Schriftelijk studiemateriaal Didactische toevoegingen Dienst Onderwijsprofessionalisering en -Ondersteuning Schriftelijk studiemateriaal ontwikkelen: didactische toevoegingen Hoe kan je het leerproces van studenten ondersteunen via je schriftelijk studiemateriaal? Deze mogelijke aanpassingen werden onderverdeeld onder de studievaardigheden van studenten: cognitieve leeractiviteiten en metacognitieve leeractiviteiten. Sommige aanpassingen zijn zinvol voor meer dan één leeractiviteit en worden dus herhaald worden. De aanpassingen zijn algemeen geformuleerd en kunnen toegepast worden op verschillende vormen van schriftelijk studiemateriaal: cursustekst, handboek dat je zelf ontwikkelt, slides, studeerwijzer, handleiding, werkboek, … Cognitieve leeractiviteiten Structureren Zicht proberen krijgen op de structuur van het studiemateriaal en die extra in de verf zetten - - De structuur van de cursus zichtbaar maken via inhoudstafel, in cursus zelf, in slides,…: opbouw, hoe kernideeën op elkaar verder bouwen. Een inleiding waarin je de rode draad in de leerinhoud schetst. Een goede tekststructuur o Uniforme lay-out, bijv. Eenduidige nummering van titels, vaste lay-out voor tekstblokken met een zelfde functie, … o Verbindings- en structuurwoorden in tekst, bijv. Bijvoorbeeld: Dus, daarom, enerzijds anderzijds, … o Opsommingtekens en nummering Een voorbeeld van een goed gestructureerde tekst versus een minder goed gestructureerde tekst. - Een korte leesopdracht met een instructie die studenten focust op de structuur. Bijv. Studenten lezen een bepaald onderdeel van de cursus en structureren dit. - Grafieken, een concept map, figuren of tabellen maken de informatie visueel duidelijk. Studenten de opdracht geven om o.b.v. een formule de belangrijkste concepten achter een begrip op te lijsten Een conceptmap maken o.b.v. een formularium, zo modelleer je naar studenten hoe ze een formularium kunnen lezen. - Selecteren Onderscheiden van hoofd- en bijzaken, reduceren van grote hoeveelheden informatie tot de belangrijkste onderdelen. - Kernbegrippen markeren of toevoegen in de marge voor de tekst die de kern van een tekstblok of alinea weergeven. Schriftelijk studiemateriaal: Didactische toevoegingen 1 Schriftelijk studiemateriaal Didactische toevoegingen Dienst Onderwijsprofessionalisering en -Ondersteuning - - Hoofd- en bijzaken onderscheiden, bijv. werken met kleuren voor onderscheid. Een schema (de betekenis achter de structuur) bespreken, bijv. op het niveau van de cursus: Wat is de onderlinge samenhang tussen de hoofdstukken? Welke elementen komen in elk hoofdstuk terug? Volgen de hoofdstukken elkaar op? In welke zin? En waarom deze volgorde? Zou een andere volgorde ook betekenisvol kunnen zijn? Studenten de opdracht geven om zelf een schema te maken of om een schema dat jij gemaakt hebt aan te vullen, bijv. kernconcepten aanvullen, verbanden tussen kernconcepten benoemen. Een besluit waarin je de voornaamste conclusies samenvat. Studenten de opdracht geven om een samenvatting te maken. Goed gekozen titels die de kern van een tekstdeel samenvatten. Kernbegrippen of kernzinnen aanduiden. Richtvragen aan de hand waarvan de studenten het materiaal moet bestuderen, doen hen selectief met het materiaal omgaan. Slides gebruiken om bijv. hoofdzaken te accentueren Via formules duiden wat de kernconcepten zijn Analyseren Voldoende tijd nemen om de leerstof in de diepte te verwerken, stap voor stap uitzoeken welke verschillende aspecten te onderscheiden zijn aan een opgave/redenering/… - - Verschillende deelstappen in een redenering/oefening expliciteren of markeren. Studenten een casus voorleggen met gedetailleerde vragen om de oefening te ontleden Je studenten herinneren aan de focus: “Stel jezelf bij het studeren de vraag: waarom is dit zo?” Typische misconcepties onder de aandacht brengen. Expliciteer in de tekst dat ook jij tijd moet investeren in de analyse en verwerking van nieuwe inhouden. (Dat het normaal is dat studenten niet onmiddellijk kunnen antwoorden, maar dat het belangrijk is om goed te weten welke verschillende stappen je kan zetten.) Studenten zelf (inzichts)vragen laten formuleren over de leerstof. Studenten de opdracht geven om een ‘examenvraag’ (geen kennisreproductievraag) te formuleren over een bepaald deel van de leerstof. (Je kan dit ook op voorhand laten doen en de studenten de vragen laten doormailen.) Bespreek daarna samen met de studenten welke examenvraag representatief zijn en welke niet (en waarom). Relateren Relaties of verbanden zoeken tussen verschillende delen van de leerstof, tussen nieuwe informatie en kennis waarover men al beschikt als student. - Inleiding waarin de rode draad in de leerinhoud wordt geschetst. Expliciete aandacht voor relaties in de tekst. Structuurwoorden in de tekst, bijv. Vervolgens, in tegenstelling tot, de reden daarvoor is , … Structuurschema’s van hoofdstukken of van verbanden tussen hoofdstukken toevoegen. Schriftelijk studiemateriaal: Didactische toevoegingen 2 Schriftelijk studiemateriaal Didactische toevoegingen Dienst Onderwijsprofessionalisering en -Ondersteuning - Studenten de opdracht geven om zelf de samenhang van verschillende begrippen in een overzichtsschema of conceptmap te gieten. Studenten vragen om verbanden te leggen, twee dingen met elkaar te vergelijken, analogieën te zoeken. Verwijzingen in de tekst die op relaties duiden, bijv. zie ook hoofdstuk 3, pagina 56. In tegenstelling tot de theorie van … in hoofdstuk 2. Kritisch verwerken Meedenken met auteurs, docenten en medestudenten, een eigen inbreng hebben en niet zomaar alles accepteren wat staat geschreven of wordt verteld. - In de cursustekst of in slides theorieën ter discussie stellen, voor- en tegenargumenten presenteren, verschillende meningen vergelijken. Een besluit formuleren waarin je wijst op verschillende mogelijke methodes of conclusies. Studenten de opdracht geven hypotheses te formuleren en deze vervolgens te toetsen, stellingen te formuleren of conflicterende visies te bespreken. Bij een opdracht vragen naar onderbouwen of beargumenteren van gemaakte keuzes of antwoorden. Concretiseren Concrete voorstellingen vormen bij meer abstracte informatie, ontleend aan verschijnselen die al bekend zijn. - Voorbeelden, illustraties of toepassingen die de inhoud (formules, jargon, …) illustreren. Studenten de opdracht geven om zelf voorbeelden te bedenken. Studenten de opdracht geven om verbanden te leggen met eigen ervaringen. Toepassen Zich oefenen in het gebruik van nieuwe kennis. - - Oefeningen op het einde van het hoofdstuk. Je kan hierbij een onderscheid maken tussen soorten oefeningen naargelang complexiteit: basisoefeningen, meer gevorderde, integratie, complexe integratie. Actuele gebeurtenissen in de cursustekst of slides om een theorie toe te passen. Toepassingsvragen. Expliciteren hoe je zelf een oefeningen oplost of casus bespreekt. Studenten de opdracht geven om een probleem op te lossen. Studenten de opdracht geven formules toe te passen op nieuwe oefeningen. Schriftelijk studiemateriaal: Didactische toevoegingen 3 Schriftelijk studiemateriaal Didactische toevoegingen Dienst Onderwijsprofessionalisering en -Ondersteuning Memoriseren - Aangeven welke leerstof uit het hoofd gekend moet zijn. Maak bijv. duidelijk of formules en bewijzen letterlijk gekend moeten zijn of studenten deze vooral moeten kunnen toepassen. Herhalingsmateriaal aanreiken. Op het einde van een hoofdstuk een toets opnemen die naar feitenkennis peilt. Een verklarende woordenlijst, symbolenlijst, formularium Studenten de opdracht geven om deze lijsten zelf samen te stellen ‘Tips om begrippen te memoriseren bijv. steekkaarten, associaties, concepten in de leerstof accentueren. Werken met afbeeldingen, cartoons, opvallende citaten, … Schema of samenvatting met de belangrijkste concepten en de relaties ertussen. Register met aanduiding waar de student de belangrijkste begrippen in de cursus kan terugvinden. Metacognitieve leeractiviteiten Oriënteren Voldoende tijd nemen om het opleidingsonderdeel (leerdoelen, verwachtingen, examenvorm, bronnen, …) en de cursus te leren kennen (grote boomstructuur). - - - Een inleiding waarin je o studenten wijst op de verwachte voorkennis. o communiceert over de plaats van het opleidingsonderdeel in het curriculum en verduidelijken van de zin van de leerinhoud voor de verdere studie en het beroepsleven. Dit gebeurt meestal in de inleiding. o de leerdoelen van het opleidingsonderdeel verduidelijkt. Je kan ook bij de start van elk hoofdstuk de leerdoelen van dat bepaalde hoofdstuk toelichten. o de rode draad door het materiaal verduidelijkt en waarin je de betekenis en de functie van het materiaal toelicht. Een inhoudstafel waarmee je de opbouw van de cursus weergeeft. Structuurschema’s van een hoofdstuk of studenten aanraden zelf een dergelijk schema op te stellen. Oefeningen. Geef informatie over het examen: o Communiceer bijvoorbeeld op weke manier er geëvalueerd wordt en waarom o Voorbeeld examenvragen Een (zelf)toets vooraan in het materiaal opnemen, waarmee de student kan vaststellen of hij (al) over de nodige voorkennis beschikt om de leerinhoud te begrijpen. Een opdracht waarin je studenten vraagt om hun verwachtingen t.a.v. het vak te formuleren. Schriftelijk studiemateriaal: Didactische toevoegingen 4 Schriftelijk studiemateriaal Didactische toevoegingen Dienst Onderwijsprofessionalisering en -Ondersteuning - Slides waarin je het opleidingsonderdeel kadert. De eigen kennis en vaardigheden evalueren Inschatten van het eigen kennen en kunnen. - - Een inleiding waarin je de leerdoelen van het opleidingsonderdeel verduidelijkt. Je kan ook bij de start van elk hoofdstuk het leerdoel van dat bepaalde hoofdstuk toelichten. Een inleidende vraag aan het begin van een hoofdstuk waarmee je studenten aan het denken zet over hun eigen voorkennis en ervaringen m.b.t. het onderwerp. Vragen of oefeningen op het einde van het hoofdstuk (antwoordsleutel voorzien). Een opdracht waarin je studenten vraagt om na te gaan wat ze al weten over de cursusinhoud, bijv. op basis van de inhoudstafel. Een (zelf)toets , zodat de student kan vaststellen of hij over de benodigde voorkennis beschikt om de leerinhoud te begrijpen. Opmerking: Het is aangewezen hierbij ook een antwoordsleutel op te nemen en remediëringsmogelijkheden te suggereren. Voorbeeldexamenvragen zodat studenten kunnen zien wat voor soort vragen je zal stellen en laat hen hun antwoord vergelijken met antwoordsleutels. Benadruk hierbij dat het belangrijk is de vragen zelf op te lossen en stil te staan bij hoe dit gelopen is, eerder dan gewoon naar de antwoordsleutels te kijken. Plannen en sturen van het leerproces Richting geven aan de eigen verwerkingsactiviteiten door zelf doelen te stellen, vragen te stellen die beantwoord moeten worden, eigen verwachtingen te formuleren. - Richtvragen of een probleemstelling geven van waaruit het materiaal kan of moet bestudeerd worden. Opsomming van doelstellingen en informatie over de evaluatie. Model voor effectieve planning: bij een complexe opdracht kan je studenten een overzicht geven van tussentijdse deadlines, die reflecteren hoe jij het werk zou plannen. Studenten de opdracht geven om zelf een plan op te stellen. Geef hen daar feedback op. Vraag hen het werkplan praktisch uit te werken: tijdsbesteding inschatten, tussentijdse deadlines inbouwen, inschatten welke bronnen en hulpmiddelen nodig zullen zijn, ... Bewaken en bijsturen Leeractiviteiten opvolgen en bijstellen met oog op een meer efficiënt leerproces. - - Verwijzingen opnemen over hoe de student bepaalde tekorten of fouten kan remediëren. Bijvoorbeeld: bij de antwoordsleutel opnemen op welk onderdeel in de leerstof de vraag betrekking had. Praktische richtlijnen bij een opdracht, bijv. hoelang het zou moeten duren om de opdracht af te werken. Schriftelijk studiemateriaal: Didactische toevoegingen 5 Schriftelijk studiemateriaal Didactische toevoegingen Dienst Onderwijsprofessionalisering en -Ondersteuning - - Reik studenten oplossingsstrategieën en hulpmiddelen aan voor specifieke problemen. Voeg bijvoorbeeld van een stappenplan toe om een probleem op te lossen. Wanneer je dit plan systematisch gebruikt zullen studenten geleidelijk aan de verschillende stappen zelfstandig toepassen wanneer ze een probleem oplossen. Opdrachten, bijv. o Gemaakte opdrachten afzetten tegenover criteria die je hen aanreikt. o Reflecteren over eigen werk: laat hen uitleggen wat ze deden en waarom, hoe ze omgingen met bepaalde uitdagingen, enz. Reflecteren Reflecteren op hoe het proces gelopen is en wat beter kan. - Opdracht om eigen prestatie te analyseren, bijv. ‘Wat heb je geleerd door deze opdracht uit te - voeren? Aan welke vaardigheden moet je nog werken? Hoe zou je je anders voorbereiden o.b.v. de feedback die je ontvangen hebt? …’ Opdracht m.b.t. de strategie: laat studenten verschillende strategieën voorstellen en de voor- en nadelen benoemen. Zo leren ze verschillende manieren om een probleem op te lossen kritisch onder de loep te nemen. Bronnen - - - Elen, J., Lowyck, J. & Van den Branden, J. (1991). Ontwikkelen van schriftelijk studiemateriaal. Leuven. Acco. Dienst Onderwijsprofessionalisering en –Ondersteuning. Leeractiviteiten. (s.d.) [Online]. Geraadpleegd op 6 januari 2017: https://www.kuleuven.be/onderwijs/werken_opo/leeractiviteiten. Echo. Impulsen voor het ondersteunen van studenten in leermateriaal. 2006-2007. [Online]. Geraadpleegd op 6 januari 2017: https://www.uantwerpen.be/images/uantwerpen/container22645/files/Namiddagsessies/20062007/Didactische%20impulsen.pdf. Faculteit Wetenschappen. Leeractiviteiten. (s.d.) [Online]. Geraadpleegd op op 26 januari 2017: https://wet.kuleuven.be/oase/did-team/leeractiviteiten. Schriftelijk studiemateriaal: Didactische toevoegingen 6