het gebied van sport en bewegen binnenschools en buitenschools goed vorm te kunnen geven, kan ook gewerkt worden met een beweegteam dat bestaat uit hbo-opgeleide en mbo-opgeleide bewegingsdeskundigen. De leraar lichamelijke opvoeding kan dan worden aangesteld als leidinggevende van dit beweegteam. Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 13 Het Olympisch Plan Naar aanleiding van de successen van Nederlandse sporters bij achtereenvolgende Olympische Spelen heeft het NOC*NSF het Olympisch Plan gelanceerd. Het Olympisch Plan is de ambitie om met sport in de volle breedte een bijdrage te leveren aan Nederland, met veel positieve effecten nu en in de toekomst, en met de organisatie van de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen van 2028 in Nederland als inspirerend perspectief en mogelijke uitkomst. De regering heeft zich achter deze Olympische ambitie geschaard en dat betekent dat in de komende jaren een verdere versporting van de samenleving verwacht mag worden. Het Olympisch Plan biedt ook voor lichamelijke opvoeding in het onderwijs allerlei kansen voor nieuwe ontwikkelingen. Zo valt het te voorzien dat scholen de contacten met de sport(verenigingen) zullen intensiveren. Daarbij kan, door het over en weer gebruikmaken van elkaars deskundigheid en accommodatie, het aanbod in beide contexten worden verrijkt. Door een koppeling van leerlingvolgsystemen aan een talentherkenning- en volgsysteem kunnen talenten tijdig en meer systematisch worden gesignaleerd. Zij kunnen daardoor beter tot ontwikkeling komen. Het onderwijs kan verder bijdragen door alle jeugdigen sport- en beweegadviezen te geven. Bovendien maken veel sport en bewegen in en rondom de school het beter mogelijk om te voldoen aan de norm voor gezond bewegen voor jongeren tot 18 jaar: dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). Een voor de hand liggende ontwikkeling zou zijn een verdere uitbouw van de lessen lichamelijke opvoeding, zowel kwalitatief als kwantitatief, en een verdere ontwikkeling van de schoolsport en -competities. Het Olympisch Plan, het Olympisch Vuur en het Platform Sport, Bewegen en Onderwijs zullen ongetwijfeld leiden tot een verdere intensivering van contacten met de sport en een stimulans vormen voor levenslang sporten en bewegen. 14 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 1Medisch biologische wetenschappen Inleiding Het gaat erom dat leraren LO door middel van kennis binnen deze leerlijn medisch biologische wetenschappen een bijdrage kunnen leveren aan de actieve, sportieve en gezonde leefstijl van kinderen en jeugdigen. De leraar LO zal hiervoor onder meer moeten kunnen aantonen kennis te hebben van biomechanische, anatomische en fysiologische aspecten om kinderen in de leeftijd van 4-18 beter te laten bewegen. Zo zal hij onder andere in staat moeten zijn een trainingsschema op te stellen, kennis bezitten om een bewegingsanalyse te maken en een gezondheidsprofiel kunnen schetsen van een klas aan de hand van het afnemen van testen over een actieve leefstijl. Dit alles om een gezonde en actieve leefstijl bij leerlingen binnen het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs te bewerkstelligen. Voorbeeld casus Je hebt lange tijd nagedacht hoe je Mark en Sjoerd de koprol gaat aanleren. De meeste kinderen uit groep 6 kunnen deze al goed, maar deze twee jongens blijven het lastig vinden. Dit is lastig aangezien je verder wilt met het uitbouwen van de koprol om zo in groep 8 uit te komen tot een salto op een verhoogd of schuin vlak. Dus besluit je kinderen die moeite hebben met de koprol extra aandacht te geven. Dit is echter niet genoeg. Je gaat een plan ontwikkelen waarbij zij aan de hand van jouw foutenanalyse (zelfstandig) aan de gang kunnen om zich bekwamer te maken in de koprol waardoor ze aan de voorwaarde, om een salto te maken, voldoen. Maar hoe zo’n plan op te stellen? De fouten analyseren is één ding maar hoe ga je dit juist trainen met een goede rust en arbeid verhouding? Je weet als professional dat bij de juiste analyse en een goed afgestemd plan van aanpak je resultaat zult bereiken, hetgeen zeer veel kan betekenen. Ten eerste kunnen de jongens dan met de groep meekomen en ten tweede kan het ze de nodige succeservaring opleveren hetgeen vertrouwen voor de toekomst geeft. Er staat dus veel op het spel. Des te uitdagender voor een vakbekwame leraar LO… Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 15 1.1 Biomechanica Biomechanische principes geven een goed houvast om bewegingen zeer navolgbaar te analyseren naar efficiëntie en effectiviteit. Dit inzicht is van belang zodat leraren LO weten waar het in bewegingen niet optimaal verloopt en zo een goede beginsituatie met haalbare doelstellingen kunnen opstellen om zo leerlingen bruikbare bewegingen in de sport en bewegen context eigen te maken. Thema’s Statica, dynamica, Kinetica, Kinematica, bewegingsanalyse en hydrodynamica Kennisbasis Gewicht – massa, Traagheid, Snelheid, versnelling, Lichaamszwaartepunt Actie – reactie, Kracht (vectoren), Projectielen Impuls, Moment, Rotatie, Hoekimpuls Arbeid, energie en vermogen Het rekenen met afstanden en tijden Bewegingsbeschrijvingen vanuit een mechanisch perspectief Analyses van houdingen en bewegingen Het aanpassen van activiteiten op basis van biomechanische overwegingen ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Bij een algemene motorische vaardigheid voor iedere leerling een bewegingsanalyse kunnen maken door het juist toepassen van biomechanische principes. Het moeilijker en makkelijker kunnen maken van bewegingsuitvoeringen door gebruik te maken van biomechanische principes. ●● ●● 1.2Fysiologie Wanneer er inzicht is in hoe het lichaam fysiologisch functioneert weet de leraar LO hoe hij zijn lessen qua intensiteit en rust per bewegingsactiviteit optimaal kan inrichten. Daarbij kunnen er gerichte trainingsschema’s worden ontwikkeld waarbij leerlingen fitter worden of in een optimale conditie kunnen komen. Kennis over risicosporten en een stuk preventief en curatief handelen geeft de docent LO de mogelijkheid een fysiek zeer veilig sport en bewegen klimaat te ontwerpen. Thema’s Epidemiologie, inspanningsfysiologie en neurofysiologie Kennisbasis Obesitas, hart-en vaatziekten, Diabetues Melitus II Fitnorm Lichaamssamenstelling (BMI, huidplooimeting en buikomvang) Chronische ziekten met betrekking tot beperkingen in de sport VO2max, HFrust & HFmax Somatotype Trainingseffecten, -principes en -schema’s Bouw en werking cardiovasculair systeem en longen Energie en bewegen Metabolisme en brandstoffen Sportvoeding Ontstaan en preventie sportblessures Vijf veiligheidsmaatregelen van EHBO Efficiënt en effectief EHBO verlenen (EHBSO) Verantwoording afleggen EHBSO naar betrokkenen ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Op een correcte wijze kunnen verzamelen en op een overzichtelijke manier kunnen weergegeven van BMI, vet%, VO2max, HFrust & HFmax bij iedere leerling. Correcte beschrijving kunnen geven van somatotype van iedere leerling. Een persoonlijk trainingsschema voor leerlingen kunnen opstellen met correcte verantwoording/ onderbouwing. Een sociale en epidemiologische analyse van een gezondheidsprobleem in kaart brengen. Visie kunnen geven op de rol van docent LO bij voorkomen gezondheidsprobleem. ●● ●● ●● ●● ●● 16 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 1.3Anatomie Door kennis van het menselijk lichaam op anatomisch vlak kan de docent LO een goede inschatting maken wat per leeftijdsfase van leerlingen gevraagd mag worden ten aanzien van belasting en training. Ook kan de kennis over vlakken, assen en actieve spiergroepen binnen bewegingen zeer ondersteunend zijn bij bewegingsanalyse en het opstellen van motorische leerplannen. Thema’s Menselijke lichaam, assen en vlakken ●● Kennisbasis Hoofdgroepen spieren, gewrichten en botten menselijk lichaam Myologie Spierwerking, spierligging en spierfunctie Assen en vlakken Bewegingsbeschrijvingen vanuit een anatomisch perspectief Bewegingen van het menselijk lichaam Bewegingsremmingen/ beperkingen van het menselijk lichaam Groei bot en weefsel ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Weet de belangrijkste spiergroepen, gewrichten en ligamenten te benoemen bij de grond motorische vaardigheden. Kan de meest elementaire bewegingen verdelen in assen vlakken. Heeft inzicht in de groei en belasting van spieren, weefsel en bot binnen iedere leeftijdsfase van leerlingen. ●● ●● ●● 1.4 Motorische ontwikkeling en motorisch leren Kennis van motorische ontwikkeling en motorische leertheorieën geven de leraar LO inzicht over wat kinderen op welke leeftijd kunnen en hoe zij hun motorische vaardigheden kunnen optimaliseren. Over de motorische mijlpalen is al veel bekend, echter bij het motorisch leren zijn nog veel zaken onduidelijk. Daarom is het erg belangrijk dat leraren LO meerdere zienswijzen en theorieën aangereikt krijgen om de complexiteit van het motorisch leren van leerlingen richting te kunnen geven. Hierin zal zowel plaats moeten zijn voor talentvolle leerlingen in het bewegen als extra zorg voor kinderen met motorische achterstanden en of stoornissen. Thema’s Motorische eigenschappen, mijlpalen en leertheorieën ●● Kennisbasis Verschillende opvattingen over motorisch leren Motorische mijlpalen (motometrie/kwantiteit en motoscopie/kwaliteit) De grond- motorische eigenschappen Motorische leertheorieën (bijvoorbeeld : vrijheidsgradentheorie, engramtheorie, dynamische systeemtheorie) ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Inschatting kunnen maken wat kinderen per leeftijd gemiddeld kunnen op motorisch vlak. Talenten kunnen herkennen en meehelpen deze te optimaliseren. Bewegingsachterstand kunnen signaleren. Afwijkingen in houding en beweging bij leerlingen signaleren en deze leerlingen doorverwijzen naar externe deskundigen. ●● ●● ●● ●● Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 17 2Sociale wetenschappen Inleiding De sociale wetenschappen dragen bij aan een kwalitatief betere, diepgaandere legitimering van het handelen van de docent. Docenten LO beïnvloeden immers bewust, planmatig en normatief het gedrag van leerlingen. De keuzes die daarbij gemaakt worden, dienen zoveel mogelijk wetenschappelijk onderbouwd te worden. Dat geldt zowel voor keuzes die te maken hebben met het concrete lesgeven als met het beroepsmatig handelen in de meest brede zin van het woord, zoals het beschrijven en legitimeren van vakwerkplannen of schoolwerkplannen. Door de kennis en inzichten uit de leerlijn sociale wetenschappen kunnen docenten onderwijssituaties en -problemen beter analyseren voor de vele sociale en maatschappelijke aspecten die een rol daarin kunnen spelen. Sociale wetenschappen leveren ook inzichten, theorieën en visies aan die een bijdrage leveren voor de te verantwoorden keuze die docenten maken voor de richting van hun handelen. Tenslotte geven deze wetenschappen een docent inzicht in de effecten van de verschillende mogelijke oplossingen of maatregelen. Dat is een krachtige en noodzakelijke basis voor de keuze van het concrete handelen in de beroepspraktijk zowel in de pragmatische zin (welke effectiviteit en efficiency) als in normatieve zin. Voor een betekenisvolle beschrijving van de leerlijnen binnen de sociale wetenschappen is voor een indeling in de volgende drie clusters gekozen: ●● Opvoeden en ontwikkeling: pedagogiek en filosofie ●● Gedrag en individu: algemene psychologie, ontwikkelingspsychologie en sociale psychologie ●● Lichamelijke opvoeding en maatschappij: sociologie Voorbeeld casus Een docent LO heeft een klas waarbij het hem steeds lastiger valt om les aan te geven. De meeste leerlingen hebben weinig zin in zijn lessen. Alleen als hij ze laat voetballen is er nog enige animo te ontdekken in plaats van de lethargie en weerspannigheid die hij in de meeste lessen constateert. Maar dat geldt dan weer niet voor bijna de gehele groep meisjes in zijn klas. Een klein groepje van die klas wil wel graag de lessen LO volgen en ergert zich enorm aan de houding en het gedrag van de klasgenote. Die ergernis en boosheid is duidelijk zichtbaar en aanleiding voor veel conflicten tussen de leerlingen. De klas kenmerkt zich door grote verschillen, zowel in fysieke groei als in motorische ontwikkeling. De verschillen in vaardigheden en in motivatie zijn enorm groot. Dat er ook nog verschillen en er zich etnische groepjes hadden gevormd in de klas maakte het er al helemaal niet gemakkelijk op. Wat te doen? De docent staat voor de vraag hoe hij het gedrag van de leerlingen in zijn klas, weerspannig, soms passief soms agressief goed kon begrijpen. En dan nog de keuze maken hoe hij zijn leerlingen het beste zou kunnen benaderen en met hen kon omgaan. Hij krijgt maar erg moeilijk grip op de hele situatie. Hij weet nu niet goed genoeg wat er nu allemaal speelt, in welke richting hij hun gedrag wil en mag beïnvloeden en al helemaal niet hoe hij dat het beste zou kunnen aanpakken… Zo verder gaan gaat niet, dat merkte hij wel. Dat zou niet goed zijn, niet voor zijn leerlingen en niet voor hemzelf. Er staat dus veel op het spel. Des te uitdagender voor hem - hij was toch een vakbekwame leraar LO? 18 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 2.1 Opvoeden en ontwikkeling Pedagogiek Onderwijs is onlosmakelijk verbonden met opvoeden, of dat nu bewust en expliciet of onbewust en impliciet gebeurt. Van een docent LO mag verwacht worden dat hij zijn lessen en de aanpak daarin kan onderbouwen en legitimeren richting derden. Daarvoor reikt de pedagogiek hem pedagogische inzichten, visies en een begrippeninstrumentarium aan die kunnen helpen om situaties te analyseren en een te legitimeren handelingsplan op te stellen waarmee situaties adequaat kunnen worden aangepakt. Thema’s Het herkennen van pedagogische vragen in de praktijk LO Het benutten van pedagogische kennis bij de aanpak van opvoedingsvragen ●● ●● Kennisbasis Geschiedenis van de pedagogiek / pedagogische stromingen Opvoeding - opvoedingsmilieus Pedagogische hoofdvragen en opvoedingsdoelen De belangrijkste pedagogische stromingen: bijvoorbeeld: pragmatisme, structuralisme, personalisme Relatie pedagogische stromingen en onderwijs / -vernieuwing Pedagogische infrastructuur Opvoedings- en lesgeefstijlen in de lessen LO; macht en gezag Opvoedingsstrategieën bij LO; bijvoorbeeld: structureren, stimuleren, communiceren, negeren, en isoleren Pedagogische doelen en de keuze van didactische werkvormen bij LO ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Een (pedagogische) analyse kunnen maken van een klas met gedragsproblemen. Adequaat kunnen omgaan met kinderen en jongeren in pedagogisch kritische situaties. De eigen visie op onderwijs en op onderwijs in LO kunnen verwoorden en beargumenteren. Een handelingsplan kunnen opstellen, verantwoorden en uitvoeren voor de lessen LO voor een leerling met bijzondere pedagogische behoeften; bijvoorbeeld ADHD. ●● ●● ●● ●● Filosofie De filosofie helpt de docent LO om kritische vragen te stellen bij de heersende beroeps­ praktijk. Filosofie reikt de docent mogelijkheden aan de (eigen) mens- en maatschappijvisie alsook lichaamsbeeld expliciet te verwoorden die de basis vormen voor zijn pedagogisch handelen. Bovendien geeft filosofie meer verdieping in de reflectie op de ethische aspecten van zijn beroepsmatig handelen i.c. op de morele vorming van zijn leerlingen. Thema’s Filosofie / sportfilosofie Mensbeeld – lichamelijkheid Ethiek en sport / bewegen ●● ●● ●● Kennisbasis Sportfilosofie: het dubbelkarakter van sport / bewegen Mensbeeld en lichaamsbeeld Visie op bewegen, sport en bewegingscultuur – legitimering van eigen handelen Grondslagen en vak concepten Morele analyse van situaties in LO en sport (bijvoorbeeld ten aanzien van gender, agressie, duurzaamheid, gezondheid, sport, topsport) Beroepscode ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Kunnen verwoorden van de eigen visie op LO in het bredere perspectief van de eigen visie op mens en lichamelijkheid. Kunnen debatteren over de wenselijkheid van de invloed van maatschappelijke ontwikkelingen in de wereld van sport en LO. ●● ●● Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 19 2.2Gedrag en Individu Algemene psychologie Een docent LO is verantwoordelijk voor een intentionele, bewuste en planmatige beïn­ vloeding van het gedrag van zijn leerlingen. De psychologie reikt hem meer inzichten in en verklaringen voor het gedrag van mensen aan. Thema’s Verklaringen voor gedrag / factoren die van invloed zijn op het gedrag Motivatie voor leren en meer specifiek voor LO ●● ●● Kennisbasis Geschiedenis van de psychologie /psychologische stromingen Gedrag en gedragsverandering Belonen en straffen Verschillende motivatie theorieën Motivatie en faalangst ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Het kunnen optimaliseren van de motivatie voor LO bij leerlingen; omgaan met demotivatie. Kunnen creëren van een goed motivationeel klimaat. ●● ●● Ontwikkelingspsychologie De ontwikkelingspsychologie brengt de docent LO vele inzichten voor de te onderscheiden ontwikkelingsdimensies die van belang zijn om een verantwoorde keuze voor de leerstof, werkvormen en aanpak in de lessen LO te kunnen maken. Thema’s Aspecten van ontwikkeling bij kleuter, schoolkind en adolescent ●● Kennisbasis Verschillende visies op ontwikkeling Het nature-nurture debat Ontwikkelingsstadia Identiteit en identiteitsontwikkeling Sociale ontwikkeling Morele ontwikkeling Fysieke ontwikkeling Ontwikkeling van spelgedrag ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Kunnen gebruiken van inzichten in de ontwikkeling van kinderen bij de beschrijving van curriculum LO. Kunnen gebruiken van de inzichten in de ontwikkeling van kinderen bij de keuze van werkvormen en aanpak. ●● ●● 20 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Sociale psychologie De sociale psychologie kan voor de docent veel gedrag van zijn leerlingen verklaren omdat het duidelijk maakt welke sociale factoren van invloed kunnen zijn op het gedrag van leerlingen in een LO-situatie waarbij, per definitie, sprake is van veel sociale invloeden. Bovendien krijgt hij ook meer inzicht in het eigen functioneren c.q. in de factoren die op zijn eigen denken en gedrag van invloed zijn en tot foute waarnemingen en conclusies van hem kunnen leiden. Thema’s De invloed van groepsprocessen op het leren in LO ●● Kennisbasis Visies op groepen en groepsprocessen Omgaan met cultuurverschillen in de lessen LO Groepsprocessen en –rollen in de lessen LO Samenstelling en functies van groepen; groepsbinding, groepscohesie Leiderschapsstijlen en effectiviteit Agressie in LO en sport ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Kunnen analyseren en beïnvloeden van een negatieve houding van leerlingen ten opzichte van leren, school en LO. Kunnen omgaan met agressief gedrag van leerlingen. Adequaat kunnen groeperen van leerlingen; effectief kunnen omgaan met groepsconflicten. ●● ●● ●● 2.3Lichamelijke opvoeding en maatschappij Sociologie Sport en LO zijn niet louter een persoonlijk en interpersoonlijk verschijnsel. Sport en LO zijn ingebed in een bredere maatschappelijke samenhang. Het herkennen van maatschappelijke ontwikkelingen en trends, in het bijzonder met betrekking tot bewegen en lichamelijkheid, kan helpen bij het aansluiten van het onderwijs aan maatschappelijke en individuele behoeften en vragen. Thema’s Lichamelijke opvoeding en maatschappelijke ontwikkelingen Onderwijs in een multiculturele samenleving ●● ●● Kennisbasis De betekenis van cultuur voor samenleving en individu Maatschappelijke ontwikkelingen en de invloed op de sport en LO: modernisering, individualisering en mondialisering Versporting en ontsporting van de samenleving en van de sport; commercialisering van de sport De maatschappelijke waarden en functies van sport; bijvoorbeeld: statusfunctie, identificatiefunctie, reproductiefunctie, politieke functie Cultuurverschillen en verklaringen voor cultuurverschillen Vooroordelen, stereotypering en discriminatie ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Effectief kunnen omgaan met vooroordelen die leerlingen hebben ten opzichte van elkaar. Het kunnen vergroten van de verdraagzaamheid c.q. kunnen verkleinen van de vooroordelen en discriminatie. Met lessen LO aansluiten aan trends in sport, bewegen en gezondheid. ●● ●● ●● Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 21 3Didactiek en methodiek Inleiding In deze leerlijn gaat het er om dat de docent LO zijn vak op een vakmatige en didactisch verantwoorde manier kan geven. Didactiek is de discipline die zich o.a. bezighoudt met de vraag hoe kennis, vaardigheden en houdingen het meest optimaal geleerd kunnen worden. Bij didactiek staat de vraag centraal hoe er een optimale leeromgeving gecreëerd kan worden voor leerlingen. Het didactisch handelen van de docent kent drie componenten: 1. Voorbereiden en plannen van het leren, 2. Uitvoering geven aan de instructie en leerprocessen, 3. Evaluatie van leer­ resultaten en leerproces. Een eerste leerplankader voor de docent zijn de op landelijk niveau vastgestelde eindtermen en eindkwalificaties. Het macroniveau wordt vertaald naar het naar mesoniveau, bijvoorbeeld het schoolwerkplan van de school. Voor de start bekwame docent is vooral het microniveau van belang want de start bekwame docent treft zijn leerlingen in eerste instantie als groepen van leerlingen in een klas. Maar uiteraard gaat het ook om didactiek die gericht is op de individuele leerling. Daartoe moet een docent niet alleen over kernmethodieken beschikken, maar ook over de achterliggende kernconcepten. Om grip te krijgen op deze kernconcepten is een kapstok in de vorm van een model didactische analyse verhelderend. Voorbeeld casus In het vakwerkplan van een school staat aangegeven dat in de derde klas door leerlingen op een aangepast veld en met aangepaste aantallen het spel softbal geleerd moet worden. In het vakwerkplan is uitgewerkt welke spelregels daarbij gehanteerd zullen worden en op welk niveau voor de spelers, in de verschillende functies gemikt moet worden. In het vakwerkplan wordt aangegeven dat voor het aanleren van dit spel 5 blokuren op het veld (buitenaccommodatie) beschikbaar zijn. De lessenreeks in de derde klassen moet erin resulteren dat de aan het eind van de onderwijsperiode door de derde klassen een softbal toernooi kan worden georganiseerd, waarmee door alle derde klassers kan worden deelgenomen. De leerlingen worden geacht het toernooi met elkaar te organiseren en tevens de scheidsrechters rol bij de wedstrijden te kunnen vervullen. De leerlingen in de derde klas hebben zowel in de brugklas als de tweede klas eenvoudige vormen van softbal gespeeld. Het is een uitdaging voor de docent om een lessenreeks softbal te ontwerpen en vervolgens te geven, waarbij enerzijds rekening gehouden wordt met de inmiddels behoorlijke niveau verschillen in de klassen en waarbij het toch mogelijk is om aan het eind van de periode met de klas te kunnen deelnemen aan het derde jaars softbal toernooi. 22 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 3.1Algemene didactiek De docent LO wordt opgeleid voor het lesgeven in het gehele Nederlandse onderwijsstelsel. Daarom moet de leraar op de hoogte zijn van historie en recente ontwikkelingen van het systeem en de daarbij geldende algemene onderwijskundige principes. Deze kennis vormt de achtergrond voor de meer specifieke plaats en functie die het vak lichamelijke opvoeding heeft binnen de verschillende fasen van het onderwijs. Van basisonderwijs tot middelbaar beroepsonderwijs. Thema’s Definities en begrippen Het Nederlandse onderwijsstelsel ●● ●● Kennisbasis Definities: wat is didactiek, didactiek als wetenschap, didactische modellen, en begrippen Geschiedenis van het Nederlandse onderwijssysteem en de plaats van lichamelijke opvoeding daarbinnen; sportgeschiedenis Het Nederlands onderwijssysteem en de plaats van lichamelijke opvoeding. Algemene wettelijke kaders: kerndoelen en eindtermen van Lichamelijke opvoeding in primair, voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs Zorgplicht, culturele diversiteit en speciaal onderwijs Actuele ontwikkelingen in de verschillende fases van het onderwijs en de effecten op lichamelijke opvoeding Bevoegdheid en bekwaamheid van de leraar, beroepsprofiel ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen: Kan met collega’s van andere vakken een discussie voeren over onderwijskundige uitgangspunten van het leerplan. Kan aan leerlingen de historie van het vak en vak onderdelen uitleggen en deze met hen bespreken. Kent de mogelijkheden voor zorg binnen de eigen school en in het systeem en kan leerlingen daarop verwijzen. ●● ●● ●● 3.2Didactiek lichamelijke opvoeding: macroniveau Op macroniveau spelen vragen die te maken hebben met opvattingen over mens en maatschappij en een opvatting en analyse van de bewegings- en sportcultuur. Antwoorden op deze vragen zijn de basis voor de legitimering van het vak lichamelijke opvoeding en moeten leiden tot een algemene doelstelling voor het vak. Thema’s Lichamelijke opvoeding in de context Nederland ●● Kennisbasis Verschillende visies op mens(lichamelijkheid) en maatschappij en de effecten op lichamelijke opvoeding Gezondheid en lichamelijke opvoeding, doelen en effecten, wetenschappelijke onderbouwing Analyse van bewegingscultuur o.a. sport, relatie lichamelijke opvoeding en sport in het licht van maatschappelijke trends en ontwikkelingen Maatschappelijk plaats en opdracht van de school en de relatie met lichamelijke opvoeding, overheidsbeleid met betrekking tot school en sport Algemene doelstellingsformuleringen voor lichamelijke opvoeding ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Is gevoelig voor verschuivingen in de betekenis van lichamelijkheid en bewegen en kan dit betrekken op de inhoud van de lessen. Kan in een discussie met ouders aangeven welke bijdrage LO levert aan een gezonde leefstijl. Kan voor de school en het vakwerkplan samen met collega’s een doelstelling formuleren en deze uitwerken. ●● ●● ●● Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 23 3.3Didactiek lichamelijke opvoeding: mesoniveau Op mesoniveau gaat het over vragen met betrekking tot de realisatie van de algemene doelstelling van het vak op het niveau van de school. Schooleigen keuzes voor een onderwijs­ kundig profiel en onderwijsorganisatie spelen hierbij een rol. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met eigen aard van de leerling-populatie, streekgebonden voorkeuren voor bepaalde sporten en bewegingsactiviteiten. Tenslotte speelt beschikbaarheid van uren en accommodatie een belangrijke rol. Thema’s Lichamelijke opvoeding in de context school ●● Kennisbasis Het programma lichamelijke opvoeding in relatie tot wettelijk kader, aard van de leerling-populatie en beschikbare accommodatie Het schoolplan bewegen en sport, binnenschools- en buitenschools programma, relatie met externe aanbieders van bewegen en sport, doorlopende leerlijnen Schoolsport, demonstraties en toernooien; het buitenschools beweegaanbod Vakgroep of de sectie lichamelijke opvoeding binnen de school(scholen) organisatie Vakwerkplan lichamelijke opvoeding in relatie tot het schoolplan, periodeplanning, leerlijnen en lessenreeksen Didactische ondersteuning via leskaarten en/of digitale instructie en feedback mogelijkheden Samenwerken met andere vakken in thema’s en projecten Motorische remedial teaching en steunlessen binnen het zorgplan van de school Beoordeling en rapportage van lichamelijke opvoeding, cijfers, programma van toetsing en afsluiting, het schoolexamen Keuzeprogramma’s, sportklassen, Sport, Dienstverlening en Veiligheid en examenvakken LO2 en BSM ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het school programma voor bewegen en sport. Bij een projectweek de inbreng voor het vak LO ontwerpen en met collega’s van andere vakken bespreken. Kan in een notitie voor de schoolleiding het belang van bijzondere beweegprogramma’s motiveren. ●● ●● ●● 24 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 3.4Didactiek lichamelijke opvoeding: microniveau Op het microniveau gaat het om de directe uitvoering van de lesgeef taak. De leraar lichamelijke opvoeding moet daarbij lessen en lessenreeksen kunnen plannen en realiseren. Door deze kennis is de leraar in staat om zowel op groepsniveau als voor leerlingen individueel het leren bewegen mogelijk te maken. Door rekening te houden met niveau en interesse van leerlingen kunnen krachtige leeromgevingen worden gecreëerd. Tevens moeten leerresultaten en leerprocessen kunnen worden beoordeeld. Thema’s Lichamelijke opvoeding in de context klas Kennisbasis Het plannen van lessen Analyse van de beginsituatie Lessamenstellingen, organisatievormen en groeperingsvormen Lesdoelen en leerdoelen De lesvoorbereiding ●● ●● ●● ●● Het geven van lessen Het geven van instructie, voor het bewegen, voor het regelen en voor het ondersteunen en beveiligen Het maken van afspraken voor het wisselen van functies Het begeleiden van leerprocessen, verschillende manieren van leerhulp geven Niveaus onderscheiden en differentiëren naar niveau en naar leerstijl Pedagogische en didactische overwegingen bij het veranderen van leersituaties ●● ●● ●● ●● ●● Het evalueren van lessen Het observeren van bewegen op groepsniveau en op individueel niveau Het vaststellen van niveaus binnen leeractiviteiten Het toepassen van verschillende tests Het trekken van conclusies met betrekking tot een vervolg(les) ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Past leersituaties aan aan het niveau en de interesse van leerlingen. Benoemt voor leerlingen in concrete en begrijpelijke taal wat zij moeten leren in een bepaalde situatie. Kan instructie en aanwijzingen afstemmen op de leerstijl/leerbehoefte van leerlingen Ontwikkelt eigen methodische voorkeuren bij het werken met groepen. ●● ●● ●● ●● Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 25 3.5Activiteit specifieke methodieken De leraar lichamelijke opvoeding moet de bovengenoemde vakdidactische en methodisch concepten en principes toe kunnen passen binnen de maatschappelijk meest voorkomende bewegingsgebieden. Het gaat dan om de kern van de vakmatigheid en de daarbij behorende ambachtelijkheid van het beroep in: ●● Turnen ●● Bewegen en muziek ●● Atletiek ●● Spel ●● Zelfverdediging ●● Zwemmen ●● Klimmen Naast deze traditionele bewegingsgebieden zal er ook een oriëntatie op regionaal belangrijke bewegingsactiviteiten en op trendsporten moeten plaatsvinden. Thema’s Activiteit specifieke volgorde problematiek en methodische regels ●● Kennisbasis Binnen elk van de genoemde bewegingsgebieden geldt: Overzicht van mogelijke leersituaties binnen het gebied op basis van ordeningsprincipes als bewegingsthema, bewegingsprobleem/-uitdaging of verwantschap Volgordes en volgordeprincipes bij het aanbieden en begeleiden van de leersituaties binnen het gebied Bewegingsprincipes die baserend zijn voor leersituaties binnen het gebied Mogelijkheden en maatregelen om de leersituaties effectief en veilig in te richten en te beveiligen. Mogelijkheden en maatregelen om de leersituaties aan te laten sluiten bij beleving en interesses van de leerlingengroep Mogelijkheden en maatregelen om de leersituaties aan te laten (blijven) sluiten bij de verschillende niveaus binnen de leerlingengroep ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Kan gevarieerd en veilig lesgeven in elk van de genoemde aktiviteitsgebieden. Leersituaties zijn voor alle leerlingen aangepast voor hun niveau van bewegen en leren. Kan de belangrijkste principes en regels die gelden bij het deelnemen aan situaties uitleggen en veranderen in gesprek met leerlingen. ●● ●● ●● 26 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 4Praktijkgericht onderzoek Inleiding Bewegen en sport is een sterk veranderend domein. Bestaande en traditionele conventies die vandaag gelden, zijn morgen of overmorgen wellicht weer verouderd. Vandaar dat docenten LO naast een gedegen kennis van theorieën en bestaande praktijken ook een onderzoekende houding moeten hebben en nieuwe situaties moeten kunnen verkennen. Het verkennen, bestuderen analyseren en beschrijven van sportproblemen moet leiden tot nieuwe en innovatieve (sport en beweeg)oplossingen. De docent lichamelijke opvoeding kan zodoende zijn eigen praktijk en zijn professioneel handelen verbeteren. De beschrijving van deze leerlijn behandelt verschillende modellen, theorieën en werkpatronen die nodig zijn voor het verbeteren en innoveren van de (eigen) beroepspraktijk. Voorbeeldcasus Als combinatiefunctionaris heeft Mark een opdracht gekregen om het sportaanbod in de ‘Groenmanwijk’ stevig aan te zetten. Vanuit de gemeente ligt de opdracht om de sociale cohesie, de sportparticipatie en het beweeggedrag van de wijkbewoners op een hoger plan te tillen. Mark kiest ervoor om eerst te onderzoeken hoe het gesteld is met deze drie parameters. In het beweegteam in de wijk zijn een aantal sportstudenten bereid om de benodigde data te verzamelen. Mark werkt als opdrachtgever de vraagverkenning, de te gebruiken methode en de verwerking van de resultaten uit. Mark kiest voor een ‘practise based’ methode, waarin de beweegleiders zelf vanuit de zaal en het veld de gegevens over sportgedrag, bewegen en leefstijl verzamelen. Door op kwalitatieve basis de wijkbewoners te interviewen krijgt Mark een beter beeld wat er in de wijk speelt. Het resultaat van het onderzoek is dat er meer ingezet moet gaan worden op de kennis over gezondheid en op de speelmogelijkheden van kinderen in de wijk. Door de resultaten overtuigend met de beslissers te bespreken is het Mark gelukt om meer speeltoestellen en beweegmomenten voor de kinderen te krijgen. Door zijn sterke exploitatie van de oplossingen wordt de aanpak nu in de hele stad gebruikt. Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 27 4.1 Praktijkgericht onderzoek: algemeen Het hoort bij de professionele houding van een docent dat deze in de praktijk voorkomende problemen kan herkennen en op een systematische manier kan aanpakken. Een beeld van het toegepaste wetenschapsgebied is van belang om het onderzoek op een planmatige manier aan te kunnen pakken: Thema’s Onderzoekcyclus, modellen van planmatig handelen, plaats en functie ●● Kennisbasis De onderzoekcyclus als onderdeel van het totaalproces van onderzoeken en innoveren; onderwerp kiezen, bestuderen van literatuur, ontwikkelen van concepten, opstellen van de onderzoeksvraag, het onderzoeksontwerp, gegevensverzameling, data-analyse, conclusies trekken, rapporteren Modellen van planmatig handelen als cyclisch proces kennen en interpreteren De plaats en functie van toegepast onderzoek in de beroepsuitoefening kennen ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Maakt gebruik van de onderzoekcyclus bij de opzet van het onderzoeken van een praktijkprobleem in LO en sport. Komt na het beschrijven van het onderzoek terug op de oorspronkelijke vraag en valoriseert de opgedane kennis door bijvoorbeeld een publicatie in een vakblad. ●● ●● 4.2Verkennen Bij het oplossen van praktijkproblemen is er al snel de neiging om ‘iets te doen’, vaak leidt dat tot een geschikte aanpak van een probleem, vaak ook niet. Als er bijvoorbeeld sprake is van een teruglopende belangstelling voor SD en V als sector op de scholengemeenschap kan het geven van meer voorlichting de oplossing zijn. Het probleem kan echter ook schuilen in de inhoud van het programma, de veranderende schoolpopulatie of de rol die de docent op zich neemt. In de exploratiefase gaat het om het verkennen van het vraagstuk, waarbij op een geaccepteerde werkwijze literatuur en onderzoeksverslagen worden gebruikt om tot een heldere probleemdefiniëring te komen. Thema’s Aanleiding, operationaliseren, beschouwen en verzamelen ●● Kennisbasis Verschillende aanleidingen van onderzoek kennen en herkennen Belangen van opdrachtgever, externen en de eigen motieven kennen Probleem, doelstelling en vraagstelling formuleren en meetbaar maken; doel en vraagstelling verhouden zich tot elkaar Hypothese/ theoretisch model formuleren in een, waar mogelijk, voorspelbaar en testbaar verband tussen variabelen, maatschappelijke relevantie inschatten en beargumenteren Kritisch lezen, interpreteren en beschouwen van wetenschappelijke artikelen Kennen van het gebruik van (wetenschappelijke)vakliteratuur Kennis van criteria voor het schrijven van een literatuurverkenning: integratief schrijven van eigen teksten met gebruik van meerdere bronnen Systematisch en objectief verzamelen van informatie over de eigen praktijk Literatuuronderzoek/ inhoudsanalyse; fasen in het uitvoeren, voorkomende problemen, bronnen voor analyse ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Voordat een docent lichamelijke opvoeding zijn sportoriëntatie-programma aanpast vanwege een teruglopende belangstelling, is het verstandig dat hij de oorzaak en de aanleiding goed verkent. Hij zal op basis van informatie over sportmotieven, eerder gedaan onderzoek en een stevige beschrijving van de aanleiding en context eerder komen tot een geldig antwoord op deze vraag. ●● 28 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 4.3Dataverzameling Het verzamelen van informatie over een praktijkprobleem lost niet direct het probleem op. Door als docent LO bijvoorbeeld veel te lezen over motivatie worden de leerlingen op school niet direct meer gemotiveerd. Door de informatie op een systematische en navolgbare manier te verzamelen is de interpretatie ervan wel een stuk eenvoudiger. Vervolgens is het belangrijk om de gevonden data op een overzichtelijke manier weer te geven en te bewerken tot begrijpelijke uitkomsten. Hieronder worden de manieren en patronen beschreven die daarvoor acceptabele werkwijzen vormen. Thema’s Data verzameling, instrumenten ●● Kennisbasis Onderzoeksintrumenten: kennis van verschillende onderzoeksinstrumenten in hun aard en opzet. De relatie tussen onderzoeksinstrument, vraagstelling, onderzoeksontwerp en weergave van resultaten kennen. De begrippen hanteerbaarheid, transparantie, betrouwbaarheid en navolgbaarheid Data verzamelen; verschillende manieren van verzamelen kennen in relatie met de vraag Interview; gestructureerde, semi-gestructureerde en open interviews; voordelen en nadelen van interview; kennis van de regels voor het afnemen van een interview Observatie; instrumenten, kennis van onopvallende en participerende observatie, voordelen en nadelen van de methoden, het vastleggen van gegevens van observatie Enquête; voordelen, nadelen en regels voor ontwerp van enquête ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Praktische testen uitvoeren voor fysieke parameters van deelnemers of activiteitenmetingen in lessen Het uitvoeren van een semi- gestructureerd interview om tot informatie over gezondheid en leefstijl van deelnemers van een sportprogramma te komen. Het maken van een evaluatie instrument om tot informatie over de kwaliteit van het eigen les­ programma te komen. Hierin maakt de leraar een gefundeerde keuze voor bijvoorbeeld een enquête. ●● ●● ●● 4.4Verwerken van gegevens In een sportonderzoek zijn vaak al snel veel verschillende gegevens verzameld. Je weet bijvoorbeeld hoe vaak de respondenten sporten of met welke motieven ze dat doen. Deze gegevens moeten vervolgens in relatie tot een praktisch vraagstuk worden bewerkt, om uiteindelijk tot een oplossing te komen. Voor het bewerken van gegevens bestaan geëigende manieren, hiervoor is kennis van enkele eenvoudige essentiële wetenschappelijke begrippen noodzakelijk. Thema’s Populatie, steekproef, onderzoeksmethodiek en eenvoudige statistische bewerkingen ●● Kennisbasis Kennis van verschillende (hoofd)typen van onderzoek Onderzoeksgroep kiezen en definiëren Steekproef; kennis van samenhang steekproeftrekking en mate van generaliseerbaarheid onderzoeksresultaten Kennis van de ordening van resultaten Eenvoudige statistische bewerkingen Kennis van de begrippen, respons en non respons, betrouwbaarheid, validiteit, controleren van variabelen, experimentele en controlegroep, afhankelijke en onafhankelijke variabele, bias Deductief en inductief onderzoek Verschillende sportonderzoeksdomeinen en hun doelstellingen ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen De docent lichamelijke opvoeding participeert in een praktijkonderzoek over de relatie tussen meer bewegen en schoolprestaties. Hij heeft de gegevens van de deelnemende leerlingen al verzameld. Naar aanleiding van deze gegevens maakt hij een ruwe datatabel en rekent het gemiddelde, de mediaan en de spreiding van de verkregen data uit. Vervolgens bespreekt hij deze gegevens met de onderzoeksgroep, die verdere statistische verwerking kunnen doen. ●● Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 29 4.5Implementeren en exploiteren Als een leraar tot bepaalde conclusies is gekomen met betrekking tot zijn innovatieproject is het van belang dat deze goed worden weergegeven. Het opschrijven alleen, en het komen tot goede aanbevelingen is vaak niet voldoende. Het is mooi om te weten wat de BSM leerlingen van hun programma vinden, het schrijven van heldere aanbevelingen is de volgende stap. Alleen het delen van die kennis met anderen zal waarschijnlijk leiden tot vernieuwende praktijken. Naast rapporteren is valoriseren (delen) en exploiteren (gebruiken) belangrijk. Thema’s Rapporteren, valoriseren en exploiteren ●● Kennisbasis Vormgeving en structuur onderzoeksverslag, objectieve en passieve schrijfstijl herkennen Weergave van resultaten in cirkeldiagram, correlatiediagram, ruwe datatabel, grafiek De passieve schrijfstijl; herkennen en gebruiken Kenmerken van een onderzoeksartikel Kennis van de keuzes in structuur van de rapportage Aanbevelingen schrijven; op basis resultaten en vraagstelling onderzoek Literatuur weergeven; volgens internationaal erkende norm Citeren en bronverwijzing volgens bibliografische norm Bediscussiëren van de eigen resultaten Valoriseren: presenteren, presentatiemethodieken Strategisch/ ethische omgang met resultaten Kennis van overtuigen en argumenteren Exploiteren: kennis van de werkwijzen in het differentiëren en reciproceren van innovatietrajecten ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Het schrijven van een artikel naar aanleiding van het innovatietraject voor een vakblad. Het presenteren van de bevindingen van het onderzoek aan het management van de school. Vertalen van resultaten van praktijkonderzoek naar de onderwijspraktijk. Het zorgvuldig bewaren van persoonlijke informatie, in de rapportage wordt deze door de praktijkonderzoeker geanonimiseerd. Het gebruiken van de opgedane kennis en ervaringen door in een expertmeeting tips te geven aan collega’s. ●● ●● ●● ●● ●● 30 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 5Communicatie, reflectie en persoonlijke ontwikkeling Inleiding De docent is verantwoordelijk voor het leef- en werkklimaat in de groepen waarmee hij werkt. Hij zorgt ervoor dat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat, waarin hij en zijn leerlingen op een prettige en open wijze met elkaar omgaan. Hij bevordert dat leerlingen ook zelfstandig die samenwerking en omgangsvormen met elkaar kunnen onderhouden. De leraar is qua communicatie en omgangsvormen het rolmodel voor zijn leerlingen. Via uitleg en interventies creëert hij een sfeer, waarin leerlingen zich in de beweging- en sportsituaties kwetsbaar op durven te stellen. Voorbeeld casus Tijdens de les geef jij instructie aan de klas. Twee leerlingen zitten onderling te praten en letten niet goed op. Jij gaat echter gewoon door met je verhaal en loopt ondertussen naar de twee leerlingen toe en kijkt hen enigszins dwingend aan. Het gesprek stokt en de aandacht is terug. Alle leerlingen gaan vervolgens zelfstandig aan de slag en zijn enthousiast bezig. Toch gaat het op een bepaald moment in de les tussen enkele leer­ lingen niet goed. Er wordt wat geschreeuwd, geduwd en gelachen. Enkele leerlingen trekken zich terug en de situatie herstelt zich. Na afloop van de les blijkt tijdens een nagesprek dat enkele leerlingen zich gekwetst voelden. Zij zijn de “mindere” bewegers en voelden zich buitenspel gezet. De docent is aan zet om over het klimaat, groeps­ processen en zijn rol binnen deze les te reflecteren. Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 31 5.1 Modellen bij communicatie De docent hanteert in zijn dagelijkse omgang met leerlingen tijdens de lessituaties commu­ nicatiemodellen. Deze bieden structuur om zich op de communicatie voor te bereiden, te communiceren en op die communicatie te reflecteren. Modellen bieden de docent structuur bij het observeren van communicatie over en weer en groepsdynamica. Bij de observatie maakt hij gebruik van verbale en non verbale signalen van alle actoren. Thema’s Communicatie en reflectie ●● Kennisbasis Basis omgangsvormen Basisbehoeften van leerling en docent in termen van affiliatie en attractie Communiceren in verschillende rollen Verbale- en non verbale aspecten Kenmerken van lichaamstaal Ik en jij boodschappen Effect van eigen handelen Invloed van objectief waarnemen op communicatie over en weer Invloed van objectief waarnemen op groepsprocessen Conflicthantering ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Gebruikmaken van je lichaamstaal, non verbale communicatie, kan ertoe bijdragen dat een les zonder onderbrekingen verloopt. Als docent moet je in staat zijn om de effecten van jouw manier van optreden goed in te schatten. ●● ●● 5.2Gespreksvoering De doelstelling van een gesprek is bepalend voor de voorbereiding, uitvoering en reflectie op dit gesprek. Gesprekken kunnen op verschillende niveaus worden ingedeeld: a) naar inhoud, b) naar communicatie over en weer, c) naar gevoel, d) naar procedure. In een corrigerend en een beoordelingsgesprek zal de gespreksverantwoordelijke meer directief, sturend zijn. In een begeleidingsgesprek zal de docent eerst non-directief, aansluiten op de problematiek van de leerling, het begeleidingsgesprek eindigt echter vaak met een afspraak, waardoor de gespreksverantwoordelijke directieve zal worden. Thema’s Gesprekstechnieken ●● Kennisbasis Kennis hebben van algemene gespreksvaardigheden Verschil in effect van het stellen van open en gesloten vragen Functie van actief luisteren Stiltes aangaan/ negeren Samenvatten Parafraseren Feedback geven en ontvangen Confronteren Uitleggen/ adviseren/ informeren Mening geven/ oordelen/ opleggen ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Om goed contact te krijgen met je leerlingen moet je goed kunnen luisteren, samenvatten en doorvragen. Een docent moet zich bewust zijn van het verschil in effect in het stellen van open of gesloten vragen. ●● ●● 32 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding 5.3Groepsdynamica De docent zorgt ervoor dat er een samenwerking gerichte sfeer ontstaat, waarin hij en zijn leerlingen op een prettige en open wijze met elkaar omgaan. De docent begeleidt leerlingen in klassensituaties bij het maken van groepen, zowel naar bewegingsniveau als naar bewegings­ interesse, en toont daarbij aandacht voor de effecten van deze indelingen op het deelnemen van leerlingen. De docent wordt geacht de sociale processen binnen de groep te beïnvloeden. Thema’s Groepsprocessen ●● Kennisbasis Leiderschap; macht en gezag Rollen Sociale intelligentie Groepsvorming/ groepsprocessen Sociale beïnvloeding ( klassenmanagement) Sociale relaties en structuren ( inclusief orde) Sociale ongelijkheid ( generaties, seksuele diversiteit, allochtoon, autochtoon) Conflicthantering ( aandacht voor pesten) Proces – en taakgericht samenwerken in (sub) groepen ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Het ene moment in de les vraagt de leerling om leiding en het andere moment zal begeleiding aan de orde zijn. Kennis van groepsprocessen beïnvloeden in sterke mate het sociale en pedagogisch klimaat in de klas spelen een belangrijke rol. ●● ●● 5.4Professionele ontwikkeling De docent is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening en zijn profes­ sionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als docent en hij verantwoordt de wijze waarop hij die in praktijk brengt. Hij maakt daarbij gebruik van feedback van leerlingen en collega’s. De docent onderwerpt zich aan een kritische analyse van zijn competenties. Hij onderzoekt en ontwikkelt zijn onderwijsopvattingen gerelateerd aan zijn persoonlijk functioneren als docent. Thema’s Professionele verantwoordelijkheid ●● Kennisbasis Docentcompetenties en bekwaamheidseisen Kernkwaliteiten Reflectiecyclus Teamrollen Coaching en supervisie Feedback geven en ontvangen Leerstijlen Waarden en normen Evalueren van leerwinst Persoonlijk ontwikkelingsplan Digitaal portfolio/ bekwaamheidsdossier Functionering- en beoordelingsgesprekken ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Een docent moet in staat om op zijn eigen functioneren te reflecteren. In de omgang met collega’s en studenten moet de docent ook de coachende rol kunnen vervullen. ●● ●● Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 33 6Organisatie en beleid Inleiding De leraar is verantwoordelijk voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer in de groepen waarmee hij werkt. Hij werkt overzichtelijk en zorgt ervoor dat zijn leerlingen voldoende houvast en structuur hebben om succesvol te kunnen leren. De leraar is daarnaast verantwoordelijk voor een goede communicatie en samenwerking met zijn collega’s en is samen met hen verantwoordelijk voor het pedagogische en didactische klimaat in zijn school. Hij draagt bij aan een productieve werkverhouding in de schoolorganisatie, de vaksectie en andere teams. Ook levert hij een bijdrage aan de werkzaamheden die moeten worden uit­ gevoerd om de onderwijsorganisatie goed te laten functioneren. Competenties als onder­ handelen, beleidsontwikkelingen implementeren en projectplannen bedenken zijn nodig voor het functioneren als leraar. Voorbeeldcasus Je krijgt de opdracht van je schooldirecteur om voor aankomend jaar de kampweek te organiseren. Alle aankomende brugklassers gaan begin van het schooljaar een week op kamp. De doelstellingen zijn divers. Kennismaken met elkaar, de leraren en het schoolsysteem. Natuurlijk moet de week ook nog sportieve programma’s bevatten en volgens de directeur is dat voor jou een mooie opdracht. 6.1 Projectmanagement en organisatie Thema’s Organisatie, projectmanagement ●● Kennisbasis Projectmatig werken en projectmanagement vanuit eigen beroepssituatie Projectfaseringen ( onderzoeks-, analyse-, ontwerp-, uitvoerings-, en evaluatiefase) Organisatorische aspecten van verschillende leeromgevingen binnen domein sport en bewegen Organisatie van meerdaagse kampen en sportdagen ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen De docent moet in staat zijn om meerdaagse kampen of sportdagen te organiseren. De docent stelt ten behoeve van de meerdaagse kampen een begroting op. ●● ●● 6.2Management en leidinggeven Thema’s Management en leidinggeven ●● Kennisbasis Aspecten van groeps- of klassenmanagement die voor de beroepspraktijk relevant zijn Methodieken op praktisch niveau voor samenwerking en coaching Systemen om eigen werk toegankelijk te administreren Organisatie- en bestuursvormen met betrekking tot onderwijsinstellingen Netwerken buiten schoolorganisatie binnen domein sport en bewegen De regionale sport- en bewegingscultuur en de sportorganisaties in de regio waar de docent werkzaam is. De regelgeving en de samenwerkingsprocedures tussen zijn school en gemeentelijke instellingen en sportinstellingen waarmee wordt samengewerkt Landelijke en lokale beleidskaders Modellen voor kwaliteitszorg en methodieken voor onderwijsverbetering en schoolontwikkeling ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● Voorbeeld toepassingen Aan de hand van een projectplan moet hij leiding kunnen geven aan een groep projectmedewerkers. De docent moet netwerken aan kunnen gaan om de samenwerking tussen buurt, sport en school verder te ontwikkelen. ●● ●● 34 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Bibliografie Bax H.; Driel G. van; Jansma F; Palen HAAM van der(2010). Beroepsprofiel leraar lichamelijke opvoeding. Zeist: Jan Luitingfonds. Brouwer B; ea. (2011). Human movement and sports in 2028. Enschede: SLO. Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding | 35 Redactie J.M.M. van Asperen A. Aldershof G. van Driel E. van den Haak H.P.J. van Kruijsdijk M.J. Mulder Hogeschool van Amsterdam Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Windesheim Haagse Hogeschool Fontys Hogescholen Hanzehogeschool Groningen Legitimeringspanel M. van Berkel T.F. Biesterbos K. Breedveld J. Rijpstra C. Visscher beleidsmedewerker SLO Rijksuniversiteit Groningen schoolleider Landstede, Zwolle directeur Mulier Instituut voorzitter KVLO hoogleraar Bewegingswetenschappen, Colofon Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding Vormgeving Studio MM, Eck en Wiel Omslagontwerp Gerbrand van Melle, Auckland Druk Altijddrukwerk, Utrecht www.10voordeleraar.nl © HBO-raad, vereniging van hogescholen Den Haag, juni 2012 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveel­voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteurs, redactie en uitgever geen aansprakelijkheid voor de gevolgen daarvan. 36 | Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding