Directzaai in de Biologische teelt

advertisement
Directzaai
in de Biologische teelt
Thomas Zijlmans
Projectstage DLV Plant
December 2010
Onderdeel van het demoproject NKG en het bedrijvennetwerk Biologische akkerbouw en
vollegrondsgroenten
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV) is eindverantwoordelijk voor POP2 in
Nederland
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa
investeert in zijn platteland
Directzaai in de Biologische teelt
Auteur:
School:
Opleiding:
Leerjaar:
Onderwerp:
Stagedocent:
Bedrijf:
Begeleider:
Plaats:
Datum:
Thomas Zijlmans
Hogeschool HAS Den Bosch
Tuinbouw en Akkerbouw
3
Projectstage
B. van Sonsbeek
DLV Plant bv Marktgroep akkerbouw Zuidwest
S. Bernaerts
Westmaas
December 2010
Voorwoord
Voor u ligt het verslag “Directzaai in de biologische teelt”. Dit verslag is tot stand
gekomen tijdens de 15 weken durende projectstage, welke plaats vond in het 3e leerjaar
van de opleiding Tuinbouw en Akkerbouw aan de Hogeschool HAS Den Bosch. De
projectstage is uitgevoerd bij DLV Plant marktgroep Akkerbouw Zuidwest Nederland.
Met dit projectverslag komt Conserverende landbouw in Nederland een stapje verder de
toekomst in. Zodat Directzaai in de biologische landbouw kan worden geïmplementeerd.
Allereerst wil ik S. Bernaerts bedanken voor zijn medewerking en zijn begeleiding van dit
project. Ook wil ik A. van Hootegem bedanken voor zijn medewerking en het ter
beschikking stellen van een aantal proefvelden. Daarnaast stel ik het zeer opprijs dat ik
stage heb mogen lopen bij DLV Plant en ik wil daarom ook al de medewerkers bedanken
voor hun bijdrage aan mijn geslaagde stage. Ik bedank B. van Sonsbeek voor zijn
begeleiding vanuit de Hogeschool HAS Den Bosch.
Thomas Zijlmans
Westmaas, december 2010
Samenvatting
Conserverende landbouw is een vorm van landbouw, waarbij grondbewerking zoveel
mogelijk wordt vermeden en de bodem zoveel mogelijk bedekt is met organisch
materiaal. Deze vorm van grondbewerking biedt vele voordelen. Conserverende
landbouw vermindert bodemerosie, bevordert het bodemleven, verbetert de
bodemstructuur en de bodemvruchtbaarheid, een verbeterde draagkracht en verhoogt de
waterbergingscapaciteit van de bodem.
Directzaai wordt vaak beschouwd als de meest zuivere vorm van Conserverende
landbouw. Bij directzaai worden gewassen direct door de stoppel of door een
groenbemester gezaaid, waarbij geen grondbewerking plaatsvindt. Directzaai biedt ook
voor de biologische landbouw een goed perspectief. Naast de positieve uitwerking op de
bodemkwaliteit zijn de besparingen op kosten voor arbeid (onkruidbestrijding en
grondbewerking) en mechanisatie aantrekkelijk..
Op het gebied van directzaai in de biologische teelt zijn er een aantal positieve
internationale ervaringen. Dit blijkt uit de verrichte studie. Deze ervaringen leveren geen
kennis op die direct toepasbaar is voor de Nederlandse omstandigheden maar ook voor
de Nederlandse biosector lijkt er zeker perspectief.
Granen, pompoenen, maïs, kolen, bonen en erwten zijn geschikt voor directzaai. Bij
directzaai in de biologische teelt wordt er een groenbemester geteeld die wordt gerold. In
deze mulch wordt vervolgens gezaaid. Een systeem met directzaai lijkt alleen mogelijk
als de groenbemester voldoende onkruidonderdrukkend is. Bij directzaai moet er dus een
geschikte groenbemester – gewas combinatie wordt gevonden. Een groenbemester moet
de bodem snel en goed kunnen bedekken. In sommige gevallen is het ook belangrijk
voldoende stikstof ter beschikking te hebben. Om aan deze eisen te voldoen is het zaaien
van groenbemestermengsels vaak het beste. Daarnaast moet de groenbemester op het
juiste tijdstip worden gedood en op de juiste manier. Het gewas mag geen last hebben
van nadelige allelopathische effecten. De grootste uitdaging is om de groenbemester
onkruidvrij te houden.
De internationale ervaringen zijn echter niet rechtstreek te vertalen naar Nederlandse
begrippen. Dit komt vooral door het verschil in klimaat. Directzaai moet daarom
ontwikkeld worden voor Nederlandse omstandigheden. In dit verslag zijn internationale
ervaringen en uitkomsten omgezet in Nederlandse begrippen. Dit verslag biedt een
goede basiskennis voor biologische akkerbouwers die het systeem met Conserverende
landbouw willen verbeteren.
Inhoudsopgave
1. Inleiding ........................................................................................................... 2
2. Conserverende landbouw.................................................................................... 3
2.1 Effecten conventionele grondbewerking ........................................................... 4
2.2 Effecten Conserverende landbouw .................................................................. 6
2.4 Effecten directzaai ........................................................................................ 8
3. Directzaai in de biologische teelt.........................................................................10
3.1 Toepassingen van directzaai in de gangbare teelt ............................................10
3.2 Perspectief directzaai in de biologische teelt....................................................11
3.3 Internationale ervaring.................................................................................12
4. Uitvoering directzaai in de biologische teelt ..........................................................30
4.1 Groenbemesters ..........................................................................................30
4.2 Techniek en mechanisatie .............................................................................35
4.3 Teelt ..........................................................................................................39
Conclusie.............................................................................................................42
Bronnenlijst .........................................................................................................44
Bijlage ................................................................................................................46
Bijlage 1. Inhoud van de bodem..........................................................................46
Bijlage 2. Bodemorganismen onder de loupe ........................................................48
Bijlage 3. Gegevens van verschillende Directzaaimachines .....................................55
Bijlage 4. Proef: Toepassing directzaai in Nederland met geschikte groenbemesters ..61
Bijlage 5. Artikel Ekoland ...................................................................................66
1. Inleiding
Een aantal biologische akkerbouwers werken inmiddels al een aantal jaren volgens de
principes van Conserverende landbouw (in Nederland ook wel aangeduid met Niet
Kerende Grondbewerking). Op deze bedrijven zijn al zaaimachines aangeschaft die
kunnen zaaien op percelen waar veel plantresiduen aanwezig zijn. Één bedrijf heeft een
directzaaimachine gekocht waarbij residuen eigenlijk onder vrijwel alle omstandigheden
geen probleem zijn. Met deze machine is directzaai mogelijk (zaaien zonder
grondbewerking). Directzaai wordt vaak de ultieme vorm van Conserverende landbouw
genoemd. Bij directzaai is er geen sprake meer van grondbewerking en krijgt het
bodemleven de maximale kans om zich te ontwikkelen. Daarnaast kan directzaai in de
biologische teelt mogelijk bijdragen aan lagere kosten voor onkruidbestrijding. De
biologische telers zijn geïnteresseerd om dit teeltsysteem te ontwikkelen. De opdracht
van dit verslag luidt dan ook als volgt: Hoe kan directzaai in de biologische akkerbouw
worden toegepast.
Deze stageopdracht was voor 50% onderdeel van het demonstratieproject Niet Kerende
Grondbewerking en voor de andere helft van het bedrijvennetwerk biologische
akkerbouw en vollegrondsgroenten.
Het verslag bestaat uit een studie naar ervaringen met directzaai. Het gaat vooral om de
ervaringen met groenbemesters in combinatie met een gewas en de benodigde
mechanisatie om directzaai mogelijk te maken. In het kader van deze opdracht is er ook
een demoveld met groenbemesters voor directzaai uitgezaaid in Kruiningen. De eerste
ervaringen komen in het verslag aan bod. De doelstelling van dit verslag is om
biologische boeren die aan de slag willen met directzaai te voorzien van basiskennis. Dit
verslag is dan ook vooral bedoeld voor biologische akkerbouwers die het systeem met
Conserverende landbouw willen verbeteren.
Het verslag gaat specifiek over directzaai in de biologische teelt. directzaai in de
biologische teelt is fundamenteel anders dan gangbaar omdat in de biologische landbouw
de groenbemesters ook voldoende onkruidonderdrukkend moeten zijn. In het algemene
deel van het verslag komt Conserverende landbouw aan de orde. Hierin komen een
aantal begrippen voor die verwarrend kunnen zijn. Conserverende landbouw of
grondbewerking staat in dit verslag synoniem aan Niet Kerende Grondbewerking. Bij
Conserverende landbouw wordt grondbewerking zoveel mogelijk vermeden. Daarnaast
wordt gestreefd naar een bodem die zoveel mogelijk bedekt is met organisch materiaal
(in dit verslag vaak aangeduid als mulch). Verder in het verslag worden de perspectieven
van directzaai besproken. In het laatste deel zijn diverse praktijkervaringen met
directzaai beschreven. Verspreidt over de wereld zijn er toch een aantal positieve
ervaringen. Als laatste worden diverse groenbemesters en hun bruikbaarheid besproken
en komt ook de specifieke mechanisatie aan bod. Deze praktische informatie kunnen
biologische akkerbouwers gebruiken in de praktijk.
- Directzaai in de biologische teelt -
2
2. Conserverende landbouw
Al eeuwenlang wordt er geploegd in de landbouw vooral om de bodem losser te maken
en gewasresten onder te werken. In de laatste jaren is er in Nederland meer interesse in
Conserverende landbouw. Dit begrip wordt door vele mensen op een andere manier
geïnterpreteerd.
In dit verslag wordt Niet Kerende Grondbewerking (NKG) synoniem gesteld met
Conserverende Landbouw waarbij grondbewerking zoveel mogelijk wordt vermeden en
waarbij de grond zo veel mogelijk bedekt is met organisch materiaal.
“Conservation agriculture (CA) aims to achieve sustainable and profitable agriculture and
subsequently aimes at improved livelihoods of farmers through the application of the
three CA principles: minimal soil disturbance, permanent soil cover and crop rotations.”
(FAO z.d.)
Een goede bodemstructuur en een gezonde bodem zijn belangrijk in de landbouw en in
het bijzonder in de biologische landbouw. Bodemverdichting is vaak direct te zien aan
gewassen en nog in sterkere mate bij biologisch geteelde gewassen. Het is daarom niet
verwonderlijk dat biologische ondernemers gebruik maken van vaste mest,
groenbemesters, rijpaden en mechanisatie die niet zwaarder is dan noodzakelijk. Ook
Conserverende landbouw kan een positieve invloed op de bodemstructuur hebben
(Bernaerts 2008). Bij het principe van conserverende landbouw worden kerende,
mengende en intensieve grondbewerkingen zoveel mogelijk vermeden. Een aantal
voorbeelden van deze intensieve grondbewerkingen zijn: ploegen, spitten, diepfrezen en
diep cultivatoren. Doordat de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, wordt de structuur
en het bodemleven zo min mogelijk aangetast. Het doel hiervan is een maximale opbouw
van de bodemstructuur gevormd door planten en bodemleven. Het is het niet alleen
belangrijk dat de bodem zo min mogelijk verstoord wordt. Het is ook belangrijk dat de
bodem zoveel mogelijk bedekt blijft. [nietkerendegrondbewerking.nl] Het doel van deze
vorm van grondbewerking is de bodem in topconditie te krijgen of te houden. In ZuidLimburg is het voorkomen van bodemerosie een belangrijk doel van Conserverende
landbouw: Bij deze vorm van landbouw stijgt de waterinfiltratie.
In een literatuurstudie van PPO worden de volgende voordelen genoemd
Conserverende landbouw:
• Meer bodemleven;
• De bodemstructuur verbetert;
• Het organische stof gehalte in de bovenlaag neemt toe;
• De benutting van nutriënten in de bodem verbetert;
• De ziektewering van de bodem verbetert;
• De gewasopbrengst kan verbeteren;
• Meer waterinfiltratie en transport van water verbetert;
• De draagkracht en berijdbaarheid van de bodem verbetert;
• Minder erosie door wind en water.
van
Daarnaast zijn er nog een aantal voordelen. Dit zijn niet de belangrijkste voordelen,
maar zijn wel interessant voor de Nederlandse landbouw.
• Lager brandstofgebruik;
• Minder arbeid nodig voor grondbewerking;
• Minder afspoeling van mineralen;
• Een hoger bedrijfsrendement.
De verwachting is dat er een stabieler systeem ontstaat. Dit systeem zou ook minder
gevoelig kunnen zijn voor ziekten en plagen (Alebeek 2008). Conserverende landbouw
- Directzaai in de biologische teelt -
3
biedt dus vele voordelen voor de landbouw. De combinatie met een vast rijpadensysteem
is interessant omdat hierdoor de bodem minder verdicht wordt. Het is waarschijnlijk dat
de bodem bij rijpaden èn conserverende landbouw sneller in de gewenste conditie is.
De uitvoering van conserverende landbouw is afhankelijk van het bouwplan. Bij een
bouwplan met veel rooivruchten, vrijwel standaard in Nederland, lijkt het erop dat zeker
in de eerste jaren na omschakeling naar conserverende landbouw een jaarlijkse diepere
grondbewerking noodzakelijk is. Een woeler met Dent Michel tanden of bijvoorbeeld een
paragrubber zijn hier geschikt voor. Mengen en breken van de bodem moet tot een
minimum beperkt worden, het belangrijkste doel is voldoende waterberging creëren. Na
omschakeling is deze bewerking noodzakelijk om zo de negatieve invloeden van
verdichtingen door oogst en van de ploegzool op te heffen. Het is ook belangrijk om er
na te streven de bodem jaarrond bedekt te houden. Een goede bodembedekking
vermindert
de
kans
op
erosie,
slemp,
stuif,
hevige
verdamping
en
temperatuursschommelingen. Om de grond jaarrond bedekt te houden wordt er na de
oogst van een gewas een groenbemester ingezaaid. Andere voordelen van
groenbemesters zijn, aanvoer van organische stof, meer draagkracht, betere
bodemstructuur door diepe beworteling en minder uitspoeling van nutriënten.
Binnen de conserverende landbouw zijn er meerdere systemen. Er zijn veel verwarringen
over de verschillende systemen en technieken (Alebeek 2008). In de volgende paragraaf
worden de effecten van conventionele grondbewerking uitgewerkt. Daarna worden kort
minimale grondbewerking en directzaai uitgewerkt. Om de effecten van grondbewerking
beter te begrijpen wordt kort de opbouw van de bodem met zijn de belangrijkste
componenten uitgelegd in bijlage 1. Voor de taken en specifiekere functies van de
verschillende organismen in de bodem wordt verwezen naar bijlage 2. Bodemorganismen
onder de Loupe.
2.1 Effecten conventionele grondbewerking
Grondbewerking heeft een grote invloed op de
structuuropbouw, organische stof en het bodemleven in
de bodem. Bij kerende en of mengende grondbewerkingen
zoals ploegen en spitten wordt de bodem intensief
bewerkt. Meest gebruikte methoden zijn ploegen en
spitten. Kerende grondbewerking wordt toegepast om een
schone, losse en vlakke teeltlaag te krijgen. Gewasresten
worden bij deze vorm van grondbewerking geheel of
grotendeels ingewerkt. Ziekten en plagen die vaak
achterblijven in of op gewasresten worden weggewerkt. Er
ontstaat een “nieuwe en schone” toplaag. Tevens worden
onkruidzaden tijdens het keren ondergewerkt. Er worden
echter wel onkruidzaden uit diepere lagen bovengewerkt.
Intensieve grondbewerkingen hebben ook negatieven
aspecten. Deze worden hieronder uitgewerkt.
Fig. 2.1: Indringingsweerstand van een lichte zavelgrond met
ploegzool. Bron: Huinink 1984
Ploegzool:
Bij conventionele grondbewerking is er vrijwel altijd een
ploegzool aanwezig. Over het algemeen geldt: Hoe lichter
de grond hoe venijniger de ploegzool is. De ploegzool is
een storende laag die ontstaat door het intensief
bewerken en berijden van de bodem (figuur 2.1). De
ploegzool wordt veroorzaakt of verslechterd door een
aantal zaken:
- Directzaai in de biologische teelt -
4
Tijdens het ploegen wordt de bovenste laag (meestal tussen de 20 en 30 cm)
gekeerd. De laag
hieronder wordt tijdens het ploegen verdicht door de
trekkerband die door de ploegvoor rijdt.
2. De bovenste laag die intensief bewerkt is, bestaat uit losse grond. Deze laag is
meestal droger dan de onderlaag en heeft daardoor meer draagkracht. Tijdens
berijding van machines komt veel van de bodemdruk dan terecht op de nattere
ondergrond. Deze vervormden er ontstaat extra versmering in de laag onder
bewerkingsdiepte.
3. Na regenval spoelt regenwater relatief snel door de geploegde laag met veel
(grote) poriën. De waterberging is bij de ploegzool beduidend minder. Hierdoor
ontstaat interne slemp waardoor poriën of gangen dichtspoelen. Waardoor de
ploegzool nog verder verdicht.
1.
Structuur en Bodemleven:
Door grondbewerking worden poriën doorbroken die zijn ontstaan door bodemleven of
plantenwortels. Deze poriënzorgen normaal gesproken voor veel waterafvoer en voor de
aanvoer van lucht. Bodembewerking heeft dus direct een negatieve invloed op de
waterberging. Grondbewerking heeft nog meer negatieve effecten
• De bewerkte laag wordt met een grote hoeveelheid zuurstof in contact gebracht.
Dit resulteert in een versnelde mineralisatie;
• Langgerekte en kwetsbare organismen zoals draadachtige schimmels worden
beschadigd waardoor de grond vooral gedomineerd wordt door kleine eencellige
bacteriën;
• De bodemstructuur wordt beschadigd en dit geeft een significante reductie van
arthropoden en regenwormen;
• Vaak ontstaan er harde lagen die wortelgroei, zuurstofgehalte en waterinfiltratie
in de diepere grondlagen hinderen;
• Een kale onbedekte grond geeft geen demping van extreme temperaturen op het
grondoppervlak en er ontstaat makkelijker verslemping.
Indien gronden ontstaan met zuurstofniveaus onder de 16%, wordt een andere groep
van organismen bevorderd waaronder veel ziekteverwekkende bacteriën en schimmels,
zoals Pythium en Phytophthora.’ (Alebeek 2008)
Erosie:
‘Een belangrijke reden dat Conserverende landbouw wordt toegepast is om erosie tegen
te gaan. Er zijn twee vormen van erosie: Water- en winderosie. Bij watererosie worden
bodemdeeltje meegesleurd door afstromend water. Bij intensieve grondbewerking
worden natuurlijke poriën die in de bodem aanwezig zijn vernietigd. De grotere poriën,
zoals gangen van wormen en wortelresten, zorgen voor veel afvoer van regenwater.
Deze poriën geven lucht in de diepere lagen tijdens droge periodes. De kleinere tot zeer
kleine poriën (<0,1 mm) zorgen voornamelijk voor de watervoorziening door capillaire
werking. De meeste plantenwortels hebben een poriënvolume van >40% nodig, in
verband met de indringings weerstand en de zuurstofvoorziening. Door een instabiele
structuur wordt de bodem slempgevoeliger en ook de erosie neemt toe. Bij de eerste
regenval slaan de (mechanische) poriën van de grond meteen dicht. Het water kan dan
niet meer de grond intrekken, stroomt af, maar neemt ook een groot deel aan
bodemdeeltjes mee (erosie). Het gevolg is dat het water op het laagste punt van het land
blijft staan (afbeelding 2.2 en 2.3).’ (Beek 2009)
- Directzaai in de biologische teelt -
5
Afb. 2.2 en 2.3: verslemping en erosie van de bodem. Bron: Muijtjens 2009
Bij winderosie worden de bovenste deeltjes van de bodem met de wind meegenomen. Dit
komt vooral voor bij de lichtere gronden, zoals zand- en veengronden. Wanneer de
toplaag onbedekt is, neemt de kans op winderosie toe. Winderosie kan veel schade
brengen aan een gewas. Door het schuren van scherp zand of stofdeeltjes raken planten
beschadigd. Daarnaast is winderosie een probleem m.b.t. de fijnstofproblematiek.
Brandstofkosten en arbeidbesparing:
Voor
conventionele
kerendeen
intensieve
grondbewerkingen
is
veel
vermogen/brandstof nodig. Ook werksnelheden liggen laag. Vaak droogt het land snel
uit, waardoor een ruwe harde uitgedroogde toplaag ontstaat. Hierdoor is ook bij de
zaaibedbereiding extra energie nodig om het land fijn te krijgen. Dit alles kost meer
arbeid en meer tijd dan bij Conserverende landbouw (Alebeek 2008).
2.2 Effecten Conserverende landbouw
De poriën die zijn opgebouwd door het bodemleven en het gewas, zijn ten opzichte van
poriën die mechanisch zijn ontstaan veel stabieler. Daarnaast geven poriën die op een
natuurlijke wijze zijn ontstaan de bodem relatief een beter draagvermogen, meer
waterinfiltratie en een gemiddeld hoger zuurstofgehalte in de bodem. Wordt niet meer
diep bewerkt op een constante diepte, dan zal de ploegzool uiteindelijk verdwijnen.
Verdichting kan nog wel een rol spelen als de bodem nog veel wordt bewerkt of als er
veel wordt bereden. Bij verdichting kan ook een diepere corrigerende bewerking worden
uitgevoerd die minder intensief is dan ploegen of spitten. Dit valt ook onder de noemer
Minimale grondbewerking (zo min mogelijk intensief). Bij conserverende landbouw is het
waterbergend vermogen groter. De bodem is in de winter bedekt door een
groenbemester. Tijdens hevige regenbuien trekt het water sneller in de bodem.
Regenwater loopt niet meer van de helling naar beneden, neemt hierbij geen
bodemdeeltjes mee en voorkomt dus erosie. Bij Conserverende landbouw neemt de kans
op erosie af met meer dan 90 procent. Ook bij Conserverende grondbewerking is er risico
op slemp. Dit risico neemt toe naarmate de grond zeer fijn ligt en een groenbemester
niet voldoende is ontwikkeld. (Geelen 2006). De bodemstructuur wordt beter bij
conserverende landbouw. De gangen die gemaakt zijn door wormen blijven intact, de
plantenwortels blijven aanwezig in de bodem. Na afbraak van deze wortels blijven
stevige gangen over. Bodemdeeltjes blijven beter bij elkaar dan bij Conventionele
grondbewerking. Kleine kruimels geven de bodem een luchtige structuur, zie figuur 2.4.
- Directzaai in de biologische teelt -
6
Figuur 2.4: Bodemkruimels. Bron: Muijtjens 2009
Bij Conserverende landbouw daalt de afbraaksnelheid van organische stof. Er wordt meer
organische stof opgebouwd en minder afgebroken. Door de verminderde afbraak van
organische stof en door het vastleggen van mineralen in het bodemleven is er minder
stikstof beschikbaar voor het gewas. Deze effecten zijn in de eerste jaren na aanvang
met Conserverende landbouw het meest merkbaar. Dit ondanks de inzet van extra
groenbemesters. Een effect kan ook zijn dat mineralen worden opgenomen door het
bodemleven omdat dit uitbreidt. Naar verloop van een aantal jaren lijkt dit evenwicht
zich meer te herstellen en komt er weer meer stikstof beschikbaar.
Bij Conserverende landbouw lijkt de onkruiddruk een sterkere relatie te hebben met het
voorgaande jaar. Veel onkruid in de voorvrucht of groenbemester betekent meer onkruid
problemen in de volgteelt. Daarnaast kan mulch de onkruidbestrijding bemoeilijken. Een
aantal van de voorkomende onkruiden bij directzaai zijn meerjarige onkruiden, deze zijn
vaak lastiger te bestrijden, zie tabel 2.1. (Geelen 2006) (Alebeek 2008)
Tabel 2.1: onkruidzaden per m2 bij verschillende grondbewerkingsprincipes. Bron: Geelen 2006
Na de omschakeling van conventionele landbouw naar conserverende landbouw vindt er
vaak al een verdubbeling in aantallen regenwormen plaats(zie fig. 2.2)
Figuur 2.2: Aantal regenwormen in een perceel met verschillende bodembewerkingen (NKG en
klassiek ploegen). Bron: Masscheleyn 2006
- Directzaai in de biologische teelt -
7
Vooral de diepgravende regenvormen groeien in populatie. Dit komt omdat de verticale
gangen waarin ze leven niet meer vernield worden en omdat er een strooisellaag
aanwezig blijft aan de oppervlakte. Deze worm voedt zich met plantenresten die aan de
oppervlakte van de bodem liggen. De diepgravende wormen maken grote verticale
gangen tot wel 1 meter diep. Dit zorgt voor een goede drainage en luchtvoorziening in de
bodem. Deze worm speelt een belangrijke rol bij de bodemstructuur. (Masscheleyn 2006)
(Alebeek 2008) (Holland 2004)
Bacteriën, schimmels, protozoa, nematoden, regenwormen e.a. hebben allen voedsel,
lucht, water en een geschikte leefomgeving nodig. De leefomgeving wordt verbeterd door
onder andere: Minimale verstoring van de bodem, bedekking van de bodem met
plantaardig materiaal, een gezonde rotatie van gewassen en het zoveel mogelijk
vermijden van pesticiden en meststoffen.
Bij Conserverende grondbewerking blijven gewasresten met daarop pathogenen aan de
oppervlakte aanwezig. Deze gewasresten kunnen het volgende gewas aantasten. Hiervan
zijn nadelige effecten bekend bij intensieve rotaties met graan en maïs. Er zijn ook
pathogene die in aantallen afnemen. Een eenduidig beeld is er niet. Bij een ruime
vruchtwisseling lijken er weinig problemen. Bij biologische bedrijven lijkt bonevlieg een
grotere plaag op bedrijven die niet ploegen. Dit komt waarschijnlijk omdat de bonevlieg
afkomt op rottend materiaal. Dit materiaal blijft bij NKG meer in de toplaag. Door meer
bodemleven in de toplaag, nemen interacties tussen micro-organisme, pathogene en
predatoren toe. Hoe minder grondbewerking hoe groter de interacties. De bodem krijgt
dan een natuurlijke onderdrukking voor plagen en ziekte. (Alebeek 2008) (Holland
2004). Niet grondgebonden plagen zoals slakken en muizen vertoeven goed in de
vochtige, losse en bedekte bodem. Doordat hun leefomgeving minder wordt verstoord is
hun overlevingskans toegenomen.
Bij Conserverende landbouw zijn de kosten voor arbeid en machines lager. Bij
omschakeling naar Conserverende landbouw moet de eerste jaren de stikstofinput iets
groter zijn. Na een aantal jaren is dit in evenwicht. De opbrengsten bij Conserverende
landbouw zijn vergelijkbaar met de conventionele landbouw. In de eerste 5 jaar lijkt het
erop dat er een risico is dat opbrengsten lager zijn als de grond te extensief wordt
bewerkt. Het duurt ongeveer 5 tot 7 jaar voordat gronden die in omschakeling zijn
“gewend” aan de nieuwe situatie. Vaak zijn in jaar 2 en 3 wat extra moeilijkheden te
verwachten met verdichting, stikstoflevering en opbrengst. Omdat de kosten van arbeid
en mechanisatie lager zijn dan bij conventionele landbouw is een kleine
opbrengstreductie niet altijd erg.
De voordelen van conserverende landbouw zijn groot. Er zijn echter nog veel vragen en
uitdagingen omdat de kennis en ervaring voor de Nederlandse situatie nog steeds
beperkt is.
Door plantenresten droogt en warmt de bodem in het voorjaar later op. Mechanische
onkruidbestrijding kan soms lastig zijn als er veel mulch aanwezig is. (Bernaerts 2008),
(Alebeek 2008), (Blauwer 2008), (FAO.org), (Nietkerendegrondbewerking.nl).
2.4 Effecten directzaai
Bij directzaai wordt geen grondbewerking toegepast. Dit bespaart veel kosten voor arbeid
en mechanisatie. Ook worden natuurlijke processen niet verstoord door bewerking. Naast
verandering in zaaitechniek is streven naar een maximale bodembedekking een
belangrijke factor. Bij directzaai worden gewassen direct door de stoppel of door een
groenbemester gezaaid. Dit brengt vele voordelen met zich mee. Door het bedekt
houden van de bodem, het niet bewerken van de bodem en de aanvoer van veel
organische stof uit plantenresten, kan de bodemstructuur optimaal ontwikkelen. Het
bodemleven kan ongestoord ontwikkelen en poriën worden niet meer mechanisch
- Directzaai in de biologische teelt -
8
doorbroken. Ook het organische stofgehalte van de bodem stijgt, vooral in de toplaag.
directzaai wordt in de gangbare landbouw dan ook toegepast om de bodemstructuur te
verbeteren en voor de besparingen op mechanisatiekosten en arbeid. In de gangbare
landbouw wordt men afhankelijker van bepaalde chemische bestrijdingsmiddelen.
Directzaai wordt vaak beschouwd als de meest zuivere vorm van Conserverende
landbouw.
Het systeem heeft ook nadelen. Door de bodembedekking warmt en droogt de bodem in
het voorjaar slecht op, hierdoor is het systeem minder geschikt voor vroege gewassen.
Het tweede nadeel is de kans op ziekten en plagen. Door de grond jaarrond bedekt te
houden ontstaat er voor bepaalde ziekten en plagen een ideale leefomgeving. Veel
voorkomende problemen zijn slakken en muizen. In bouwplannen met veel granen is
bekend dat problemen met fusarium toenemen naarmate er minder bodembewerking
plaatsvindt. Het systeem is ook risicovoller ten aanzien van meerjarige onkruiden of
grootzadige onrkuiden. Deze onkruiden breken gemakkelijker door de mulchlaag,
waardoor het effect van de mulch als onkruidonderdrukker minder is. Daarnaast zijn
eventuele onkruiden bijna niet meer mechanisch te bestrijden. De mulch belemmert het
schoffelwerk. Precisiezaai wordt ook moeilijker in een no-tillage systeem, dit stelt dan
ook eisen aan de mechanisatie. In Nederland zijn de machines schaars, loonwerkers
beschikken ook meestal niet over deze machines.
Na de omschakeling van conventionele grondbewerking naar Conservende landbouw is
directzaai oftewel no-till vaak extra risicovol. Door de aanwezige ploegzool kan dan flinke
opbrengstderving ontstaan. Mede hierdoor neemt de slempgevoeligheid toe. Gronden die
fijn de winter in gaan, slaan sneller dicht. Het is dus belangrijk dat de bodem goed
bedekt blijft.
(Alebeek 2008), (Beek 2009), Bernearts 2008), (Blauwer 2008), (FAO.org),
(nietkerendegrondbewerking.nl)
- Directzaai in de biologische teelt -
9
3. Directzaai in de biologische teelt
In de biologische landbouw is de structuur van de bodem zeer belangrijk. Een gezonde
groei is belangrijk voor een goede weerstand tegen ziekten en plagen. De meststoffen
die in de biologische teelt worden gebruikt moeten allemaal mineraliseren. Het is dus
belangrijk dat de bodem gezond is, zodat mest en plantenresten optimaal kunnen
worden benut. Daarnaast worden er in de biologische teelt veel kosten gemaakt voor
onkruidbestrijding. Met directzaai zijn er mogelijkheden om onkruiden met
groenbemesters te onderdrukken. In de gangbare teelten is directzaai al meer in
ontwikkeling. De doelen en uitvoering van directzaai in de gangbare teelt is volstrekt
anders dan bij biologisch teelten. Om een indruk te geven hoe de gangbare directzaai er
uitziet wordt dit in de eerste paragraaf kort beschreven.
3.1 Toepassingen van directzaai in de gangbare teelt
In de gangbare akkerbouw wordt directzaai vooral toegepast bij teelten zoals granen,
soja, maïs en zonnebloemen. De meeste voorbeelden kom dan ook uit Australië en
Noord- en Zuid-Amerika (fig. 3.1). Dit heeft vooral te maken met de grootschaligheid
waarop de gewassen in die landbouw worden verbouwd en de keuze van de gewassen. In
landen als Argentinië is meer dan 90% van het landbouwareaal directzaai. Directzaai
wordt toegepast vanwege de lage kosten maar ook vanwege de goede resultaten op het
gebied van oogstzekerheid en waterhuishouding. Wereldwijd neemt de toepassing van
directzaai enorm toe.
Figuur 3.1 Verdeling van No-till in de wereld in 2004, weergegeven in percentages. Bron: Basch
2009
Tussen 1995 en 2008 name het areaal directzaai met bijna 1600% toe. Het areaal
directzaai was in 2008 zo’n 95 miljoen hectare. In figuur 3.1 is de verdeling van het
areaal directzaai over de wereld te zien. (Basch 2009) (Beek 2009: Pag.11-13)
- Directzaai in de biologische teelt -
10
In Europa is het aandeel directzaai in de landbouw klein. De ontwikkeling van
conventionele landbouw naar Minimale grondbewerking of directzaai verloopt dan ook
langzaam. Dit heeft veel te maken met de intensievere teelten die in Europa worden
verbouwd. Ongeveer 10 % van het areaal in Europa is directzaai.
Verklaringen hiervoor zijn:
• In Europa worden boeren veel gesubsidieerd. In andere delen van de wereld niet,
waardoor deze boeren inventiever zijn wat betreft het reduceren van kosten.
• Er zijn nog weinig machines ontwikkeld die geschikt zijn voor het gebruik onder
Europese omstandigheden.
• Er is te weinig kennis. De kennis die in andere delen van de wereld bekend is,
komt onvoldoende in Europa terecht. (Beek 2009: Pag.11-13)
In tabel 3.1 staat hoe groot conserverende landbouw en Directzaai is in Europa.
België
Ierland
Slowakije
Zwitserland
Frankrijk
Duitsland
Portugal
Denemarken
Verenigd
Koninkrijk
Spanje
Hongarije
Italië
Totaal
Opp. onder
conserveringslandbo
uw
140 000 ha
10 000 ha
140 000 ha
120 000 ha
3 000 000 ha
2 375 000 ha
39 000 ha
230 000 ha
% van het
landbouwarea
al
10%
4%
10%
40%
17%
20%
1,30%
8%
1 440 000 ha
2 000 000 ha
500 000 ha
560 000 ha
10 054 000 ha
30%
14%
10%
6%
Opp. onder
Directzaai
% van het
landbouwarea
al
100 ha
10 000 ha
9 000 ha
150 000 ha
354 150 ha
25 000 ha
0,30%
1%
3%
0,30%
3%
0,80%
24 000 ha
300 000 ha
8 000 ha
80 000 ha
960 250 ha
1%
2%
0%
1%
Tabel 3.1: Schatting van oppervlakte onder Conserverende Landbouw en Directzaai in Europese
landen in 2008. Bron: Alebeek 2008: Pag. 15
Directzaai wordt in de gangbare landbouw toegepast omdat de bodemstructuur vergaand
kan verbeteren en voor de besparingen op mechanisatiekosten en arbeid.
Onkruidbestrijding gebeurt uiteraard chemisch. Hierbij is het dus minder belangrijk dat
een groenbemester onkruiden voldoende kan onderdrukken. Het merendeel van het
gangbare areaal directzaai bestaat uit grootzadige gewassen (erwt, boon, soja, graan,
maïs).
3.2 Perspectief directzaai in de biologische teelt
In Nederland wordt er in de biologische landbouw nog geen directzaai toegepast. In
Duitsland, Zwitserland en Noord-Amerika zijn er al wel wat ervaringen op dit gebied. De
perspectieven voor de biologische teelt zijn besparingen op onkruidbestrijding,
verbetering van de bodemstructuur en lagere kosten voor mechanisatie en arbeid. Bij de
biologische landbouw is het absoluut voorwaarde dat bij directzaai het onkruid voldoende
wordt onderdrukt. Door een dikke massa groenbemester kunnen onkruiden nauwelijks
kiemen. Dit stelt wel een belangrijke eis aan de bodembedekking: De groenbemester of
voorvrucht moet het onkruid vanaf het begin van zaai van de hoofdvrucht goed
onderdrukken. In de groenbemester mag dan uiteraard nauwelijks onkruid staan. Dit is
essentieel omdat door de massa (haast) geen mechanische onkruidbestrijding mogelijk
is. Als dit lukt is er voor biologische teelt een groot extra voordeel haalbaar, namelijk op
- Directzaai in de biologische teelt -
11
kosten voor onkruidbestrijding. De besparingen op kosten voor grondbewerking en
arbeid zullen veel groter zijn dan bij gangbare directzaai omdat er biologisch meer wordt
bewerkt. Dit systeem biedt dus in potentie veel voordelen. De groenbemester hoeft enkel
gerold te worden. Daarmee worden 3 tot 4 zaaibedbereidingen bespaard en mogelijk is
er geen mechanische en handmatige onkruidbestrijding noodzakelijk. Als directzaai kan
worden toegepast in bijvoorbeeld pompoen, suikermaïs, kool, knolselderij of stamslaboon
dan zijn de besparingen al snel € 750,- per ha. De bodemstructuur zal daarnaast enorm
verbeteren. Voor details zie paragraaf ‘internationale ervaringen’.
3.3 Internationale ervaring
In deze paragraaf worden een aantal ervaringen en voorbeelden met betrekking op
directzaai in de biologische landbouw uitgewerkt. Een aantal bedrijven en onderzoeken
worden uitgewerkt.
3.1.1 Friedrich en Manfred Wenz
Friedrich en Manfred Wenz beheren een boerderij in Schwanau, aan de rand van het
Zwarte Woud in Duitsland. Deze boerderij is al meer dan 30 jaar biologisch en nu sinds
een aantal jaren biologisch dynamisch. Na aanleiding van een aantal problemen zoals
verslechtering van de structuur, stijgende kosten en een verhoogde werkdruk, is er
gezocht naar nieuwe oplossingen waarbij efficiënter gewerkt kan worden in de
akkerbouw. Manfred Wenz richten in 1971, samen met 11 andere collega's, een
vereniging
op
met
de
naam
"Bioland".
In tegenstelling tot de hedendaagse landbouw, neigt Wenz al gauw naar alternatieve
grondbewerkingssystemen. Met het Kemink-systeem (systeem voor permanente
ruggenteelt) heeft hij leren denken in termen die betrekking hebben op de bodem. Wenz
is met dit systeem verder gegaan en het land wordt nu dan ook beteeld vanuit de
gedachte van het Wenz Eco-Dyn-systeem. Het bedrijf heeft al meer dan 20 jaar ervaring
met ploegloze landbouw.
Het bedrijf is 30 hectare groot. De percelen bestaan uit een leemhoudende zandgrond.
Door verschillende maatregelen is Wenz erin geslaagd de kwaliteit van de bodem
aanzienlijk te verbeteren. Ze hebben een bijna gesloten systeem, waarbij praktisch geen
gebruik wordt gemaakt van meststoffen die van buiten het bedrijf komen. Daarnaast is
het gelukt om de onkruiddruk zeer laag te houden. De werkdruk is verlaagd tot 7 uur per
ha. Het dieselgebruik ligt op 53 liter per hectare per jaar. Dit is de helft van het verbruik
in vergelijking met bedrijven die ploegen. De bodem wordt bij enkele gewassen op een
diepte van 3 tot 5 cm bewerkt (onder andere stoppelbewerking) en op het bedrijf wordt
zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van directzaai.
Door geen grondbewerking toe te passen is het organische stofgehalte van de bodem
flink gestegen. Dit komt waarschijnlijk omdat gewasresten niet meer van het land
worden afgevoerd en door het jaarrond bedekken van de bodem. Het bedrijf teelt onder
andere de volgende gewassen: Tarwe, rogge, maïs, gierst, sojabonen, erwten en een
maaigewas met klaver, haver en lupine.
Teeltplan
1e jaar braak (Klaver, haver en lupine)
Het product wordt in de zomer gemaaid en gebruikt als veevoer (silage product). Klaver
is hierbij de ondervrucht en de haver en lupine zijn de dekvruchten. De goede
beworteling van deze gewassen laat de bodem op adem komen. Daarnaast leveren deze
wortels veel organische stof. Door het maaien sterft de haver en lupine af. Hierbij blijven
veel wortels achter. Na het maaien, drogen en opladen van het gewas blijft er een
onkruidvrije klaver over. De klaver die het maaien overleeft, kan nu ongehinderd groeien
en zal zich als een volwaardig gewas ontwikkelen. Het veld blijft onkruidvrij achter. Het is
- Directzaai in de biologische teelt -
12
belangrijk dat bij het inzaaien van de klaver + haver en lupine bijna geen onkruid
aanwezig is. Bij extreem veel onkruid kan de teelt een catastrofe worden.
2e jaar granen met ondervrucht klaver.
Deze klaver is afkomstig van het 1e teeltjaar. Door de krachtige groei van de klaver en
de voorsprong op de granen, moet de klaver gepest worden. Voor het zaaien van het
graan wordt de klaver gemaaid zodat er minder massa overblijft. Tijdens het zaaien
wordt de klaver licht losgesneden van de bodem met vlakke beitels. Dit is afhankelijk van
het tijdstip waarop ca 30% van het oppervlak (hoe vroeger hoe meer). Wanneer dit niet
gedaan wordt zal de klaver het graangewas overwoekeren. De klaver levert de stikstof
die het graangewas nodig heeft.
Er wordt ongeveer 150- tot 200 kg per hectare gezaaid. Dit is afhankelijk van welke
graansoort er gezaaid wordt.
Afbeelding 3.1: Rogge + klaver. Bron: Wenz 2008
3e jaar graan (voornamelijk tarwe).
Er wordt ongeveer 100 tot 150 kg per ha gezaaid. De tarwe is van hoge kwaliteit en is
geschikt voor maaltarwe.
4e jaar soja of erwten
Voor de teelt van soja en erwten wordt een gras/graan groenbemester gezaaid. Het
gewas wordt gezaaid met een rijafstand van 18 cm. Het veld wordt na het zaaien één
keer geëgd met een onkruideg. Het veld is zowat onkruid vrij.
- Directzaai in de biologische teelt -
13
Afbeelding 3.2: Directzaai van erwten in een graan/gras groenbemester. Bron: Wenz 2007
5e jaar: Granen of maïs.
Het
bedrijf
maakt
veel
gebruik
van
groenbemesters. Een aantal groenbemesters
die gezaaid worden zijn: Zonnebloemen,
boekweit, klaver, veldbonen, granen en
grassen. Zonnebloemen, boekweit en klaver
worden
in
een
mengsel
gezaaid.
De
zonnebloemen en boekweit sterven in de winter
af en worden dan geklepeld tot fijner materiaal.
De klaver wordt bij het volggewas gebruik als
ondervrucht. Zie afbeelding 4.4.
A
f
beelding 3.3: Rollen van een
groenbemester. Bron: Wenz 2008
veldboon
De veldbonen, granen en grassen worden gerold. Hierbij knakt de stengel en sterft de
groenbemester af. Na het rollen wordt meteen een nieuw gewas ingezaaid. Grassen
worden ook nog wel eens geneden zodat hergroei zeker niet van toepassing is. Zie
afbeelding 4.3.
- Directzaai in de biologische teelt -
14
Afbeelding 3.4: Groenbemester, Zonnebloem, boekweit en klaver tijdens groei, na klepelen en in het
voorjaar. Bron: Wenz 2008
Ervaringen
Haver heeft als groenbemester vaak na klepelen een tweede bewerking nodig om af te
sterven Na de eerste bewerking heeft haver de neiging opnieuw uit te schieten. De grond
wordt compacter. Er ontstaat een stabielere bodem, deze lijkt vast maar bevat veel
stabiele poriën met een kruimelige structuur. Het is een natuurlijke eigenschap die niet
te vergelijken met mechanische verdichting. Wortels van de gewassen kunnen
gemakkelijk een weg vinden in de bodem. Het humusgehalte van de bodem neemt sterk
toe. De onkruiddruk neemt sterk af, dit geldt vooral voor wortelonkruiden. Voorbeeld: In
2002 heeft het bedrijf van Wenz een perceel geruild met een andere bioboer die zijn land
wel ploegt. Het eerste jaar groeide op het perceel zeer veel distels en ridderzuring. Na
twee jaar ploegloos, was er op het perceel in 2004 bijna geen distels meer te vinden en
waren er nog maar enkele ridderzuringplanten over. De gewassen zijn ook gezonder. Ze
zijn beter bestand tegen ziekte en droogte dan gewassen van gangbare telers. Dit komt
mede doordat de waterhuishouding beter is. De populatie wormen in de bodem neemt
toe. Bij een meting in november zijn per m2 300 wormen gevonden. Daarnaast is er bij
het graven van een profielkuil ontdekt dat de ploegzool van 20-30 jaar geleden nog
steeds zichtbaar is.
3.1.2 Virginia Tech. University, Blacksburg
Op de technische universiteit in Virginia houdt onder andere Dr. Ron Mors zich bezig met
directzaai. Verbetering van de bodemkwaliteit en onderdrukken van onkruiden zijn de
belangrijkste redenen om dit onderzoek uit te voeren. Al een aantal jaren worden
verschillende velden gebruikt om praktijkervaring op te doen en om dit systeem te
beproeven.
Groenbemesters zijn in dit teeltsysteem onmisbaar. De groenbemesters die gebruikt
worden moeten de bodem snel kunnen bedekken en moeten voldoende massa
produceren. Daarnaast is het heel belangrijk dat de groenbemesters mechanisch gedood
kunnen worden, zoals door te rollen of te klepelen. De groenbemester moet goed op het
gewas worden afgestemd.
De groenbemesters en de combinaties van groenbemesters die gezaaid worden zijn:
• Rogge + wikke;
• Sojabonen/erwten + gierst;
• Boekweit;
• Hennep (prijzig) + soedangras;
• Klaver (ondervrucht).
Het doden van de groenbemesters gebeurt op drie manieren, rollen, klepelen of door
bevriezing, dit is afhankelijk van de groenbemester. Kleine granen (bijvoorbeeld tarwe,
gerst, rogge, haver), erwten, bonen, hennep, boekweit en wikke zijn gemakkelijk te
rollen of te klepelen. Rollen is pas effectief wanneer de groenbemester in de generatieve
fase is. Tijdens of net na de bloei zijn de groenbemesters het meest kwetsbaar voor het
rollen. Bij klepelen komt het iets minder nauwkeurig. Ook dan is er echter wel een risico
- Directzaai in de biologische teelt -
15
dat granen en wikke gaan hergroeien wanneer ze in de vegetatieve fase zijn geklepeld.
Bij het rollen ligt de groenbemester in één bepaalde richting, dit vergemakkelijkt de
bewerkbaarheid van de groenbemester tijdens directzaai. Bij klepelen kan de mulch snel
risico op verstoppingen bij de zaaimachine geven. De meest geschikte rijsnelheid bij het
rollen ligt rond de 9 km per uur. Vorstgevoelige groenbemesters hoeven niet mechanisch
gedood te worden wanneer ze in de winter doodvriezen. Hierbij blijft in het voorjaar veel
mulch over, waarin gezaaid kan worden. De groenbemesters moeten goed bij het gewas
passen. Soms ondervindt het gewas negatieve effecten van de groenbemesters. Waar
rekening mee gehouden moet worden is:
• Hoe koud mag de bodem zijn bij het zaaien van het gewas;
• Hoe vochtig moet of mag de bodem tijdens het zaaien van het gewas zijn;
• Vroege teelten zijn bijna niet mogelijk in dit teeltsysteem, omdat de bodem
langzamer opwarmt en opdroogt;
• Allopathie, scheidt de groenbemester voor of na zijn dood een chemische stof uit
die giftig is voor het gewas?
• Bij de afbraak van de groenbemesters door micro-organismen, is vooral in de
eerst jaren van directzaai redelijk veel stikstof nodig.
Gewassen
Pompoenen:
Toegepaste groenbemesters zijn rogge + wikke/erwten. Deze combinatie van
groenbemesters wordt gerold en sterft dan af. Tijdens het teeltseizoen zijn weinig
onkruiden aanwezig. Daarnaast is de kwaliteit van de pompoenen beter doordat deze
groeien op het stro en niet rechtstreek op een natte bodem. In Afbeelding 4.5 is de teelt
van de pompoenen te zien.
Afbeelding 3.5: Directzaai van pompoen met een groenbemester van rogge + wikke. Bron: Stone
2005
Aardappels:
De aardappelen worden geteelt in bedden. In deze bedden worden twee rijen aardappels
gepoot. De bedden worden voor de winter gemaakt en ingezaaid met een groenbemester
van rogge en wikke. Tijdens het poten van de aardappels wordt de groenbemester
gestreken. De poters worden direct in de bodem gepoot op een diepte van 12cm. Zie afb.
4.6. Twee weken na het poten worden de bedden geklepeld omdat een deel van de
- Directzaai in de biologische teelt -
16
groenbemester niet gelijk afsterft. Ongeveer één week later staan de aardappels boven
de rug. Uit ervaring blijkt dat er veel minder onkruid tijdens het teeltseizoen aanwezig is.
Daarnaast neemt de aanwezigheid van de coloradokever flink af.
Afbeelding 3.6: Teelt van aardappelen in een ”directzaai” systeem. Bron: Stone 2005
Broccoli:
De broccoli wordt geplant. Op de velden van de universiteit wordt in het voorjaar
groenbemester gezaaid. Voor de teelt van broccoli groeit een mengsel van gierst en
sojabonen. Dit mengsel wordt in juni twee keer geklepeld. Sojabonen pakken hun groei
vaak na een keer klepelen weer op. Zie Afb. 4.7. Eind juni wordt de broccoli geplant met
een direct- planter.
Afbeelding 3.7: Teelt van broccoli in een ”Directzaai” systeem. Bron: Stone 2005
- Directzaai in de biologische teelt -
17
Ervaringen
Tijdens de teelten zijn verschillende ervaringen opgedaan. Dit zijn onder andere:
• De vorstgevoeligheid van gewassen komt niet met elkaar overeen. Een aantal
groenbemesters zijn tamelijke vorsttolerant. Onder andere “Zwarte” Haver en wikke.
Deze twee groenbemesters sterven pas af bij een temperatuur van -20 graden.
Zomergranen zijn wel redelijk vorstgevoelig;
• Een aantal plagen neemt af (o.a. coloradokever);
• Het organische stofgehalte van de bodem neemt toe;
• De kwaliteit van de producten wordt beter;
• De onkruiddruk neemt flink af. De groenbemesters die het beste onkruiden
onderdrukken zijn bij deze proef: Sorghum, soedangras en boekweit.
3.1.3 Groenbemesters, hun geschiktheid voor directzaai van wintertarwe op
het gebied van onkruidonderdrukking. Onderzoeksinstituut landbouw
Reckenholz-Tänikon ART
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek.
Groenbemesters worden voor twee doelen toegepast: Voor het onderdrukken van
onkruiden en voor het verbeteren van de bodemkwaliteit. Groenbemesters beschermen
de bodem tegen erosie, waterverliezen, uitspoeling van voedingsstoffen en bieden
nuttige organismen beschutting. Een aantal bedrijven in Zuid-Amerika doden de
groenbemesters met behulp van rollen in plaats van met herbicides. De planten knikken
en worden zo geplet dat ze langzaam afsterven. Volgens de bedrijven die dit toepassen
blijft hierdoor de onkruiddruk laag. Om een goed beeld te krijgen wat de effecten zijn
van beide methoden, is in Zwitserland een proef opgezet. Bij deze proef is een
proefperceel met groenbemesters aangelegd. De groenbemesters worden in deze proef
gedood door een herbicide of door het rollen met een messenrol. Na het doden van de
groenbemesters wordt wintertarwe gezaaid met een directzaaimachine. directzaai biedt
vele economische voordelen. In de biologische landbouw is het moeilijker om, omdat
chemische onkruidbestrijding niet is toegestaan. Bij het gebruik van groenbemester en
het rollen van deze groenbemesters wordt onkruid beter onderdrukt. Voor de biologische
landbouw is het belangrijk om de mate van bodembedekking en onkruidonderdrukking te
weten.
Methoden:
In een proefperceel zijn 36 verschillende groenbemesters gezaaid in verschillende
veldjes. De groenbemesters worden voor het zaaien van de wintertarwe gedood. Hierbij
word de messenwals/roller vergeleken met een herbicide (glysofaat). De mate van
bodembedekking, biomassa productie, onkruidonderdrukking en opbrengstderving wordt
vergeleken. Deze proef wordt toegepast in een directzaaisysteem, dat toepasbaar is in
biologische landbouw.
- Directzaai in de biologische teelt -
18
Resultaten:
Figuur 3.8: Resultaten van een proef groenbemesters in een Directzaai systeem op het gebied van
bodembedekking en biomassaproductie. Bron: Stadler 2010.
Groenbemesters
als
gele
mosterd,
bladrammenas,
zomerhaver, snijrogge en een
aantal mengsels bedekken de
bodem het snelste. Deze
groenbemesters produceren
meer biomassa en hebben
een
betere
onkruidonderdrukking dan de
groenbemesters
uit
de
vlinderbloemige familie en als
bijvoorbeeld
amarant
en
boekweit (figuur 4.8). Bij de
toepassing van een herbicide
werd
de
onkruidschadedrempel
niet
overschreden
.
Bij
alle
gerolde groenbemesters werd
deze
schadedrempel
wel
overschreden.
Figuur 3.9: Opbrengsten van
wintertarwe
bij
verschillende
groenbemesters
en
vernietigingssystemen.
Bron:
Stadler 2010.
Op het eerste gezicht lijkt het
dat velden behandeld met
een herbicide beter opbrengsten heeft dan de velden waarbij de groenbemesters gerold
zijn. Echter zijn deze uitkomsten alleen betrouwbaar wanneer er een significant verschil
zichtbaar is. Bij de groenbemesters die gedood zijn door de messenrol is onderling geen
significant verschil in tarweopbrengst (Fig. 4.9). Dit verschil is alleen zichtbaar bij
zomerwikke en het mengsel SM101. Bij deze twee groenbemesters is dus een
aantoonbaar opbrengstverlies aanwezig. Bij de andere groenbemesters is het verschil
niet significant (fig. 4.9).
Discussie:
De oorzaak van de opbrengstverliezen bij de toepassing van messenrollen komt
waarschijnlijk door de onkruiden die tussen de groenbemester groeien en niet gedood
zijn tijdens het rollen. Deze onkruiden hebben een voorsprong op de tarwe. Dit heeft
grote nadelen. De opbrengst na rollen is ongeveer vergelijkbaar met de gemiddelde
opbrengst van biologische wintertarwe in Zwitserland.
- Directzaai in de biologische teelt -
19
Conclusie:
Het systeem met directzaai met geschikte groenbemesters kan positief zijn voor de
biologische landbouw. Uit dit onderzoek blijkt dat de groenbemesters gele mosterd en
bladrammenas, haver en snijrogge en een aantal mengsels het meest geschikt zijn voor
een systeem van directzaai waarbij wordt gerold. Echter is verdere studie over dit
systeem nodig, zodat het systeem nog beter toegepast kan worden in de biologische
landbouw.
(Stadler 2010)
3.1.4 THE NEWFARM (New Tools for organic No-Till)
Invoering van een groenbemester-roller zonder de nadelen van een
kneuzer/stengelfrees.
Afbeelding 3.10: Gewasrol om een groenbemester te rollen, zodat deze afsterft. Bron: Sayre 2003
De Rodale farm manager Jeff Moyer rolde in 2003 een rogge groenbemester dood en
zaaide direct in de mulch sojabonen, zie afbeelding 4.10 – 4.11. De groenbemester was
met succes gedood, zonder gebruik te maken van een herbicide. In plaats daarvan
gebruikt Moyer een nieuwe, in de fronthef hangende, gewasrol die ontworpen en
gebouwd is op het Rodale institute. Dit instituut zoekt naar methodes om
grondbewerking in de biologische sector te verminderen.
Moyer gebruikt groenbemesters voor de aanvoer van nutriënten, voor de opbouw van
organische stof in de bodem en voor het voorkomen van bodemerosie. Nu gebruikt
Moyer de groenbemesters ook als onkruidonderdrukker. Na het gebruiken van een
“Buffalo Stalk-chopper” in combinatie met een “Buffalo directzaaimachines”, was Moyer
opzoek naar een beter systeem. In 2003
hebben ze zelf een gewasrol ontwikkeld die in
combinatie
met
een
Monosem
directzaaimachine met dubbele schijven kan
worden toegepast.
Dit concept levert nog betere resultaten. Bij
deze toepassing kan in een werkgang gerold
en gezaaid worden.
Afbeelding 3.11: Gerolde wikke met daarin
sojabonen gezaaid met directzaaimachine. Bron:
Sayre 2003
- Directzaai in de biologische teelt -
20
De juiste mechanisatie
Door het gebruiken van een gewasrol kan in een werkgang een verwilderde rogge-wikke
groenbemester worden omgezet in een 10cm dikke onkruidonderdrukkende mulch-laag.
Het doel van de gewasrol is het doden van een groenbemester door het te knikken en
niet door het in stukken te snijden en te verhakselen. Het is belangrijk te wachten met
rollen totdat het gewas in volle bloei is. Als voor de bloei wordt gerolt, is het gewas nog
in de vegetatieve fase en zal dan opnieuw gaan groeien. Rollen tijdens de bloei geeft een
optimale vernietiging van de groenbemester. Volgens Moyer is het belangrijk om te
wachten met rollen tot 50-75% van de groenbemester bloeit. En zolang de
groenbemesters nog geen levensvatbare
zaden heeft ontwikkeld, zijn problemen
op
het
gebied
van
gewasopslag
uitgesloten.
Het nadeel van de gewasrollen of “stalkchopper” is de ongelijke invoer. Dit
komt omdat deze machine achter de
trekker wordt bevestigd. Op de plaatsen
waar de trekkerwielen hebben gelopen
wordt het gewas namelijk niet optimaal
gedood. Daarom heeft het bedrijf
gekozen voor een gewasrol die in de
fronthef
van
de
trekker
worden
gehangen.
Afbeelding 3.12: Gewasrol. Bron: Sayre 2003
De gewasrol bestaat uit een cilinder waarbij messen geplaatst zijn in een visgraat. Voor
dit systeem zijn maar twee lagers nodig. Door de messen in een visgraat te plaatsen
gaat de rol niet stuiteren. De hoek van bevestiging van de messen op de rol is ook nog
belangrijk. De messen moet iets terug worden gedraaid uit de rijrichting (afbeelding
4.12). Messen loodrecht geplaatst op de rol steken te fel in de grond waarbij de toplaag
van de bodem los komt te liggen. De trommel heeft een diameter van 40 cm waarbij de
messen een lengte hebben van 10 cm hebben. Daarnaast kan de rol gevuld worden met
water, zodat de druk gevarieerd kan worden.
De hoek van visgraat is zo groot gemaakt, dat wanneer een tussenmes wordt verwijderd
toch een continue overgang is tussen twee messen op de bodem
Veldproeven, en op zoek naar de toekomst
Aan het einde van het jaar was het systeem duidelijk verbetert. Dit is mede te danken
aan de Monosem zaaimachine, die een zeer smalle strook vrij maakte om in te zaaien.
Dit verminderde de kans op onkruid. Moyer schat dat ze ten minste 90% van de
groenbemester hebben vernietigt door deze te rollen. Met de nieuwe opzet is dus veel
bereikt, hierbij is de keuze van een goede groenbemester belangrijk voor een geslaagd
eindresultaat. De enige verandering die nog uitgevoerd kan worden is het verzwaren van
de rol, zodat de rol beter drukt en zo de bodem minder uitdroogt. De dekking van de
bodem is heel belangrijk. Na het zaaien kwamen maar enkele onkruiden door de mulch
heen, voor het grootste deel waren de onkruiden genoeg vertraagd en vormde geen
bedreiging voor het gewas. (Sayre 2003)
3.1.5 Ceda Meadow Farm (Steve Groff)
Dit is geen biologische bedrijf
Suikermaïs
Directzaai van suikermaïs is meer dan alleen het plaatsen van een kouter op de
zaaimachine. Het vereist kennis van het systeem, de juiste mechanisatie en veel
experimenteren. Het systeem begint met het zaaien van een goede groenbemester aan
- Directzaai in de biologische teelt -
21
het einde van de zomer of in de herfst. Bij de teelt van vroege suikermaïs zaait Groff het
liefst zomerwikke. De wikke groeit tot een hoogte van 60cm en zal in de winter
afsterven. Dit resulteert in een goede dode mulch in het voorjaar waarin de maïs gezaaid
kan worden. Bij late suikermaïs zaait Groff het lief een mix van zomerwikke (27,5 kg/ha)
en rogge (32 kg/ha). Groff vernietigd zijn groenbemester het liefst mechanisch zodat de
groenbemester plat komen te liggen op de bodem voor een goede bedekking en voor een
goede afbraak. Hiervoor gebruikte hij een ‘10 foot Buffalo rolling stalk Chopper’. Deze
machines bestaat uit meerdere kleine messenwalsen die de groenbemester neerhaalt en
knikt en of snijdt, hiermee rijd hij gemiddeld 14 km/h. Het is belangrijk om de
groenbemester te rollen voordat de wind hem in verschillende richtingen neerlegt. De
groenbemester moet neergaan parallel aan de rijrichting van het gewas. De kans op
verstoppingen bij het zaaien is dan zeer gering en de bedekking van de zaairijen blijft het
best gewaarborgd.
Pompoenen
Pompoenen worden in de VS veel geteelt met het directzaai systeem. Bij vele boeren is
dit een succes en bij andere boeren een teleurstelling. Het grote voordeel van directzaai
van pompoenen is de schonere vrucht. Doordat regendruppels niet meer rechtstreeks op
de grond neerkomen, spat er geen grond op de vrucht, hierdoor blijft deze schoner.
Belangrijk in het systeem is het zaaien van een goede groenbemester in de herfst. Bij de
pompoenen zaait Groff het lief een mix van zomerwikke (27,5 kg/ha) en rogge (32
kg/ha). Een nadeel van wikke is dat deze te snel verteerd waardoor de vrucht alsnog vies
kan worden, een voordeel van wikke is bij deze relatief snelle afbraak of veel stikstof
vrijkomt, wat grotendeels ten goede komt voor het gewas en wat gebruikt wordt voor de
afbraak van de rogge. De groenbemester wordt op dezelfde manier vernietigd als bij de
suikermaïs. Bij pompoen is het belangrijk dat de rogge in dezelfde richting ligt als de
zaairijen. Wanneer dit niet het geval is, is het bijna onmogelijk om pompoenen te zaaien.
Daarnaast moet men er rekening mee houden dat rogge veel stikstof opneemt. Er komt
tijdens het groeiseizoen maar weinig stikstof vrij. Het zaad van de pompoenen moet
tijdens het zaaien goed in de grond worden gedrukt. Zaad dat losjes in de zaaigeul of
bovenop de mulch ligt zal nauwelijks tot niet ontkiemen. (Groff z.d.)
3.1.6 Rodale institute
Op het Rodale instituut zijn verschillende proeven uitgevoerd.
Onderzoek met drie verschillende vlinderbloemige groenbemesters in de
Directzaai van maïs.
In de herfst van 2009 zijn drie groenbemesters gezaaid. Deze groenbemesters werden in
de lente van 2010 gerold om hierna maïs te zaaien. Het doel van de proef was het
vergelijken van het tijdstip van bloeien van de groenbemester, de stikstofbijdrage en het
vermogen om onkruid te onderdrukken. De drie groenbemesters zijn:
• Inkarnaatklaver (crimson clover) + winter erwten
• Bonte wikke (winterwikke – hairy vetch)
• Bont kroonkruid (Minnesota vetch)
De grote uitdaging bij het directzaaisysteem is het tijdstip van zaaien. Dit is vaak na het
rollen van de groenbemester. Het tijdstip van zaaien hangt dus vaak samen met de
bloeiperiode van de groenbemesters. De hierboven genoemde groenbemesters moeten
eerst bloeien voordat ze gerold kunnen worden. Het biomassa niveau van deze
vlinderbloemige was zeer goed in de lente van 2010. De maïs werd gezaaid op 15 mei
(Inkarnaatklaver + winter erwten), 22 mei (winterwikke) en 3 juni (Bont kroonkruid). De
gerolde groenbemester en de input van stikstof lag op een goed niveau (>5,7 ton/ha aan
drogestof en een stikstof bijdrage van ongeveer 230 kg/ha) en de groenbemesters waren
met succes gedood. Echter waren er wel een aantal opmerkingen:
De maïsopkomst was erg verschillend bij de drie groenbemesters. Bij de groenbemester
van het bont kroonkruid was de opkomst het laagst. Dit komt mede doordat het zaad
- Directzaai in de biologische teelt -
22
niet diep genoeg gezaaid kon worden, waardoor een groot deel van de korrels boven op
de bodem lag. Daarnaast is een deel van het zaad opgegeten door insecten en vogels. De
onkruidonderdrukking was ook erg verschillend. Dit leek niet te komen door de mate van
bodembedekking of door de opkomst van het gewas.
Voorlopige conclusie:
Uit voorlopige uitslagen en beoordelingen is een eerste conclusie getrokken. Het mengsel
van klaver/wintererwt produceerde de meeste biomassa en het minste stikstof.
Daarnaast lijkt dit mengsel te snel af te breken, waardoor onkruiden meer kans krijgen
zich te ontwikkelen. Het bont kroonkruid gaf de laagste maïsopkomst, mede door het laat
bloeien van deze groenbemesters, waardoor het gewas pas laat gezaaid kon worden. De
beste groenbemester van deze drie lijkt toch de winterwikke te zijn. Winterwikke wordt
op het moment al bij meerdere bedrijven toegepast. Door het zaaien van deze
winterwikke:
• Kan vroeg gezaaid worden;
• Wordt het land goed bedekt met veel biomassa;
• Is veel stikstof beschikbaar voor het gewas;
• Is de maïsopkomst hoog en de onkruiddruk laag.
(Grantham 2010)
Onderzoek met drie verschillende graangroenbemesters voor directzaai van
sojabonen.
Voor deze proef zijn drie kleine granen gebruikt, gerst, tarwe en rogge. Doel van de
proef was om te kijken welke van deze drie groenbemesters het beste de bodem bedekt
en daarmee de beste onkruidonderdrukking heeft. Er wordt niet gekeken naar de
hoeveelheid geproduceerde biomassa.
Rolled down barley.
Rolled down wheat.
Rolled down rye.
Afbeelding 3.13: Gerolde groenbemester: (van links naar rechts) gerst, tarwe en rogge. Bron:
Wilson 2005
De onderzoeker Wilson weet dat rogge het meeste biomassa produceert. Hij wist alleen
niet zeker hoe rogge reageert op rollen. Veel biologische boeren weten dat rogge vele
voordelen heeft als groenbemester. Rogge is het meest vorsttolerant vergeleken met
andere kleine granen, heeft de laagste kiemtemperatuur en de grootste flexibiliteit in een
bouwplan. Rogge is ook allelopathisch; er komt een chemische stof vrij die de kieming
van zaden onderdrukt. Wanneer de rogge geknikt is door het rollen, komt deze stof
langzaam vrij. Kleine onkruidzaden worden het meest onderdrukt. De opbrengst
biomassa van groenbemesters verschilt per jaar. Dit hangt nauw samen met het weer.
Normaal gesproken groeit rogge het hardst en produceert rogge meer biomassa dan
gerst en tarwe en heeft de hoogst C/N- verhouding (40:1) Rogge heeft een totale
biomassa van gemiddeld 7,5 ton/ha. Tarwe produceert gemiddeld 7 ton biomassa per
hectare met een C/N- verhouding van 35:1. Gerst produceert gemiddeld 5 ton biomassa
per hectare met een C/N- verhouding van 20:1. Een nadeel van rogge is dat er veel
water opneemt tijdens de groei. In droge gebieden kan de bodem uitdrogen. Kleine
granen moet minimaal in de generatieve fase zijn om ze via rollen te kunnen doden. Een
beter ontwikkelde groenbemester kan effectiever gedood worden. In deze proef zijn de
drie groenbemesters op hetzelfde moment gerold. Het is beter om het moment van rollen
per groenbemester te bekijken. Gerst is bijvoorbeeld het eerste in bloei en kan goed
gebruikt worden in vroegere gewassen. Dit geeft een langere groeiperiode voor het
hoofdgewas waarbij onkruiden beter worden onderdrukt. Een andere bijkomstigheid is
het rollen van de groenbemesters. Het is belangrijk de granen in de juiste richting te
- Directzaai in de biologische teelt -
23
rollen. De groenbemesters worden met een zaaimachine gezaaid, waarbij de zaairijen op
een afstand van 19cm liggen. Als de groenbemester met de zaairijen mee worden gerold
kunnen er gaten ontstaan tussen de zaairijen, omdat de planten een afstand van 19 cm
moet bedekken. Dit zou opgelost kunnen worden door de groenbemester loodrecht op de
rijafstand te rollen. Dit is bij kleinere percelen niet altijd even praktisch. Daarnaast is het
bij het zaaien van het gewas gemakkelijker met de richting van het rollen mee te zaaien.
De grootste uitdaging is niet het doden van de groenbemesters, maar juist een goede
gewasopstand bij dit systeem. Rogge heeft de beste onkruidonderdrukking, maar door
zijn grote hoeveelheid aan biomassa moeten de kouters meer massa doorsnijden,
hierdoor is het lastig het zaad goed in de zaaivoor te krijgen.
In figuur 4.15 is de vergelijking te zien tussen de drie groenbemesters. In fig. 4.15 is de
biomassa van de groenbemesters te zien en de opkomst van de sojabonen. Rogge heeft
de meeste biomassa, maar deze biomassa beïnvloed ook de opkomst van de sojabonen
negatief.
Bij sojabonen is het ook heel belangrijk dat het zaad goed aangedrukt is. Veel biomassa
kan dus de stand van een sojagewas verlagen. Hierbij is het verstand 10 tot 15 procent
meer te zaaien, om dit verlies te compenseren. (Wilson 2005)
The bar graph illustrates pre-roll cover crop biomass (lbs/acre) wet matter on June 6, 2005;
the line represents soybean plant population July 19, 2005.
Figuur 3.14: Drie verschillende grasgroenbemesters bij Directzaai soyabonen, waarbij biomassa en
gewasopkomst word vergeleken. Bron: Wilson 2005
3.1.7 eOrganic article: Wat is “biologische No-till,” en is het toe te passen in de
praktijk?
Inleiding
Sinds het intreden van directzaai in de landbouw, zijn veel boeren geïnteresseerd in
bodembedekking en andere aspecten van het directzaaisysteem. De grote vraag onder
de biologische boeren is dan ook, hoe kan directzaai toegepast worden zonder gebruik te
maken van herbicide. In 1980 is een zeer belangrijke ontdekking gedaan, de
overwintering van wintervaste groenbemesters, in het bijzonder rogge en winterwikke.
Deze groenbemesters kunnen in een laat stadium worden gedood door ze kort boven de
grond te maaien. Granen gaan dood wanneer ze gerold of gemaaid worden als ze half
bloeien en vlinderbloemigen als ze in volledige bloei zijn. In de mulch die achter blijft kan
- Directzaai in de biologische teelt -
24
dan weer gezaaid worden, al dan niet met bewerking. In een aantal experimenten had de
mulch van de mechanische gedode groenbemester een onkruidonderdrukkend effect. De
onkruiden werden in het begin van de teelt voldoende onderdrukt waardoor een herbicide
niet meer nodig was. Tomaten en laat voorjaar geplante kolen deden het heel goed
(figuur 4.16). Een aantal grootzadige gewassen kunnen succesvol direct gezaaid worden
in de mulch.
Figuur 3.15. Pompoenen (links), broccoli (rechts) zijn zonder grondbewerking geplant in een
winterrogge-wikke mulch. Bron: Mark Schonbeck, Virginia Association for Biological Farming.
Voortgang in “biologisch” Directzaai
In de afgelopen jaren hebben technische vooruitgangen en succesverhalen er voor
gezorgd dat steeds meer biologische bedrijven aan de slag gaan met directzaai. Vooral in
de vorm van experimenten. Geklepelde of gemaaide gewassen kunnen bij zaaimachines
verstoppingen veroorzaken. Een aangepaste zaaimachine is dan noodzakelijk. Het
gebruik van een gewasrol vermindert de kans op verstoppingen, omdat het gewas
parallel aan elkaar op de grond ligt. Toch is een aangepaste zaaimachine bij directzaai
nodig. Het voordeel van een gerolde groenbemester is dat deze minder snel afbreekt dan
een gemaaide of geklepelde groenbemester. Hierdoor wordt het onkruid beter en langer
onderdrukt. Onderzoek heeft aangetoond dat niet alleen groenbemesters in de winter
geschikt zijn in dit “biologische directzaaisysteem”. Andere geschikte groenbemesters
zijn haver, veldbonen en een aantal wikke soorten. Deze groenbemesters kunnen
gezaaid worden in het vroege voorjaar en kunnen dan vroeg in de zomer gemaaid of
gerold worden. Niet winterharde groenbemesters moeten 60 tot 90 dagen voor de eerst
vorstperiode gezaaid zijn. Deze groenbemesters sterven in de winter en bedekken de
grond met een dode mulch. Winteronkruiden worden hierdoor tot de lente onderdrukt.
Echter zijn er bij vroege teelten wat moeilijkheden. Voorjaarsgroenten worden
belemmerd
door
de
langzaam
opwarmende
bodem.
Daarnaast
is
de
onkruidonderdrukking van wintergevoelige groenbemesters in late voorjaren
onvoldoende. Door grondbewerking te verminderen komen minder onkruidzaden bloot te
staan aan het licht. Hierdoor kiemen minder onkruidzaden. Walsen of maaien van
groenbemesters houdt de ontwikkelingsruimte voor onkruiden klein. Bovendien kunnen
residuen van groenbemesters die een allelopathische werking hebben, zoals rogge, de
onkruidkieming in de bovenste centimeters van de bodem voor een aantal weken
vertragen. Gewassen zoals bonen, erwten, maïs en vooral geplante groentegewassen zijn
redelijk tolerant voor deze allelopathische effecten. Allelopathie werkt ongeveer als een
selectieve herbicide, alleen dan natuurlijk. Geplante tomaten zijn zeer bestendig voor de
allelopathie van rogge en reageert positief op stoffen die vrijkomen uit het residu van
bijvoorbeeld wikke als groenbemester. Kleinzadige groentegewassen zijn juist wel
gevoelig voor allelopathie. Ook vereisen deze groentegewassen een fijn zaadbed, wat
lastig is bij directzaai. Fijnzadige groentegewassen kunnen dan ook beter geteelt worden
met een stroken- of rijensysteem. Dan zijn er minder of geen gewasresten in de zaairijen
- Directzaai in de biologische teelt -
25
aanwezig. In Afbeelding 4.17 is een machine te zien die geschikt is voor strokenteelt.
Tussen de rijen is er dan wel een mulchlaag die onkruiden goed onderdrukt. Daarnaast
warmt de bodem in de bewerkte stroken sneller op.
Afbeelding 3.16. Strokenteelt met een breedte van 20cm. Bron: Schonbeck 2010
Overweging om directzaai in biologische landbouw te proberen.
Directzaai lijkt het eenvoudigste wanneer:
• De groenbemesters zich voldoende kan ontwikkelen totdat deze in de generatieve
fase (in de bloei) komt. Hierbij is het belangrijk dat het veld bijna onkruidvrij is en
de groenbemester minimaal 7 ton drogestof aan bovengrondse biomassa
produceert. De bodem mag in ieder geval niet meer zichtbaar zijn;
• De groenbemester moet minimaal een graan of grasgroenbemester bevatten die
de mulch persistent genoeg maakt;
• De stikstof die vrijkomt bij de afbraak van de mulch moet gelijk of hoger zijn dan
de stikstofbehoefte voor het gewas;
• De onkruiddruk mag niet te hoog zijn en moet overwegend bestaan uit éénjarige
breedbladige onkruiden;
• De bodem moet goed gedraineerd zijn en gemakkelijk opwarmen in het voorjaar.
Bij lichtere grondsoorten is de uitvoering over het algemeen eenvoudiger;
• Het bedrijf moet beschikken over de juiste mechanisatie. De groenbemesters
moeten op de juiste manier gerold of gemaaid worden. Daarnaast is een
directzaaimachine noodzakelijk om door een mulchlaag heen te kunnen zaaien.
Directzaai is niet mogelijk bij groentegewassen wanneer:
• De groenbemester niet in bloei komt, de groenbemester te weinig biomassa
produceert en als er te veel onkruiden in het veld aanwezig zijn (meer dan 5-10%
aan biomassa dat op het perceel aanwezig is);
• De groenbemester te snel afbreekt. Hierdoor is de onkruidonderdrukking van te
beperkte duur. Bijvoorbeeld boekweit en vlinderbloemige groenbemesters breken
te snel af;
• Er te weinig stikstof mineraliseert in de mulch. Het is dan waarschijnlijk dat bij
niet bewerkte gronden een tekort kan optreden bij het gewas;
• Er een flinke druk van meerjarige onkruiden is of als de zaadonkruidendruk te
groot is en/of gedomineerd wordt door grasachtigen. Ook grootzadige onkruiden
komen eerder door de mulch;
• Als na scheuren van grasland stukjes graszoden zijn achtergebleven. Deze stukjes
kunnen voor grote problemen zorgen;
• Als de bodem heel zwaar is en heel langzaam opwarmt in het voorjaar;
• Kleinzadige groenten die rechtstreeks worden gezaaid zijn heel gevoelig voor
allelopathie en worden ook sneller aangetast door slakken.
- Directzaai in de biologische teelt -
26
• Wanneer het bedrijf niet beschikt over de juiste mechanisatie.
(Schonbeck 2010).
3.1.8 eOrganic article: Mengsels of éénsoortige groenbemesters?
Soms is het verstandig niet voor een groenbemestermengsel te kiezen. Dit is
bijvoorbeeld het geval bij een probleem met aaltjes. Hier kan een resistente soort
(bijvoorbeeld gele mosterd of hennep) gezaaid worden, waardoor nematoden niet
kunnen vermeerderen en hierdoor in aantallen afnemen. Een Ander voordeel om voor
één groenbemestersoort te kiezen is dat de groei homogeen is met gelijke opkomst en
een uniforme gewasontwikkeling. Dit kan overigens ook een nadeel zijn, wanneer een
gewas niet goed opkomt of ontwikkeld.
Een mix van verschillende groenbemesters biedt echter vaak veel voordelen. Één ervan
is een betere balans in de afbraak van stikstof (C/N- verhouding). Dit resulteert in een
onkruidonderdrukking en bodembedekking die langer en effectiever is. Ook komt stikstof
gelijkmatiger vrij bij de afbraak van de groenbemesters. Een groenbemestermengsel
geeft tijdens of na zijn bloeiperiode, zoals een gras/graan-vlinderbloemige mix, een
stabielere organische mulch en heeft een C/N- ratio van 25:1- 30:1. Daarnaast geeft een
mix met deze ratio de meest stabiele organische stof bij compostering. Mengsels kunnen
worden gezaaid om insectenpopulaties te beïnvloeden. Groenbemesters kunnen worden
geselecteerd om predatoren aan te trekken of juist om plagen af te schrikken. Een divers
mengsel is in het kader van functionaliteit meestal veel beter. Dit geld zowel voor het
leven in de bodem als daarboven. Een aantal groenbemesters zijn bekent met het
fenomeen Allelopathie. Bij een goede mix kan er met Allelopathie een breed scala aan
onkruiden worden onderdrukt. Hierbij hoeft het gewas lang niet altijd in de problemen te
komen. Allleopathie is een soort specifieke onkruidbestrijding. Rogge is hierbij een mooi
voorbeeld.
Twee veel gebruikte mengsels met gras/graan en vlinderbloemigen:
• Erwten en sorghum: Dit mengsel produceert veel bovengrondse biomassa en de
nutriënten in de biomassa komen gemakkelijk vrij. Deze mix is zeer efficiënt in
het gebruik van stikstof, water en licht. Sorghum heeft veel stikstof nodig bij zijn
uitbundige groei. Erwten binden juist stikstof. De allelopathische eigenschap van
sorghum en de goede bodembedekking van erwten bieden een goede
onkruidonderdrukking. Waarbij het gewas voldoende stikstof tot zijn beschikking
heeft.
• Wikke en rogge: Rogge en andere granen hebben een goede kieming en een
effectief wortelsysteem die sneller ontwikkelen dan bij vlinderbloemigen. Door de
intensieve en diepe doorworteling kunnen granen beter bij stikstof dat dieper in
de bodem zit. Vlinderbloemigen als wikke bindt stikstof wanneer dit niet in de
bodem aanwezig is. Wikke fixeert dus meer stikstof als een deel wordt
opgenomen door een graangroenbemester. Rogge beschermt de wikke in de
winter tegen zware vorst, waardoor de overlevingskans van wikke vergroot wordt.
Daarnaast is de bodembedekking beter als deze twee groenbemesters in
combinatie worden gezaaid. (Baldwin 2010)
3.1. 9 eOrganic article: Hoe groenbemesters onkruidonderdrukken
Een groeiende groenbemester kan onkruid op meerdere manieren onderdrukken:
• Directe competitie;
• Allelopathie;
• Het veranderen van de biodiversiteit van de bodem, waardoor sommige onkruiden
geen goede leefomstandigheden meer hebben.
Groenbemesters die natuurlijk afgestorven zijn of door rollen of maaien zijn gedood,
onderdrukken onkruiden op meerdere manieren:
• Directe hinder door de aanwezigheid van een mulchlaag;
• Vrijkomen van allelopathische stoffen bij de afbraak van de mulch;
- Directzaai in de biologische teelt -
27
•
•
Bevorderen van schimmels die negatief werken tegen onkruidenzaden;
Het binden van stikstof, waardoor de bodem stikstofarm wordt.
Competitie
Groenbemesters die de bodem snel bedekken concurreren met onkruiden. Snelle
bodembedekkers zorgen ervoor dat onkruiden te weinig ruimte, licht, nutriënten en
water krijgen. Belangrijke aspecten zijn: Tijdstip van zaaien, winterhardheid van de
groenbemester en de ontwikkelingssnelheid van groenbemester en onkruid.
Allelopathie
Vele planten geven stoffen af die de groei van andere planten beïnvloeden. Levende
plantenwortels scheiden stoffen uit die bij regen of rotting van plantenresten in de bodem
komen. Deze stoffen werken als een natuurlijke herbicide, waarbij er veel verschil is in
effectiviteit. Over het algemeen hebben deze stoffen vooral impact op de kieming van
zaden, ontwikkeling van jonge planten en op de groei van planten. Allelopatische effecten
die sterk genoeg zijn kunnen onkruid voldoende onderdrukken. Rogge en andere
wintergranen, sorghum, koolsoorten, boekweit en bepaalde klavers hebben allemaal
sterke allelopatische eigenschappen. Omdat elke plantensoort een unieke combinatie van
allelopatische stoffen uitscheidt is de interactie tussen elke soort groenbemester en
gewas verschillend. Enkele bekende voorbeelden zijn: Winterrogge en de residuen ervan
zijn heel actief tegen melden, postelein en vingergrassen (gladvingergras, handjesgras
en harig vingergras). De stoffen die vrijkomen bij rogge zijn veel minder actief tegen
akkerwinde. Een mengsel van zonnebloem en klaver onderdrukt akkerwinde veel beter.
Sorghum onderdrukt juist handjesgras en vele kleinzadige onkruiden. Tomaten en andere
nachtschade-achtigen gedijen juist goed wanneer deze geplanten worden geplant in een
mulch van rogge en wikke. Plantenresten van wintergranen verminderen de groei van
koolsoorten maar stimuleren juist de groei van erwten, bonen en komkommers. De
allelopatische stoffen die vrijkomen bij de afbraak van groenbemesters werken vaak
maar kort.
Kieming van onkruidzaad
Korte flitsen van ongefilterd daglicht of zelfs een paar minuten maanlicht, leiden tot
kieming van onkruidzaad. Als licht wordt onderschept door bladeren van een
cultuurgewas of groenbemester wordt hierdoor de kieming van onkruidzaden verkleint.
Dit komt door vooral door verandering in het lichtspectrum. Een plant bevat een
specifieke stof genaamd fytochroom dat werkt als een moleculaire schakelaar. Roodlicht
(vooral aanwezig bij daglicht) stimuleert de kieming. Bij licht dat bestaat uit veel verrood licht (een golflengte tussen rood en infrarood) en weinig roodlicht, houdt de kieming
tegen. Groene bladeren bevatten chlorofyl. Chlorofyl absorbeert het grootste deel van
het rode licht en laat het ver-rood licht door. Dit ver-rood licht wordt dan opgevangen
door onkruidzaden die zich onder de plant bevinden. Als zaden in de schaduw liggen
zullen ze dus minder snel kiemen.
Effecten op micro-organismen in de bodem
Elke plantensoort scheidt via zijn wortels een karakteristieke mix van stoffen uit, zoals
koolhydraten, aminozuren, organische zuren, en ander "microbiële voedsel".Deze
biochemische mix moedigt een specifieke soort van microflora (populatie van schimmels,
bacteriën en andere micro-organisme) aan om zich te vestigen binnen de rhizosfeer van
de plantenwortels (omgeving rondom de plantenwortel). De micro-organisme die
specifiek zijn aan een plantensoort kunnen juist andere planten hinderen of zelfs ziek
maken.
Het effect van Mulch
Wanneer een groenbemester gedood is door vorst, maaien of rollen blijft er een residu op
de bodem achter. Deze mulch zal voor een bepaalde tijd het onkruid onderdrukken.
Doordat er minder instraling is van zonlicht, wordt het onkruidzaad nauwelijks
blootgestelt aan licht, blijft de bodem koel en zijn temperatuursschommelingen veel
- Directzaai in de biologische teelt -
28
kleiner. Door deze factoren ontkiemt minder onkruidzaad. Kleinzadige onkruiden die toch
kiemen, kunnen moeilijk door een mulchlaag van 5 cm heen groeien. Grootzadige
onkruiden, graspollen, wortelstokken en knollen (aardappels) kunnen eenvoudiger door
de mulchlaag heen breken. Zij worden wel geremd in beginontwikkeling.
Effecten op de bodemvruchtbaarheid
Het telen van een groenbemester stimuleert een tijdelijke toename van microbiële
activiteit in de bodem, waardoor de bodem ongeschikt wordt voor een groot deel van de
onkruiden. De gewasresten bevorderen de levenscyclus van schimmels en andere
ziekteverwerkers. Deze ziekteverwerkers vallen de gekiemde onkruidplanten aan,
waardoor deze afsterven.
Wanneer een plantenresiduen een C/N- verhouding heeft van meer dan 30: 1, zullen
micro-organisme stikstof uit de bodem immobiliseren, waardoor de stikstof tijdelijk uit de
bodem verdwijnt en onkruiden een tekort krijgen aan stikstof, dit kan ook voor een
gewas gelden. Bij een C/N- verhouding van lager dan 20:1 kan juist het
tegenovergestelde optreden. Er kan dan zoveel stikstof vrijkomen, dat onkruiden
explosief groeien. (Schonbeck 2010)
- Directzaai in de biologische teelt -
29
4. Uitvoering directzaai in de biologische teelt
In de wereld zijn al veel ervaringen op het gebied van directzaai. Een aantal
internationale proeven en ervaringen in de biologische teelt zijn uitgewerkt in hoofdstuk
3. Een aantal van deze ervaringen zijn positief. Toch zijn er nog veel vragen en
onduidelijkheden. Het is zeker ook de vraag in hoeverre directzaai in de Nederlandse
biologische landbouw mogelijk is. Directzaai is op de meeste biologische bedrijven niet
als continu systeem mogelijk. Zo is directzaai bij de teelt van aardappelen, peen en
witlofpennen niet aan de orde. Daarentegen blijven er genoeg teelten over waarbij
directzaai in potentie voordelen zou kunnen bieden.
In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe directzaai geïmplementeerd kan worden in de
Nederlandse biologische landbouw. Hierbij worden buitenlandse ervaringen vertaald naar
Nederlandse begrippen. Hierbij moet opgemerkt worden dat kennis en ervaring uit het
buitenland niet altijd goed is te vertalen naar Nederlandse omstandigheden. Verschillen
in klimaat e.d. zijn vaak groot waardoor het effect van een werkwijze helemaal anders
kan uitpakken. Dit hoofdstuk biedt evenwel een basis voor boeren die willen
experimenteren met Directzaai.
4.1 Groenbemesters
De basis van directzaai in biologische landbouw is een geslaagde groenbemester.
Groenbemesters moeten de bodem snel kunnen bedekken en moeten voldoende massa
produceren. Een goed ontwikkelde groenbemester onderdrukt onkruiden goed. Bij
directzaai is het belangrijk 25 tot 50% meer zaaizaad te gebruiken dan de standaard
adviezen aangeven. Bij dit systeem moet een groenbemester op een biologische manier
gedood kunnen worden. Het doden van groenbemesters kan op drie manieren gebeuren:
Rollen, klepelen/maaien of door bevriezing. Kleine granen (rogge, gerst, haver en tarwe),
(winter)erwten, (veld)bonen, hennep, boekweit en wikke zijn goed door rollen te doden.
Rollen is pas effectief wanneer de groenbemester in de generatieve fase is. Tijdens of net
na de bloei zijn groenbemesters het kwetsbaarste. Percelen moeten redelijk vrij zijn van
onkruiden. Aanwezige onkruiden kunnen zich alsnog gaan ontwikkelen wanneer een
groenbemester afsterft.
Iedere groenbemester heeft andere eigenschappen. Om een geschikte groenbemester te
kiezen, is het belangrijk om te weten wat men wil bereiken met de groenbemester. Bij de
keuze van een groenbemester moet rekening worden gehouden met het hoofdgewas.
Groenbemesters geschikt voor directzaai zijn in deze paragraaf uitgewerkt.
Winterrogge
Winterrogge lijkt veel perspectief te bieden als groenbemester bij directzaai. Dit mede
door een snelle ontwikkeling en een goede onkruidonderdrukking. Winterrogge kan
gezaaid worden vanaf augustus tot eind oktober. Winterrogge is winterhard en kiemt al
vanaf 2 graden. De C/N-verhouding van winterrogge bedraagt bij een goed ontwikkeld
gewas 40:1 en dat is relatief hoog. Dit resulteert in een persistente mulch met een goede
onkruidonderdrukking. Rogge onderdrukt heel goed kleine onkruiden zoals
melganzevoet, amarant, fluweelkruit, akkerandoorn en naaldaar. Muur is een lastig
onkruid. Bij het afsterven van winterrogge komen allelopatische stoffen vrij. Deze stoffen
verhinderen het kiemen van onkruiden. Ongeveer 30 dagen na het doden van de
winterrogge stopt dit verschijnsel. In Zwitserland heeft men ervaren dat maïs last kan
hebben van deze allelopathische stoffen van rogge. Rogge onderdrukt meer dan 80% van
het onkruid wanneer de bodem minimaal voor 90 procent bedekt is.
- Directzaai in de biologische teelt -
30
Een mix met winterrogge en winterwikke onderdrukt onkruid nog beter. Een extra
voordeel van deze mix is de beschikbare stikstof die uit de winterwikke vrijkomt. Zaai
rogge maximaal 3- 4 cm diep. Zaai 120- 180 kg per hectare. Bij laat zaai in de herfst kan
zelf 300 kg/ha aan zaaizaad nodig zijn om het veld voldoende te bedekken. Een
hoeveelheid van 120- 180 kg zaaizaad per hectare is in Nederland meestal een prima
hoeveelheid. Zeker bij een directzaai-systeem is een dikke stand zeer wenselijk. Zaai
rogge
in
combinatie
met
een
vlinderbloemige
groenbemester
(standaard
zaaizaadhoeveelheid bij “normale” groenbemester is Rogge 60 kg/ha en wikke 50 kg/ha).
Na het maaien van een rogge die kleiner is dan 30cm vindt hergroei plaats (informatie
afkomstig van een studie voor biologische boeren in Noord-Amerika: Extension 2010).
Het is verstandig rogge 10 dagen voor het planten te doden. Rollen of klepelen van de
groenbemester is het effectiefste als het gewas in bloei is. Het is daarom verstandig
rogge pas te doden wanneer 50-75% van het gewas in bloei is. Er zijn positieve
ervaringen met pompoenen, bonen en erwten in een rogge gezaaid. Hierbij is het
belangrijk dat de bodem niet te droog is en de zaden voldoende bedekt en aangedrukt
kunnen worden. De teelt van maïs is mogelijk zolang er maar een periode van 10 tot 30
dagen zit tussen het doden van de winterrogge en het zaaien van de maïs.
(Wilson 2005) (Extension 2010) (Timmer 2004)
Wintertarwe
Ook wintertarwe is geschikt als groenbemester in directzaai. Wintertarwe kan gezaaid
worden tot half oktober en is winterhard. Hoe later wintertarwe gezaaid wordt hoe
slechter de bodembedekking in de winter. De C/N-verhouding van een goed ontwikkelde
wintertarwe is 35:1. Wintertarwe breekt sneller af dan winterrogge. Onkruiden worden
onderdrukt met allelopatische stoffen die vrijkomen bij de afbraak van wintertarwe. Deze
stoffen komen in kleinere hoeveelheden vrij dan bij winterrogge. Dit maakt tarwe beter
geschikt als groenbemester bij gewassen die gevoelig zijn voor deze stoffen. In een
bouwplan met veel granen is wintertarwe een minder goede keuze. Zaai wintertarwe
maximaal 3- 4 cm diep. Zaai 150- 180 kg zaaizaad per hectare. Bij slechte
omstandigheden of laat zaaien is het beter om 50- 75% meer zaaizaad te gebruiken. Het
advies bij directzaai is 180-250 kg/ha. Zeker bij directzaai is een dikke stand zeer
wenselijk. Zaai tarwe in combinatie met een vlinderbloemige groenbemester (Bij
“normaal” groenbemesterteelt wordt geadviseerd: tarwe 70 kg/ha en wikke 50 kg/ha).
Tarwe is goed te doden door rollen of klepelen. Rollen of klepelen van de groenbemester
is het meest effectief als het gewas in bloei is. Het is verstandig tarwe pas te doden
wanneer 50-75% van het gewas in bloei is. Een nadeel van wintertarwe ten opzichte van
winterrogge en wintergerst is de relatieve late bloei. Dit stelt eisen aan het hoofdgewas.
Gewassen zoals pompoenen, bonen, erwten en maïs doen het goed als Directzaai gewas
in een groenbemester van wintertarwe. Hierbij is het wel noodzakelijk dat de bodem niet
te droog is en de zaden voldoende bedekt en aangedrukt worden.
(Wilson 2005) (Extension 2010) (Timmer 2004)
Wintergerst
Wintergerst is vergelijkbaar met wintertarwe en winterrogge. Wintergerst heeft een
snellere beginontwikkeling dan wintertarwe maar langzamer dan die van winterrogge.
Wintergerst produceert minder biomassa dan winterrogge en wintertarwe. Bij wintergerst
ligt het gemiddelde op 5 ton per hectare. De C/N-verhouding bij is bij een goed
ontwikkelde wintergerst 20:1 en verteerd relatief gezien snel. Het grote voordeel van
wintergerst is de relatief vroege bloei. Hierdoor kan de hoofdteelt vroeger gezaaid
worden dan bij wintertarwe en winterrogge. Daarnaast zijn de allelopathische
eigenschappen van wintergerst te vergelijken met wintertarwe. De andere gegevens zijn
voor wintergerst vergelijkbaar met wintertarwe. De zaaiperiode eindigt begin oktober.
Standaard zaaiadvies is 120-160 kg per ha. Voor Directzaai is het beter om 180-240 kg
per ha te zaaien om voor de winter een goede bodembedekking te krijgen.
Japanse haver
- Directzaai in de biologische teelt -
31
Japanse haver is een vrij nieuwe groenbemester. Deze groenbemester is nog onbekend
in het systeem van directzaai. Japanse haver is een zeer snelle grond bedekker en
onderdrukt onkruiden goed tot zeer goed. Japanse haver ontwikkelt sneller dan gewone
haver. Japanse haver wordt omschreven als vorstgevoelig, maar overleeft normaal
gesproken de Nederlandse winters. Hoe later de haver wordt gezaaid, hoe groter de kans
op uitwintering. Japanse haver kan gezaaid worden vanaf april tot eind september. Zaai
60 tot 100 kg per hectare. Als laat in het seizoen wordt gezaaid kan beter 100-150 kg
per hectare worden gezaaid om voldoende bodembedekking te krijgen. Voor een nog
snellere bodembedekking is een mengsel met gele mosterd geschikt. Mengsels met
vlinderbloemige zijn ook geschikt voor directzaai. Het doden van de groenbemester kan
waarschijnlijk door klepelen of rollen net als bij andere granen. Hierbij is het wel
verstandig te wachten met rollen tot minimaal 75% van het gewas in bloei is.
Winterwikke
Winterwikke is een goede stikstofbron. Tijdens en na de teelt van winterwikke komt veel
stikstof vrij. Deze stikstof kan opgenomen worden door andere gewassen. Een goed
ontwikkelde wikke levert al snel 50 kg beschikbare stikstof per hectare. Met een C/Nverhouding van 8:1 tot 15:1, komt er relatief gezien veel stikstof vrij bij de afbraak van
de groenbemester. Winterwikke heeft een goede bodembedekking, waardoor onkruid
goed onderdrukt wordt. De beginontwikkeling is echter traag. Na het doden van de wikke
is de onkruidonderdrukking goed, alleen van tijdelijke duur. Het is beter winterwikke te
zaaien in een mengsel met een graan. Wikke bezit hoge concentraties aan fosfaat. Wikke
neemt veel fosfaat op, bij de afbraak van de groenbemester komt dit fosfaat weer vrij.
Zaaien kan tot begin september. Zaai 60 tot 110 kg per hectare. Bij directzaai en slechte
omstandigheden wordt geadviseerd 100-130 kg/ha aan winterwikke te zaaien. Om het
gewas effectief te doden met rollen, moet het gewas minimaal voor 50% in bloei zijn. Dit
geld ook voor klepelen.
Volgens het Rodale institute in Noord-Amerika bloeit een winterwikke groenbemester
begin- midden mei. De mulch die achterblijft scheid een allelopathische stof uit die
gewassen zoals tomaten en komkommers extra stimuleren bij hun groei. Waarschijnlijk
geld dit ook bij de teelt van pompoenen (Schonbeck 2010). Wikke groeit goed in
combinatie met een graangroenbemester zoals rogge. Gewassen als pompoenen en
broccoli doen het goed in een mulch van wikke. (Extension 2010) (Timmer 2004)
Brassicacea (gele mosterd, bladrammenas)
Brassicacea groenbemesters zijn geschikt als stikstof vanggewas en bieden een goed
alternatief voor het bestrijden van bepaalde plagen. Bij de afbraak van deze
groenbemesters komt snel stikstof vrij. Brassicaceas onderdrukken onkruiden in het
najaar goed door hun snelle groei en snelle bodembedekking. Kleinzadige onkruiden
zoals, herderstasje, groene naaldaar, nachtschade en hanepoot worden in het voorjaar
onderdrukt door de mulch van deze groenbemesters.(in de literatuur worden ook
amarant, studentenkruid en aardangel genoemd). In Pennsylvania is er een proef
uitgevoerd met bladrammenas. Deze groenbemester was eind augustus gezaaid en in
december bij de eerst vorst afgestorven. De mulch die achterbleef onderdrukte
overwinterende onkruiden tot april wat resulteerde in een fijn, onkruidvrij zaaibed. In dit
zaaibed werd maïs gezaaid zonder gebruikt te maken van herbicide.
Brassicacea hebben een lage C/N-verhouding waardoor ze sneller verteren dan granen.
Mengsels met haver, rogge, erwten en klavers zijn mogelijk. Brassicaceae zijn zeer
groeikrachtig, bij een mix van groenbemesters moet gezorgd worden dat de Brassica’s
niet te veel gaan overheersen. Een voorbeeld van een mengsel kan zijn Rogge (80kg/ha)
en bladrammenas (15kg/ha). Koolgroenbemesters die niet in de winter zijn afgestorven
kunnen in het voorjaar gedood worden. Het doden van deze groenbemesters in het
voorjaar kan aan de hand van maaien of rollen. Bladrammenas kan na maaien gaan
hergroeien. Deze groenbemesters kunnen ook gerold worden, maar moeten dan wel
bloeien zodat het gewas goed afsterft. Brassicacea groenbemesters scheiden een
allelopathische stof uit. In Nederland is er een ervaring op een NKG bedrijf dat
Bladrammenas gevolgd door gele mosterd de groei van zaaiuien meer vertraagd
- Directzaai in de biologische teelt -
32
vergeleken met zomergerst gevolgd door gele mosterd. De voorvrucht was zomergerst,
waarvan een perceelsgedeelte was ondergewerkt en is ingezaaid met bladrammenas. Na
de oogst van de zomergerst is het gehele perceel (inclusief bladrammenas ingezaaid met
gele mosterd. Tijdens de teelt van zaaiuien was duidelijk te zien dat de uien in het deel
waar bladrammenas stond ca twee weken later waren in ontwikkeling.
Bladrammenas:
Zaaien van mei tot begin september met een zaaizaadhoeveelheid van 15-25kg/ha. Bij
directzaai is het verstandig deze hoeveelheid te verhogen tot ca 20-50 kg per ha.
Gele mosterd:
Zaaien van augustus tot begin oktober met een zaaizaadhoeveelheid van 20-50 kg per
ha. Bij directzaai is het beter om 50-60 kg per ha te zaaien.
Het wordt aangeraden om Brassicacea groenbemesters dik te zaaien om te voorkomen
dat er dikke wortels en stengels ontstaan.
(Extension 2010) (Timmer 2004)
Boekweit
Boekweit is na 35 tot 40 dagen een ontwikkeld gewas. Dit blijkt uit een rapport afkomstig
uit Noord- Amerika waar boekweit in het voorjaar gezaaid wordt (Extension 2010). Het
gewas is niet winterhard en kan daarom het beste gezaaid worden in juni en juli. Het
zaad kiemt dan al na 3-5 dagen. In de eerste weken ontwikkeld het gewas snel (tot ca 8
cm hoogte). De bodem bedekt dus snel. Na afsterven verteerd boekweit heel snel.
Onkruiden als grasachtige, melganzevoet en amarant kunnen een probleem zijn als de
opkomst van de boekweit slecht is of wanneer het gewas gaat afrijpen. Ziekte als een
bladvlekkenziekte (Ramularia en Rhizoctonia) kunnen voorkomen in boekweit. Boekweit
onderdrukt onkruiden goed en heeft waarschijnlijk een allelopathische werking. Toch zijn
de sterkste eigenschappen van boekweit de snelle beginontwikkeling die er voor zorgen
dat onkruiden worden onderdrukt. Boekweit kan fosfaat opnemen die voor andere
planten niet opneembaar is. Bij de afbraak van de boekweit komt de opgenomen fosfaat
vrij. Wanneer minder dan 25% van de boekweit bloeit, heeft maaien geen zin. Het gewas
zal gaan hergroeien. Bij een goede ontwikkeling van boekweit bloeit het gewas al na een
aantal weken. Het gewas moet volledig bloeien om het effectief te kunnen doden.
Wanneer het gewas bloeit, moet binnen 10 dagen het gewas gedood worden. Bij te laat
rollen vormt boekweit zaad, dat problemen kan leveren in het hoofdgewas. Ook zaad wat
onrijp lijkt kan bijvoorbeeld in de winter afrijpen (Ervaring Wenz). Zaai 60 tot 80 kg/ha
op een diepte van 1 tot 4 cm. Bij slechte omstandigheden kan beter meer gezaaid
worden (tot een hoeveelheid van 110 kg/ha). Zaai boekweit vanaf april tot eind
augustus. Bij een warm najaar kan gezaaid worden tot begin september. Boekweit is
goed te combineren met verschillende klaversoorten, zonnebloemen en gele mosterd.
Facelia
Facelia wortelt ondiep maar produceert bij tijdig zaaien veel bladmassa. Facelia kan
gezaaid worden van april tot eind augustus. Facelia is zeer vorstgevoelig. Normaal wordt
6 tot 14 kg per ha gezaaid. Bij directzaai is het verstandiger om 12-20 kg per hectare te
zaaien. Verder is er een zeer fijn kruimelig zaaibed nodig. Facelia heeft een positief effect
op de bestrijding van plagen in cultuurgewassen. Facelia heeft een aantrekkingskracht op
plaaginsecten-parasieten zoals een sluipwesp. Ook worden plaaginsecten weggelokt uit
cultuurgewassen. Doordat Facelia geen familieverwanten heeft tussen de huidige
cultuurgewassen is overdracht van ziekten beperkt. Wel is het gewas een waardplant
voor Phoma. Is er in de aardappelteelt veel problemen met Phoma, dan wordt de teelt
van facelia ook afgeraden. Facelia groeit slecht op zeer zware kleigronden, ook zeer
kalkrijke gronden zijn ongeschikt. (Paauw 2009) (Timmers 2004)
Zonnebloemen
- Directzaai in de biologische teelt -
33
Zonnebloemen staan bekent om het kiemkrachtige zaad. Zaden van zonnebloemen
groeien gemakkelijk door een mulchlaag heen. De wortels van zonnebloemen zijn vertakt
en compact. Dit kan nadelig zijn voor directzaai. Door de hoge groei is de
grondbedekking niet optimaal. Zonnebloemen zijn geschikt om in een mengsel met lage
gewassen te zaaien, omdat zonnebloemen niet veel concurreren met “lage”
groenbemesters en toch relatief veel biomassa produceren. Het zaaitijdstip loopt van juli
tot begin augustus. Een normaal zaaiadvies is 10-30 kg/ha, maar bij het Nederlandse
klimaat en toepassing bij directzaai wordt aangeraden 50 tot 100% meer zaaizaad te
gebruiken (zo’n 20-60 kg/ha). Zonnebloemen zijn niet winterhard en sterven dus
normaal gesproken af in de winter. Bij een groot gewas is het verstandig het
gewasopstand te klepelen om problemen met grove stukken te voorkomen. Meeldauw,
(Peronospora), Sclerotinia sclerotiorum, Bladvlekkenziekte (Phynchosporium secalis) en
Botrytis zijn de meest voorkomende ziekten in zonnebloemen. In een het bouwplan met
veel gevoelige gewassen voor Sclerotinia kunnen zonnebloemen dus problemen
opleveren. Op het bedrijf van Wenz (Duitsland) wordt veel gebruik gemaakt van
zonnebloemen. Hierbij wordt er een mengsel gezaaid van Zonnebloemen, klaver en
boekweit (Wenz 2008).
Blauwe lupine
Lupine zorgt voor een snelle bodembedekking. Het is een redelijke goede
onkruidonderdrukker. Het is eventueel mogelijk om te eggen als de penwortel goed
verankerd is. Bij een slechte structuur van de grond is lupine af te raden. Zaaien kan tot
half augustus. Lupine is vorstgevoelig en vriest in de winter af. Zaaien 140 tot 160
kg/ha, bij slechte omstandigheden en directzaai is 150-180 kg/ha beter. Daarnaast komt
er tijdens en na de teelt van lupine stikstof vrij. Deze kan ten goede komen aan de
volgteelt. Lupine houdt niet van kalkrijke gronden.
Inkarnaatklaver
Inkarnaatklaver heeft een goede beworteling. Door de snelle beginontwikkeling worden
onkruiden goed onderdrukt. Deze klaver is geschikt als groenbemester en als
ondervrucht en is daarnaast winterhard. Zaai vanaf begin juni tot begin september een
hoeveelheid van 25-35 kg/ha. Zaai in een fijn zaaibed op een diepte van 1 á 2 cm.
Inkarnaatklaver is een compact gewas met een C/N-verhouding van 16:1. Het gewas zal
na afsterven snel verteren, hierbij komt de vastgelegde stikstof snel vrij. Dit is gunstig
voor volgteelten die bij de beginontwikkeling veel stikstof nodig heeft. De stikstof die
vrijkomt uit inkarnaatklaver kan oplopen tot 200 kg stikstof per hectare. Inkarnaatklaver
kan met rollen gedood worden. Hierbij moet het gewas in volle bloei staan. Het voordeel
van inkarnaatklaver is dat deze klaver rond begin/half mei bloeit. (Steijaert 2010)
Wintererwten
Wintererwten bedekken in het najaar maar traag de bodem en kunnen bij laat zaaien de
bodem dus niet 100% bedekken. In het voorjaar hervat de groei en kan veel massa
ontstaan. Wintererwten zijn redelijk winterhard en kunnen een vorstperiode van -15
graden overleven. Hierbij moet het gewas wel in het 4e bladstadium zijn. Zaaien is
mogelijk tot half oktober, waarbij 280 kg/ha wordt gezaaid. Dit zou voor directzaai 300320 kg/ha mogen zijn, om de bodem ook in de winter beter bedekt te hebben. Het gewas
bloeit van begin tot midden mei, zodat er voldoende mogelijkheden zijn voor een
volggewas. Wintererwten kunnen 100 kg stikstof fixeren. Het volggewas kan hier van
profiteren. Wintergerst en maïs doen het goed in een mulchlaag van wintererwten. Het is
af te raden wintererwten te zaaien in een bouwplan met veel kans op Sclerotinia. Erwt
groenbemester past niet goed in een bouwplan met conservenerwten. Erwten zijn zeer
slecht zelfverdraagzaam. Op het bedrijf van Wenz (Duitsland) wordt gebruik gemaakt
van wintererwten als groenbemester. Hier wordt in het voorjaar een graangewas
doorheen gezaaid (Wenz 2008). (Merkblatt 2009:2) (Paauw 2009) (Timmers 2004).
(Winter)veldbonen
- Directzaai in de biologische teelt -
34
Winterveldbonen bedekken de bodem goed. Na 3-4 weken kan het veld al goed bedekt
zijn. Winterveldbonen kunnen goed onkruid onderdrukken. Zaaien kan vanaf eind
september tot midden oktober. Het zaad kan al ontkiemen bij een temperatuur van 3
graden. De algemene zaaizaadhoeveelheid is 200 kg/ha. Uit ervaringen op een proefje
van DLV plant is gebleken dat het beter is om minimaal 250-350 kg/ha te zaaien. Het
gewas moet diep genoeg gezaaid worden. Dit mag op een diepte van 6-8 cm. In het
voorjaar kan er eventueel nog geëgd worden tegen kleine onkruiden. Na het doden van
de veldbonen, ontstaat er een dikke mulchlaag, die een aantal weken aanwezig blijft.
Veldbonen verteren sneller dan granen.
Veldbonen fixeren stikstof, dit kan oplopen tot 150 kg per hectare. Deze stikstof komt
deels beschikbaar voor het volggewas. Na de teelt van veldbonen als groenbemester is
het niet verstandig om erwten, bonen of lupine te zaaien. Veldbonen zijn goed te
combineren met haver en gerst als groenbemester. Veldbonen laten zich gemakkelijk
rollen en sterven redelijk goed af wanneer de stengel geknakt is. Hoe dichter het gewas
bij de bloeiperiode is hoe beter het gewas afsterft na rollen. Klepelen is ook een
mogelijkheid om het gewas te doden. (Merkblatt 2009:1)
Mengsels
De mulch van groenbemesters kan in veel gevallen het beste voor de helft bestaan uit
persistente mulch. Graan- of gras groenbemesters leveren over het algemeen een goede
persistente mulch. Daarom is een combinatie met deze groenbemesters vaak gewenst.
Er moet voldoende stikstof beschikbaar komen voor het volggewas. Bij de afbraak van
een graan/grasgroenbemester is stikstof nodig, grotendeels wordt dit gehaald uit het
gewas zelf, maar wanneer de C:N verhouding te hoog is kan ook stikstof uit de bodem
worden gehaald. Het is dus in de meeste gevallen verstandig een mix te maken met een
vlinderbloemige groenbemester of een groenbemester met een lage C: N- verhouding
zodat er voldoende stikstof in de bodem aanwezig is: Voor de afbraak van de
groenbemesters en voor de groei van het gewas.
4.2 Techniek en mechanisatie
Zoals eerder gezegd is de basis van directzaai in de biologische teelt een goed
ontwikkelde groenbemester. Om onkruiden te onderdrukken moeten groenbemesters de
bodem zo snel en zo lang mogelijk bedekken. De uitgangssituatie vóór het inzaaien van
het hoofdgewas moet goed zijn: Een bedekte bodem met een persistente dode mulch.
Wanneer de groenbemester in de winter is afgestorven vormt de mulch weinig problemen
op het gebied van zaadvorming (opslag) en overwoekering van het hoofdgewas. Bij
directzaai wordt veel gebruik gemaakt van winterharde groenbemesters zoals
wintergranen en winterwikke. Deze groenbemesters hervatten hun groei in het voorjaar.
Om een goede uitgangssituatie te krijgen moet deze groenbemester gedood worden. In
de biologische teelt moeten groenbemesters mechanisch worden gedood. Hiervoor zijn er
twee manieren: Door rollen of klepelen. Dit wordt toegelicht in paragraaf 4.2.1.
Wanneer de groenbemester dood is, blijft een dikke mulch-laag over. Deze mulch-laag
bemoeilijkt het zaaien. Om tot een goed zaairesultaat te komen is een aangepaste
machine noodzakelijk. In paragraaf 4.2.2 wordt dit toegelicht.
4.2.1 Het mechanisch doden van groenbemesters
Rollen
Bij het rollen van een groenbemester wordt het gewas omlaag gedrukt en/of omgeknikt.
Na het rollen sterft de groenbemester langzaam af. Het tijdstip van rollen is afhankelijk
van het soort groenbemester. Zie hoofdstuk 4.1. Bij zaaien wordt aangeraden dezelfde
rijrichting aan te houden als bij het rollen van de groenbemester. Hierdoor is het
gemakkelijker om door de groenbemester te snijden. Door in dezelfde richting te zaaien
en rollen blijft bovendien de groenbemester beter in takt. Het is verstandig op tijd te
rollen om natuurlijke legering van groenbemesters te voorkomen. Bij natuurlijke legering
- Directzaai in de biologische teelt -
35
ligt de groenbemester (mulch) kriskras door elkaar heen. Wanneer een gerolde
groenbemester door elkaar heen ligt, moet de kouter van de zaaimachine actief gaan
snijden. De kouter kan dan sneller gaan verstoppen of gewasresten worden in de grond
gedrukt. In figuur 4.1 is een schematische tekening te zien van een goed gerolde
groenbemester (links) en een slecht gerolde groenbemester (rechts). In deze figuur is te
zien dat bij de slecht gerolde groenbemester de schijfkouter veel meer massa moet
doorsnijden dan wanneer de groenbemester parallel is gerold.
Figuur 4.1: Gerolde groenbemesters, goed gerold (links), slecht gerold (rechts)
Op de markt zijn verschillende gewasrollen. De verschillende rollen worden kort
toegelicht.
Afbeelding 4.1: Gewasrol/messenwals, voor een intensieve gewas kneuzing. Bron: Dal-bo 2010.
- Directzaai in de biologische teelt -
36
In afbeelding 4.1 wordt een messenwals getoond. Dit is tot nu toe de enige rol die in
Nederland verkocht is. Deze machine is zeer agressief; Gewasresten en groenbemesters
worden flink gekneusd en zelfs verkleind. Bij deze machine worden onkruiden en
gewasresten goed gedood. Een nadeel van deze machine is dat hij veel grond losmaakt
en opwerpt. Je creëert een zaaibed voor onkruiden. Met deze machine kan een snelheid
van rond de 20 km per uur gehaald worden.
De gewasrol die is weergegeven in afbeelding 4.2, is afkomstig uit Texas. Deze machine
bestaat uit meerdere rollen en werkt effectief. Doordat de rollen in een hoek aan het
frame zijn bevestigd, rolt de machine rustig en geleidelijk, waardoor er geen schokken en
trillingen ontstaan. De rollen hebben onderling een kleine overlap met een goed
resultaat. Een nadeel van deze machine zijn de relatief hoge onderhoudskosten. Een
ander nadeel van deze machine is dat hij achter de trekker wordt bevestigd, hierbij kan
niet in een werkgang gezaaid worden. Daarnaast veroorzaakt de trekker sporen. De
groenbemesters die zich bevinden in deze sporen worden slecht gerold. Met de machine
kan een gemiddelde snelheid van 9 km/h gehaald worden.
Afbeelding 4.2: Gewasrol. Bron: D.L. Industries 2010
De gewasrol die is weergegeven in afbeelding 4.3. geeft goede resultaten. Met deze rol
kan een groenbemester gedood worden en één nieuw gewas in een werkgang worden
gezaaid. De gewasrol knikt een groenbemester waardoor de groenbemester afsterft.
De gewasrol bestaat uit een cilinder met
messen die geplaatst zijn in een visgraat.
Door de messen in een visgraat te plaatsen
gaat de rol niet stuiteren werkzaamheden.
De stand/hoek van de messen op de rol is
belangrijk. De messen moet iets terug
worden gedraaid uit de rijrichting want als
ze geplaatst worden in een hoek van 90º
drukken de messen te fel in de grond
waarbij de toplaag van de bodem los komt
te liggen. Met deze machine kan 9 tot 14 km
per uur worden gereden.
Afbeelding 4.3: Gewasrol,
cilinder. Bron: Sayre 2003.
bestaand
uit
een
Manfred en Friedrich Wenz hebben een eigen rol ontworpen. Deze rol kan zowel aan de
voor- als achterzijde van de trekker worden aangekoppeld. De messen op de rol staan
niet loodrecht op de rol. Door de twee aankoppelpunten kan dus ook gekozen worden in
welke stand de messen moeten staan. Wenz gebruikt een stekende stand bij bijvoorbeeld
rogge en een slepende stand bij bijvoorbeeld erwten en veldbonen.
- Directzaai in de biologische teelt -
37
Afbeelding 4.4: Rol van Manfred en Friedrich Wenz
Klepelen:
Bij klepelen ligt de mulch die achterblijft kriskras door elkaar. Dit geeft dezelfde
problemen met verstopping dan wanneer zaaien en rollen niet in dezelfde rijrichting
plaatsvindt. Dit nadelige effect is bij klepelen erger dan bij rollen, omdat bij klepelen
kleinere stukken gewas op de bodem liggen die gemakkelijker de grond in worden
gedrukt bij het zaaien. Een ander effect van klepelen is de afbraaksnelheid van de mulch.
Wanneer een groenbemester is geklepeld, zijn de gewasresten kleiner dan bij rollen.
Hierdoor breekt de mulch sneller af. Dit kan nadelig zijn voor de duur van de
bodembedekking.
4.2.2 Zaaien
Zaaien in een dikke mulchlaag is moeilijker dan zaaien in zwarte grond. Om bij een
dergelijk systeem met directzaai tot een goed zaairesultaat te komen zijn er een aantal
belangrijke aandachtspunten:
• De zaaimachine moet een directzaaimachine zijn. Op de markt zijn vele machines
waarmee direct gezaaid kan worden. In bijlage 3. staan de belangrijkste
machines voor directzaai. Deze lijst bevat hoofdzakelijk machines die in Europa
verkocht worden. Machines breder dan 6 meter zijn meestal weggelaten uit deze
lijst. Machines breder dan 6 meter zijn te groot voor Nederlandse
omstandigheden. Deze speciale machines zijn zo aangepast dat ze geschikt zijn
om door grote hoeveelheden mulch heen te zaaien;
• De rijrichting van rollen en zaaien moet dezelfde zijn;
• De bodemconditie moet goed zijn. Een natte grond versmeert snel en in een te
droge grond is het lastig zaden goed te bedekken. De bodem moet ook voldoende
zijn opgewarmd;
- Directzaai in de biologische teelt -
38
•
•
•
•
Zaden moeten op de juiste diepte worden weggelegd. De zaaimachine moet dus
diep genoeg kunnen snijden. De machine moet voldoende druk hebben op de
kouters;
Het zaad moet voldoende bedekt en aangedrukt worden. Wanneer zaad los in de
zaaigeul ligt ontkiemt het slecht. De drukwielen van de zaaimachine moet zwaar
genoeg kunnen drukken;
De bodem moet maximaal bedekt blijven. Bij onvoldoende dekking kunnen
onkruiden een probleem worden. De zaaigeul moet daarom zo smal mogelijk zijn;
De bodem mag niet te intensief worden bewerkt bij het zaaien. Veel
directzaaimachines werken intensief. Hierbij wordt grond omhoog geworpen en
komt terecht op de mulch. Dit vergroot de kans op problemen met onkruiden.
4.3 Teelt
In deze paragraaf komen gewassen aan bod die geschikt zijn voor Directzaai. Dit zijn
alleen gewassen die veel in de Nederlandse biologische landbouw worden geteeld. De
zaaihoeveelheden die in deze paragraaf worden weergegeven zijn richtlijnen. Daarnaast
is het verstandig om rekening te houden met het weer en de zaaidata. Bij laat zaaien is
een groter hoeveelheid gewenst voor een goede bodembedekking.
(Suiker)Maïs
Bij de voorvrucht van maïs moet rekening worden gehouden met de kans op ziekte en
plagen zoals fusarium en roest. Wanneer in een bouwplan met minimale grondbewerking
of directzaai veel granen (inclusief maïs) worden geteelt, is de kans op besmetting
groter. Het is daarom verstandig geen graangroenbemesters te gebruiken. Daarnaast
blijkt uit een proef, uitgevoerd in Zwitserland dat maïs slecht bestand is tegen
allelopathische stoffen van winterrogge. Dit zou rogge ongeschikt maken als
groenbemester bij Directzaai van maïs. In onder andere Amerika wordt juist wel veel
gebruik gemaakt van winterrogge als groenbemester. In Amerika houdt men rekening
met het zaaitijdstip van maïs. Men wacht minimaal 10 dagen na het rollen met zaaien. In
Nederland kan dit een probleem opleveren in verband met de zaaidatum, aangezien
rogge bloeit in begin/half mei. In dit geval zou een groenbemester zoals inkarnaat
klaver/winterwikke in combinatie met boekweit of eventueel een gele mosterd geschikt
kunnen zijn. Een andere optie is veldbonen, maar daar is nog weinig van bekend in de
teelt van maïs. In een bouwplan waarin weinig granen worden geteeld is een
groenbemester als wintergerst of japanse haver in combinatie met een winterwikke zeer
geschikt.
Inkarnaatklaver (15kg) - boekweit (60kg)
75 kg/ha
Inkarnaatklaver (15kg) - gele mosterd (20kg)
35 kg/ha
Inkarnaatklaver(15kg) – wintergerst (100kg) of japanse haver (60kg) 115 of 75 kg/ha
Winterwikke (50kg) – boekweit (50kg)
100 kg/ha
Winterwikke (45kg) - gele mosterd (30kg)
75 kg/ha
Winterwikke (50kg) - wintergerst (100kg) of japanse haver (50kg) 150 of 100 kg/ha
Voor zaaizaadhoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1.
Pompoenen
Bij pompoenen lijkt de meest geschikte groenbemester een winterrogge gecombineerd
met winterwikke. Winterrogge geeft een persistente mulch. Onkruiden worden lang
onderdrukt en de vrucht blijft schoner. Winterwikke levert veel stikstof dat belangrijk is
in de teelt van pompoenen.
Winterwikke (50kg) – winterrogge (60kg)
- Directzaai in de biologische teelt -
110kg/ha
39
Bonen
In een bouwplan met bonen die 1:4 geteeld worden is het niet verstandig een
groenbemester als veldbonen te gebruiken. Het is de vraag of de mulch geen problemen
veroorzaakte bij de oogst. Een geschikte voorvrucht zou een graangroenbemester
kunnen zijn. Een winterrogge en Japanse haver geven een goede bodembedekking en
onkruidonderdrukking. Wintergerst en wintertarwe onderdrukt onkruiden iets minder,
maar wel goed. Wanneer de groeiomstandigheden slecht tot goed zijn, is het
verstandiger om te kiezen voor een graangroenbemester die wat minder biomassa
produceert zoals een wintergerst en een wintertarwe. Bij een grote onkruiddruk is het
beter om te kiezen voor juist veel biomassa zoals winterrogge. De kans op opbrengst
derving door de aanwezigheid van veel biomassa neemt dan wel toe. De meest geschikte
groenbemester zou dan ook wintergerst kunnen zijn. Wintergerst zou eventueel nog
gemengd kunnen worden met gele mosterd of facelia.
Wintergerst (120kg) – gele mosterd (15kg) of facelia (10kg)
135 of 130kg/ha
Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1.
Erwten
Erwten bedekken vrij snel de bodem. Ook bij conservenerwten is het de vraag of de
mulch een probleem zou kunnen zijn bij de oogst. Een mulchlaag die lang blijft liggen is
niet noodzakelijk. Stikstof is minder een item omdat erwten een vlinderbloemige is. Een
voorvrucht van vlinderbloemigen is dus niet nodig en mogelijk niet gewenst, vanwege
risico’s op ziekten. Een groenbemester als wintergerst geeft geen extreme hoeveelheden
biomassa en is dus geschikt als groenbemester. Dit zou gemengd kunnen worden met
boekweit of facelia wanneer op tijd zaaien in de zomer/herfst mogelijk is.
Wintergerst (120kg) – facelia (8kg)
Wintergerst (120kg) – gele mosterd (15kg)
128kg/ha
135kg/ha
Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1.
Granen
Een graangroenbemester is niet geschikt als voorteelt voor graan. Granen hebben veel
stikstof nodig. Deze stikstof kan theoretisch grotendeels geleverd worden door
groenbemesters.
Wintererwten, veldbonen, winterwikke en klavers kunnen veel stikstof leveren. Het
nadeel van wintererwten, veldbonen en vooral winterwikke is dat een zomergraan die
normaal in maart/april gezaaid wordt, later in het seizoen gezaaid moet worden, wat
flinke opbrengstderving tot gevolg heeft. De vroege zaai maakt veel groenbemesters niet
mogelijk.
De voorkeur zou uit kunnen gaan naar klavers. Deze klavers kunnen eind zomer tot
begin herfst gezaaid worden. Voor wintergranen is een mengsel van klavers en gele
mosterd of boekweit mogelijk. Een mengsel is alleen noodzakelijk wanneer de klaver laat
gezaaid wordt. Dit kan een overwinterende klaver zijn zoals inkarnaat klaver, maar
wanneer men de klaver eerder weg wil hebben is een niet winterharde klaver ook
mogelijk. Bij zomergranen is een mengsel met een overwinterende klaver, zonnebloemen
en boekweit geschikt. Wanneer de zonnebloemen veel biomassa produceren is klepelen
in de winter noodzakelijk. De klaver die de winter heeft overleefd moet in het voorjaar
gepest worden waarbij direct een graangewas gezaaid kan worden. Tijdens de teelt
voorziet klaver het gewas van stikstof.
Er zijn ervaringen waarbij de klavers eerst gemaaid worden. Vervolgens wordt nog een
deel van de klaver (ca 30%) weggesneden gelijktijdig met het inzaaien van het graan.
Het graan kan ontwikkelen alvorens de klaver zijn groei weer herpakt.
Inkarnaatklaver(20kg) - boekweit (30kg)
Inkarnaatklaver(20kg) - gele mosterd(10kg)
- Directzaai in de biologische teelt -
50kg/ha
30kg/ha
40
Inkarnaatklaver(20kg) - boekweit(15kg) – zonnebloem (20kg)
55kg/ha
Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1.
Kolen (Zoals broccoli)
Vrijwel alle Koolsoorten hebben veel stikstof nodig bij hun groei. Bij de keuze van een
groenbemester is het belangrijk om daar rekening mee te houden. Veldbonen,
wintererwten, klaver of winterwikke zijn geschikt als groenbemesters voor de teelt van
kolen. Het is verstandig om een mengsel te zaaien. Want de hierboven genoemde
groenbemesters verteren vrij snel. Om toch een persistente mulch-laag over te houden is
een mengsel met een graangroenbemester belangrijk. Een winterrogge met veel
biomassa is hiervoor geschikt. Bij vroegere teelten is het verstandiger om wintergerst toe
te passen omdat deze eerder bloeit dan andere granen. Pas bij vroege teelten geen
inkarnaatklaver toe.
Veldbonen (200kg) - winterrogge(50kg) of wintergerst(80kg)
Wintererwten(180kg) - winterrogge(50kg) of wintergerst(80kg)
Inkarnaatklaver(15kg) – winterrogge(100kg) of wintergerst(150kg)
Winterwikke(50kg) – winterrogge(60kg) of wintergerst (100kg)
250
230
115
110
of
of
of
of
280kg/ha
260kg/ha
165kg/ha
150kg/ha
Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1.
- Directzaai in de biologische teelt -
41
Conclusie
Het lijkt er op dat directzaai voor de Nederlandse biolandbouw mogelijk is. Dit systeem
lijkt alleen mogelijk als de groenbemester voldoende onkruidonderdrukkend is in het
hoofdgewas. Directzaai is dus alleen mogelijk als er een geschikte groenbemester –
gewas combinatie wordt gevonden. In hoofdstuk 4, zijn een aantal suggesties gedaan
voor geschikte combinaties voor de Nederlandse praktijk.
Op het gebied van directzaai zijn een aantal positieve internationale ervaringen, dit blijkt
uit de verrichte studie. Directzaai biedt zeker perspectief voor de biologische landbouw.
Met directzaai kan de bodemvruchtbaarheid een enorme impuls krijgen en mogelijk ook
veel kosten besparen. Techniek en mechanisatie lijkt hierbij niet het probleem. Belangrijk
is wel dat men beschikt over een goede gewasrol en directzaaimachine.
De internationale ervaringen zijn echter niet rechtstreek te vertalen naar Nederlandse
begrippen. Dit komt vooral door het verschil in klimaat. Groenbemesters en gewassen
ontwikkelen in warmere klimaten anders dan in het Nederlandse klimaat. Directzaai moet
daarom ontwikkeld worden voor Nederlandse omstandigheden. Het grootste probleem bij
directzaai is onkruid. De aanwezigheid van onkruiden in de groenbemester geeft in de
vervolgteelt problemen..
Belangrijk bij de uitvoering is dat het land optimaal bedekt blijft. De groenbemester moet
goed en snel ontwikkelen zodat onkruiden onderdrukt worden. De groenbemester moet
gedood worden op het juiste tijdstip en op de juiste manier. Na doding moet het onkruid
zorgen voor voldoende onkruidonderdrukking in het hoofdgewas. Het gewas mag geen
last hebben van nadelige allelopathische effecten. De grootste uitdaging is om de
groenbemester onkruidvrij te houden. De groenbemester moet op het gebied van
onkruidbestrijding misschien beschouwd worden als een hoofdgewas. Pas dus
onkruidbestrijding toe in de groenbemester, zodat deze nagenoeg vrij is van onkruid.
- Directzaai in de biologische teelt -
42
- Directzaai in de biologische teelt -
43
Bronnenlijst
Alebeek, van F., Broek, van den R. en Weide, van der R. (2008). En de boer, hij ploegde
niet meer? Literatuurstudie naar effecten van niet kerende grondbewerking versus
ploegen; PPO rapport.
Baldwin, K., Creamer, N., Treadwell, D. (2010). Singel species vs. Mixtures.
http://www.extension.org/article/18542. Geraadpleegd op Nov. 2010.
Basch, G. (2009). Presentation No-tillage worldwide, ECAF.
http://www.ecaf.org/docs/ecaf/no%20tillage%20worldwide.pdf. Geraadpleegd op nov.
2010.
Beek, van M. (2009). Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw; DLV Plant
rapport.
Beek, van M. (2009). Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw; DLV Plant
rapport. Pag. 11-13.
Bernearts, S. (2008). ‘Niet kerende grondbewerking (NKG)’, in: Biokennis, Akkerbouw &
vollegrondsgroente, nr. 15.
Blauwer, de V., Cauffman, D. en Vermeulen, P. (2008). Niet-kerende grondbewerking in
aardappelen.
Bokhorst, J., Heeres, E. (2004).Bodem in zicht.
Dal-bo. (2010). Maxicut, http://www.dal-bo.com/pl/Rollers_1.aspx. Geraadpleegd op
Nov. 2010.
D.L. Industries, Inc. (2010). Rolling chopper.
http://www.dlindustries.net/Products/Chopper2.htm. Geraadpleegd op Nov. 2010.
DLV Plant. (z.d.). Niet kerende grondbewerking. www.nietkerendegrondbewerking.nl;
Geraadplaagd op sept. 2010.
FAO. (z.d.). Conservation agriculture, http://www.fao.org/ag/ca/. Geraadpleegd op okt.
2010.
Geelen, Ing P. (2006). Handboek Erosiebestrijding, Hasselt, mei 2006. Eventueel
schikbaar via: http://www.erosiebestrijding.info/Publicaties.htm#Eindrapport.
Goede, van R. (z.d). Wageningen universiteit.
Grantham, A., Seidel, R. (2010). Farmers dicover and discuss cover crop-based
alternatives at poineering Berks county organic grain farm.
http://www.rodaleinstitute.org/20100917_tillage-and-toxins. Geraadpleegd op okt. 2010
Groff, S. (z.d.). No-Tillage Sweet Corn.
http://www.cedarmeadowfarm.com/PublishedArticles/. Geraadpleegd op okt. 2010
Holland, J.M. (2004). The environmental consequences of adopting conservation tillage in
Europe: reviewing the evidence. Agriculture, Ecosystems and Environment 103, 1-25.
- Directzaai in de biologische teelt -
44
Huinink, J.T.M., Kooistra, M.J., Kroon, J.J. Actualiteiten 32. Diepe grondbewerking en hun
effecten. Consulentschap voor de Akkerbouw en de Tuinbouw; november 1984.
Muijtjens, S., Niet-kerende grondbewerking. Nieuwsbrief februari 2009, Waterschap Roer
en Overmaas; 2009.
http://www.overmaas.nl/erosiebestrijding/informatie_nkg/nieuwsbrieven
Masscheleyn, P., Regenwormen zijn goede bodemingenieurs. Landbouw & techniek 1314juli 2006, eventueel te vinden op: www.sowap.org/comms/media/pdf/LVN-14-072006.pdf.
Merkblatt. (2009). Bioackerbohnen. Zwitserland: Fibl (1).
Merkblatt. (2009). Bioeiweisserbsen. Zwitserland: Fibl (2).
Paauw, J., Timmer, R.D., Zeeland, van M. (2009). Literatuurstudie ‘teelt van
groenbemesters in combinatie met niet-kerende grondbewerking’, Lelystad: PPO.
Sayre, L. (2003). TheNewFarm Recearch, New Tools for Organic No-Till.
http://newfarm.rodaleinstitute.org/depts/NFfield_trials/1103/notillroller.shtml.
Geraadpleegd op okt 2010.
Schonbeck, M. (2010). How Cover Crops Suppress Weeds.
http://www.extension.org/article/18524. Geraadpleegd op November 2010.
Schonbeck, M. (2010). What is “Organic No-till,”and Is It Practical?
http://www.extension.org/article/18526. Geraadpleegd op November 2010.
Stadler, M. (2010). Gründüngerpflanzen – ihre Anbaueignung vor direkt gesätem
Winterweizen zur unkrautunterdrückung.
Steijaert, S. (2010). De groenbemesters, beschrijven van 52 verschillende soorten
groenbemesters. Dronten: DLV Plant.
Stone, A. (producer). (2005). Oregon Stat University Dept. of horticulture, Weed ‘Em
and Reap. Film
Timmer, R.D., Korthals, G.W. en Molendijk, L.P.G. (2004). Teelthandleiding
groenbemesters.
http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/handleidingen/teelthandleidinggroenbemesters-winterrogge. Geraadpleegd op Sept. 2010.
Wenz, M., Wens, F. (2007/2008). Foto’s, rogge met klaver.
Wilson, D. (2005). Choosing cover crops for no-till organic soybeans.
http://www.rodaleinstitute.org/choosing_cover_crops. Geraadpleegd op okt. 2010.
- Directzaai in de biologische teelt -
45
Bijlage
Bijlage 1. Inhoud van de bodem
De bodem bestaat uit levende delen en uit niet levende delen. De niet levende delen zijn
onder andere mineralen(zand, silt en lutum), nutriënten en organische stof. Deze niet
levende delen bepalen grofweg de eigenschappen van een bodem. De opbouw van de
bodem met betrekking op gelaagdheid, korrelgrote en lutum-gehalte wordt hier niet
behandeld. De verdeling en de opbouw van de niet levende delen in de top laag wordt in
het natuurlijke proces bepaald door het bodemleven en planten. Planten bewortelen en
bedekken de bodem. Zonder planten is leven in en rond om de bodem bijna niet
mogelijk. Plantenwortels spelen een belangrijke rol in de natuur buiten de opname van
voedingsstoffen en water voor de plant zelf.
Positieve effecten van wortels in de bodem:
• Tegengaan van uitspoeling;
• Vasthouden van anorganische materialen;
• Voedsel voor het bodemleven (organische stof);
• Doorwortelen van de bodem, zodat er een luchtige structuur ontstaat;
• Creeëren van een goed leef klimaat voor bodemorganismen;
• Betere waterhuishouding.
Bovengrondse plantendelen hebben naast de voordelen voor de plant zelf ook een
positief effect op de natuur. Positieve effecten van bovengrondse plantendelen:
• Tegengaan van erosie;
• Tegengaan van snelle uitdroging;
• Tegengaan van grote temperatuursschommelingen;
• Tegengaan van erosie, stuiven en verslemping;
• Aanvoer van organische stof;
• Beschutting voor andere organismen.
Planten zorgen ervoor dat er een gunstig klimaat ontstaat voor organismen. Ze bieden
beschutting, voedsel en creëren een luchtige structuur. Wanneer een van deze punten
weg valt, door bijvoorbeeld het oogsten van gewassen of het bewerken van de bodem,
heeft dat direct effect op het bodemleven en op de structuur. Het bodemleven bestaat uit
vele verschillende organisme. Deze organismen leven in een groot voedselweb. Hieronder
een korte uitleg van wat het bodemleven inhoud en welke effecten het bodemleven heeft
op de bodemkwaliteit.
Bodemvoedselweb
Het bodemleven zijn alle levende organismes in de bodem. Elk organisme heeft zijn
eigen taak binnen het voedselweb. Er zijn groepen organismen die leven van
planten(resten), andere van levende organismes. Het bodemleven is zeer complex. ‘Om
een idee te geven: één kubieke meter grasland kan honderden miljoenen bacteriën,
duizenden protozoa en honderden meters schimmelddraden, honderden nematoden,
mijten en andere insecten en ook grote hoeveelheden aan andere microben en grotere
organisme bevatten. Het gewicht per hectaren kan op een vruchtbare grond zo’n
20.000kg bedragen. Bacteriën en schimmels vormen ongeveer 80% van dit gewicht
(Bokhorst, 2004).
Om een goed beeld te geven moet het bodemleven in zijn geheel bekeken worden en
niet afzonderlijk per soort organismen.
Het bodemleven bestaat uit vele soorten en heeft invloed op vele processen in de bodem.
Veel van de activiteiten van het bodemleven zijn van belang voor de landbouw:
- Directzaai in de biologische teelt -
46
•
Vrijkomen en vastleggen van voedingsstoffen voor het gewas door het afbreken
van dood organisch materiaal;
• Opbouw en afbraak van organische stof, met positieve effecten op levering van
voedingstoffen, vochtvasthoudende vermogen, bufferend vermogen en stabiliteit
van de bodem:
o Losmaken van een verdichte grond door het graven van gangen;
o Vorming van slijmstoffen die de bodemdeeltjes aan elkaar kitten;
o Het mengen en transport van organisch en anorganisch materiaal en
bodemdeeltjes;
o Het maken van poriën in de bodem (poriën zijn belangrijk voor de wateren luchthuishouding in de bodem).
• Beperken van te grote aantallen ziekteverwekkende organismen. Omdat alle
organismen in het bodemvoedselweb een bepaalde plek hebben, spelen vrijwel
alle organismen hierbij een rol;
• Beperken van ondergrondse en bovengrondse plagen. Loopkevers en spinnen zijn
bijvoorbeeld luizenbestrijders, dit als voorbeeld van bovengrondse plagen
beperking;
• Afbraak van giftige stoffen. Dit gebeurt vooral door microben (Bokhorst, 2004).
Voor de taken en specifiekere functies van de verschillende organismen in de bodem
wordt verwezen naar bijlage B.2Bodemorganismen onder de Loupe
- Directzaai in de biologische teelt -
47
Bijlage 2. Bodemorganismen onder de loupe
De taken van de verschillende soorten organismen worden hieronder uitgewerkt.
In het figuur B.3 is het bodemvoedselweb schematisch weergegeven. In deze figuur is te
zien hoe afhankelijk al de soorten organisme afhankelijk van elkaar zijn.
Figuur B.1 Bodemvoedselweb
Bron: WUR
- Directzaai in de biologische teelt -
48
- Directzaai in de biologische teelt -
49
- Directzaai in de biologische teelt -
50
- Directzaai in de biologische teelt -
51
- Directzaai in de biologische teelt -
52
- Directzaai in de biologische teelt -
53
Bron: (Bokhorst 2004)
- Directzaai in de biologische teelt -
54
Bijlage 3. Gegevens van verschillende Directzaaimachines
Gewicht
(leeg) [kg]
Aankoppeling
Aandrijving
Rijafstand [cm]
Scharen/
kouters
Schaar/
kouter
belasting
max. [kg]
Afdekking
Vermogens
behoefte min.
[pk]
Prijs [€]
Gewassen
+/- vanaf
D9/AD3/AD2,5-6,0 (3,0)
P
680-9.000
Driepunt/ opbouw
Mech./ pneum.
12,5
Schaar/
schijfkouter
35
Strijkers
70
7.460
Granen en
dergelijke
Mulch
Opbouw standaard
met kopeg
Kamps de Wild www.kampsdewild.nl
Cirrus
3,0/4,0/6,0 (3,0)
4.050-8.850 Half gedragen
Pneum.
12,5
Schaar/
schijfkouter
50-100
Strijkers
120-200
40.280
Granen en
dergelijke
Mulch
Schijveneg
Kamps de Wild www.kampsdewild.nl
Primera
DMC
6,0-9,0-12,0 (3,0)
5.500
Pneum.
18,75
Messen schaar 52
Strijkers
150/170/225
73.970
Granen
Mulch/
direct
Zaaischaar werkt
redelijk intensief
Kamps de Wild www.kampsdewild.nl
Kamps de Wild www.kampsdewild.nl
www.amazone.
de
Merk/
Fabrikant
Serie/
product
naam
Amazone
Half gedragen
Mulch/
Opmerkingen
direct zaai
Dealer/
importeur in
Nederland
Contact
website
www.amazone.
de
www.amazone.
de
www.amazone.
de
Strijkers +
drukrol
136
-
Granen
Zaaien met een
Mulch/dire
smalle beitel,
ct
beperte bewerking
Schijf-kouter 250
Drukwiel
100
33.872
Granen/ grassen
Mulch/
direct
Geen
grondbewerking
-
www.a-dlandwehr.de
31,5
Tanden met
250
vleugel schaar
Drukwiel +
strijkers
150-175-200
40.341 (£
Granen
35.000)
Mulch
(Direct)
Zaaien via een
triltand, redelijk
intensief
-
www.claydond
rill.com
Mech.
12,5
Schijfkouter
130
Drukwiel +
strijkers
120
42.00055.000
Granen/grassen
Mulch/
direct
Combinatie met
triltanden
(cultivator)
Kongskilde
Benelux B.V Klundert
Molenvliet 20, 4791 GA
Klundert, Nederland,
Telefoon +31 (0)168408300,
[email protected]
www.kongskil
de.com
2.000/2.200/
Driepunts
2.500
Mech.
15
Triltanden
110/120/ 130 Strijkers
120/140/160
-
Granen/grassen
Mulch/
direct
Zaaien via een
triltand, redelijk
intensief
Kongskilde
Benelux B.V Klundert
Molenvliet 20, 4791 GA
Klundert, Nederland,
Telefoon +31 (0)168408300,
[email protected]
www.kongskil
de.com
2,0/3,0/4,0 (3,0)
2.200/3.800 Driepunt
Mech.
variabel vanaf
20cm
Tanden met
vleugels
260
triltandje en
strijker
70
18.000
Granen/grassen/
Mulch/
zonnebloemen/
direct
bonen
Geen
grondbewerking
-
3,0 (3,0)
2.226
Mech.
12,5 cm
Zaai schaar
-
Strijker
90
-
Granen/ grassen/
rijst/ bonen/
Mulch
koolzaad
Aanbouw standaard
Vormec BV.
met kopeg
Eesveenseweg 17, 8332 JA
Steenwijk Tel: +31www.maschionet.c
521514095 Mail:
om/gaspardo
[email protected] Web:
www.vormec.nl
Pinta
4,0-4,5-5,0 (2,50)
930/2.046940/2.070950/2.090
-
Granen/ grassen/
rijst/ bonen/
Mulch
koolzaad
Heeft waarschijnlijk
zonder
voorbewerking te
Vormec BV.
weinig kracht om
zaad goed onder te
werken.
Eesveenseweg 17, 8332 JA
Steenwijk Tel: +31www.maschionet.c
521514095 Mail:
om/gaspardo
[email protected] Web:
www.vormec.nl
S-SC / SLSLC
2,5-3,0-3,6 (2,53,17-3,67)
630/1.340750/1.580845/1.880
-
Granen/ grassen/
Mulch/
rijst/ bonen/
direct
koolzaad
Verkrijgbaar in
combinatie met
cultivator, redelijk
intensieve
bewerking.
Eesveenseweg 17, 8332 JA
Steenwijk Tel: +31www.maschionet.c
521514095 Mail:
om/gaspardo
[email protected] Web:
www.vormec.nl
Cayena
Danagri
Werkbreedte
(transport) [m]
6,0 (2,9)
5.700
Getrokken
Pneum.
16
Tanden
Auf der
Landwehr
GmbH
Tandem-flax
3,0 (3,0)
300
3.000
Getrokken
Mech./ pneum
15.0
Claydon
Direct
Cultivator
Drill
3,0-6,0 (3,0-3,45)
2.500-3.750 Driepunts
Pneum.
Kongs-kilde
Flexi Drill
3000
3,0-4,0 (3,0-4,0)
3.050-3.800 Getrokken
Vibro Seeder 4,0/5,0/6,0 (3,0)
Eco-Dyn
Eco-Dyn
Gaspardo
Dama
Aanbouw
Driepunts
Pneum.
Driepunt/ getrokken Mech.
12,4-14
Schijfkouter
17/18-22/2525/28
Cultivator
tanden
-
-
-
Strijker
Strijker
80-90
70-90-100
- Directzaai in de biologische teelt -
Vormec BV.
www.ecodyn.de
55
Merk/
Fabrikant
Gaspardo
Serie/
product
naam
Werkbreedte
(transport) [m]
Gewicht
(leeg) [kg]
Primavera
4,0-4,50-5,0-6,0
(3,0)
1.850/4.5001.900/4.630/ Driepunt
2.000/5.070
Directa
2,88-3,96 (3,204,20)
2.430-3.280 Getrokken/ driepunt Mech.
Aankop- peling
Aandrijving
Pneum.
schaar/
kouter
belasting
max. [kg]
Rijafstand [cm]
scharen/
kouters
12,5 (15,0)
Cultivator
tanden/dubbel e schijven
Drukwielen
18
schijfkouter
Drukwiel
(strijker)
Drukwielen
200
5,80 (2,55)
Manta (MTR
Waarschijnlijk ook
zaai1.870-2.350 Driepunt
in 3 meter
element)
verkrijgbaar
Pneum.
18-75
Dubbele
schijfkouter +
150
optioneel
voorkouter
Gherardi
Drillmaschine
G100
Great Plains
Afdek-king
Vermogens
behoefte min.
[pk]
120-160-200-260 -
Vormec BV.
120-130
-
Granen/ grassen/
Mulch/
rijst/ bonen/
direct
koolzaad
Geen
grondbewerking
Vormec BV.
110-130
-
Vlinderbloemige
, mais,
Mulch/
zonnebloem,
direct
brassica, biet,
cichorei, etc.
Precisiezaaimachine
. Geen
Vormec BV.
grondbewerking
Drukwiel
100
24.235
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Geen
grondbewerking
75.000/ Granen en
124.000 dergelijke
Mech.
17,5/19,0
Dubbelen
schijven
schaar
NTA607HD/
6,0/9,0 (3,0)
NTA907/HD
10.600/
13.700
Getrokken
Pneum.
15,0/19,0
2 of 3 schijven
250
scharen
-
170/200
NTA1000/1300/2 3,0/4,0/6,0 (3,0)
000
4.080/
Getrokken
4.850/ 7.460
Pneum.
16,7/19,0
3 schijven
scharen
250
Strijker
100/140/180
3P-1006NT 2,86 (3,0)
2.890
Mech.
19
3 schijven
scharen
180
-
100
Hatzenbichler Mustang
3,0/4,0/4,5/6,0/8,0
(3,0)
3520-6820
Driepunts
Driepunts/ getrokken Pneum.
Dealer/
importeur in
Nederland
De zaaibeitels
hebben een matige
intensieve
bewerking
Getrokken
-
Mulch/
Opmerkingen
direct zaai
Granen/ grassen/
Mulch/
rijst/ bonen/
direct
koolzaad
4.500
4,4 (3,0)
Prijs [€]
Gewassen
+/- vanaf
55.000/4
Granen en
6.000/
dergelijke
72.000
Granen en
20.000
dergelijke
12,5
dubbele
schijven
85
Strijkers
110-250
35.975
Granen en
dergelijke
Heko
Heko3,0-4,5 (3,0)
Sämaschine
1.580-2580 Driepunts
Pneum.
12,5
triltand +
ganzevoet
90
Drukrol
90-135
-
Granen en
dergelijke
HE- VA
Kulti-Seeder 3,0/4,0 (3,0/4,0)
1.350/1.850 Driepunts
Mech.
12,0
Schijven
kouters
75
Strijker
110-135
24.340/
31.104
Granen en
dergelijke
Terra-Seeder 4,0/5,0/6,0 (3,0)
2.200/
Driepunts
2.700/ 3.240
Pneum.
12,5
Schijven
kouters
80
Strijker
160-190-220
32.777/
38.725/
44. 079
Granen en
dergelijke
- Directzaai in de biologische teelt -
Contact
Eesveenseweg 17, 8332 JA
Steenwijk Tel: +31521514095 Mail:
[email protected] Web:
www.vormec.nl
Eesveenseweg 17, 8332 JA
Steenwijk Tel: +31521514095 Mail:
[email protected] Web:
www.vormec.nl
Eesveenseweg 17, 8332 JA
Steenwijk Tel: +31521514095 Mail:
[email protected] Web:
www.vormec.nl
website
www.maschionet.c
om/gaspardo
www.maschionet.c
om/gaspardo
www.maschionet.c
om/gaspardo
-
www.ariosta.de
Mulch/
direct
-
www.greatplai
nsmfg.com
Mulch/
direct
-
www.greatplai
nsmfg.com
Mulch/
direct
-
www.greatplai
nsmfg.com
Optioneel met of
Mulch
zonder
voorbewerking
Zaaien via een
Mulch/dire
triltand, redelijk
ctzaai
intensief
NL-6500 AE Nijmegen, Tel:
Firma Frato
www.hatzenbichle
0031- 64 111 51,
r.com
Machine Import
[email protected]
-
www.hekolandmaschinen.
de
-
www.heva.com
Zeer matige tot geen
grondbewerking
Mulch
Matige
grondbewerking
56
Merk/
Fabrikant
Serie/
product
naam
Horsch
Sprinter ST 3,0/4,0/6,0/8,0 (3,0) 3.600/5.300 Getrokken
Pronto DC
Pronto AS
Werkbreedte
(transport) [m]
Gewicht
(leeg) [kg]
Aankoppeling
3,0/4,0/6,0/8,0/ 9,0
3.270/9420 Getrokken
(3,0)
4.100/12.90
6,0 (3,0)
Getrokken
0
Maistro RC 4,5-9,0 (3,0)
3.000/6,000 Getrokken
Aandrijving
Rijafstand [cm]
Scharen/
kouters
Schaar/
kouter
belasting
max. [kg]
Afdekking
Vermogens
behoefte min.
[pk]
Prijs [€]
Gewassen
+/- vanaf
Mulch/
Opmerkingen
direct zaai
Pneum.
25
Tanden +
ganzevoet
280
Strijkers
120-180
4ST39.000
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Pneum.
15
5-150
-
100-270
3Dc35.000
Pneum.
15
5-150
-
100-270
70.000
Granen en
dergelijke
Granen en
dergelijke
Mais/bonen/
zonnebloemen
Pneum.
37,5-75,0
Dubbele
schijven
Dubbele
schijven
Schijven
tot 300
Druk wielen
80-300
100/130/140
68.489
Granen en
dergelijke
Mulch
Geen
grondbewerking
JohnDeere
-
90/110/150
49.480
Granen/grassen/
Mulch/
zonnebloemen/k
direct
oolzaad
Geen
grondbewerking
JohnDeere
100
Strijkers
135-175
33.370
Granen en
dergelijke
Mulch
In combinatie met
een schijveneg
-
Schijven
130
Strijkers
150/160190/200
Mulch
In combinatie met
een schijveneg
-
Triltand
>200
Triltand
140
45,0-80,0
Schijven
120-150
Drukwiel
80-130
Pneum.
12,5-15,0
Schijven
-
Drukwiel
350
Pneum.
12,5
Dubbele
schijven
80
Drukwiel +
strijkers
150
12,5
Tanden
-
Strijkers
80-250
John Deere
740A
6,0/8,0/9,0 (3,0)
3000-3900
Getrokken
Pneum.
15
Dubbele
schijven
50
Strijkers
750A
3,0/4,0/6,0 (3,0)
2900-6300
Half gedragen
Pneum.
16,6
Schijven
250
Eros E300
3,0 (3,0)
2,45
Driepunt
Pneum.
12,5
Schijven
Eros EA
4500/6500/7
300/400/450 3,0/4,0/4,5/6,0 (3,0)
Getrokken
500/8000
/600
Pneum.
12,5
Ultima
3,0/4,0/6,0/8,0 (3,0) 4.860-7.600 Getrokken
Pneum.
Traithlon
3,0/4,0/6,0 (3,0)
2.000-3.850 Getrokken
Pneum.
1.800-5.500 Driepunts
Pneum.
8.350
Getrokken
3.450
Getrokken
Kuhn
SD liner
3,0 (3,15)
-
JJ Dabekausen
BV
Pneum.
18,0
(breedwerpig)
16,0
(breedwerpig)
Drukrol +
strijkers
Drukrol +
strijkers
135-230
110-160
- Directzaai in de biologische teelt -
49.680/7
9.780/85. Granen en
100/100. dergelijke
500
Granen en
35.000
dergelijke
31.500/3 Granen en
8.800
dergelijke
Vlinderbloemige
, mais,
zonnebloemen,
kolen en bieten
100.000
Mulch
(direct)
Mulch
(direct)
Redelijk intensief
Redelijk intensief
www.horsch.co
m
www.horsch.co
m
www.horsch.co
m
-
Matig intensief
Driepunts
Maxima 2
(leverbaar
2,5/3,0/4,4/6,0/9,0
met dubbele (3,0)
balk)
Moduliner
HR 6004
6,0 (3,0)
ML
Mulch/
direct
Packo Agri S.A.
(Belgiën)
Packo Agri S.A.
(Belgiën
website
www.horsch.co
m
-
13.685
3,0/4,0/4,6/5,0/6,0/6
830-4.500
,6/8,0 (2,9)
Köckerling
Mulch
Contact
-
Granen/grassen/
maïs/zonnebloe
men/koolzaad Mulch
(ook fijne
groente zaad)
JJ.Dabekausen
Aguirre RS
BV
Kerner
Maschinebau
-
Mulch
Zaaien met een
ganzevoetbeitels,
intensief
Standaard in combi.
met schijveneg
Standaard in combi.
met schijveneg
Geen
grondbewerking
Dealer/
importeur in
Nederland
Galvaniweg 10, 6100 AA
Echt. Tel.0475-487021
www.dabekaus
en.com
Dealers zie website
www.johndeeredistributor. www.deere.de
nl
Dealers zie website
www.johndeeredistributor. www.deere.de
nl
www.kernermaschinenbau.
de
www.kernermaschinenbau.
de
Torhoutsesteenweg 166,
8210 Zedelgem
Torhoutsesteenweg 166,
8210 Zedelgem.
www.koeckerli
ng.de
www.koeckerli
ng.de
Mulch/
direct
Preciesie zaai, geen
grondbewerking
In Nederland zijn een
www.Kuhn.de
aantal verschillende dealers
Granen en
dergelijke
Mulch
Combinatie met een
kopeg
In Nederland zijn een
www.Kuhn.de
aantal verschillende dealers
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Geen
grondbewerking
In Nederland zijn een
www.Kuhn.de
aantal verschillende dealers
57
Merk/
Fabrikant
Serie/
product
naam
Kverneland
Monopill
3,0/6,0/9,0/12,0
(Optie mulch
(3,0)
zaai)
Optima HD
Werkbreedte
(transport) [m]
3,0/4,5/6,0/9,0
(2,7/3,0)
Aankoppeling
400/910/175
Driepunts
0/2800
600-1820
Optie: Driepunts of
getrokken
Schaar/
kouter
belasting
max. [kg]
Afdekking
Vermogens
behoefte min.
[pk]
Schijfkouter +
63
schijf
Strijkersdrukwielen
80-140
Bieten, cichorei
en andere fijne Mulch
zaden
30-80
Schijfkouter +
129
schijf
Drukwielen
115-150
Mais, bieten,
bonen,
zonnebloemen,
etc.
Mulch/
direct
Strijkersdrukwielen
100-140
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Aandrijving
Rijafstand [cm]
Scharen/
kouters
Mech.
12,5-50
Pneum.
Prijs [€]
Gewassen
+/- vanaf
Mulch/
Opmerkingen
direct zaai
Tine-Seeder 4,0/4,8/5,0/5,6/6,0
EVO
(3,0
1.600-1.905 Driepunts
Pneum.
12,5-15
Zaaitand
3,0/4,0/4,5/4,8/6,0
(3,0/4,0)
4.160-7.500 Getrokken
Pneum.
12,5
Schijfkouter +
160
schijf
Strijkersdrukwielen
150-180
Granen en
dergelijke
Mulch
(Direct
Driepunts- opbouwPneum.
getrokken
12,5
Schijvenkoute
80
r
Drukwielenstrijkers
90-230
Granen en
dergelijke
Mulch
Driepunt
Pneum.
12,5
Schijvenkoute
50
r
Drukwielenstrijkers
200
40.923
Granen en
dergelijke
Mulch
MSC
DA-DT-DL2,5-12,0 (+/-3,0)
DF-DV-DG
Lemken
Gewicht
(leeg) [kg]
500-8500
50
25.332
Dealer/
importeur in
Nederland
Contact
website
De Drieslag 30, 8251 JZ
Kverneland
Dronten. Tel. +31 321 387
Preciesie zaai, geen
Group Benelux 100
Mail:
grondbewerking
B.V.
benelux.sales@kverneland
group.com
De Drieslag 30, 8251 JZ
Kverneland
Dronten. Tel. +31 321 387
Preciesie zaai, geen
Group Benelux 100
Mail:
grondbewerking
B.V.
benelux.sales@kverneland
group.com
De Drieslag 30, 8251 JZ
Zaaien met beitel
Kverneland
Dronten. Tel. +31 321 387
matig tot redelijk
Group Benelux 100
Mail:
intensief
B.V.
benelux.sales@kverneland
group.com
De Drieslag 30, 8251 JZ
Combinatie met
Kverneland
Dronten. Tel. +31 321 387
schijveneg redelijk Group Benelux 100
Mail:
intensief
B.V.
benelux.sales@kverneland
group.com
De Drieslag 30, 8251 JZ
Combinatie met
Kverneland
Dronten. Tel. +31 321 387
kopeg redelijk
Group Benelux 100
Mail:
intensief
B.V.
benelux.sales@kverneland
group.com
De Drieslag 30, 8251 JZ
Combinatie met
Kverneland
Dronten. Tel. +31 321 387
kopeg redelijk
Group Benelux 100
Mail:
intensief
B.V.
benelux.sales@kverneland
group.com
Combinatie met
Hans Hoogland:
Tel:+31653527135 Mail:
kopeg redelijk
Area Sales Manager [email protected]
intensief
www.kvernela
nd.com
www.kvernela
nd.com
www.kvernela
nd.com
www.kvernela
nd.com
www.kvernela
nd.com
i-drill PRO
HD
3,0-3,5-4,0 (3,0-3,54,0)
Solitair 8
3,0-4,0 (3,0-4,0)
910-1018
Opbouw
Pneum.
12,5-15
Dubbelen
50
schijvenkouter
Strijkers
-
-
Granen en
dergelijke
Mulch
Solitair 9
k/ka
4,0-4,5-5,0-5,0 (3,0)
1.208-1.370Opbouw
1.360-1.690
Pneum.
12,5-15
Dubbelen
50
schijvenkouter
Strijkers
-
33.796
Granen en
dergelijke
Mulch
Combinatie met
kopeg redelijk
intensief
Hans Hoogland:
Tel:+31653527135 Mail:
Area Sales Manager [email protected]
www.lemken.c
om
4405-4.560Aangehangen
4.678
Pneum.
12,5-15
Dubbelen
50
schijvenkouter
Strijkers
-
77.317
Granen en
dergelijke
Mulch
Combinatie met
kopeg redelijk
intensief
Hans Hoogland:
Tel:+31653527135 Mail:
Area Sales Manager [email protected]
www.lemken.c
om
Solitair 10k 4,0-5,0-5,0 (3)
www.kvernela
nd.com
www.lemken.c
om
Solitair 12k
8,0-9,0-10,0-12,0
(3,0)
4.560-4.740Aangehangen
4.920-5.330
Pneum.
12,5-15
Dubbelen
50
schijvenkouter
Strijkers
-
85.492
Granen en
dergelijke
Mulch
Combinatie met
kopeg redelijk
intensief
Hans Hoogland:
Tel:+31653527135 Mail:
Area Sales Manager [email protected]
www.lemken.c
om
CompactSolitair 9
HD
4,0 (4,0)
4.370
Pneum.
16,7
Dubbelen
70
schijvenkouter
Strijkers
130-300
60.645
Granen en
dergelijke
Mulch
Combinatie met
Hans Hoogland:
Tel:+31653527135 Mail:
schijveneg redelijk Area Sales Manager [email protected]
intensief
www.lemken.co
m
Aangehangen
- Directzaai in de biologische teelt -
58
Serie/
Merk/Fabrika
product
nt
naam
Werk-breedte
(transport) [m]
Gewicht
(leeg) [kg]
Monosem
NX
3,0-4,5-6,0 (3,20)
Pöttinger
Terrasem
R3/R4
Rabe Agri
Semeato
Sulky
schaar/
kouter
belasting
max. [kg]
Vermogens
behoefte min.
[Pk]
Prijs [€]
Gewassen
+/- vanaf
Schijfkouter + Waarschijnlijk
Drukwielen
dubbele schijf rond de 130 kg
120
-
Mais, bieten,
bonen,
zonnebloemen,
etc.
Mulch/
direct
Preciesie zaai, geen Van den Berg
grondbewerking
Farmstore BV.
20-45
Dubbelen
40-120
schijvenkouter
Strijkers
110-140
-
Granen en
dergelijke
Mulch
(Direct)
Combinatie met
schijveneg redelijk Duport BV
intensief
Pneum.
20-45
Dubbelen
40-120
schijvenkouter
Strijkers
140-190-270
-
Granen en
dergelijke
Mulch
(Direct)
Combinatie met
schijveneg redelijk Duport BV
intensief
Mech.
12,5
Schijvenschaa
50
r
Drukrol+strijker
105
s
-
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
4,0-4,5-5,0-6,0 (3,0) 5.170-7260 Halfgedragen
Pneum.
12,5
Schijvenschaa
80
r
Drukrol+strijker
100-200
s
85.285
Granen en
dergelijke
Mulch
MonoSeed
3.0-4,5-6,0 (3,0)
1.060-1.550 Driepunts
Pneum.
37,5-75
Drukwielen
110-150
-
TDNG 300
SEED
2,9 (3,0)
4.120
Getrokken
Mech.
17
Drukwielen
70
33.000
TDTRONIC
3,0 (3,0)
5.350
Getrokken
Mech.
17
Drukwielen
80
48.000
PSL 9.11.13 3,6-4,5-5,40 (3.6)
6.500
Getrokken
Pneum.
45-90
Kouter +
230
dubbele schijf
Drukwielen
120-160
Easydrill
mechan.
3.300-4.400 Getrokken
Mech.
16,6
Schijfkouter
Drukwielen
120-170
Aandrijving
Rijafstand [cm]
scharen/
kouters
1.200-1.650Driepunt
2.150
Pneum.
30-80
3,0-4,0 (3,0-3,0)
4.200-6.000 Halfgedragen
Pneum.
Terrasem
C4/C6/C8
4,0-6,0-8,0 (3,0)
6.400-8.600Halfgedragen
10.200
MegaDrill
3,0 (3,0)
1.920
MegaSeed
3,0-4,0 (3,0-4,0)
Aankop- peling
Driepunts
Dubbele
schijven +
170
dubbele
kouters
Kouter +
dubbele
230
zaaischijf
Kouter +
230
dubbele schijf
250
Afstrijkers
- Directzaai in de biologische teelt -
Mulch/
Opmerkingen
direct zaai
Schuingeplaatste
zaaischijven, weinig
intensief
Combinatie met
schijveneg redelijk
intensief
Dealer in
Nederland
Er zijn meedere
rabe dealers in
Nederland
Er zijn meedere
rabe dealers in
Nederland
Contact
website
Melkweg 2, 2971 VK
Bleskensgraaf
Tel: +31- www.monosem.
com
184692732
Web:
www.farmstore.nl
Archimedesstraat 9, 7701 SG
Dedemsvaart,
Tel.
+31523613493 Mail:
[email protected] Website:
www.fransdunnewind.nl
Archimedesstraat 9, 7701 SG
Dedemsvaart,
Tel.
+31523613493 Mail:
[email protected] Website:
www.fransdunnewind.nl
www.poettinge
r.at
www.poettinge
r.at
Christiaan Liebau B.V. jddealer.nl/liebau
www.rabeagri.eu
Christiaan Liebau B.V. jddealer.nl/liebau
www.rabeagri.eu
Vlinderbloemige
, maïs,
Mulch/
zonnebloemen, direct
etc.
Er zijn meedere
Preciesie zaai, geen
Christiaan Liebau B.V. jdrabe dealers in dealer.nl/liebau
grondbewerking
Nederland
www.rabeagri.eu
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Geen
grondbewerking
-
-
www.semeato.co
m.br
Granen en
dergelijke
Mais,bonen,
zonnebloemen,
etc.
Mulch/
direct
Geen
grondbewerking
-
-
www.semeato.co
m.br
Mulch/
direct
Geen
grondbewerking
-
-
www.semeato.co
m.br
Granen, grassen,
39.550/4 erwten,bonen, Mulch/
9.050
zonnebloemen, direct
etc.
Zeer matige tot geen Van den Berg
grondbewerking
Farmstore BV.
Melkweg 2, 2971 VK
Bleskensgraaf
Tel: +31- www.sulkyburel.com
184692732
Web:
www.farmstore.nl
59
Merk/
Fabrikant
Serie/
product
naam
Werkbreedte
(transport) [m]
Gewicht
(leeg) [kg]
Sumo
Versadrill
3/4/6/8
3,0-4,0-6,0-8,0 (3,0)
5.000-6.000Getrokken
7.500-9.500
Väderstad
Aankoppeling
Rapid RDS
Super
3,0-4,0 (3,0-4,0)
3.400-4.500 Getrokken
SL/Favorit
Spirit
400/600/800 4,0-6,0-8,0-9,0 (3,0) 5.400-9.200 Getrokken
/900s
Seeds Hawk
4,0-6,0-8,0 (3,0)
3.900
Getrokken
C
Carrier Drill 3,0 (3,0)
Terra Drill AVogel & Noot
3,0-4,0 (3,0-4,0)
D
2.400
Aandrijving
Rijafstand [cm]
Scharen/
kouters
Schaar/
kouter
belasting
max. [kg]
Afdekking
Vermogens
behoefte min.
[pk]
Prijs [€]
Gewassen
+/- vanaf
Mulch/
Opmerkingen
direct zaai
Pneum.
16,6
Schijfkouter
250
Drukwiel
140-350
50.00060.00079.50096.500
Granen en
dergelijke
Mulch
Mech.
12,5
Schijfkouter
130
Strijkers
110-160
-
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
-
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Matige intensief
-
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Schuingeplaatste
zaaischijven, weinig
intensief
Mulch/
direct
Schuingeplaatste
zaaischijven, weinig
intensief
Mecha Trac
BV
Pneum.
Pneum.
Getrokken/aanbouw Mech.
1.900-2.450 Driepunts/ aanbouw Pneum.
Dubbelen
schijven
80
25
Cultivator
tanden
12,5
Schijf
12,5-16,7
Drukrol +
strijkers
160-270
150
Drukrol +
strijkers
110-220
120
Wals + strijkers 110
Combinatie met
LMB Sarink
voor woelters, zeer
Elfrink
intensief
Combinatie met
schijveneg redelijk
intensief
Combinatie met
schijveneg redelijk
intensief
-
-
Wals
110-140
26.464
45
Afstrijker +
wals
140-160
27.272
Granen en
dergelijke
Mulch/
direct
Schuingeplaatste
zaaischijven, weinig
intensief
Mecha Trac
BV
Strijker
120-160
11.632
Granen en
dergelijke
Mulch
(direct)
Combinatie met
kopeg redelijk
intensief
Mecha Trac
BV
Dubbele
schijf
Master Drill 3,0-4,0-4,5 (3,0-4,0- 800-970A
4,5 )
1.060
Pneum.
12,5
Enkele of
30
dubbele schijf
- Directzaai in de biologische teelt -
Rijkstraatweg 116, 7383
AW Voorst, Nederland.
Tel: +31-575502500
website:
www.sarinkelfrink.nl
www.sumo1.co
m
-
www.vaderstad.c
om
-
www.vaderstad.c
om
-
www.vaderstad.c
om
-
www.vaderstad.c
om
-
Schijf
12,5
website
-
12,5
Pneum.
Contact
-
Granen en
dergelijke
Terra Drill
3,0-4,0-5,0-6,0 (3,0FT1-S/ FT12.500-4.400 Driepunts/aanbouw
4,0)
D/FT2-D
Aanbouw (eg)
-
Dealer/
importeur in
Nederland
Pollaan 49, 7202 BV
Zutphen
Tel:+31575591911 Mail:
[email protected] Web:
www.mechatrac.nl
Pollaan 49, 7202 BV
Zutphen
Tel:+31575591911 Mail:
[email protected]
Web:www.mechatrac.nl
Pollaan 49, 7202 BV
Zutphen
Tel:+31575591911 Mail:
[email protected] Web:
www.mechatrac.nl
www.vogelnoot.info
www.vogelnoot.info
www.vogelnoot.info
60
Bijlage 4. Proef: Toepassing directzaai in Nederland met geschikte
groenbemesters
Er zijn een aantal internationale ervaringen op het gebied van directzaai. In Nederland is
directzaai relatief onbekend. Om in Nederland aan de slag te kunnen met directzaai is
basiskennis nodig. Om meer ervaring te krijgen met groenbemesters voor directzaai
onder de Nederlandse omstandigheden is een demo met groenbemesters gezaaid.
Achtergronden en doelstellingen
Groenbemesters zijn de basis van directzaai. In het buitenland zijn al veel ervaringen
opgedaan. Deze ervaringen zijn niet altijd één op één te vertalen naar Nederlandse
begrippen. Proeven zijn nodig om vertaal stappen te maken naar Nederlandse begrippen.
In het buitenland heeft men goede ervaringen met onder andere winterrogge,
winterwikke, veldbonen, zonnebloemen, boekweit en facelia. Zijn deze groenbemesters
geschikt voor directzaai in Nederland? Nederland kent namelijk een andere
teeltmethodes en een ander klimaat. De doelstelling is, welke groenbemesters zijn
geschikt voor directzaai in de Nederlandse bio landbouw.
Methode en opzet
Vooraf gaand aan de proef is er informatie verzameld. Deze informatie is afkomstig uit
het vakblad LOP (www.pfluglos.de) en van boeren die werken met directzaai. De
uitkomsten van deze proef zijn verwerkt in tabellen. In deze tabellen staan de
groenbemesters die in het buitenland veel gebruikt worden bij directzaai. Deze tabellen
zijn te vinden in bijlage 4.1. Daarnaast staan in deze tabellen de zaaihoeveelheden per
hectare en het benodigde zaaizaad voor de proef.
De proefvelden zijn aangelegd op het bedrijf van A. van Hootegem. De groenbemesters
zijn gezaaid na het rooien van aardappelen. De groenbemesters zijn gezaaid met een
“Lemken Solitair” in combinatie met een Kverneland CLI (4 tanden) en een rotorkopeg.
In onderstaande tabel staan de gegevens van de proefvelden.
- Directzaai in de biologische teelt -
61
Opzet proefvelden ingezaaid met groenbemesters
Noord
100kg/ha
opp. +/- 0,84ha
168,5 kg/ha opp. +/- 21ha
7. Japanse haver
4. Veldbonen + Gele mosterd
62,5kg/ha
Wikke +
Wikke +
opp. +/- 0,84ha Wikke +
5. Japanse haver + Gele mosterd
opp. +/- 0,21ha
opp. +/- 0,21ha
44,4kg/ha opp. +/-0,21ha
57,5kg/ha
57,5kg/ha
1. Boekweit + Facelia + Gele Mosterd
3. Facelia + Boekweit
8. Japanse haver + Facelia
Zonnebloem + B. lupine
Opmerkingen: Eerst 5 meter is overal zonnebloem + blauwe lupine bij gezaaid. Vervolgens is er bij elke proefveld grenzen (bordjes) ongeveer 10
meter zonnebloem en lupine bij gezaaid van ongeveer een breedte van 2 meter (Grenzen van velden: niks op 8, 8 op 3, 3 op 1, 1 op 5). Wikke is
vooral gezaaid de eerst 10 meter bij het mengsel japanse haver + gele mosterd en bij de tweede en vierde baan bij het veld van japanse haver. Bij
veldbonen met gele mosterd is ook wat bijgezaaid de eerste meters.
Totale oppervlakte bedraagt +/- 2,6 hectaren.
Voorvrucht: Aardappelen (geoogst op 21-09-'10
Bemesting: 22-09-'10
Figuur B 2. Opzet proef groenbemesters.
Tussentijdse resultaten
Op 8 november zijn de proefvelden tussentijds beoordeeld. Hier kwamen de volgende
resultaten uit:
1.
Mengsel Boekweit + Facelia + Gele mosterd bedekt de bodem voor 40%.
Boekweit is al afgestorven voordat deze massa heeft geproduceerd. Facelia heeft
een slechte ontwikkeling.
3.
Mengsel Facelia + Boekweit bedekt de bodem voor 35%.Boekweit is afgestorven
en heeft geen massa geproduceerd. Facelia heeft een slechte ontwikkeling.
4.
Mengsel Veldbonen + Gele mosterd bedekt de bodem voor 60%. Veldbonen
ontwikkelen zich heel goed en bedekken snel de bodem. Voor beter resultaat moet
er meer zaaizaad van veldbonen gezaaid worden. Mosterd heeft ook een goede
ontwikkeling.
5.
Mengsel Japanse haver + Gele mosterd bedekt de bodem voor 55%. Japanse
haver een Gele mosterd hebben een goede beginontwikkeling.
7.
Mengsel Japanse haver bedekt de bodem voor 55% . Goede beginontwikkeling.
8.
Mengsel Japanse haver + Facelia bedekt voor 50% de bodem. Facelia heeft een
slechte ontwikkeling.
Overigens is opgevallen dat zonnebloemen en lupine zich redelijk goed ontwikkelen in het
najaar. Sorghum lijkt niet bestand tegen lage temperaturen kan. De Sorghum was al
vroeg gezaaid (ca half augustus) en op 8 november al afgestorven.
Discussie
- Directzaai in de biologische teelt -
62
Door het natte najaar zijn de groenbemesters 2 tot 3 weken later gezaaid dan geplant.
Dit heeft invloed op de ontwikkeling van de groenbemesters. Het is toch de uitdaging te
zoeken naar groenbemesters die ook bij later zaaien nog bruikbaar kunnen zijn voor
directzaai.
Bijlage 4.1 Zaaitabellen
Groenbemester
Per hectaren
Beschikbare kg
Zonnebloem
Boekweit
Wikke
Facilia
Lupine
Gele mosterd
Tuinbonen
Japanse haver
10 tot 30 kg
50 tot 80 kg
100 tot 125kg
8 tot 12 kg
140 tot 160kg
15 tot 25 kg
200 tot 250 kg
60-80 kg
8 kg
20 kg
20 kg
12 kg
40 kg
9 kilo over
24 kilo over
50kg
200kg
Beschikbaar
per
ha
1 tot 0,25 ha
0,4 tot 0,25 ha
0,2 tot 0,16 ha
1,5 tot 1 ha
0,28 tot 0,25 ha
0,25 tot 0,20
3,3 tot 2,5 ha
Geheugen steuntje opp.
300m * 3 = 900 m2
400m * 3 = 1200 m2
500m * 3 = 1500m2
- Directzaai in de biologische teelt -
63
Mengsel zaaitabel
Mengsel Gewas
1
1/2
(Kg per ha +
extra marge)
delen door de
mengverhoud
ing
Oppervla
kte
in
m2
Bijv. 50
kg/ha
/0,24 =
12kg
Zaaizaad
hoevee
l-heden
in kg
Toelichting
40kg + 10kg
(25%) = 50 kg
33kg
2400
12 kg
8 kg aan houden
anders is er te
weinig zaad
6kg
+
1,5kg(25%)=
7,4 kg
2400
Gele mosterd
4kg
2400
1 kg
Dus + 1 kg gele
mosterd
en dan
maar 8 kg boekweit
10kg + 2,5
(25%)=
12,5
kg
4kg
+
1kg(25%)=
5kg
54 kg+ 13,5
kg(25%)
=
67,5kg
6
kg
+
1,5kg(25%)=
7,5kg
40kg
+
10kg(25%)=
50kg
125kg
+
31kg(25%)=
156kg
12,5 kg
2400
3kg
Mag eventueel 4 kg
worden.
2400
1,2 kg
2400
16,2kg
2400
1,8kg
2400
12kg
2400
(3600)
37,4 kg
(50kg)
2400
(3600)
10000
10000
3kg
(4 kg)
12,5kg
50kg
15000
150kg
2400
12kg
2400
1,8kg
Boekweit
1/3
1
1
1/2
1/6
Facelia
2
1/3
Zonnebloem
2
1/2
Facelia
2
1/2
lupine
3
1/2
Facelia
3
1/2
Boekweit
4
1/2
Tuinboon
4
1/2
Gele mosterd
5
5
7
1/2
1/2
Gele mosterd
Japanse
haver
8
Japanse
haver
Japanse
haver
8
Facelia
12,5 kg
40kg
+
10kg(25%)=
50 kg
100kg
40kg
+
10kg(25%)=
50 kg
6
kg
+
1,5kg(25%)=
7,5kg
8 kg
1,8 kg
1,8kg
12 kg aan houden
anders is er te
weinig zaaizaad
Liefst zaaien bij 300
meter en dan 4
gangen = 3600m2
Liefst
een
opp.
3600m2
1. 1/3 Zonnebloem +1/3 Boekweit + 1/2 Facelia + 1/6 Gele Mosterd
2. 1/3 Zonnebloem + 1/3 Facelia + 1/3 Lupine
3. ½ Facelia + ½ Boekweit
- Directzaai in de biologische teelt -
44,4kg/ha
85 kg/ha
57,5 kg/ha
64
4. ½ Tuinboon + ½ Gele mosterd
5. ½ Gele mosterd + ½ Japanse haver
6. ½ Japanse haver + ½ Wikke
7.
Japanse haver
8. ½ Japanse haver +½ Facelia
168,5 kg/ha
62,5 kg/ha
206 kg/ha
100kg/ha
57,5kg/ha
Groenbemesters die getypte zijn met een rood lettertype zijn uit het mengsel
weggelaten.
- Directzaai in de biologische teelt -
65
Bijlage 5. Artikel Ekoland
Directzaai in de Biologische landbouw
Sander Bernaerts DLV plant en Thomas Zijlmans stagiaire DLV plant
Een aantal biologische bedrijven ploegen sinds een aantal jaren niet meer. Deze
ondernemers houden zich zo veel mogelijk aan de principes van Conserverende
Landbouw: Streven naar jaarronde bedekking van de bodem met organisch materiaal en
minimale bodembewerking. De ultieme vorm van Conserverende Landbouw is directzaai.
Hierbij wordt de bodem helemaal niet meer bewerkt en wordt rechtstreeks in de stoppel
of groenbemester gezaaid. Voor biologische landbouw biedt directzaai mogelijk
interessante voordelen. Is dit mogelijk in de biologische teelt? En wat zijn de voordelen?
Om met de voordelen te beginnen: Directzaai wordt in de gangbare landbouw toegepast
omdat de bodemstructuur vergaand kan verbeteren en voor de besparingen op
mechanisatiekosten en arbeid. Onkruidbestrijding gebeurt gangbaar uiteraard chemisch.
Als directzaai in biologische teelt wordt uitgevoerd moet de groenbemester of voorvrucht
het onkruid voldoende onderdrukken. Dit is essentieel omdat door de massa geen
mechanische onkruidbestrijding mogelijk is. Als de groenbemester voldoende het onkruid
onderdrukt zijn er geen kosten en arbeid nodig voor onkruidbestrijding. De besparingen
op grondbewerking en arbeid zullen daarnaast groter zijn dan in gangbaar omdat er
biologisch meer wordt bewerkt.
Op beperkte schaal zijn er in de wereld experimenten geweest met directzaai. Maar er
zijn ook al biologische telers die directzaai toepassen. Een mooi voorbeeld is het
biologische akkerbouwbedrijf van Manfred en Friedrich Wenz, op leemhoudend zandgrond
in zuidwest Duitsland. Manfred Wenz heeft 20 jaar ervaring met ploegloze landbouw. Op
het bedrijf wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van directzaai, waarbij enkel in het
najaar waar nodig een stoppelbewerking wordt uitgevoerd op een diepte van 3 tot 5 cm.
Dit heeft geresulteerd tot een betere bodemstructuur, gezonder gewas, minder
benodigde arbeid, lager brandstof verbruik en een hoger organischestof gehalte in de
bodem.
Na de oogst van een voedergewas lupine of haver blijft de ondergezaaide klaver over.
Deze klaver kan daarna nog flink ontwikkelen. Als het perceel voldoende onkruidvrij is
wordt in het najaar een wintergraan door de klaver gezaaid. De klaver heeft door zijn
krachtige groei een voorsprong op het graangewas. Deze voorsprong moet worden
weggenomen. De klaver wordt gemaaid en daarna bewerkt met een cultivator. Deze
snijdt de klaver deels zeer ondiep af met vlakke beitels. Tijdens het lossnijden van de
klaver wordt direct het graangewas ingezaaid. Op het bedrijf moet de klaver het
graangewas in zijn volledige stikstofbehoefte voorzien.
- Directzaai in de biologische teelt -
66
Rogge direct door een klavergewas heen gezaaid, waarbij ongeveer 1/3 van de klaver is
losgesneden. Bron: F. Wenz.
Op het bedrijf van Wenz wordt ook Soja en Erwt geteeld. Deze worden vaak direct
gezaaid in een groenbemester van zonnebloem, boekweit en klaver. Dit mengsel worden
gerold
waarbij
de
stengel
knakt
en
de
groenbemesters
afsterft.
Directzaai in erwten. Bron: F. Wenz.
Rollen van de groenbemester, gelijktijdig met zaaien van de soja
- Directzaai in de biologische teelt -
67
In de Verenigde Staten is er ervaring met directzaai van pompoen. Extra voordeel
hiervan is een schonere vrucht. Ook is er vaak weinig tot geen onkruid tijdens het
teeltseizoen. Dit systeem start met het zaaien van een goede groenbemester in de
herfst. Deze groenbemester wordt tijdens de bloei in het voorjaar gerold waarbij direct
de pompoenen worden gezaaid. De dikke mulchlaag die achter is gebleven verhinderd de
groei van onkruiden. De groenbemester is vaak een combinatie van wikke en rogge.
Wikke alleen zou te snel verteren waardoor de vrucht alsnog vies kan worden en onkruid
zich kan ontwikkelen. Een voordeel van wikke is dat bij de snelle afbraak veel stikstof
vrijkomt die ten goede komt aan het gewas. Rogge breekt veel langzamer af dan wikke
waardoor de grond tijdens het teeltseizoen toch bedekt blijft.
Het is belangrijk dat de groenbemester tijdens het juiste stadium wordt gerold. De
groenbemesters sterft alleen goed af wanneer deze in bloei staat. De rijrichting van het
rollen en zaaien moet hetzelfde zijn. Het zaaiwerk komt nauw, de pompoenzaden moeten
goed bedekt zijn. Door de dikke laag mulch is dit niet eenvoudig.
Figuur 3. Directzaai bij de teelt van pompoenen.
Als deze teeltwijze van pompoen in Nederland zou werken dan zijn de voordelen enorm.
De groenbemester hoeft enkel gerold te worden. Daarmee worden 3 tot 4
zaaibedbereidingen bespaard en mogelijk is er geen mechanische en handmatige
onkruidbestrijding nodig. Als directzaai kan worden toegepast in bijvoorbeeld pompoen,
suikermaïs, kool, knolselderij of stamslaboon dan zijn de besparingen al snel € 750 per
ha. De bodemstructuur zal ook enorm verbeteren.
In Nederland wordt het volgende teeltseizoen geëxperimenteerd met directzaai. Op
verschillende percelen bij Alex van Hootegem in Kruiningen zijn verschillende
groenbemesters gezaaid die in dergelijke systemen al eerder zijn getest (wintergerst,
soedangras, boekweit, veldbonen e.d.). Alex van Hootegem ploegt al een aantal jaren
niet meer en heeft in 2010 geïnvesteerd in een Accord Optima HD directzaaimachine.
Deze machine kan met een druk 130 kg per zaaischijf ook zaaien door een dik pak
organische massa. Volgend seizoen zal geprobeerd worden de groenbemesters plat te
rollen en om de volgende stap te zetten in Conserverende Landbouw.
Foto van een perceel bij Alex.
- Directzaai in de biologische teelt -
68
- Directzaai in de biologische teelt -
69
Download