Directzaai in de Biologische teelt Thomas Zijlmans Projectstage DLV Plant December 2010 Onderdeel van het demoproject NKG en het bedrijvennetwerk Biologische akkerbouw en vollegrondsgroenten Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is eindverantwoordelijk voor POP2 in Nederland Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland Directzaai in de Biologische teelt Auteur: School: Opleiding: Leerjaar: Onderwerp: Stagedocent: Bedrijf: Begeleider: Plaats: Datum: Thomas Zijlmans Hogeschool HAS Den Bosch Tuinbouw en Akkerbouw 3 Projectstage B. van Sonsbeek DLV Plant bv Marktgroep akkerbouw Zuidwest S. Bernaerts Westmaas December 2010 Voorwoord Voor u ligt het verslag “Directzaai in de biologische teelt”. Dit verslag is tot stand gekomen tijdens de 15 weken durende projectstage, welke plaats vond in het 3e leerjaar van de opleiding Tuinbouw en Akkerbouw aan de Hogeschool HAS Den Bosch. De projectstage is uitgevoerd bij DLV Plant marktgroep Akkerbouw Zuidwest Nederland. Met dit projectverslag komt Conserverende landbouw in Nederland een stapje verder de toekomst in. Zodat Directzaai in de biologische landbouw kan worden geïmplementeerd. Allereerst wil ik S. Bernaerts bedanken voor zijn medewerking en zijn begeleiding van dit project. Ook wil ik A. van Hootegem bedanken voor zijn medewerking en het ter beschikking stellen van een aantal proefvelden. Daarnaast stel ik het zeer opprijs dat ik stage heb mogen lopen bij DLV Plant en ik wil daarom ook al de medewerkers bedanken voor hun bijdrage aan mijn geslaagde stage. Ik bedank B. van Sonsbeek voor zijn begeleiding vanuit de Hogeschool HAS Den Bosch. Thomas Zijlmans Westmaas, december 2010 Samenvatting Conserverende landbouw is een vorm van landbouw, waarbij grondbewerking zoveel mogelijk wordt vermeden en de bodem zoveel mogelijk bedekt is met organisch materiaal. Deze vorm van grondbewerking biedt vele voordelen. Conserverende landbouw vermindert bodemerosie, bevordert het bodemleven, verbetert de bodemstructuur en de bodemvruchtbaarheid, een verbeterde draagkracht en verhoogt de waterbergingscapaciteit van de bodem. Directzaai wordt vaak beschouwd als de meest zuivere vorm van Conserverende landbouw. Bij directzaai worden gewassen direct door de stoppel of door een groenbemester gezaaid, waarbij geen grondbewerking plaatsvindt. Directzaai biedt ook voor de biologische landbouw een goed perspectief. Naast de positieve uitwerking op de bodemkwaliteit zijn de besparingen op kosten voor arbeid (onkruidbestrijding en grondbewerking) en mechanisatie aantrekkelijk.. Op het gebied van directzaai in de biologische teelt zijn er een aantal positieve internationale ervaringen. Dit blijkt uit de verrichte studie. Deze ervaringen leveren geen kennis op die direct toepasbaar is voor de Nederlandse omstandigheden maar ook voor de Nederlandse biosector lijkt er zeker perspectief. Granen, pompoenen, maïs, kolen, bonen en erwten zijn geschikt voor directzaai. Bij directzaai in de biologische teelt wordt er een groenbemester geteeld die wordt gerold. In deze mulch wordt vervolgens gezaaid. Een systeem met directzaai lijkt alleen mogelijk als de groenbemester voldoende onkruidonderdrukkend is. Bij directzaai moet er dus een geschikte groenbemester – gewas combinatie wordt gevonden. Een groenbemester moet de bodem snel en goed kunnen bedekken. In sommige gevallen is het ook belangrijk voldoende stikstof ter beschikking te hebben. Om aan deze eisen te voldoen is het zaaien van groenbemestermengsels vaak het beste. Daarnaast moet de groenbemester op het juiste tijdstip worden gedood en op de juiste manier. Het gewas mag geen last hebben van nadelige allelopathische effecten. De grootste uitdaging is om de groenbemester onkruidvrij te houden. De internationale ervaringen zijn echter niet rechtstreek te vertalen naar Nederlandse begrippen. Dit komt vooral door het verschil in klimaat. Directzaai moet daarom ontwikkeld worden voor Nederlandse omstandigheden. In dit verslag zijn internationale ervaringen en uitkomsten omgezet in Nederlandse begrippen. Dit verslag biedt een goede basiskennis voor biologische akkerbouwers die het systeem met Conserverende landbouw willen verbeteren. Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................... 2 2. Conserverende landbouw.................................................................................... 3 2.1 Effecten conventionele grondbewerking ........................................................... 4 2.2 Effecten Conserverende landbouw .................................................................. 6 2.4 Effecten directzaai ........................................................................................ 8 3. Directzaai in de biologische teelt.........................................................................10 3.1 Toepassingen van directzaai in de gangbare teelt ............................................10 3.2 Perspectief directzaai in de biologische teelt....................................................11 3.3 Internationale ervaring.................................................................................12 4. Uitvoering directzaai in de biologische teelt ..........................................................30 4.1 Groenbemesters ..........................................................................................30 4.2 Techniek en mechanisatie .............................................................................35 4.3 Teelt ..........................................................................................................39 Conclusie.............................................................................................................42 Bronnenlijst .........................................................................................................44 Bijlage ................................................................................................................46 Bijlage 1. Inhoud van de bodem..........................................................................46 Bijlage 2. Bodemorganismen onder de loupe ........................................................48 Bijlage 3. Gegevens van verschillende Directzaaimachines .....................................55 Bijlage 4. Proef: Toepassing directzaai in Nederland met geschikte groenbemesters ..61 Bijlage 5. Artikel Ekoland ...................................................................................66 1. Inleiding Een aantal biologische akkerbouwers werken inmiddels al een aantal jaren volgens de principes van Conserverende landbouw (in Nederland ook wel aangeduid met Niet Kerende Grondbewerking). Op deze bedrijven zijn al zaaimachines aangeschaft die kunnen zaaien op percelen waar veel plantresiduen aanwezig zijn. Één bedrijf heeft een directzaaimachine gekocht waarbij residuen eigenlijk onder vrijwel alle omstandigheden geen probleem zijn. Met deze machine is directzaai mogelijk (zaaien zonder grondbewerking). Directzaai wordt vaak de ultieme vorm van Conserverende landbouw genoemd. Bij directzaai is er geen sprake meer van grondbewerking en krijgt het bodemleven de maximale kans om zich te ontwikkelen. Daarnaast kan directzaai in de biologische teelt mogelijk bijdragen aan lagere kosten voor onkruidbestrijding. De biologische telers zijn geïnteresseerd om dit teeltsysteem te ontwikkelen. De opdracht van dit verslag luidt dan ook als volgt: Hoe kan directzaai in de biologische akkerbouw worden toegepast. Deze stageopdracht was voor 50% onderdeel van het demonstratieproject Niet Kerende Grondbewerking en voor de andere helft van het bedrijvennetwerk biologische akkerbouw en vollegrondsgroenten. Het verslag bestaat uit een studie naar ervaringen met directzaai. Het gaat vooral om de ervaringen met groenbemesters in combinatie met een gewas en de benodigde mechanisatie om directzaai mogelijk te maken. In het kader van deze opdracht is er ook een demoveld met groenbemesters voor directzaai uitgezaaid in Kruiningen. De eerste ervaringen komen in het verslag aan bod. De doelstelling van dit verslag is om biologische boeren die aan de slag willen met directzaai te voorzien van basiskennis. Dit verslag is dan ook vooral bedoeld voor biologische akkerbouwers die het systeem met Conserverende landbouw willen verbeteren. Het verslag gaat specifiek over directzaai in de biologische teelt. directzaai in de biologische teelt is fundamenteel anders dan gangbaar omdat in de biologische landbouw de groenbemesters ook voldoende onkruidonderdrukkend moeten zijn. In het algemene deel van het verslag komt Conserverende landbouw aan de orde. Hierin komen een aantal begrippen voor die verwarrend kunnen zijn. Conserverende landbouw of grondbewerking staat in dit verslag synoniem aan Niet Kerende Grondbewerking. Bij Conserverende landbouw wordt grondbewerking zoveel mogelijk vermeden. Daarnaast wordt gestreefd naar een bodem die zoveel mogelijk bedekt is met organisch materiaal (in dit verslag vaak aangeduid als mulch). Verder in het verslag worden de perspectieven van directzaai besproken. In het laatste deel zijn diverse praktijkervaringen met directzaai beschreven. Verspreidt over de wereld zijn er toch een aantal positieve ervaringen. Als laatste worden diverse groenbemesters en hun bruikbaarheid besproken en komt ook de specifieke mechanisatie aan bod. Deze praktische informatie kunnen biologische akkerbouwers gebruiken in de praktijk. - Directzaai in de biologische teelt - 2 2. Conserverende landbouw Al eeuwenlang wordt er geploegd in de landbouw vooral om de bodem losser te maken en gewasresten onder te werken. In de laatste jaren is er in Nederland meer interesse in Conserverende landbouw. Dit begrip wordt door vele mensen op een andere manier geïnterpreteerd. In dit verslag wordt Niet Kerende Grondbewerking (NKG) synoniem gesteld met Conserverende Landbouw waarbij grondbewerking zoveel mogelijk wordt vermeden en waarbij de grond zo veel mogelijk bedekt is met organisch materiaal. “Conservation agriculture (CA) aims to achieve sustainable and profitable agriculture and subsequently aimes at improved livelihoods of farmers through the application of the three CA principles: minimal soil disturbance, permanent soil cover and crop rotations.” (FAO z.d.) Een goede bodemstructuur en een gezonde bodem zijn belangrijk in de landbouw en in het bijzonder in de biologische landbouw. Bodemverdichting is vaak direct te zien aan gewassen en nog in sterkere mate bij biologisch geteelde gewassen. Het is daarom niet verwonderlijk dat biologische ondernemers gebruik maken van vaste mest, groenbemesters, rijpaden en mechanisatie die niet zwaarder is dan noodzakelijk. Ook Conserverende landbouw kan een positieve invloed op de bodemstructuur hebben (Bernaerts 2008). Bij het principe van conserverende landbouw worden kerende, mengende en intensieve grondbewerkingen zoveel mogelijk vermeden. Een aantal voorbeelden van deze intensieve grondbewerkingen zijn: ploegen, spitten, diepfrezen en diep cultivatoren. Doordat de bodem zo min mogelijk wordt verstoord, wordt de structuur en het bodemleven zo min mogelijk aangetast. Het doel hiervan is een maximale opbouw van de bodemstructuur gevormd door planten en bodemleven. Het is het niet alleen belangrijk dat de bodem zo min mogelijk verstoord wordt. Het is ook belangrijk dat de bodem zoveel mogelijk bedekt blijft. [nietkerendegrondbewerking.nl] Het doel van deze vorm van grondbewerking is de bodem in topconditie te krijgen of te houden. In ZuidLimburg is het voorkomen van bodemerosie een belangrijk doel van Conserverende landbouw: Bij deze vorm van landbouw stijgt de waterinfiltratie. In een literatuurstudie van PPO worden de volgende voordelen genoemd Conserverende landbouw: • Meer bodemleven; • De bodemstructuur verbetert; • Het organische stof gehalte in de bovenlaag neemt toe; • De benutting van nutriënten in de bodem verbetert; • De ziektewering van de bodem verbetert; • De gewasopbrengst kan verbeteren; • Meer waterinfiltratie en transport van water verbetert; • De draagkracht en berijdbaarheid van de bodem verbetert; • Minder erosie door wind en water. van Daarnaast zijn er nog een aantal voordelen. Dit zijn niet de belangrijkste voordelen, maar zijn wel interessant voor de Nederlandse landbouw. • Lager brandstofgebruik; • Minder arbeid nodig voor grondbewerking; • Minder afspoeling van mineralen; • Een hoger bedrijfsrendement. De verwachting is dat er een stabieler systeem ontstaat. Dit systeem zou ook minder gevoelig kunnen zijn voor ziekten en plagen (Alebeek 2008). Conserverende landbouw - Directzaai in de biologische teelt - 3 biedt dus vele voordelen voor de landbouw. De combinatie met een vast rijpadensysteem is interessant omdat hierdoor de bodem minder verdicht wordt. Het is waarschijnlijk dat de bodem bij rijpaden èn conserverende landbouw sneller in de gewenste conditie is. De uitvoering van conserverende landbouw is afhankelijk van het bouwplan. Bij een bouwplan met veel rooivruchten, vrijwel standaard in Nederland, lijkt het erop dat zeker in de eerste jaren na omschakeling naar conserverende landbouw een jaarlijkse diepere grondbewerking noodzakelijk is. Een woeler met Dent Michel tanden of bijvoorbeeld een paragrubber zijn hier geschikt voor. Mengen en breken van de bodem moet tot een minimum beperkt worden, het belangrijkste doel is voldoende waterberging creëren. Na omschakeling is deze bewerking noodzakelijk om zo de negatieve invloeden van verdichtingen door oogst en van de ploegzool op te heffen. Het is ook belangrijk om er na te streven de bodem jaarrond bedekt te houden. Een goede bodembedekking vermindert de kans op erosie, slemp, stuif, hevige verdamping en temperatuursschommelingen. Om de grond jaarrond bedekt te houden wordt er na de oogst van een gewas een groenbemester ingezaaid. Andere voordelen van groenbemesters zijn, aanvoer van organische stof, meer draagkracht, betere bodemstructuur door diepe beworteling en minder uitspoeling van nutriënten. Binnen de conserverende landbouw zijn er meerdere systemen. Er zijn veel verwarringen over de verschillende systemen en technieken (Alebeek 2008). In de volgende paragraaf worden de effecten van conventionele grondbewerking uitgewerkt. Daarna worden kort minimale grondbewerking en directzaai uitgewerkt. Om de effecten van grondbewerking beter te begrijpen wordt kort de opbouw van de bodem met zijn de belangrijkste componenten uitgelegd in bijlage 1. Voor de taken en specifiekere functies van de verschillende organismen in de bodem wordt verwezen naar bijlage 2. Bodemorganismen onder de Loupe. 2.1 Effecten conventionele grondbewerking Grondbewerking heeft een grote invloed op de structuuropbouw, organische stof en het bodemleven in de bodem. Bij kerende en of mengende grondbewerkingen zoals ploegen en spitten wordt de bodem intensief bewerkt. Meest gebruikte methoden zijn ploegen en spitten. Kerende grondbewerking wordt toegepast om een schone, losse en vlakke teeltlaag te krijgen. Gewasresten worden bij deze vorm van grondbewerking geheel of grotendeels ingewerkt. Ziekten en plagen die vaak achterblijven in of op gewasresten worden weggewerkt. Er ontstaat een “nieuwe en schone” toplaag. Tevens worden onkruidzaden tijdens het keren ondergewerkt. Er worden echter wel onkruidzaden uit diepere lagen bovengewerkt. Intensieve grondbewerkingen hebben ook negatieven aspecten. Deze worden hieronder uitgewerkt. Fig. 2.1: Indringingsweerstand van een lichte zavelgrond met ploegzool. Bron: Huinink 1984 Ploegzool: Bij conventionele grondbewerking is er vrijwel altijd een ploegzool aanwezig. Over het algemeen geldt: Hoe lichter de grond hoe venijniger de ploegzool is. De ploegzool is een storende laag die ontstaat door het intensief bewerken en berijden van de bodem (figuur 2.1). De ploegzool wordt veroorzaakt of verslechterd door een aantal zaken: - Directzaai in de biologische teelt - 4 Tijdens het ploegen wordt de bovenste laag (meestal tussen de 20 en 30 cm) gekeerd. De laag hieronder wordt tijdens het ploegen verdicht door de trekkerband die door de ploegvoor rijdt. 2. De bovenste laag die intensief bewerkt is, bestaat uit losse grond. Deze laag is meestal droger dan de onderlaag en heeft daardoor meer draagkracht. Tijdens berijding van machines komt veel van de bodemdruk dan terecht op de nattere ondergrond. Deze vervormden er ontstaat extra versmering in de laag onder bewerkingsdiepte. 3. Na regenval spoelt regenwater relatief snel door de geploegde laag met veel (grote) poriën. De waterberging is bij de ploegzool beduidend minder. Hierdoor ontstaat interne slemp waardoor poriën of gangen dichtspoelen. Waardoor de ploegzool nog verder verdicht. 1. Structuur en Bodemleven: Door grondbewerking worden poriën doorbroken die zijn ontstaan door bodemleven of plantenwortels. Deze poriënzorgen normaal gesproken voor veel waterafvoer en voor de aanvoer van lucht. Bodembewerking heeft dus direct een negatieve invloed op de waterberging. Grondbewerking heeft nog meer negatieve effecten • De bewerkte laag wordt met een grote hoeveelheid zuurstof in contact gebracht. Dit resulteert in een versnelde mineralisatie; • Langgerekte en kwetsbare organismen zoals draadachtige schimmels worden beschadigd waardoor de grond vooral gedomineerd wordt door kleine eencellige bacteriën; • De bodemstructuur wordt beschadigd en dit geeft een significante reductie van arthropoden en regenwormen; • Vaak ontstaan er harde lagen die wortelgroei, zuurstofgehalte en waterinfiltratie in de diepere grondlagen hinderen; • Een kale onbedekte grond geeft geen demping van extreme temperaturen op het grondoppervlak en er ontstaat makkelijker verslemping. Indien gronden ontstaan met zuurstofniveaus onder de 16%, wordt een andere groep van organismen bevorderd waaronder veel ziekteverwekkende bacteriën en schimmels, zoals Pythium en Phytophthora.’ (Alebeek 2008) Erosie: ‘Een belangrijke reden dat Conserverende landbouw wordt toegepast is om erosie tegen te gaan. Er zijn twee vormen van erosie: Water- en winderosie. Bij watererosie worden bodemdeeltje meegesleurd door afstromend water. Bij intensieve grondbewerking worden natuurlijke poriën die in de bodem aanwezig zijn vernietigd. De grotere poriën, zoals gangen van wormen en wortelresten, zorgen voor veel afvoer van regenwater. Deze poriën geven lucht in de diepere lagen tijdens droge periodes. De kleinere tot zeer kleine poriën (<0,1 mm) zorgen voornamelijk voor de watervoorziening door capillaire werking. De meeste plantenwortels hebben een poriënvolume van >40% nodig, in verband met de indringings weerstand en de zuurstofvoorziening. Door een instabiele structuur wordt de bodem slempgevoeliger en ook de erosie neemt toe. Bij de eerste regenval slaan de (mechanische) poriën van de grond meteen dicht. Het water kan dan niet meer de grond intrekken, stroomt af, maar neemt ook een groot deel aan bodemdeeltjes mee (erosie). Het gevolg is dat het water op het laagste punt van het land blijft staan (afbeelding 2.2 en 2.3).’ (Beek 2009) - Directzaai in de biologische teelt - 5 Afb. 2.2 en 2.3: verslemping en erosie van de bodem. Bron: Muijtjens 2009 Bij winderosie worden de bovenste deeltjes van de bodem met de wind meegenomen. Dit komt vooral voor bij de lichtere gronden, zoals zand- en veengronden. Wanneer de toplaag onbedekt is, neemt de kans op winderosie toe. Winderosie kan veel schade brengen aan een gewas. Door het schuren van scherp zand of stofdeeltjes raken planten beschadigd. Daarnaast is winderosie een probleem m.b.t. de fijnstofproblematiek. Brandstofkosten en arbeidbesparing: Voor conventionele kerendeen intensieve grondbewerkingen is veel vermogen/brandstof nodig. Ook werksnelheden liggen laag. Vaak droogt het land snel uit, waardoor een ruwe harde uitgedroogde toplaag ontstaat. Hierdoor is ook bij de zaaibedbereiding extra energie nodig om het land fijn te krijgen. Dit alles kost meer arbeid en meer tijd dan bij Conserverende landbouw (Alebeek 2008). 2.2 Effecten Conserverende landbouw De poriën die zijn opgebouwd door het bodemleven en het gewas, zijn ten opzichte van poriën die mechanisch zijn ontstaan veel stabieler. Daarnaast geven poriën die op een natuurlijke wijze zijn ontstaan de bodem relatief een beter draagvermogen, meer waterinfiltratie en een gemiddeld hoger zuurstofgehalte in de bodem. Wordt niet meer diep bewerkt op een constante diepte, dan zal de ploegzool uiteindelijk verdwijnen. Verdichting kan nog wel een rol spelen als de bodem nog veel wordt bewerkt of als er veel wordt bereden. Bij verdichting kan ook een diepere corrigerende bewerking worden uitgevoerd die minder intensief is dan ploegen of spitten. Dit valt ook onder de noemer Minimale grondbewerking (zo min mogelijk intensief). Bij conserverende landbouw is het waterbergend vermogen groter. De bodem is in de winter bedekt door een groenbemester. Tijdens hevige regenbuien trekt het water sneller in de bodem. Regenwater loopt niet meer van de helling naar beneden, neemt hierbij geen bodemdeeltjes mee en voorkomt dus erosie. Bij Conserverende landbouw neemt de kans op erosie af met meer dan 90 procent. Ook bij Conserverende grondbewerking is er risico op slemp. Dit risico neemt toe naarmate de grond zeer fijn ligt en een groenbemester niet voldoende is ontwikkeld. (Geelen 2006). De bodemstructuur wordt beter bij conserverende landbouw. De gangen die gemaakt zijn door wormen blijven intact, de plantenwortels blijven aanwezig in de bodem. Na afbraak van deze wortels blijven stevige gangen over. Bodemdeeltjes blijven beter bij elkaar dan bij Conventionele grondbewerking. Kleine kruimels geven de bodem een luchtige structuur, zie figuur 2.4. - Directzaai in de biologische teelt - 6 Figuur 2.4: Bodemkruimels. Bron: Muijtjens 2009 Bij Conserverende landbouw daalt de afbraaksnelheid van organische stof. Er wordt meer organische stof opgebouwd en minder afgebroken. Door de verminderde afbraak van organische stof en door het vastleggen van mineralen in het bodemleven is er minder stikstof beschikbaar voor het gewas. Deze effecten zijn in de eerste jaren na aanvang met Conserverende landbouw het meest merkbaar. Dit ondanks de inzet van extra groenbemesters. Een effect kan ook zijn dat mineralen worden opgenomen door het bodemleven omdat dit uitbreidt. Naar verloop van een aantal jaren lijkt dit evenwicht zich meer te herstellen en komt er weer meer stikstof beschikbaar. Bij Conserverende landbouw lijkt de onkruiddruk een sterkere relatie te hebben met het voorgaande jaar. Veel onkruid in de voorvrucht of groenbemester betekent meer onkruid problemen in de volgteelt. Daarnaast kan mulch de onkruidbestrijding bemoeilijken. Een aantal van de voorkomende onkruiden bij directzaai zijn meerjarige onkruiden, deze zijn vaak lastiger te bestrijden, zie tabel 2.1. (Geelen 2006) (Alebeek 2008) Tabel 2.1: onkruidzaden per m2 bij verschillende grondbewerkingsprincipes. Bron: Geelen 2006 Na de omschakeling van conventionele landbouw naar conserverende landbouw vindt er vaak al een verdubbeling in aantallen regenwormen plaats(zie fig. 2.2) Figuur 2.2: Aantal regenwormen in een perceel met verschillende bodembewerkingen (NKG en klassiek ploegen). Bron: Masscheleyn 2006 - Directzaai in de biologische teelt - 7 Vooral de diepgravende regenvormen groeien in populatie. Dit komt omdat de verticale gangen waarin ze leven niet meer vernield worden en omdat er een strooisellaag aanwezig blijft aan de oppervlakte. Deze worm voedt zich met plantenresten die aan de oppervlakte van de bodem liggen. De diepgravende wormen maken grote verticale gangen tot wel 1 meter diep. Dit zorgt voor een goede drainage en luchtvoorziening in de bodem. Deze worm speelt een belangrijke rol bij de bodemstructuur. (Masscheleyn 2006) (Alebeek 2008) (Holland 2004) Bacteriën, schimmels, protozoa, nematoden, regenwormen e.a. hebben allen voedsel, lucht, water en een geschikte leefomgeving nodig. De leefomgeving wordt verbeterd door onder andere: Minimale verstoring van de bodem, bedekking van de bodem met plantaardig materiaal, een gezonde rotatie van gewassen en het zoveel mogelijk vermijden van pesticiden en meststoffen. Bij Conserverende grondbewerking blijven gewasresten met daarop pathogenen aan de oppervlakte aanwezig. Deze gewasresten kunnen het volgende gewas aantasten. Hiervan zijn nadelige effecten bekend bij intensieve rotaties met graan en maïs. Er zijn ook pathogene die in aantallen afnemen. Een eenduidig beeld is er niet. Bij een ruime vruchtwisseling lijken er weinig problemen. Bij biologische bedrijven lijkt bonevlieg een grotere plaag op bedrijven die niet ploegen. Dit komt waarschijnlijk omdat de bonevlieg afkomt op rottend materiaal. Dit materiaal blijft bij NKG meer in de toplaag. Door meer bodemleven in de toplaag, nemen interacties tussen micro-organisme, pathogene en predatoren toe. Hoe minder grondbewerking hoe groter de interacties. De bodem krijgt dan een natuurlijke onderdrukking voor plagen en ziekte. (Alebeek 2008) (Holland 2004). Niet grondgebonden plagen zoals slakken en muizen vertoeven goed in de vochtige, losse en bedekte bodem. Doordat hun leefomgeving minder wordt verstoord is hun overlevingskans toegenomen. Bij Conserverende landbouw zijn de kosten voor arbeid en machines lager. Bij omschakeling naar Conserverende landbouw moet de eerste jaren de stikstofinput iets groter zijn. Na een aantal jaren is dit in evenwicht. De opbrengsten bij Conserverende landbouw zijn vergelijkbaar met de conventionele landbouw. In de eerste 5 jaar lijkt het erop dat er een risico is dat opbrengsten lager zijn als de grond te extensief wordt bewerkt. Het duurt ongeveer 5 tot 7 jaar voordat gronden die in omschakeling zijn “gewend” aan de nieuwe situatie. Vaak zijn in jaar 2 en 3 wat extra moeilijkheden te verwachten met verdichting, stikstoflevering en opbrengst. Omdat de kosten van arbeid en mechanisatie lager zijn dan bij conventionele landbouw is een kleine opbrengstreductie niet altijd erg. De voordelen van conserverende landbouw zijn groot. Er zijn echter nog veel vragen en uitdagingen omdat de kennis en ervaring voor de Nederlandse situatie nog steeds beperkt is. Door plantenresten droogt en warmt de bodem in het voorjaar later op. Mechanische onkruidbestrijding kan soms lastig zijn als er veel mulch aanwezig is. (Bernaerts 2008), (Alebeek 2008), (Blauwer 2008), (FAO.org), (Nietkerendegrondbewerking.nl). 2.4 Effecten directzaai Bij directzaai wordt geen grondbewerking toegepast. Dit bespaart veel kosten voor arbeid en mechanisatie. Ook worden natuurlijke processen niet verstoord door bewerking. Naast verandering in zaaitechniek is streven naar een maximale bodembedekking een belangrijke factor. Bij directzaai worden gewassen direct door de stoppel of door een groenbemester gezaaid. Dit brengt vele voordelen met zich mee. Door het bedekt houden van de bodem, het niet bewerken van de bodem en de aanvoer van veel organische stof uit plantenresten, kan de bodemstructuur optimaal ontwikkelen. Het bodemleven kan ongestoord ontwikkelen en poriën worden niet meer mechanisch - Directzaai in de biologische teelt - 8 doorbroken. Ook het organische stofgehalte van de bodem stijgt, vooral in de toplaag. directzaai wordt in de gangbare landbouw dan ook toegepast om de bodemstructuur te verbeteren en voor de besparingen op mechanisatiekosten en arbeid. In de gangbare landbouw wordt men afhankelijker van bepaalde chemische bestrijdingsmiddelen. Directzaai wordt vaak beschouwd als de meest zuivere vorm van Conserverende landbouw. Het systeem heeft ook nadelen. Door de bodembedekking warmt en droogt de bodem in het voorjaar slecht op, hierdoor is het systeem minder geschikt voor vroege gewassen. Het tweede nadeel is de kans op ziekten en plagen. Door de grond jaarrond bedekt te houden ontstaat er voor bepaalde ziekten en plagen een ideale leefomgeving. Veel voorkomende problemen zijn slakken en muizen. In bouwplannen met veel granen is bekend dat problemen met fusarium toenemen naarmate er minder bodembewerking plaatsvindt. Het systeem is ook risicovoller ten aanzien van meerjarige onkruiden of grootzadige onrkuiden. Deze onkruiden breken gemakkelijker door de mulchlaag, waardoor het effect van de mulch als onkruidonderdrukker minder is. Daarnaast zijn eventuele onkruiden bijna niet meer mechanisch te bestrijden. De mulch belemmert het schoffelwerk. Precisiezaai wordt ook moeilijker in een no-tillage systeem, dit stelt dan ook eisen aan de mechanisatie. In Nederland zijn de machines schaars, loonwerkers beschikken ook meestal niet over deze machines. Na de omschakeling van conventionele grondbewerking naar Conservende landbouw is directzaai oftewel no-till vaak extra risicovol. Door de aanwezige ploegzool kan dan flinke opbrengstderving ontstaan. Mede hierdoor neemt de slempgevoeligheid toe. Gronden die fijn de winter in gaan, slaan sneller dicht. Het is dus belangrijk dat de bodem goed bedekt blijft. (Alebeek 2008), (Beek 2009), Bernearts 2008), (Blauwer 2008), (FAO.org), (nietkerendegrondbewerking.nl) - Directzaai in de biologische teelt - 9 3. Directzaai in de biologische teelt In de biologische landbouw is de structuur van de bodem zeer belangrijk. Een gezonde groei is belangrijk voor een goede weerstand tegen ziekten en plagen. De meststoffen die in de biologische teelt worden gebruikt moeten allemaal mineraliseren. Het is dus belangrijk dat de bodem gezond is, zodat mest en plantenresten optimaal kunnen worden benut. Daarnaast worden er in de biologische teelt veel kosten gemaakt voor onkruidbestrijding. Met directzaai zijn er mogelijkheden om onkruiden met groenbemesters te onderdrukken. In de gangbare teelten is directzaai al meer in ontwikkeling. De doelen en uitvoering van directzaai in de gangbare teelt is volstrekt anders dan bij biologisch teelten. Om een indruk te geven hoe de gangbare directzaai er uitziet wordt dit in de eerste paragraaf kort beschreven. 3.1 Toepassingen van directzaai in de gangbare teelt In de gangbare akkerbouw wordt directzaai vooral toegepast bij teelten zoals granen, soja, maïs en zonnebloemen. De meeste voorbeelden kom dan ook uit Australië en Noord- en Zuid-Amerika (fig. 3.1). Dit heeft vooral te maken met de grootschaligheid waarop de gewassen in die landbouw worden verbouwd en de keuze van de gewassen. In landen als Argentinië is meer dan 90% van het landbouwareaal directzaai. Directzaai wordt toegepast vanwege de lage kosten maar ook vanwege de goede resultaten op het gebied van oogstzekerheid en waterhuishouding. Wereldwijd neemt de toepassing van directzaai enorm toe. Figuur 3.1 Verdeling van No-till in de wereld in 2004, weergegeven in percentages. Bron: Basch 2009 Tussen 1995 en 2008 name het areaal directzaai met bijna 1600% toe. Het areaal directzaai was in 2008 zo’n 95 miljoen hectare. In figuur 3.1 is de verdeling van het areaal directzaai over de wereld te zien. (Basch 2009) (Beek 2009: Pag.11-13) - Directzaai in de biologische teelt - 10 In Europa is het aandeel directzaai in de landbouw klein. De ontwikkeling van conventionele landbouw naar Minimale grondbewerking of directzaai verloopt dan ook langzaam. Dit heeft veel te maken met de intensievere teelten die in Europa worden verbouwd. Ongeveer 10 % van het areaal in Europa is directzaai. Verklaringen hiervoor zijn: • In Europa worden boeren veel gesubsidieerd. In andere delen van de wereld niet, waardoor deze boeren inventiever zijn wat betreft het reduceren van kosten. • Er zijn nog weinig machines ontwikkeld die geschikt zijn voor het gebruik onder Europese omstandigheden. • Er is te weinig kennis. De kennis die in andere delen van de wereld bekend is, komt onvoldoende in Europa terecht. (Beek 2009: Pag.11-13) In tabel 3.1 staat hoe groot conserverende landbouw en Directzaai is in Europa. België Ierland Slowakije Zwitserland Frankrijk Duitsland Portugal Denemarken Verenigd Koninkrijk Spanje Hongarije Italië Totaal Opp. onder conserveringslandbo uw 140 000 ha 10 000 ha 140 000 ha 120 000 ha 3 000 000 ha 2 375 000 ha 39 000 ha 230 000 ha % van het landbouwarea al 10% 4% 10% 40% 17% 20% 1,30% 8% 1 440 000 ha 2 000 000 ha 500 000 ha 560 000 ha 10 054 000 ha 30% 14% 10% 6% Opp. onder Directzaai % van het landbouwarea al 100 ha 10 000 ha 9 000 ha 150 000 ha 354 150 ha 25 000 ha 0,30% 1% 3% 0,30% 3% 0,80% 24 000 ha 300 000 ha 8 000 ha 80 000 ha 960 250 ha 1% 2% 0% 1% Tabel 3.1: Schatting van oppervlakte onder Conserverende Landbouw en Directzaai in Europese landen in 2008. Bron: Alebeek 2008: Pag. 15 Directzaai wordt in de gangbare landbouw toegepast omdat de bodemstructuur vergaand kan verbeteren en voor de besparingen op mechanisatiekosten en arbeid. Onkruidbestrijding gebeurt uiteraard chemisch. Hierbij is het dus minder belangrijk dat een groenbemester onkruiden voldoende kan onderdrukken. Het merendeel van het gangbare areaal directzaai bestaat uit grootzadige gewassen (erwt, boon, soja, graan, maïs). 3.2 Perspectief directzaai in de biologische teelt In Nederland wordt er in de biologische landbouw nog geen directzaai toegepast. In Duitsland, Zwitserland en Noord-Amerika zijn er al wel wat ervaringen op dit gebied. De perspectieven voor de biologische teelt zijn besparingen op onkruidbestrijding, verbetering van de bodemstructuur en lagere kosten voor mechanisatie en arbeid. Bij de biologische landbouw is het absoluut voorwaarde dat bij directzaai het onkruid voldoende wordt onderdrukt. Door een dikke massa groenbemester kunnen onkruiden nauwelijks kiemen. Dit stelt wel een belangrijke eis aan de bodembedekking: De groenbemester of voorvrucht moet het onkruid vanaf het begin van zaai van de hoofdvrucht goed onderdrukken. In de groenbemester mag dan uiteraard nauwelijks onkruid staan. Dit is essentieel omdat door de massa (haast) geen mechanische onkruidbestrijding mogelijk is. Als dit lukt is er voor biologische teelt een groot extra voordeel haalbaar, namelijk op - Directzaai in de biologische teelt - 11 kosten voor onkruidbestrijding. De besparingen op kosten voor grondbewerking en arbeid zullen veel groter zijn dan bij gangbare directzaai omdat er biologisch meer wordt bewerkt. Dit systeem biedt dus in potentie veel voordelen. De groenbemester hoeft enkel gerold te worden. Daarmee worden 3 tot 4 zaaibedbereidingen bespaard en mogelijk is er geen mechanische en handmatige onkruidbestrijding noodzakelijk. Als directzaai kan worden toegepast in bijvoorbeeld pompoen, suikermaïs, kool, knolselderij of stamslaboon dan zijn de besparingen al snel € 750,- per ha. De bodemstructuur zal daarnaast enorm verbeteren. Voor details zie paragraaf ‘internationale ervaringen’. 3.3 Internationale ervaring In deze paragraaf worden een aantal ervaringen en voorbeelden met betrekking op directzaai in de biologische landbouw uitgewerkt. Een aantal bedrijven en onderzoeken worden uitgewerkt. 3.1.1 Friedrich en Manfred Wenz Friedrich en Manfred Wenz beheren een boerderij in Schwanau, aan de rand van het Zwarte Woud in Duitsland. Deze boerderij is al meer dan 30 jaar biologisch en nu sinds een aantal jaren biologisch dynamisch. Na aanleiding van een aantal problemen zoals verslechtering van de structuur, stijgende kosten en een verhoogde werkdruk, is er gezocht naar nieuwe oplossingen waarbij efficiënter gewerkt kan worden in de akkerbouw. Manfred Wenz richten in 1971, samen met 11 andere collega's, een vereniging op met de naam "Bioland". In tegenstelling tot de hedendaagse landbouw, neigt Wenz al gauw naar alternatieve grondbewerkingssystemen. Met het Kemink-systeem (systeem voor permanente ruggenteelt) heeft hij leren denken in termen die betrekking hebben op de bodem. Wenz is met dit systeem verder gegaan en het land wordt nu dan ook beteeld vanuit de gedachte van het Wenz Eco-Dyn-systeem. Het bedrijf heeft al meer dan 20 jaar ervaring met ploegloze landbouw. Het bedrijf is 30 hectare groot. De percelen bestaan uit een leemhoudende zandgrond. Door verschillende maatregelen is Wenz erin geslaagd de kwaliteit van de bodem aanzienlijk te verbeteren. Ze hebben een bijna gesloten systeem, waarbij praktisch geen gebruik wordt gemaakt van meststoffen die van buiten het bedrijf komen. Daarnaast is het gelukt om de onkruiddruk zeer laag te houden. De werkdruk is verlaagd tot 7 uur per ha. Het dieselgebruik ligt op 53 liter per hectare per jaar. Dit is de helft van het verbruik in vergelijking met bedrijven die ploegen. De bodem wordt bij enkele gewassen op een diepte van 3 tot 5 cm bewerkt (onder andere stoppelbewerking) en op het bedrijf wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van directzaai. Door geen grondbewerking toe te passen is het organische stofgehalte van de bodem flink gestegen. Dit komt waarschijnlijk omdat gewasresten niet meer van het land worden afgevoerd en door het jaarrond bedekken van de bodem. Het bedrijf teelt onder andere de volgende gewassen: Tarwe, rogge, maïs, gierst, sojabonen, erwten en een maaigewas met klaver, haver en lupine. Teeltplan 1e jaar braak (Klaver, haver en lupine) Het product wordt in de zomer gemaaid en gebruikt als veevoer (silage product). Klaver is hierbij de ondervrucht en de haver en lupine zijn de dekvruchten. De goede beworteling van deze gewassen laat de bodem op adem komen. Daarnaast leveren deze wortels veel organische stof. Door het maaien sterft de haver en lupine af. Hierbij blijven veel wortels achter. Na het maaien, drogen en opladen van het gewas blijft er een onkruidvrije klaver over. De klaver die het maaien overleeft, kan nu ongehinderd groeien en zal zich als een volwaardig gewas ontwikkelen. Het veld blijft onkruidvrij achter. Het is - Directzaai in de biologische teelt - 12 belangrijk dat bij het inzaaien van de klaver + haver en lupine bijna geen onkruid aanwezig is. Bij extreem veel onkruid kan de teelt een catastrofe worden. 2e jaar granen met ondervrucht klaver. Deze klaver is afkomstig van het 1e teeltjaar. Door de krachtige groei van de klaver en de voorsprong op de granen, moet de klaver gepest worden. Voor het zaaien van het graan wordt de klaver gemaaid zodat er minder massa overblijft. Tijdens het zaaien wordt de klaver licht losgesneden van de bodem met vlakke beitels. Dit is afhankelijk van het tijdstip waarop ca 30% van het oppervlak (hoe vroeger hoe meer). Wanneer dit niet gedaan wordt zal de klaver het graangewas overwoekeren. De klaver levert de stikstof die het graangewas nodig heeft. Er wordt ongeveer 150- tot 200 kg per hectare gezaaid. Dit is afhankelijk van welke graansoort er gezaaid wordt. Afbeelding 3.1: Rogge + klaver. Bron: Wenz 2008 3e jaar graan (voornamelijk tarwe). Er wordt ongeveer 100 tot 150 kg per ha gezaaid. De tarwe is van hoge kwaliteit en is geschikt voor maaltarwe. 4e jaar soja of erwten Voor de teelt van soja en erwten wordt een gras/graan groenbemester gezaaid. Het gewas wordt gezaaid met een rijafstand van 18 cm. Het veld wordt na het zaaien één keer geëgd met een onkruideg. Het veld is zowat onkruid vrij. - Directzaai in de biologische teelt - 13 Afbeelding 3.2: Directzaai van erwten in een graan/gras groenbemester. Bron: Wenz 2007 5e jaar: Granen of maïs. Het bedrijf maakt veel gebruik van groenbemesters. Een aantal groenbemesters die gezaaid worden zijn: Zonnebloemen, boekweit, klaver, veldbonen, granen en grassen. Zonnebloemen, boekweit en klaver worden in een mengsel gezaaid. De zonnebloemen en boekweit sterven in de winter af en worden dan geklepeld tot fijner materiaal. De klaver wordt bij het volggewas gebruik als ondervrucht. Zie afbeelding 4.4. A f beelding 3.3: Rollen van een groenbemester. Bron: Wenz 2008 veldboon De veldbonen, granen en grassen worden gerold. Hierbij knakt de stengel en sterft de groenbemester af. Na het rollen wordt meteen een nieuw gewas ingezaaid. Grassen worden ook nog wel eens geneden zodat hergroei zeker niet van toepassing is. Zie afbeelding 4.3. - Directzaai in de biologische teelt - 14 Afbeelding 3.4: Groenbemester, Zonnebloem, boekweit en klaver tijdens groei, na klepelen en in het voorjaar. Bron: Wenz 2008 Ervaringen Haver heeft als groenbemester vaak na klepelen een tweede bewerking nodig om af te sterven Na de eerste bewerking heeft haver de neiging opnieuw uit te schieten. De grond wordt compacter. Er ontstaat een stabielere bodem, deze lijkt vast maar bevat veel stabiele poriën met een kruimelige structuur. Het is een natuurlijke eigenschap die niet te vergelijken met mechanische verdichting. Wortels van de gewassen kunnen gemakkelijk een weg vinden in de bodem. Het humusgehalte van de bodem neemt sterk toe. De onkruiddruk neemt sterk af, dit geldt vooral voor wortelonkruiden. Voorbeeld: In 2002 heeft het bedrijf van Wenz een perceel geruild met een andere bioboer die zijn land wel ploegt. Het eerste jaar groeide op het perceel zeer veel distels en ridderzuring. Na twee jaar ploegloos, was er op het perceel in 2004 bijna geen distels meer te vinden en waren er nog maar enkele ridderzuringplanten over. De gewassen zijn ook gezonder. Ze zijn beter bestand tegen ziekte en droogte dan gewassen van gangbare telers. Dit komt mede doordat de waterhuishouding beter is. De populatie wormen in de bodem neemt toe. Bij een meting in november zijn per m2 300 wormen gevonden. Daarnaast is er bij het graven van een profielkuil ontdekt dat de ploegzool van 20-30 jaar geleden nog steeds zichtbaar is. 3.1.2 Virginia Tech. University, Blacksburg Op de technische universiteit in Virginia houdt onder andere Dr. Ron Mors zich bezig met directzaai. Verbetering van de bodemkwaliteit en onderdrukken van onkruiden zijn de belangrijkste redenen om dit onderzoek uit te voeren. Al een aantal jaren worden verschillende velden gebruikt om praktijkervaring op te doen en om dit systeem te beproeven. Groenbemesters zijn in dit teeltsysteem onmisbaar. De groenbemesters die gebruikt worden moeten de bodem snel kunnen bedekken en moeten voldoende massa produceren. Daarnaast is het heel belangrijk dat de groenbemesters mechanisch gedood kunnen worden, zoals door te rollen of te klepelen. De groenbemester moet goed op het gewas worden afgestemd. De groenbemesters en de combinaties van groenbemesters die gezaaid worden zijn: • Rogge + wikke; • Sojabonen/erwten + gierst; • Boekweit; • Hennep (prijzig) + soedangras; • Klaver (ondervrucht). Het doden van de groenbemesters gebeurt op drie manieren, rollen, klepelen of door bevriezing, dit is afhankelijk van de groenbemester. Kleine granen (bijvoorbeeld tarwe, gerst, rogge, haver), erwten, bonen, hennep, boekweit en wikke zijn gemakkelijk te rollen of te klepelen. Rollen is pas effectief wanneer de groenbemester in de generatieve fase is. Tijdens of net na de bloei zijn de groenbemesters het meest kwetsbaar voor het rollen. Bij klepelen komt het iets minder nauwkeurig. Ook dan is er echter wel een risico - Directzaai in de biologische teelt - 15 dat granen en wikke gaan hergroeien wanneer ze in de vegetatieve fase zijn geklepeld. Bij het rollen ligt de groenbemester in één bepaalde richting, dit vergemakkelijkt de bewerkbaarheid van de groenbemester tijdens directzaai. Bij klepelen kan de mulch snel risico op verstoppingen bij de zaaimachine geven. De meest geschikte rijsnelheid bij het rollen ligt rond de 9 km per uur. Vorstgevoelige groenbemesters hoeven niet mechanisch gedood te worden wanneer ze in de winter doodvriezen. Hierbij blijft in het voorjaar veel mulch over, waarin gezaaid kan worden. De groenbemesters moeten goed bij het gewas passen. Soms ondervindt het gewas negatieve effecten van de groenbemesters. Waar rekening mee gehouden moet worden is: • Hoe koud mag de bodem zijn bij het zaaien van het gewas; • Hoe vochtig moet of mag de bodem tijdens het zaaien van het gewas zijn; • Vroege teelten zijn bijna niet mogelijk in dit teeltsysteem, omdat de bodem langzamer opwarmt en opdroogt; • Allopathie, scheidt de groenbemester voor of na zijn dood een chemische stof uit die giftig is voor het gewas? • Bij de afbraak van de groenbemesters door micro-organismen, is vooral in de eerst jaren van directzaai redelijk veel stikstof nodig. Gewassen Pompoenen: Toegepaste groenbemesters zijn rogge + wikke/erwten. Deze combinatie van groenbemesters wordt gerold en sterft dan af. Tijdens het teeltseizoen zijn weinig onkruiden aanwezig. Daarnaast is de kwaliteit van de pompoenen beter doordat deze groeien op het stro en niet rechtstreek op een natte bodem. In Afbeelding 4.5 is de teelt van de pompoenen te zien. Afbeelding 3.5: Directzaai van pompoen met een groenbemester van rogge + wikke. Bron: Stone 2005 Aardappels: De aardappelen worden geteelt in bedden. In deze bedden worden twee rijen aardappels gepoot. De bedden worden voor de winter gemaakt en ingezaaid met een groenbemester van rogge en wikke. Tijdens het poten van de aardappels wordt de groenbemester gestreken. De poters worden direct in de bodem gepoot op een diepte van 12cm. Zie afb. 4.6. Twee weken na het poten worden de bedden geklepeld omdat een deel van de - Directzaai in de biologische teelt - 16 groenbemester niet gelijk afsterft. Ongeveer één week later staan de aardappels boven de rug. Uit ervaring blijkt dat er veel minder onkruid tijdens het teeltseizoen aanwezig is. Daarnaast neemt de aanwezigheid van de coloradokever flink af. Afbeelding 3.6: Teelt van aardappelen in een ”directzaai” systeem. Bron: Stone 2005 Broccoli: De broccoli wordt geplant. Op de velden van de universiteit wordt in het voorjaar groenbemester gezaaid. Voor de teelt van broccoli groeit een mengsel van gierst en sojabonen. Dit mengsel wordt in juni twee keer geklepeld. Sojabonen pakken hun groei vaak na een keer klepelen weer op. Zie Afb. 4.7. Eind juni wordt de broccoli geplant met een direct- planter. Afbeelding 3.7: Teelt van broccoli in een ”Directzaai” systeem. Bron: Stone 2005 - Directzaai in de biologische teelt - 17 Ervaringen Tijdens de teelten zijn verschillende ervaringen opgedaan. Dit zijn onder andere: • De vorstgevoeligheid van gewassen komt niet met elkaar overeen. Een aantal groenbemesters zijn tamelijke vorsttolerant. Onder andere “Zwarte” Haver en wikke. Deze twee groenbemesters sterven pas af bij een temperatuur van -20 graden. Zomergranen zijn wel redelijk vorstgevoelig; • Een aantal plagen neemt af (o.a. coloradokever); • Het organische stofgehalte van de bodem neemt toe; • De kwaliteit van de producten wordt beter; • De onkruiddruk neemt flink af. De groenbemesters die het beste onkruiden onderdrukken zijn bij deze proef: Sorghum, soedangras en boekweit. 3.1.3 Groenbemesters, hun geschiktheid voor directzaai van wintertarwe op het gebied van onkruidonderdrukking. Onderzoeksinstituut landbouw Reckenholz-Tänikon ART Achtergrond en doelstelling van het onderzoek. Groenbemesters worden voor twee doelen toegepast: Voor het onderdrukken van onkruiden en voor het verbeteren van de bodemkwaliteit. Groenbemesters beschermen de bodem tegen erosie, waterverliezen, uitspoeling van voedingsstoffen en bieden nuttige organismen beschutting. Een aantal bedrijven in Zuid-Amerika doden de groenbemesters met behulp van rollen in plaats van met herbicides. De planten knikken en worden zo geplet dat ze langzaam afsterven. Volgens de bedrijven die dit toepassen blijft hierdoor de onkruiddruk laag. Om een goed beeld te krijgen wat de effecten zijn van beide methoden, is in Zwitserland een proef opgezet. Bij deze proef is een proefperceel met groenbemesters aangelegd. De groenbemesters worden in deze proef gedood door een herbicide of door het rollen met een messenrol. Na het doden van de groenbemesters wordt wintertarwe gezaaid met een directzaaimachine. directzaai biedt vele economische voordelen. In de biologische landbouw is het moeilijker om, omdat chemische onkruidbestrijding niet is toegestaan. Bij het gebruik van groenbemester en het rollen van deze groenbemesters wordt onkruid beter onderdrukt. Voor de biologische landbouw is het belangrijk om de mate van bodembedekking en onkruidonderdrukking te weten. Methoden: In een proefperceel zijn 36 verschillende groenbemesters gezaaid in verschillende veldjes. De groenbemesters worden voor het zaaien van de wintertarwe gedood. Hierbij word de messenwals/roller vergeleken met een herbicide (glysofaat). De mate van bodembedekking, biomassa productie, onkruidonderdrukking en opbrengstderving wordt vergeleken. Deze proef wordt toegepast in een directzaaisysteem, dat toepasbaar is in biologische landbouw. - Directzaai in de biologische teelt - 18 Resultaten: Figuur 3.8: Resultaten van een proef groenbemesters in een Directzaai systeem op het gebied van bodembedekking en biomassaproductie. Bron: Stadler 2010. Groenbemesters als gele mosterd, bladrammenas, zomerhaver, snijrogge en een aantal mengsels bedekken de bodem het snelste. Deze groenbemesters produceren meer biomassa en hebben een betere onkruidonderdrukking dan de groenbemesters uit de vlinderbloemige familie en als bijvoorbeeld amarant en boekweit (figuur 4.8). Bij de toepassing van een herbicide werd de onkruidschadedrempel niet overschreden . Bij alle gerolde groenbemesters werd deze schadedrempel wel overschreden. Figuur 3.9: Opbrengsten van wintertarwe bij verschillende groenbemesters en vernietigingssystemen. Bron: Stadler 2010. Op het eerste gezicht lijkt het dat velden behandeld met een herbicide beter opbrengsten heeft dan de velden waarbij de groenbemesters gerold zijn. Echter zijn deze uitkomsten alleen betrouwbaar wanneer er een significant verschil zichtbaar is. Bij de groenbemesters die gedood zijn door de messenrol is onderling geen significant verschil in tarweopbrengst (Fig. 4.9). Dit verschil is alleen zichtbaar bij zomerwikke en het mengsel SM101. Bij deze twee groenbemesters is dus een aantoonbaar opbrengstverlies aanwezig. Bij de andere groenbemesters is het verschil niet significant (fig. 4.9). Discussie: De oorzaak van de opbrengstverliezen bij de toepassing van messenrollen komt waarschijnlijk door de onkruiden die tussen de groenbemester groeien en niet gedood zijn tijdens het rollen. Deze onkruiden hebben een voorsprong op de tarwe. Dit heeft grote nadelen. De opbrengst na rollen is ongeveer vergelijkbaar met de gemiddelde opbrengst van biologische wintertarwe in Zwitserland. - Directzaai in de biologische teelt - 19 Conclusie: Het systeem met directzaai met geschikte groenbemesters kan positief zijn voor de biologische landbouw. Uit dit onderzoek blijkt dat de groenbemesters gele mosterd en bladrammenas, haver en snijrogge en een aantal mengsels het meest geschikt zijn voor een systeem van directzaai waarbij wordt gerold. Echter is verdere studie over dit systeem nodig, zodat het systeem nog beter toegepast kan worden in de biologische landbouw. (Stadler 2010) 3.1.4 THE NEWFARM (New Tools for organic No-Till) Invoering van een groenbemester-roller zonder de nadelen van een kneuzer/stengelfrees. Afbeelding 3.10: Gewasrol om een groenbemester te rollen, zodat deze afsterft. Bron: Sayre 2003 De Rodale farm manager Jeff Moyer rolde in 2003 een rogge groenbemester dood en zaaide direct in de mulch sojabonen, zie afbeelding 4.10 – 4.11. De groenbemester was met succes gedood, zonder gebruik te maken van een herbicide. In plaats daarvan gebruikt Moyer een nieuwe, in de fronthef hangende, gewasrol die ontworpen en gebouwd is op het Rodale institute. Dit instituut zoekt naar methodes om grondbewerking in de biologische sector te verminderen. Moyer gebruikt groenbemesters voor de aanvoer van nutriënten, voor de opbouw van organische stof in de bodem en voor het voorkomen van bodemerosie. Nu gebruikt Moyer de groenbemesters ook als onkruidonderdrukker. Na het gebruiken van een “Buffalo Stalk-chopper” in combinatie met een “Buffalo directzaaimachines”, was Moyer opzoek naar een beter systeem. In 2003 hebben ze zelf een gewasrol ontwikkeld die in combinatie met een Monosem directzaaimachine met dubbele schijven kan worden toegepast. Dit concept levert nog betere resultaten. Bij deze toepassing kan in een werkgang gerold en gezaaid worden. Afbeelding 3.11: Gerolde wikke met daarin sojabonen gezaaid met directzaaimachine. Bron: Sayre 2003 - Directzaai in de biologische teelt - 20 De juiste mechanisatie Door het gebruiken van een gewasrol kan in een werkgang een verwilderde rogge-wikke groenbemester worden omgezet in een 10cm dikke onkruidonderdrukkende mulch-laag. Het doel van de gewasrol is het doden van een groenbemester door het te knikken en niet door het in stukken te snijden en te verhakselen. Het is belangrijk te wachten met rollen totdat het gewas in volle bloei is. Als voor de bloei wordt gerolt, is het gewas nog in de vegetatieve fase en zal dan opnieuw gaan groeien. Rollen tijdens de bloei geeft een optimale vernietiging van de groenbemester. Volgens Moyer is het belangrijk om te wachten met rollen tot 50-75% van de groenbemester bloeit. En zolang de groenbemesters nog geen levensvatbare zaden heeft ontwikkeld, zijn problemen op het gebied van gewasopslag uitgesloten. Het nadeel van de gewasrollen of “stalkchopper” is de ongelijke invoer. Dit komt omdat deze machine achter de trekker wordt bevestigd. Op de plaatsen waar de trekkerwielen hebben gelopen wordt het gewas namelijk niet optimaal gedood. Daarom heeft het bedrijf gekozen voor een gewasrol die in de fronthef van de trekker worden gehangen. Afbeelding 3.12: Gewasrol. Bron: Sayre 2003 De gewasrol bestaat uit een cilinder waarbij messen geplaatst zijn in een visgraat. Voor dit systeem zijn maar twee lagers nodig. Door de messen in een visgraat te plaatsen gaat de rol niet stuiteren. De hoek van bevestiging van de messen op de rol is ook nog belangrijk. De messen moet iets terug worden gedraaid uit de rijrichting (afbeelding 4.12). Messen loodrecht geplaatst op de rol steken te fel in de grond waarbij de toplaag van de bodem los komt te liggen. De trommel heeft een diameter van 40 cm waarbij de messen een lengte hebben van 10 cm hebben. Daarnaast kan de rol gevuld worden met water, zodat de druk gevarieerd kan worden. De hoek van visgraat is zo groot gemaakt, dat wanneer een tussenmes wordt verwijderd toch een continue overgang is tussen twee messen op de bodem Veldproeven, en op zoek naar de toekomst Aan het einde van het jaar was het systeem duidelijk verbetert. Dit is mede te danken aan de Monosem zaaimachine, die een zeer smalle strook vrij maakte om in te zaaien. Dit verminderde de kans op onkruid. Moyer schat dat ze ten minste 90% van de groenbemester hebben vernietigt door deze te rollen. Met de nieuwe opzet is dus veel bereikt, hierbij is de keuze van een goede groenbemester belangrijk voor een geslaagd eindresultaat. De enige verandering die nog uitgevoerd kan worden is het verzwaren van de rol, zodat de rol beter drukt en zo de bodem minder uitdroogt. De dekking van de bodem is heel belangrijk. Na het zaaien kwamen maar enkele onkruiden door de mulch heen, voor het grootste deel waren de onkruiden genoeg vertraagd en vormde geen bedreiging voor het gewas. (Sayre 2003) 3.1.5 Ceda Meadow Farm (Steve Groff) Dit is geen biologische bedrijf Suikermaïs Directzaai van suikermaïs is meer dan alleen het plaatsen van een kouter op de zaaimachine. Het vereist kennis van het systeem, de juiste mechanisatie en veel experimenteren. Het systeem begint met het zaaien van een goede groenbemester aan - Directzaai in de biologische teelt - 21 het einde van de zomer of in de herfst. Bij de teelt van vroege suikermaïs zaait Groff het liefst zomerwikke. De wikke groeit tot een hoogte van 60cm en zal in de winter afsterven. Dit resulteert in een goede dode mulch in het voorjaar waarin de maïs gezaaid kan worden. Bij late suikermaïs zaait Groff het lief een mix van zomerwikke (27,5 kg/ha) en rogge (32 kg/ha). Groff vernietigd zijn groenbemester het liefst mechanisch zodat de groenbemester plat komen te liggen op de bodem voor een goede bedekking en voor een goede afbraak. Hiervoor gebruikte hij een ‘10 foot Buffalo rolling stalk Chopper’. Deze machines bestaat uit meerdere kleine messenwalsen die de groenbemester neerhaalt en knikt en of snijdt, hiermee rijd hij gemiddeld 14 km/h. Het is belangrijk om de groenbemester te rollen voordat de wind hem in verschillende richtingen neerlegt. De groenbemester moet neergaan parallel aan de rijrichting van het gewas. De kans op verstoppingen bij het zaaien is dan zeer gering en de bedekking van de zaairijen blijft het best gewaarborgd. Pompoenen Pompoenen worden in de VS veel geteelt met het directzaai systeem. Bij vele boeren is dit een succes en bij andere boeren een teleurstelling. Het grote voordeel van directzaai van pompoenen is de schonere vrucht. Doordat regendruppels niet meer rechtstreeks op de grond neerkomen, spat er geen grond op de vrucht, hierdoor blijft deze schoner. Belangrijk in het systeem is het zaaien van een goede groenbemester in de herfst. Bij de pompoenen zaait Groff het lief een mix van zomerwikke (27,5 kg/ha) en rogge (32 kg/ha). Een nadeel van wikke is dat deze te snel verteerd waardoor de vrucht alsnog vies kan worden, een voordeel van wikke is bij deze relatief snelle afbraak of veel stikstof vrijkomt, wat grotendeels ten goede komt voor het gewas en wat gebruikt wordt voor de afbraak van de rogge. De groenbemester wordt op dezelfde manier vernietigd als bij de suikermaïs. Bij pompoen is het belangrijk dat de rogge in dezelfde richting ligt als de zaairijen. Wanneer dit niet het geval is, is het bijna onmogelijk om pompoenen te zaaien. Daarnaast moet men er rekening mee houden dat rogge veel stikstof opneemt. Er komt tijdens het groeiseizoen maar weinig stikstof vrij. Het zaad van de pompoenen moet tijdens het zaaien goed in de grond worden gedrukt. Zaad dat losjes in de zaaigeul of bovenop de mulch ligt zal nauwelijks tot niet ontkiemen. (Groff z.d.) 3.1.6 Rodale institute Op het Rodale instituut zijn verschillende proeven uitgevoerd. Onderzoek met drie verschillende vlinderbloemige groenbemesters in de Directzaai van maïs. In de herfst van 2009 zijn drie groenbemesters gezaaid. Deze groenbemesters werden in de lente van 2010 gerold om hierna maïs te zaaien. Het doel van de proef was het vergelijken van het tijdstip van bloeien van de groenbemester, de stikstofbijdrage en het vermogen om onkruid te onderdrukken. De drie groenbemesters zijn: • Inkarnaatklaver (crimson clover) + winter erwten • Bonte wikke (winterwikke – hairy vetch) • Bont kroonkruid (Minnesota vetch) De grote uitdaging bij het directzaaisysteem is het tijdstip van zaaien. Dit is vaak na het rollen van de groenbemester. Het tijdstip van zaaien hangt dus vaak samen met de bloeiperiode van de groenbemesters. De hierboven genoemde groenbemesters moeten eerst bloeien voordat ze gerold kunnen worden. Het biomassa niveau van deze vlinderbloemige was zeer goed in de lente van 2010. De maïs werd gezaaid op 15 mei (Inkarnaatklaver + winter erwten), 22 mei (winterwikke) en 3 juni (Bont kroonkruid). De gerolde groenbemester en de input van stikstof lag op een goed niveau (>5,7 ton/ha aan drogestof en een stikstof bijdrage van ongeveer 230 kg/ha) en de groenbemesters waren met succes gedood. Echter waren er wel een aantal opmerkingen: De maïsopkomst was erg verschillend bij de drie groenbemesters. Bij de groenbemester van het bont kroonkruid was de opkomst het laagst. Dit komt mede doordat het zaad - Directzaai in de biologische teelt - 22 niet diep genoeg gezaaid kon worden, waardoor een groot deel van de korrels boven op de bodem lag. Daarnaast is een deel van het zaad opgegeten door insecten en vogels. De onkruidonderdrukking was ook erg verschillend. Dit leek niet te komen door de mate van bodembedekking of door de opkomst van het gewas. Voorlopige conclusie: Uit voorlopige uitslagen en beoordelingen is een eerste conclusie getrokken. Het mengsel van klaver/wintererwt produceerde de meeste biomassa en het minste stikstof. Daarnaast lijkt dit mengsel te snel af te breken, waardoor onkruiden meer kans krijgen zich te ontwikkelen. Het bont kroonkruid gaf de laagste maïsopkomst, mede door het laat bloeien van deze groenbemesters, waardoor het gewas pas laat gezaaid kon worden. De beste groenbemester van deze drie lijkt toch de winterwikke te zijn. Winterwikke wordt op het moment al bij meerdere bedrijven toegepast. Door het zaaien van deze winterwikke: • Kan vroeg gezaaid worden; • Wordt het land goed bedekt met veel biomassa; • Is veel stikstof beschikbaar voor het gewas; • Is de maïsopkomst hoog en de onkruiddruk laag. (Grantham 2010) Onderzoek met drie verschillende graangroenbemesters voor directzaai van sojabonen. Voor deze proef zijn drie kleine granen gebruikt, gerst, tarwe en rogge. Doel van de proef was om te kijken welke van deze drie groenbemesters het beste de bodem bedekt en daarmee de beste onkruidonderdrukking heeft. Er wordt niet gekeken naar de hoeveelheid geproduceerde biomassa. Rolled down barley. Rolled down wheat. Rolled down rye. Afbeelding 3.13: Gerolde groenbemester: (van links naar rechts) gerst, tarwe en rogge. Bron: Wilson 2005 De onderzoeker Wilson weet dat rogge het meeste biomassa produceert. Hij wist alleen niet zeker hoe rogge reageert op rollen. Veel biologische boeren weten dat rogge vele voordelen heeft als groenbemester. Rogge is het meest vorsttolerant vergeleken met andere kleine granen, heeft de laagste kiemtemperatuur en de grootste flexibiliteit in een bouwplan. Rogge is ook allelopathisch; er komt een chemische stof vrij die de kieming van zaden onderdrukt. Wanneer de rogge geknikt is door het rollen, komt deze stof langzaam vrij. Kleine onkruidzaden worden het meest onderdrukt. De opbrengst biomassa van groenbemesters verschilt per jaar. Dit hangt nauw samen met het weer. Normaal gesproken groeit rogge het hardst en produceert rogge meer biomassa dan gerst en tarwe en heeft de hoogst C/N- verhouding (40:1) Rogge heeft een totale biomassa van gemiddeld 7,5 ton/ha. Tarwe produceert gemiddeld 7 ton biomassa per hectare met een C/N- verhouding van 35:1. Gerst produceert gemiddeld 5 ton biomassa per hectare met een C/N- verhouding van 20:1. Een nadeel van rogge is dat er veel water opneemt tijdens de groei. In droge gebieden kan de bodem uitdrogen. Kleine granen moet minimaal in de generatieve fase zijn om ze via rollen te kunnen doden. Een beter ontwikkelde groenbemester kan effectiever gedood worden. In deze proef zijn de drie groenbemesters op hetzelfde moment gerold. Het is beter om het moment van rollen per groenbemester te bekijken. Gerst is bijvoorbeeld het eerste in bloei en kan goed gebruikt worden in vroegere gewassen. Dit geeft een langere groeiperiode voor het hoofdgewas waarbij onkruiden beter worden onderdrukt. Een andere bijkomstigheid is het rollen van de groenbemesters. Het is belangrijk de granen in de juiste richting te - Directzaai in de biologische teelt - 23 rollen. De groenbemesters worden met een zaaimachine gezaaid, waarbij de zaairijen op een afstand van 19cm liggen. Als de groenbemester met de zaairijen mee worden gerold kunnen er gaten ontstaan tussen de zaairijen, omdat de planten een afstand van 19 cm moet bedekken. Dit zou opgelost kunnen worden door de groenbemester loodrecht op de rijafstand te rollen. Dit is bij kleinere percelen niet altijd even praktisch. Daarnaast is het bij het zaaien van het gewas gemakkelijker met de richting van het rollen mee te zaaien. De grootste uitdaging is niet het doden van de groenbemesters, maar juist een goede gewasopstand bij dit systeem. Rogge heeft de beste onkruidonderdrukking, maar door zijn grote hoeveelheid aan biomassa moeten de kouters meer massa doorsnijden, hierdoor is het lastig het zaad goed in de zaaivoor te krijgen. In figuur 4.15 is de vergelijking te zien tussen de drie groenbemesters. In fig. 4.15 is de biomassa van de groenbemesters te zien en de opkomst van de sojabonen. Rogge heeft de meeste biomassa, maar deze biomassa beïnvloed ook de opkomst van de sojabonen negatief. Bij sojabonen is het ook heel belangrijk dat het zaad goed aangedrukt is. Veel biomassa kan dus de stand van een sojagewas verlagen. Hierbij is het verstand 10 tot 15 procent meer te zaaien, om dit verlies te compenseren. (Wilson 2005) The bar graph illustrates pre-roll cover crop biomass (lbs/acre) wet matter on June 6, 2005; the line represents soybean plant population July 19, 2005. Figuur 3.14: Drie verschillende grasgroenbemesters bij Directzaai soyabonen, waarbij biomassa en gewasopkomst word vergeleken. Bron: Wilson 2005 3.1.7 eOrganic article: Wat is “biologische No-till,” en is het toe te passen in de praktijk? Inleiding Sinds het intreden van directzaai in de landbouw, zijn veel boeren geïnteresseerd in bodembedekking en andere aspecten van het directzaaisysteem. De grote vraag onder de biologische boeren is dan ook, hoe kan directzaai toegepast worden zonder gebruik te maken van herbicide. In 1980 is een zeer belangrijke ontdekking gedaan, de overwintering van wintervaste groenbemesters, in het bijzonder rogge en winterwikke. Deze groenbemesters kunnen in een laat stadium worden gedood door ze kort boven de grond te maaien. Granen gaan dood wanneer ze gerold of gemaaid worden als ze half bloeien en vlinderbloemigen als ze in volledige bloei zijn. In de mulch die achter blijft kan - Directzaai in de biologische teelt - 24 dan weer gezaaid worden, al dan niet met bewerking. In een aantal experimenten had de mulch van de mechanische gedode groenbemester een onkruidonderdrukkend effect. De onkruiden werden in het begin van de teelt voldoende onderdrukt waardoor een herbicide niet meer nodig was. Tomaten en laat voorjaar geplante kolen deden het heel goed (figuur 4.16). Een aantal grootzadige gewassen kunnen succesvol direct gezaaid worden in de mulch. Figuur 3.15. Pompoenen (links), broccoli (rechts) zijn zonder grondbewerking geplant in een winterrogge-wikke mulch. Bron: Mark Schonbeck, Virginia Association for Biological Farming. Voortgang in “biologisch” Directzaai In de afgelopen jaren hebben technische vooruitgangen en succesverhalen er voor gezorgd dat steeds meer biologische bedrijven aan de slag gaan met directzaai. Vooral in de vorm van experimenten. Geklepelde of gemaaide gewassen kunnen bij zaaimachines verstoppingen veroorzaken. Een aangepaste zaaimachine is dan noodzakelijk. Het gebruik van een gewasrol vermindert de kans op verstoppingen, omdat het gewas parallel aan elkaar op de grond ligt. Toch is een aangepaste zaaimachine bij directzaai nodig. Het voordeel van een gerolde groenbemester is dat deze minder snel afbreekt dan een gemaaide of geklepelde groenbemester. Hierdoor wordt het onkruid beter en langer onderdrukt. Onderzoek heeft aangetoond dat niet alleen groenbemesters in de winter geschikt zijn in dit “biologische directzaaisysteem”. Andere geschikte groenbemesters zijn haver, veldbonen en een aantal wikke soorten. Deze groenbemesters kunnen gezaaid worden in het vroege voorjaar en kunnen dan vroeg in de zomer gemaaid of gerold worden. Niet winterharde groenbemesters moeten 60 tot 90 dagen voor de eerst vorstperiode gezaaid zijn. Deze groenbemesters sterven in de winter en bedekken de grond met een dode mulch. Winteronkruiden worden hierdoor tot de lente onderdrukt. Echter zijn er bij vroege teelten wat moeilijkheden. Voorjaarsgroenten worden belemmerd door de langzaam opwarmende bodem. Daarnaast is de onkruidonderdrukking van wintergevoelige groenbemesters in late voorjaren onvoldoende. Door grondbewerking te verminderen komen minder onkruidzaden bloot te staan aan het licht. Hierdoor kiemen minder onkruidzaden. Walsen of maaien van groenbemesters houdt de ontwikkelingsruimte voor onkruiden klein. Bovendien kunnen residuen van groenbemesters die een allelopathische werking hebben, zoals rogge, de onkruidkieming in de bovenste centimeters van de bodem voor een aantal weken vertragen. Gewassen zoals bonen, erwten, maïs en vooral geplante groentegewassen zijn redelijk tolerant voor deze allelopathische effecten. Allelopathie werkt ongeveer als een selectieve herbicide, alleen dan natuurlijk. Geplante tomaten zijn zeer bestendig voor de allelopathie van rogge en reageert positief op stoffen die vrijkomen uit het residu van bijvoorbeeld wikke als groenbemester. Kleinzadige groentegewassen zijn juist wel gevoelig voor allelopathie. Ook vereisen deze groentegewassen een fijn zaadbed, wat lastig is bij directzaai. Fijnzadige groentegewassen kunnen dan ook beter geteelt worden met een stroken- of rijensysteem. Dan zijn er minder of geen gewasresten in de zaairijen - Directzaai in de biologische teelt - 25 aanwezig. In Afbeelding 4.17 is een machine te zien die geschikt is voor strokenteelt. Tussen de rijen is er dan wel een mulchlaag die onkruiden goed onderdrukt. Daarnaast warmt de bodem in de bewerkte stroken sneller op. Afbeelding 3.16. Strokenteelt met een breedte van 20cm. Bron: Schonbeck 2010 Overweging om directzaai in biologische landbouw te proberen. Directzaai lijkt het eenvoudigste wanneer: • De groenbemesters zich voldoende kan ontwikkelen totdat deze in de generatieve fase (in de bloei) komt. Hierbij is het belangrijk dat het veld bijna onkruidvrij is en de groenbemester minimaal 7 ton drogestof aan bovengrondse biomassa produceert. De bodem mag in ieder geval niet meer zichtbaar zijn; • De groenbemester moet minimaal een graan of grasgroenbemester bevatten die de mulch persistent genoeg maakt; • De stikstof die vrijkomt bij de afbraak van de mulch moet gelijk of hoger zijn dan de stikstofbehoefte voor het gewas; • De onkruiddruk mag niet te hoog zijn en moet overwegend bestaan uit éénjarige breedbladige onkruiden; • De bodem moet goed gedraineerd zijn en gemakkelijk opwarmen in het voorjaar. Bij lichtere grondsoorten is de uitvoering over het algemeen eenvoudiger; • Het bedrijf moet beschikken over de juiste mechanisatie. De groenbemesters moeten op de juiste manier gerold of gemaaid worden. Daarnaast is een directzaaimachine noodzakelijk om door een mulchlaag heen te kunnen zaaien. Directzaai is niet mogelijk bij groentegewassen wanneer: • De groenbemester niet in bloei komt, de groenbemester te weinig biomassa produceert en als er te veel onkruiden in het veld aanwezig zijn (meer dan 5-10% aan biomassa dat op het perceel aanwezig is); • De groenbemester te snel afbreekt. Hierdoor is de onkruidonderdrukking van te beperkte duur. Bijvoorbeeld boekweit en vlinderbloemige groenbemesters breken te snel af; • Er te weinig stikstof mineraliseert in de mulch. Het is dan waarschijnlijk dat bij niet bewerkte gronden een tekort kan optreden bij het gewas; • Er een flinke druk van meerjarige onkruiden is of als de zaadonkruidendruk te groot is en/of gedomineerd wordt door grasachtigen. Ook grootzadige onkruiden komen eerder door de mulch; • Als na scheuren van grasland stukjes graszoden zijn achtergebleven. Deze stukjes kunnen voor grote problemen zorgen; • Als de bodem heel zwaar is en heel langzaam opwarmt in het voorjaar; • Kleinzadige groenten die rechtstreeks worden gezaaid zijn heel gevoelig voor allelopathie en worden ook sneller aangetast door slakken. - Directzaai in de biologische teelt - 26 • Wanneer het bedrijf niet beschikt over de juiste mechanisatie. (Schonbeck 2010). 3.1.8 eOrganic article: Mengsels of éénsoortige groenbemesters? Soms is het verstandig niet voor een groenbemestermengsel te kiezen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een probleem met aaltjes. Hier kan een resistente soort (bijvoorbeeld gele mosterd of hennep) gezaaid worden, waardoor nematoden niet kunnen vermeerderen en hierdoor in aantallen afnemen. Een Ander voordeel om voor één groenbemestersoort te kiezen is dat de groei homogeen is met gelijke opkomst en een uniforme gewasontwikkeling. Dit kan overigens ook een nadeel zijn, wanneer een gewas niet goed opkomt of ontwikkeld. Een mix van verschillende groenbemesters biedt echter vaak veel voordelen. Één ervan is een betere balans in de afbraak van stikstof (C/N- verhouding). Dit resulteert in een onkruidonderdrukking en bodembedekking die langer en effectiever is. Ook komt stikstof gelijkmatiger vrij bij de afbraak van de groenbemesters. Een groenbemestermengsel geeft tijdens of na zijn bloeiperiode, zoals een gras/graan-vlinderbloemige mix, een stabielere organische mulch en heeft een C/N- ratio van 25:1- 30:1. Daarnaast geeft een mix met deze ratio de meest stabiele organische stof bij compostering. Mengsels kunnen worden gezaaid om insectenpopulaties te beïnvloeden. Groenbemesters kunnen worden geselecteerd om predatoren aan te trekken of juist om plagen af te schrikken. Een divers mengsel is in het kader van functionaliteit meestal veel beter. Dit geld zowel voor het leven in de bodem als daarboven. Een aantal groenbemesters zijn bekent met het fenomeen Allelopathie. Bij een goede mix kan er met Allelopathie een breed scala aan onkruiden worden onderdrukt. Hierbij hoeft het gewas lang niet altijd in de problemen te komen. Allleopathie is een soort specifieke onkruidbestrijding. Rogge is hierbij een mooi voorbeeld. Twee veel gebruikte mengsels met gras/graan en vlinderbloemigen: • Erwten en sorghum: Dit mengsel produceert veel bovengrondse biomassa en de nutriënten in de biomassa komen gemakkelijk vrij. Deze mix is zeer efficiënt in het gebruik van stikstof, water en licht. Sorghum heeft veel stikstof nodig bij zijn uitbundige groei. Erwten binden juist stikstof. De allelopathische eigenschap van sorghum en de goede bodembedekking van erwten bieden een goede onkruidonderdrukking. Waarbij het gewas voldoende stikstof tot zijn beschikking heeft. • Wikke en rogge: Rogge en andere granen hebben een goede kieming en een effectief wortelsysteem die sneller ontwikkelen dan bij vlinderbloemigen. Door de intensieve en diepe doorworteling kunnen granen beter bij stikstof dat dieper in de bodem zit. Vlinderbloemigen als wikke bindt stikstof wanneer dit niet in de bodem aanwezig is. Wikke fixeert dus meer stikstof als een deel wordt opgenomen door een graangroenbemester. Rogge beschermt de wikke in de winter tegen zware vorst, waardoor de overlevingskans van wikke vergroot wordt. Daarnaast is de bodembedekking beter als deze twee groenbemesters in combinatie worden gezaaid. (Baldwin 2010) 3.1. 9 eOrganic article: Hoe groenbemesters onkruidonderdrukken Een groeiende groenbemester kan onkruid op meerdere manieren onderdrukken: • Directe competitie; • Allelopathie; • Het veranderen van de biodiversiteit van de bodem, waardoor sommige onkruiden geen goede leefomstandigheden meer hebben. Groenbemesters die natuurlijk afgestorven zijn of door rollen of maaien zijn gedood, onderdrukken onkruiden op meerdere manieren: • Directe hinder door de aanwezigheid van een mulchlaag; • Vrijkomen van allelopathische stoffen bij de afbraak van de mulch; - Directzaai in de biologische teelt - 27 • • Bevorderen van schimmels die negatief werken tegen onkruidenzaden; Het binden van stikstof, waardoor de bodem stikstofarm wordt. Competitie Groenbemesters die de bodem snel bedekken concurreren met onkruiden. Snelle bodembedekkers zorgen ervoor dat onkruiden te weinig ruimte, licht, nutriënten en water krijgen. Belangrijke aspecten zijn: Tijdstip van zaaien, winterhardheid van de groenbemester en de ontwikkelingssnelheid van groenbemester en onkruid. Allelopathie Vele planten geven stoffen af die de groei van andere planten beïnvloeden. Levende plantenwortels scheiden stoffen uit die bij regen of rotting van plantenresten in de bodem komen. Deze stoffen werken als een natuurlijke herbicide, waarbij er veel verschil is in effectiviteit. Over het algemeen hebben deze stoffen vooral impact op de kieming van zaden, ontwikkeling van jonge planten en op de groei van planten. Allelopatische effecten die sterk genoeg zijn kunnen onkruid voldoende onderdrukken. Rogge en andere wintergranen, sorghum, koolsoorten, boekweit en bepaalde klavers hebben allemaal sterke allelopatische eigenschappen. Omdat elke plantensoort een unieke combinatie van allelopatische stoffen uitscheidt is de interactie tussen elke soort groenbemester en gewas verschillend. Enkele bekende voorbeelden zijn: Winterrogge en de residuen ervan zijn heel actief tegen melden, postelein en vingergrassen (gladvingergras, handjesgras en harig vingergras). De stoffen die vrijkomen bij rogge zijn veel minder actief tegen akkerwinde. Een mengsel van zonnebloem en klaver onderdrukt akkerwinde veel beter. Sorghum onderdrukt juist handjesgras en vele kleinzadige onkruiden. Tomaten en andere nachtschade-achtigen gedijen juist goed wanneer deze geplanten worden geplant in een mulch van rogge en wikke. Plantenresten van wintergranen verminderen de groei van koolsoorten maar stimuleren juist de groei van erwten, bonen en komkommers. De allelopatische stoffen die vrijkomen bij de afbraak van groenbemesters werken vaak maar kort. Kieming van onkruidzaad Korte flitsen van ongefilterd daglicht of zelfs een paar minuten maanlicht, leiden tot kieming van onkruidzaad. Als licht wordt onderschept door bladeren van een cultuurgewas of groenbemester wordt hierdoor de kieming van onkruidzaden verkleint. Dit komt door vooral door verandering in het lichtspectrum. Een plant bevat een specifieke stof genaamd fytochroom dat werkt als een moleculaire schakelaar. Roodlicht (vooral aanwezig bij daglicht) stimuleert de kieming. Bij licht dat bestaat uit veel verrood licht (een golflengte tussen rood en infrarood) en weinig roodlicht, houdt de kieming tegen. Groene bladeren bevatten chlorofyl. Chlorofyl absorbeert het grootste deel van het rode licht en laat het ver-rood licht door. Dit ver-rood licht wordt dan opgevangen door onkruidzaden die zich onder de plant bevinden. Als zaden in de schaduw liggen zullen ze dus minder snel kiemen. Effecten op micro-organismen in de bodem Elke plantensoort scheidt via zijn wortels een karakteristieke mix van stoffen uit, zoals koolhydraten, aminozuren, organische zuren, en ander "microbiële voedsel".Deze biochemische mix moedigt een specifieke soort van microflora (populatie van schimmels, bacteriën en andere micro-organisme) aan om zich te vestigen binnen de rhizosfeer van de plantenwortels (omgeving rondom de plantenwortel). De micro-organisme die specifiek zijn aan een plantensoort kunnen juist andere planten hinderen of zelfs ziek maken. Het effect van Mulch Wanneer een groenbemester gedood is door vorst, maaien of rollen blijft er een residu op de bodem achter. Deze mulch zal voor een bepaalde tijd het onkruid onderdrukken. Doordat er minder instraling is van zonlicht, wordt het onkruidzaad nauwelijks blootgestelt aan licht, blijft de bodem koel en zijn temperatuursschommelingen veel - Directzaai in de biologische teelt - 28 kleiner. Door deze factoren ontkiemt minder onkruidzaad. Kleinzadige onkruiden die toch kiemen, kunnen moeilijk door een mulchlaag van 5 cm heen groeien. Grootzadige onkruiden, graspollen, wortelstokken en knollen (aardappels) kunnen eenvoudiger door de mulchlaag heen breken. Zij worden wel geremd in beginontwikkeling. Effecten op de bodemvruchtbaarheid Het telen van een groenbemester stimuleert een tijdelijke toename van microbiële activiteit in de bodem, waardoor de bodem ongeschikt wordt voor een groot deel van de onkruiden. De gewasresten bevorderen de levenscyclus van schimmels en andere ziekteverwerkers. Deze ziekteverwerkers vallen de gekiemde onkruidplanten aan, waardoor deze afsterven. Wanneer een plantenresiduen een C/N- verhouding heeft van meer dan 30: 1, zullen micro-organisme stikstof uit de bodem immobiliseren, waardoor de stikstof tijdelijk uit de bodem verdwijnt en onkruiden een tekort krijgen aan stikstof, dit kan ook voor een gewas gelden. Bij een C/N- verhouding van lager dan 20:1 kan juist het tegenovergestelde optreden. Er kan dan zoveel stikstof vrijkomen, dat onkruiden explosief groeien. (Schonbeck 2010) - Directzaai in de biologische teelt - 29 4. Uitvoering directzaai in de biologische teelt In de wereld zijn al veel ervaringen op het gebied van directzaai. Een aantal internationale proeven en ervaringen in de biologische teelt zijn uitgewerkt in hoofdstuk 3. Een aantal van deze ervaringen zijn positief. Toch zijn er nog veel vragen en onduidelijkheden. Het is zeker ook de vraag in hoeverre directzaai in de Nederlandse biologische landbouw mogelijk is. Directzaai is op de meeste biologische bedrijven niet als continu systeem mogelijk. Zo is directzaai bij de teelt van aardappelen, peen en witlofpennen niet aan de orde. Daarentegen blijven er genoeg teelten over waarbij directzaai in potentie voordelen zou kunnen bieden. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe directzaai geïmplementeerd kan worden in de Nederlandse biologische landbouw. Hierbij worden buitenlandse ervaringen vertaald naar Nederlandse begrippen. Hierbij moet opgemerkt worden dat kennis en ervaring uit het buitenland niet altijd goed is te vertalen naar Nederlandse omstandigheden. Verschillen in klimaat e.d. zijn vaak groot waardoor het effect van een werkwijze helemaal anders kan uitpakken. Dit hoofdstuk biedt evenwel een basis voor boeren die willen experimenteren met Directzaai. 4.1 Groenbemesters De basis van directzaai in biologische landbouw is een geslaagde groenbemester. Groenbemesters moeten de bodem snel kunnen bedekken en moeten voldoende massa produceren. Een goed ontwikkelde groenbemester onderdrukt onkruiden goed. Bij directzaai is het belangrijk 25 tot 50% meer zaaizaad te gebruiken dan de standaard adviezen aangeven. Bij dit systeem moet een groenbemester op een biologische manier gedood kunnen worden. Het doden van groenbemesters kan op drie manieren gebeuren: Rollen, klepelen/maaien of door bevriezing. Kleine granen (rogge, gerst, haver en tarwe), (winter)erwten, (veld)bonen, hennep, boekweit en wikke zijn goed door rollen te doden. Rollen is pas effectief wanneer de groenbemester in de generatieve fase is. Tijdens of net na de bloei zijn groenbemesters het kwetsbaarste. Percelen moeten redelijk vrij zijn van onkruiden. Aanwezige onkruiden kunnen zich alsnog gaan ontwikkelen wanneer een groenbemester afsterft. Iedere groenbemester heeft andere eigenschappen. Om een geschikte groenbemester te kiezen, is het belangrijk om te weten wat men wil bereiken met de groenbemester. Bij de keuze van een groenbemester moet rekening worden gehouden met het hoofdgewas. Groenbemesters geschikt voor directzaai zijn in deze paragraaf uitgewerkt. Winterrogge Winterrogge lijkt veel perspectief te bieden als groenbemester bij directzaai. Dit mede door een snelle ontwikkeling en een goede onkruidonderdrukking. Winterrogge kan gezaaid worden vanaf augustus tot eind oktober. Winterrogge is winterhard en kiemt al vanaf 2 graden. De C/N-verhouding van winterrogge bedraagt bij een goed ontwikkeld gewas 40:1 en dat is relatief hoog. Dit resulteert in een persistente mulch met een goede onkruidonderdrukking. Rogge onderdrukt heel goed kleine onkruiden zoals melganzevoet, amarant, fluweelkruit, akkerandoorn en naaldaar. Muur is een lastig onkruid. Bij het afsterven van winterrogge komen allelopatische stoffen vrij. Deze stoffen verhinderen het kiemen van onkruiden. Ongeveer 30 dagen na het doden van de winterrogge stopt dit verschijnsel. In Zwitserland heeft men ervaren dat maïs last kan hebben van deze allelopathische stoffen van rogge. Rogge onderdrukt meer dan 80% van het onkruid wanneer de bodem minimaal voor 90 procent bedekt is. - Directzaai in de biologische teelt - 30 Een mix met winterrogge en winterwikke onderdrukt onkruid nog beter. Een extra voordeel van deze mix is de beschikbare stikstof die uit de winterwikke vrijkomt. Zaai rogge maximaal 3- 4 cm diep. Zaai 120- 180 kg per hectare. Bij laat zaai in de herfst kan zelf 300 kg/ha aan zaaizaad nodig zijn om het veld voldoende te bedekken. Een hoeveelheid van 120- 180 kg zaaizaad per hectare is in Nederland meestal een prima hoeveelheid. Zeker bij een directzaai-systeem is een dikke stand zeer wenselijk. Zaai rogge in combinatie met een vlinderbloemige groenbemester (standaard zaaizaadhoeveelheid bij “normale” groenbemester is Rogge 60 kg/ha en wikke 50 kg/ha). Na het maaien van een rogge die kleiner is dan 30cm vindt hergroei plaats (informatie afkomstig van een studie voor biologische boeren in Noord-Amerika: Extension 2010). Het is verstandig rogge 10 dagen voor het planten te doden. Rollen of klepelen van de groenbemester is het effectiefste als het gewas in bloei is. Het is daarom verstandig rogge pas te doden wanneer 50-75% van het gewas in bloei is. Er zijn positieve ervaringen met pompoenen, bonen en erwten in een rogge gezaaid. Hierbij is het belangrijk dat de bodem niet te droog is en de zaden voldoende bedekt en aangedrukt kunnen worden. De teelt van maïs is mogelijk zolang er maar een periode van 10 tot 30 dagen zit tussen het doden van de winterrogge en het zaaien van de maïs. (Wilson 2005) (Extension 2010) (Timmer 2004) Wintertarwe Ook wintertarwe is geschikt als groenbemester in directzaai. Wintertarwe kan gezaaid worden tot half oktober en is winterhard. Hoe later wintertarwe gezaaid wordt hoe slechter de bodembedekking in de winter. De C/N-verhouding van een goed ontwikkelde wintertarwe is 35:1. Wintertarwe breekt sneller af dan winterrogge. Onkruiden worden onderdrukt met allelopatische stoffen die vrijkomen bij de afbraak van wintertarwe. Deze stoffen komen in kleinere hoeveelheden vrij dan bij winterrogge. Dit maakt tarwe beter geschikt als groenbemester bij gewassen die gevoelig zijn voor deze stoffen. In een bouwplan met veel granen is wintertarwe een minder goede keuze. Zaai wintertarwe maximaal 3- 4 cm diep. Zaai 150- 180 kg zaaizaad per hectare. Bij slechte omstandigheden of laat zaaien is het beter om 50- 75% meer zaaizaad te gebruiken. Het advies bij directzaai is 180-250 kg/ha. Zeker bij directzaai is een dikke stand zeer wenselijk. Zaai tarwe in combinatie met een vlinderbloemige groenbemester (Bij “normaal” groenbemesterteelt wordt geadviseerd: tarwe 70 kg/ha en wikke 50 kg/ha). Tarwe is goed te doden door rollen of klepelen. Rollen of klepelen van de groenbemester is het meest effectief als het gewas in bloei is. Het is verstandig tarwe pas te doden wanneer 50-75% van het gewas in bloei is. Een nadeel van wintertarwe ten opzichte van winterrogge en wintergerst is de relatieve late bloei. Dit stelt eisen aan het hoofdgewas. Gewassen zoals pompoenen, bonen, erwten en maïs doen het goed als Directzaai gewas in een groenbemester van wintertarwe. Hierbij is het wel noodzakelijk dat de bodem niet te droog is en de zaden voldoende bedekt en aangedrukt worden. (Wilson 2005) (Extension 2010) (Timmer 2004) Wintergerst Wintergerst is vergelijkbaar met wintertarwe en winterrogge. Wintergerst heeft een snellere beginontwikkeling dan wintertarwe maar langzamer dan die van winterrogge. Wintergerst produceert minder biomassa dan winterrogge en wintertarwe. Bij wintergerst ligt het gemiddelde op 5 ton per hectare. De C/N-verhouding bij is bij een goed ontwikkelde wintergerst 20:1 en verteerd relatief gezien snel. Het grote voordeel van wintergerst is de relatief vroege bloei. Hierdoor kan de hoofdteelt vroeger gezaaid worden dan bij wintertarwe en winterrogge. Daarnaast zijn de allelopathische eigenschappen van wintergerst te vergelijken met wintertarwe. De andere gegevens zijn voor wintergerst vergelijkbaar met wintertarwe. De zaaiperiode eindigt begin oktober. Standaard zaaiadvies is 120-160 kg per ha. Voor Directzaai is het beter om 180-240 kg per ha te zaaien om voor de winter een goede bodembedekking te krijgen. Japanse haver - Directzaai in de biologische teelt - 31 Japanse haver is een vrij nieuwe groenbemester. Deze groenbemester is nog onbekend in het systeem van directzaai. Japanse haver is een zeer snelle grond bedekker en onderdrukt onkruiden goed tot zeer goed. Japanse haver ontwikkelt sneller dan gewone haver. Japanse haver wordt omschreven als vorstgevoelig, maar overleeft normaal gesproken de Nederlandse winters. Hoe later de haver wordt gezaaid, hoe groter de kans op uitwintering. Japanse haver kan gezaaid worden vanaf april tot eind september. Zaai 60 tot 100 kg per hectare. Als laat in het seizoen wordt gezaaid kan beter 100-150 kg per hectare worden gezaaid om voldoende bodembedekking te krijgen. Voor een nog snellere bodembedekking is een mengsel met gele mosterd geschikt. Mengsels met vlinderbloemige zijn ook geschikt voor directzaai. Het doden van de groenbemester kan waarschijnlijk door klepelen of rollen net als bij andere granen. Hierbij is het wel verstandig te wachten met rollen tot minimaal 75% van het gewas in bloei is. Winterwikke Winterwikke is een goede stikstofbron. Tijdens en na de teelt van winterwikke komt veel stikstof vrij. Deze stikstof kan opgenomen worden door andere gewassen. Een goed ontwikkelde wikke levert al snel 50 kg beschikbare stikstof per hectare. Met een C/Nverhouding van 8:1 tot 15:1, komt er relatief gezien veel stikstof vrij bij de afbraak van de groenbemester. Winterwikke heeft een goede bodembedekking, waardoor onkruid goed onderdrukt wordt. De beginontwikkeling is echter traag. Na het doden van de wikke is de onkruidonderdrukking goed, alleen van tijdelijke duur. Het is beter winterwikke te zaaien in een mengsel met een graan. Wikke bezit hoge concentraties aan fosfaat. Wikke neemt veel fosfaat op, bij de afbraak van de groenbemester komt dit fosfaat weer vrij. Zaaien kan tot begin september. Zaai 60 tot 110 kg per hectare. Bij directzaai en slechte omstandigheden wordt geadviseerd 100-130 kg/ha aan winterwikke te zaaien. Om het gewas effectief te doden met rollen, moet het gewas minimaal voor 50% in bloei zijn. Dit geld ook voor klepelen. Volgens het Rodale institute in Noord-Amerika bloeit een winterwikke groenbemester begin- midden mei. De mulch die achterblijft scheid een allelopathische stof uit die gewassen zoals tomaten en komkommers extra stimuleren bij hun groei. Waarschijnlijk geld dit ook bij de teelt van pompoenen (Schonbeck 2010). Wikke groeit goed in combinatie met een graangroenbemester zoals rogge. Gewassen als pompoenen en broccoli doen het goed in een mulch van wikke. (Extension 2010) (Timmer 2004) Brassicacea (gele mosterd, bladrammenas) Brassicacea groenbemesters zijn geschikt als stikstof vanggewas en bieden een goed alternatief voor het bestrijden van bepaalde plagen. Bij de afbraak van deze groenbemesters komt snel stikstof vrij. Brassicaceas onderdrukken onkruiden in het najaar goed door hun snelle groei en snelle bodembedekking. Kleinzadige onkruiden zoals, herderstasje, groene naaldaar, nachtschade en hanepoot worden in het voorjaar onderdrukt door de mulch van deze groenbemesters.(in de literatuur worden ook amarant, studentenkruid en aardangel genoemd). In Pennsylvania is er een proef uitgevoerd met bladrammenas. Deze groenbemester was eind augustus gezaaid en in december bij de eerst vorst afgestorven. De mulch die achterbleef onderdrukte overwinterende onkruiden tot april wat resulteerde in een fijn, onkruidvrij zaaibed. In dit zaaibed werd maïs gezaaid zonder gebruikt te maken van herbicide. Brassicacea hebben een lage C/N-verhouding waardoor ze sneller verteren dan granen. Mengsels met haver, rogge, erwten en klavers zijn mogelijk. Brassicaceae zijn zeer groeikrachtig, bij een mix van groenbemesters moet gezorgd worden dat de Brassica’s niet te veel gaan overheersen. Een voorbeeld van een mengsel kan zijn Rogge (80kg/ha) en bladrammenas (15kg/ha). Koolgroenbemesters die niet in de winter zijn afgestorven kunnen in het voorjaar gedood worden. Het doden van deze groenbemesters in het voorjaar kan aan de hand van maaien of rollen. Bladrammenas kan na maaien gaan hergroeien. Deze groenbemesters kunnen ook gerold worden, maar moeten dan wel bloeien zodat het gewas goed afsterft. Brassicacea groenbemesters scheiden een allelopathische stof uit. In Nederland is er een ervaring op een NKG bedrijf dat Bladrammenas gevolgd door gele mosterd de groei van zaaiuien meer vertraagd - Directzaai in de biologische teelt - 32 vergeleken met zomergerst gevolgd door gele mosterd. De voorvrucht was zomergerst, waarvan een perceelsgedeelte was ondergewerkt en is ingezaaid met bladrammenas. Na de oogst van de zomergerst is het gehele perceel (inclusief bladrammenas ingezaaid met gele mosterd. Tijdens de teelt van zaaiuien was duidelijk te zien dat de uien in het deel waar bladrammenas stond ca twee weken later waren in ontwikkeling. Bladrammenas: Zaaien van mei tot begin september met een zaaizaadhoeveelheid van 15-25kg/ha. Bij directzaai is het verstandig deze hoeveelheid te verhogen tot ca 20-50 kg per ha. Gele mosterd: Zaaien van augustus tot begin oktober met een zaaizaadhoeveelheid van 20-50 kg per ha. Bij directzaai is het beter om 50-60 kg per ha te zaaien. Het wordt aangeraden om Brassicacea groenbemesters dik te zaaien om te voorkomen dat er dikke wortels en stengels ontstaan. (Extension 2010) (Timmer 2004) Boekweit Boekweit is na 35 tot 40 dagen een ontwikkeld gewas. Dit blijkt uit een rapport afkomstig uit Noord- Amerika waar boekweit in het voorjaar gezaaid wordt (Extension 2010). Het gewas is niet winterhard en kan daarom het beste gezaaid worden in juni en juli. Het zaad kiemt dan al na 3-5 dagen. In de eerste weken ontwikkeld het gewas snel (tot ca 8 cm hoogte). De bodem bedekt dus snel. Na afsterven verteerd boekweit heel snel. Onkruiden als grasachtige, melganzevoet en amarant kunnen een probleem zijn als de opkomst van de boekweit slecht is of wanneer het gewas gaat afrijpen. Ziekte als een bladvlekkenziekte (Ramularia en Rhizoctonia) kunnen voorkomen in boekweit. Boekweit onderdrukt onkruiden goed en heeft waarschijnlijk een allelopathische werking. Toch zijn de sterkste eigenschappen van boekweit de snelle beginontwikkeling die er voor zorgen dat onkruiden worden onderdrukt. Boekweit kan fosfaat opnemen die voor andere planten niet opneembaar is. Bij de afbraak van de boekweit komt de opgenomen fosfaat vrij. Wanneer minder dan 25% van de boekweit bloeit, heeft maaien geen zin. Het gewas zal gaan hergroeien. Bij een goede ontwikkeling van boekweit bloeit het gewas al na een aantal weken. Het gewas moet volledig bloeien om het effectief te kunnen doden. Wanneer het gewas bloeit, moet binnen 10 dagen het gewas gedood worden. Bij te laat rollen vormt boekweit zaad, dat problemen kan leveren in het hoofdgewas. Ook zaad wat onrijp lijkt kan bijvoorbeeld in de winter afrijpen (Ervaring Wenz). Zaai 60 tot 80 kg/ha op een diepte van 1 tot 4 cm. Bij slechte omstandigheden kan beter meer gezaaid worden (tot een hoeveelheid van 110 kg/ha). Zaai boekweit vanaf april tot eind augustus. Bij een warm najaar kan gezaaid worden tot begin september. Boekweit is goed te combineren met verschillende klaversoorten, zonnebloemen en gele mosterd. Facelia Facelia wortelt ondiep maar produceert bij tijdig zaaien veel bladmassa. Facelia kan gezaaid worden van april tot eind augustus. Facelia is zeer vorstgevoelig. Normaal wordt 6 tot 14 kg per ha gezaaid. Bij directzaai is het verstandiger om 12-20 kg per hectare te zaaien. Verder is er een zeer fijn kruimelig zaaibed nodig. Facelia heeft een positief effect op de bestrijding van plagen in cultuurgewassen. Facelia heeft een aantrekkingskracht op plaaginsecten-parasieten zoals een sluipwesp. Ook worden plaaginsecten weggelokt uit cultuurgewassen. Doordat Facelia geen familieverwanten heeft tussen de huidige cultuurgewassen is overdracht van ziekten beperkt. Wel is het gewas een waardplant voor Phoma. Is er in de aardappelteelt veel problemen met Phoma, dan wordt de teelt van facelia ook afgeraden. Facelia groeit slecht op zeer zware kleigronden, ook zeer kalkrijke gronden zijn ongeschikt. (Paauw 2009) (Timmers 2004) Zonnebloemen - Directzaai in de biologische teelt - 33 Zonnebloemen staan bekent om het kiemkrachtige zaad. Zaden van zonnebloemen groeien gemakkelijk door een mulchlaag heen. De wortels van zonnebloemen zijn vertakt en compact. Dit kan nadelig zijn voor directzaai. Door de hoge groei is de grondbedekking niet optimaal. Zonnebloemen zijn geschikt om in een mengsel met lage gewassen te zaaien, omdat zonnebloemen niet veel concurreren met “lage” groenbemesters en toch relatief veel biomassa produceren. Het zaaitijdstip loopt van juli tot begin augustus. Een normaal zaaiadvies is 10-30 kg/ha, maar bij het Nederlandse klimaat en toepassing bij directzaai wordt aangeraden 50 tot 100% meer zaaizaad te gebruiken (zo’n 20-60 kg/ha). Zonnebloemen zijn niet winterhard en sterven dus normaal gesproken af in de winter. Bij een groot gewas is het verstandig het gewasopstand te klepelen om problemen met grove stukken te voorkomen. Meeldauw, (Peronospora), Sclerotinia sclerotiorum, Bladvlekkenziekte (Phynchosporium secalis) en Botrytis zijn de meest voorkomende ziekten in zonnebloemen. In een het bouwplan met veel gevoelige gewassen voor Sclerotinia kunnen zonnebloemen dus problemen opleveren. Op het bedrijf van Wenz (Duitsland) wordt veel gebruik gemaakt van zonnebloemen. Hierbij wordt er een mengsel gezaaid van Zonnebloemen, klaver en boekweit (Wenz 2008). Blauwe lupine Lupine zorgt voor een snelle bodembedekking. Het is een redelijke goede onkruidonderdrukker. Het is eventueel mogelijk om te eggen als de penwortel goed verankerd is. Bij een slechte structuur van de grond is lupine af te raden. Zaaien kan tot half augustus. Lupine is vorstgevoelig en vriest in de winter af. Zaaien 140 tot 160 kg/ha, bij slechte omstandigheden en directzaai is 150-180 kg/ha beter. Daarnaast komt er tijdens en na de teelt van lupine stikstof vrij. Deze kan ten goede komen aan de volgteelt. Lupine houdt niet van kalkrijke gronden. Inkarnaatklaver Inkarnaatklaver heeft een goede beworteling. Door de snelle beginontwikkeling worden onkruiden goed onderdrukt. Deze klaver is geschikt als groenbemester en als ondervrucht en is daarnaast winterhard. Zaai vanaf begin juni tot begin september een hoeveelheid van 25-35 kg/ha. Zaai in een fijn zaaibed op een diepte van 1 á 2 cm. Inkarnaatklaver is een compact gewas met een C/N-verhouding van 16:1. Het gewas zal na afsterven snel verteren, hierbij komt de vastgelegde stikstof snel vrij. Dit is gunstig voor volgteelten die bij de beginontwikkeling veel stikstof nodig heeft. De stikstof die vrijkomt uit inkarnaatklaver kan oplopen tot 200 kg stikstof per hectare. Inkarnaatklaver kan met rollen gedood worden. Hierbij moet het gewas in volle bloei staan. Het voordeel van inkarnaatklaver is dat deze klaver rond begin/half mei bloeit. (Steijaert 2010) Wintererwten Wintererwten bedekken in het najaar maar traag de bodem en kunnen bij laat zaaien de bodem dus niet 100% bedekken. In het voorjaar hervat de groei en kan veel massa ontstaan. Wintererwten zijn redelijk winterhard en kunnen een vorstperiode van -15 graden overleven. Hierbij moet het gewas wel in het 4e bladstadium zijn. Zaaien is mogelijk tot half oktober, waarbij 280 kg/ha wordt gezaaid. Dit zou voor directzaai 300320 kg/ha mogen zijn, om de bodem ook in de winter beter bedekt te hebben. Het gewas bloeit van begin tot midden mei, zodat er voldoende mogelijkheden zijn voor een volggewas. Wintererwten kunnen 100 kg stikstof fixeren. Het volggewas kan hier van profiteren. Wintergerst en maïs doen het goed in een mulchlaag van wintererwten. Het is af te raden wintererwten te zaaien in een bouwplan met veel kans op Sclerotinia. Erwt groenbemester past niet goed in een bouwplan met conservenerwten. Erwten zijn zeer slecht zelfverdraagzaam. Op het bedrijf van Wenz (Duitsland) wordt gebruik gemaakt van wintererwten als groenbemester. Hier wordt in het voorjaar een graangewas doorheen gezaaid (Wenz 2008). (Merkblatt 2009:2) (Paauw 2009) (Timmers 2004). (Winter)veldbonen - Directzaai in de biologische teelt - 34 Winterveldbonen bedekken de bodem goed. Na 3-4 weken kan het veld al goed bedekt zijn. Winterveldbonen kunnen goed onkruid onderdrukken. Zaaien kan vanaf eind september tot midden oktober. Het zaad kan al ontkiemen bij een temperatuur van 3 graden. De algemene zaaizaadhoeveelheid is 200 kg/ha. Uit ervaringen op een proefje van DLV plant is gebleken dat het beter is om minimaal 250-350 kg/ha te zaaien. Het gewas moet diep genoeg gezaaid worden. Dit mag op een diepte van 6-8 cm. In het voorjaar kan er eventueel nog geëgd worden tegen kleine onkruiden. Na het doden van de veldbonen, ontstaat er een dikke mulchlaag, die een aantal weken aanwezig blijft. Veldbonen verteren sneller dan granen. Veldbonen fixeren stikstof, dit kan oplopen tot 150 kg per hectare. Deze stikstof komt deels beschikbaar voor het volggewas. Na de teelt van veldbonen als groenbemester is het niet verstandig om erwten, bonen of lupine te zaaien. Veldbonen zijn goed te combineren met haver en gerst als groenbemester. Veldbonen laten zich gemakkelijk rollen en sterven redelijk goed af wanneer de stengel geknakt is. Hoe dichter het gewas bij de bloeiperiode is hoe beter het gewas afsterft na rollen. Klepelen is ook een mogelijkheid om het gewas te doden. (Merkblatt 2009:1) Mengsels De mulch van groenbemesters kan in veel gevallen het beste voor de helft bestaan uit persistente mulch. Graan- of gras groenbemesters leveren over het algemeen een goede persistente mulch. Daarom is een combinatie met deze groenbemesters vaak gewenst. Er moet voldoende stikstof beschikbaar komen voor het volggewas. Bij de afbraak van een graan/grasgroenbemester is stikstof nodig, grotendeels wordt dit gehaald uit het gewas zelf, maar wanneer de C:N verhouding te hoog is kan ook stikstof uit de bodem worden gehaald. Het is dus in de meeste gevallen verstandig een mix te maken met een vlinderbloemige groenbemester of een groenbemester met een lage C: N- verhouding zodat er voldoende stikstof in de bodem aanwezig is: Voor de afbraak van de groenbemesters en voor de groei van het gewas. 4.2 Techniek en mechanisatie Zoals eerder gezegd is de basis van directzaai in de biologische teelt een goed ontwikkelde groenbemester. Om onkruiden te onderdrukken moeten groenbemesters de bodem zo snel en zo lang mogelijk bedekken. De uitgangssituatie vóór het inzaaien van het hoofdgewas moet goed zijn: Een bedekte bodem met een persistente dode mulch. Wanneer de groenbemester in de winter is afgestorven vormt de mulch weinig problemen op het gebied van zaadvorming (opslag) en overwoekering van het hoofdgewas. Bij directzaai wordt veel gebruik gemaakt van winterharde groenbemesters zoals wintergranen en winterwikke. Deze groenbemesters hervatten hun groei in het voorjaar. Om een goede uitgangssituatie te krijgen moet deze groenbemester gedood worden. In de biologische teelt moeten groenbemesters mechanisch worden gedood. Hiervoor zijn er twee manieren: Door rollen of klepelen. Dit wordt toegelicht in paragraaf 4.2.1. Wanneer de groenbemester dood is, blijft een dikke mulch-laag over. Deze mulch-laag bemoeilijkt het zaaien. Om tot een goed zaairesultaat te komen is een aangepaste machine noodzakelijk. In paragraaf 4.2.2 wordt dit toegelicht. 4.2.1 Het mechanisch doden van groenbemesters Rollen Bij het rollen van een groenbemester wordt het gewas omlaag gedrukt en/of omgeknikt. Na het rollen sterft de groenbemester langzaam af. Het tijdstip van rollen is afhankelijk van het soort groenbemester. Zie hoofdstuk 4.1. Bij zaaien wordt aangeraden dezelfde rijrichting aan te houden als bij het rollen van de groenbemester. Hierdoor is het gemakkelijker om door de groenbemester te snijden. Door in dezelfde richting te zaaien en rollen blijft bovendien de groenbemester beter in takt. Het is verstandig op tijd te rollen om natuurlijke legering van groenbemesters te voorkomen. Bij natuurlijke legering - Directzaai in de biologische teelt - 35 ligt de groenbemester (mulch) kriskras door elkaar heen. Wanneer een gerolde groenbemester door elkaar heen ligt, moet de kouter van de zaaimachine actief gaan snijden. De kouter kan dan sneller gaan verstoppen of gewasresten worden in de grond gedrukt. In figuur 4.1 is een schematische tekening te zien van een goed gerolde groenbemester (links) en een slecht gerolde groenbemester (rechts). In deze figuur is te zien dat bij de slecht gerolde groenbemester de schijfkouter veel meer massa moet doorsnijden dan wanneer de groenbemester parallel is gerold. Figuur 4.1: Gerolde groenbemesters, goed gerold (links), slecht gerold (rechts) Op de markt zijn verschillende gewasrollen. De verschillende rollen worden kort toegelicht. Afbeelding 4.1: Gewasrol/messenwals, voor een intensieve gewas kneuzing. Bron: Dal-bo 2010. - Directzaai in de biologische teelt - 36 In afbeelding 4.1 wordt een messenwals getoond. Dit is tot nu toe de enige rol die in Nederland verkocht is. Deze machine is zeer agressief; Gewasresten en groenbemesters worden flink gekneusd en zelfs verkleind. Bij deze machine worden onkruiden en gewasresten goed gedood. Een nadeel van deze machine is dat hij veel grond losmaakt en opwerpt. Je creëert een zaaibed voor onkruiden. Met deze machine kan een snelheid van rond de 20 km per uur gehaald worden. De gewasrol die is weergegeven in afbeelding 4.2, is afkomstig uit Texas. Deze machine bestaat uit meerdere rollen en werkt effectief. Doordat de rollen in een hoek aan het frame zijn bevestigd, rolt de machine rustig en geleidelijk, waardoor er geen schokken en trillingen ontstaan. De rollen hebben onderling een kleine overlap met een goed resultaat. Een nadeel van deze machine zijn de relatief hoge onderhoudskosten. Een ander nadeel van deze machine is dat hij achter de trekker wordt bevestigd, hierbij kan niet in een werkgang gezaaid worden. Daarnaast veroorzaakt de trekker sporen. De groenbemesters die zich bevinden in deze sporen worden slecht gerold. Met de machine kan een gemiddelde snelheid van 9 km/h gehaald worden. Afbeelding 4.2: Gewasrol. Bron: D.L. Industries 2010 De gewasrol die is weergegeven in afbeelding 4.3. geeft goede resultaten. Met deze rol kan een groenbemester gedood worden en één nieuw gewas in een werkgang worden gezaaid. De gewasrol knikt een groenbemester waardoor de groenbemester afsterft. De gewasrol bestaat uit een cilinder met messen die geplaatst zijn in een visgraat. Door de messen in een visgraat te plaatsen gaat de rol niet stuiteren werkzaamheden. De stand/hoek van de messen op de rol is belangrijk. De messen moet iets terug worden gedraaid uit de rijrichting want als ze geplaatst worden in een hoek van 90º drukken de messen te fel in de grond waarbij de toplaag van de bodem los komt te liggen. Met deze machine kan 9 tot 14 km per uur worden gereden. Afbeelding 4.3: Gewasrol, cilinder. Bron: Sayre 2003. bestaand uit een Manfred en Friedrich Wenz hebben een eigen rol ontworpen. Deze rol kan zowel aan de voor- als achterzijde van de trekker worden aangekoppeld. De messen op de rol staan niet loodrecht op de rol. Door de twee aankoppelpunten kan dus ook gekozen worden in welke stand de messen moeten staan. Wenz gebruikt een stekende stand bij bijvoorbeeld rogge en een slepende stand bij bijvoorbeeld erwten en veldbonen. - Directzaai in de biologische teelt - 37 Afbeelding 4.4: Rol van Manfred en Friedrich Wenz Klepelen: Bij klepelen ligt de mulch die achterblijft kriskras door elkaar. Dit geeft dezelfde problemen met verstopping dan wanneer zaaien en rollen niet in dezelfde rijrichting plaatsvindt. Dit nadelige effect is bij klepelen erger dan bij rollen, omdat bij klepelen kleinere stukken gewas op de bodem liggen die gemakkelijker de grond in worden gedrukt bij het zaaien. Een ander effect van klepelen is de afbraaksnelheid van de mulch. Wanneer een groenbemester is geklepeld, zijn de gewasresten kleiner dan bij rollen. Hierdoor breekt de mulch sneller af. Dit kan nadelig zijn voor de duur van de bodembedekking. 4.2.2 Zaaien Zaaien in een dikke mulchlaag is moeilijker dan zaaien in zwarte grond. Om bij een dergelijk systeem met directzaai tot een goed zaairesultaat te komen zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten: • De zaaimachine moet een directzaaimachine zijn. Op de markt zijn vele machines waarmee direct gezaaid kan worden. In bijlage 3. staan de belangrijkste machines voor directzaai. Deze lijst bevat hoofdzakelijk machines die in Europa verkocht worden. Machines breder dan 6 meter zijn meestal weggelaten uit deze lijst. Machines breder dan 6 meter zijn te groot voor Nederlandse omstandigheden. Deze speciale machines zijn zo aangepast dat ze geschikt zijn om door grote hoeveelheden mulch heen te zaaien; • De rijrichting van rollen en zaaien moet dezelfde zijn; • De bodemconditie moet goed zijn. Een natte grond versmeert snel en in een te droge grond is het lastig zaden goed te bedekken. De bodem moet ook voldoende zijn opgewarmd; - Directzaai in de biologische teelt - 38 • • • • Zaden moeten op de juiste diepte worden weggelegd. De zaaimachine moet dus diep genoeg kunnen snijden. De machine moet voldoende druk hebben op de kouters; Het zaad moet voldoende bedekt en aangedrukt worden. Wanneer zaad los in de zaaigeul ligt ontkiemt het slecht. De drukwielen van de zaaimachine moet zwaar genoeg kunnen drukken; De bodem moet maximaal bedekt blijven. Bij onvoldoende dekking kunnen onkruiden een probleem worden. De zaaigeul moet daarom zo smal mogelijk zijn; De bodem mag niet te intensief worden bewerkt bij het zaaien. Veel directzaaimachines werken intensief. Hierbij wordt grond omhoog geworpen en komt terecht op de mulch. Dit vergroot de kans op problemen met onkruiden. 4.3 Teelt In deze paragraaf komen gewassen aan bod die geschikt zijn voor Directzaai. Dit zijn alleen gewassen die veel in de Nederlandse biologische landbouw worden geteeld. De zaaihoeveelheden die in deze paragraaf worden weergegeven zijn richtlijnen. Daarnaast is het verstandig om rekening te houden met het weer en de zaaidata. Bij laat zaaien is een groter hoeveelheid gewenst voor een goede bodembedekking. (Suiker)Maïs Bij de voorvrucht van maïs moet rekening worden gehouden met de kans op ziekte en plagen zoals fusarium en roest. Wanneer in een bouwplan met minimale grondbewerking of directzaai veel granen (inclusief maïs) worden geteelt, is de kans op besmetting groter. Het is daarom verstandig geen graangroenbemesters te gebruiken. Daarnaast blijkt uit een proef, uitgevoerd in Zwitserland dat maïs slecht bestand is tegen allelopathische stoffen van winterrogge. Dit zou rogge ongeschikt maken als groenbemester bij Directzaai van maïs. In onder andere Amerika wordt juist wel veel gebruik gemaakt van winterrogge als groenbemester. In Amerika houdt men rekening met het zaaitijdstip van maïs. Men wacht minimaal 10 dagen na het rollen met zaaien. In Nederland kan dit een probleem opleveren in verband met de zaaidatum, aangezien rogge bloeit in begin/half mei. In dit geval zou een groenbemester zoals inkarnaat klaver/winterwikke in combinatie met boekweit of eventueel een gele mosterd geschikt kunnen zijn. Een andere optie is veldbonen, maar daar is nog weinig van bekend in de teelt van maïs. In een bouwplan waarin weinig granen worden geteeld is een groenbemester als wintergerst of japanse haver in combinatie met een winterwikke zeer geschikt. Inkarnaatklaver (15kg) - boekweit (60kg) 75 kg/ha Inkarnaatklaver (15kg) - gele mosterd (20kg) 35 kg/ha Inkarnaatklaver(15kg) – wintergerst (100kg) of japanse haver (60kg) 115 of 75 kg/ha Winterwikke (50kg) – boekweit (50kg) 100 kg/ha Winterwikke (45kg) - gele mosterd (30kg) 75 kg/ha Winterwikke (50kg) - wintergerst (100kg) of japanse haver (50kg) 150 of 100 kg/ha Voor zaaizaadhoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1. Pompoenen Bij pompoenen lijkt de meest geschikte groenbemester een winterrogge gecombineerd met winterwikke. Winterrogge geeft een persistente mulch. Onkruiden worden lang onderdrukt en de vrucht blijft schoner. Winterwikke levert veel stikstof dat belangrijk is in de teelt van pompoenen. Winterwikke (50kg) – winterrogge (60kg) - Directzaai in de biologische teelt - 110kg/ha 39 Bonen In een bouwplan met bonen die 1:4 geteeld worden is het niet verstandig een groenbemester als veldbonen te gebruiken. Het is de vraag of de mulch geen problemen veroorzaakte bij de oogst. Een geschikte voorvrucht zou een graangroenbemester kunnen zijn. Een winterrogge en Japanse haver geven een goede bodembedekking en onkruidonderdrukking. Wintergerst en wintertarwe onderdrukt onkruiden iets minder, maar wel goed. Wanneer de groeiomstandigheden slecht tot goed zijn, is het verstandiger om te kiezen voor een graangroenbemester die wat minder biomassa produceert zoals een wintergerst en een wintertarwe. Bij een grote onkruiddruk is het beter om te kiezen voor juist veel biomassa zoals winterrogge. De kans op opbrengst derving door de aanwezigheid van veel biomassa neemt dan wel toe. De meest geschikte groenbemester zou dan ook wintergerst kunnen zijn. Wintergerst zou eventueel nog gemengd kunnen worden met gele mosterd of facelia. Wintergerst (120kg) – gele mosterd (15kg) of facelia (10kg) 135 of 130kg/ha Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1. Erwten Erwten bedekken vrij snel de bodem. Ook bij conservenerwten is het de vraag of de mulch een probleem zou kunnen zijn bij de oogst. Een mulchlaag die lang blijft liggen is niet noodzakelijk. Stikstof is minder een item omdat erwten een vlinderbloemige is. Een voorvrucht van vlinderbloemigen is dus niet nodig en mogelijk niet gewenst, vanwege risico’s op ziekten. Een groenbemester als wintergerst geeft geen extreme hoeveelheden biomassa en is dus geschikt als groenbemester. Dit zou gemengd kunnen worden met boekweit of facelia wanneer op tijd zaaien in de zomer/herfst mogelijk is. Wintergerst (120kg) – facelia (8kg) Wintergerst (120kg) – gele mosterd (15kg) 128kg/ha 135kg/ha Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1. Granen Een graangroenbemester is niet geschikt als voorteelt voor graan. Granen hebben veel stikstof nodig. Deze stikstof kan theoretisch grotendeels geleverd worden door groenbemesters. Wintererwten, veldbonen, winterwikke en klavers kunnen veel stikstof leveren. Het nadeel van wintererwten, veldbonen en vooral winterwikke is dat een zomergraan die normaal in maart/april gezaaid wordt, later in het seizoen gezaaid moet worden, wat flinke opbrengstderving tot gevolg heeft. De vroege zaai maakt veel groenbemesters niet mogelijk. De voorkeur zou uit kunnen gaan naar klavers. Deze klavers kunnen eind zomer tot begin herfst gezaaid worden. Voor wintergranen is een mengsel van klavers en gele mosterd of boekweit mogelijk. Een mengsel is alleen noodzakelijk wanneer de klaver laat gezaaid wordt. Dit kan een overwinterende klaver zijn zoals inkarnaat klaver, maar wanneer men de klaver eerder weg wil hebben is een niet winterharde klaver ook mogelijk. Bij zomergranen is een mengsel met een overwinterende klaver, zonnebloemen en boekweit geschikt. Wanneer de zonnebloemen veel biomassa produceren is klepelen in de winter noodzakelijk. De klaver die de winter heeft overleefd moet in het voorjaar gepest worden waarbij direct een graangewas gezaaid kan worden. Tijdens de teelt voorziet klaver het gewas van stikstof. Er zijn ervaringen waarbij de klavers eerst gemaaid worden. Vervolgens wordt nog een deel van de klaver (ca 30%) weggesneden gelijktijdig met het inzaaien van het graan. Het graan kan ontwikkelen alvorens de klaver zijn groei weer herpakt. Inkarnaatklaver(20kg) - boekweit (30kg) Inkarnaatklaver(20kg) - gele mosterd(10kg) - Directzaai in de biologische teelt - 50kg/ha 30kg/ha 40 Inkarnaatklaver(20kg) - boekweit(15kg) – zonnebloem (20kg) 55kg/ha Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1. Kolen (Zoals broccoli) Vrijwel alle Koolsoorten hebben veel stikstof nodig bij hun groei. Bij de keuze van een groenbemester is het belangrijk om daar rekening mee te houden. Veldbonen, wintererwten, klaver of winterwikke zijn geschikt als groenbemesters voor de teelt van kolen. Het is verstandig om een mengsel te zaaien. Want de hierboven genoemde groenbemesters verteren vrij snel. Om toch een persistente mulch-laag over te houden is een mengsel met een graangroenbemester belangrijk. Een winterrogge met veel biomassa is hiervoor geschikt. Bij vroegere teelten is het verstandiger om wintergerst toe te passen omdat deze eerder bloeit dan andere granen. Pas bij vroege teelten geen inkarnaatklaver toe. Veldbonen (200kg) - winterrogge(50kg) of wintergerst(80kg) Wintererwten(180kg) - winterrogge(50kg) of wintergerst(80kg) Inkarnaatklaver(15kg) – winterrogge(100kg) of wintergerst(150kg) Winterwikke(50kg) – winterrogge(60kg) of wintergerst (100kg) 250 230 115 110 of of of of 280kg/ha 260kg/ha 165kg/ha 150kg/ha Voor zaaihoeveelheden bij enkelvoudige groenbemesters zie paragaaf 4.1. - Directzaai in de biologische teelt - 41 Conclusie Het lijkt er op dat directzaai voor de Nederlandse biolandbouw mogelijk is. Dit systeem lijkt alleen mogelijk als de groenbemester voldoende onkruidonderdrukkend is in het hoofdgewas. Directzaai is dus alleen mogelijk als er een geschikte groenbemester – gewas combinatie wordt gevonden. In hoofdstuk 4, zijn een aantal suggesties gedaan voor geschikte combinaties voor de Nederlandse praktijk. Op het gebied van directzaai zijn een aantal positieve internationale ervaringen, dit blijkt uit de verrichte studie. Directzaai biedt zeker perspectief voor de biologische landbouw. Met directzaai kan de bodemvruchtbaarheid een enorme impuls krijgen en mogelijk ook veel kosten besparen. Techniek en mechanisatie lijkt hierbij niet het probleem. Belangrijk is wel dat men beschikt over een goede gewasrol en directzaaimachine. De internationale ervaringen zijn echter niet rechtstreek te vertalen naar Nederlandse begrippen. Dit komt vooral door het verschil in klimaat. Groenbemesters en gewassen ontwikkelen in warmere klimaten anders dan in het Nederlandse klimaat. Directzaai moet daarom ontwikkeld worden voor Nederlandse omstandigheden. Het grootste probleem bij directzaai is onkruid. De aanwezigheid van onkruiden in de groenbemester geeft in de vervolgteelt problemen.. Belangrijk bij de uitvoering is dat het land optimaal bedekt blijft. De groenbemester moet goed en snel ontwikkelen zodat onkruiden onderdrukt worden. De groenbemester moet gedood worden op het juiste tijdstip en op de juiste manier. Na doding moet het onkruid zorgen voor voldoende onkruidonderdrukking in het hoofdgewas. Het gewas mag geen last hebben van nadelige allelopathische effecten. De grootste uitdaging is om de groenbemester onkruidvrij te houden. De groenbemester moet op het gebied van onkruidbestrijding misschien beschouwd worden als een hoofdgewas. Pas dus onkruidbestrijding toe in de groenbemester, zodat deze nagenoeg vrij is van onkruid. - Directzaai in de biologische teelt - 42 - Directzaai in de biologische teelt - 43 Bronnenlijst Alebeek, van F., Broek, van den R. en Weide, van der R. (2008). En de boer, hij ploegde niet meer? Literatuurstudie naar effecten van niet kerende grondbewerking versus ploegen; PPO rapport. Baldwin, K., Creamer, N., Treadwell, D. (2010). Singel species vs. Mixtures. http://www.extension.org/article/18542. Geraadpleegd op Nov. 2010. Basch, G. (2009). Presentation No-tillage worldwide, ECAF. http://www.ecaf.org/docs/ecaf/no%20tillage%20worldwide.pdf. Geraadpleegd op nov. 2010. Beek, van M. (2009). Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw; DLV Plant rapport. Beek, van M. (2009). Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw; DLV Plant rapport. Pag. 11-13. Bernearts, S. (2008). ‘Niet kerende grondbewerking (NKG)’, in: Biokennis, Akkerbouw & vollegrondsgroente, nr. 15. Blauwer, de V., Cauffman, D. en Vermeulen, P. (2008). Niet-kerende grondbewerking in aardappelen. Bokhorst, J., Heeres, E. (2004).Bodem in zicht. Dal-bo. (2010). Maxicut, http://www.dal-bo.com/pl/Rollers_1.aspx. Geraadpleegd op Nov. 2010. D.L. Industries, Inc. (2010). Rolling chopper. http://www.dlindustries.net/Products/Chopper2.htm. Geraadpleegd op Nov. 2010. DLV Plant. (z.d.). Niet kerende grondbewerking. www.nietkerendegrondbewerking.nl; Geraadplaagd op sept. 2010. FAO. (z.d.). Conservation agriculture, http://www.fao.org/ag/ca/. Geraadpleegd op okt. 2010. Geelen, Ing P. (2006). Handboek Erosiebestrijding, Hasselt, mei 2006. Eventueel schikbaar via: http://www.erosiebestrijding.info/Publicaties.htm#Eindrapport. Goede, van R. (z.d). Wageningen universiteit. Grantham, A., Seidel, R. (2010). Farmers dicover and discuss cover crop-based alternatives at poineering Berks county organic grain farm. http://www.rodaleinstitute.org/20100917_tillage-and-toxins. Geraadpleegd op okt. 2010 Groff, S. (z.d.). No-Tillage Sweet Corn. http://www.cedarmeadowfarm.com/PublishedArticles/. Geraadpleegd op okt. 2010 Holland, J.M. (2004). The environmental consequences of adopting conservation tillage in Europe: reviewing the evidence. Agriculture, Ecosystems and Environment 103, 1-25. - Directzaai in de biologische teelt - 44 Huinink, J.T.M., Kooistra, M.J., Kroon, J.J. Actualiteiten 32. Diepe grondbewerking en hun effecten. Consulentschap voor de Akkerbouw en de Tuinbouw; november 1984. Muijtjens, S., Niet-kerende grondbewerking. Nieuwsbrief februari 2009, Waterschap Roer en Overmaas; 2009. http://www.overmaas.nl/erosiebestrijding/informatie_nkg/nieuwsbrieven Masscheleyn, P., Regenwormen zijn goede bodemingenieurs. Landbouw & techniek 1314juli 2006, eventueel te vinden op: www.sowap.org/comms/media/pdf/LVN-14-072006.pdf. Merkblatt. (2009). Bioackerbohnen. Zwitserland: Fibl (1). Merkblatt. (2009). Bioeiweisserbsen. Zwitserland: Fibl (2). Paauw, J., Timmer, R.D., Zeeland, van M. (2009). Literatuurstudie ‘teelt van groenbemesters in combinatie met niet-kerende grondbewerking’, Lelystad: PPO. Sayre, L. (2003). TheNewFarm Recearch, New Tools for Organic No-Till. http://newfarm.rodaleinstitute.org/depts/NFfield_trials/1103/notillroller.shtml. Geraadpleegd op okt 2010. Schonbeck, M. (2010). How Cover Crops Suppress Weeds. http://www.extension.org/article/18524. Geraadpleegd op November 2010. Schonbeck, M. (2010). What is “Organic No-till,”and Is It Practical? http://www.extension.org/article/18526. Geraadpleegd op November 2010. Stadler, M. (2010). Gründüngerpflanzen – ihre Anbaueignung vor direkt gesätem Winterweizen zur unkrautunterdrückung. Steijaert, S. (2010). De groenbemesters, beschrijven van 52 verschillende soorten groenbemesters. Dronten: DLV Plant. Stone, A. (producer). (2005). Oregon Stat University Dept. of horticulture, Weed ‘Em and Reap. Film Timmer, R.D., Korthals, G.W. en Molendijk, L.P.G. (2004). Teelthandleiding groenbemesters. http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/handleidingen/teelthandleidinggroenbemesters-winterrogge. Geraadpleegd op Sept. 2010. Wenz, M., Wens, F. (2007/2008). Foto’s, rogge met klaver. Wilson, D. (2005). Choosing cover crops for no-till organic soybeans. http://www.rodaleinstitute.org/choosing_cover_crops. Geraadpleegd op okt. 2010. - Directzaai in de biologische teelt - 45 Bijlage Bijlage 1. Inhoud van de bodem De bodem bestaat uit levende delen en uit niet levende delen. De niet levende delen zijn onder andere mineralen(zand, silt en lutum), nutriënten en organische stof. Deze niet levende delen bepalen grofweg de eigenschappen van een bodem. De opbouw van de bodem met betrekking op gelaagdheid, korrelgrote en lutum-gehalte wordt hier niet behandeld. De verdeling en de opbouw van de niet levende delen in de top laag wordt in het natuurlijke proces bepaald door het bodemleven en planten. Planten bewortelen en bedekken de bodem. Zonder planten is leven in en rond om de bodem bijna niet mogelijk. Plantenwortels spelen een belangrijke rol in de natuur buiten de opname van voedingsstoffen en water voor de plant zelf. Positieve effecten van wortels in de bodem: • Tegengaan van uitspoeling; • Vasthouden van anorganische materialen; • Voedsel voor het bodemleven (organische stof); • Doorwortelen van de bodem, zodat er een luchtige structuur ontstaat; • Creeëren van een goed leef klimaat voor bodemorganismen; • Betere waterhuishouding. Bovengrondse plantendelen hebben naast de voordelen voor de plant zelf ook een positief effect op de natuur. Positieve effecten van bovengrondse plantendelen: • Tegengaan van erosie; • Tegengaan van snelle uitdroging; • Tegengaan van grote temperatuursschommelingen; • Tegengaan van erosie, stuiven en verslemping; • Aanvoer van organische stof; • Beschutting voor andere organismen. Planten zorgen ervoor dat er een gunstig klimaat ontstaat voor organismen. Ze bieden beschutting, voedsel en creëren een luchtige structuur. Wanneer een van deze punten weg valt, door bijvoorbeeld het oogsten van gewassen of het bewerken van de bodem, heeft dat direct effect op het bodemleven en op de structuur. Het bodemleven bestaat uit vele verschillende organisme. Deze organismen leven in een groot voedselweb. Hieronder een korte uitleg van wat het bodemleven inhoud en welke effecten het bodemleven heeft op de bodemkwaliteit. Bodemvoedselweb Het bodemleven zijn alle levende organismes in de bodem. Elk organisme heeft zijn eigen taak binnen het voedselweb. Er zijn groepen organismen die leven van planten(resten), andere van levende organismes. Het bodemleven is zeer complex. ‘Om een idee te geven: één kubieke meter grasland kan honderden miljoenen bacteriën, duizenden protozoa en honderden meters schimmelddraden, honderden nematoden, mijten en andere insecten en ook grote hoeveelheden aan andere microben en grotere organisme bevatten. Het gewicht per hectaren kan op een vruchtbare grond zo’n 20.000kg bedragen. Bacteriën en schimmels vormen ongeveer 80% van dit gewicht (Bokhorst, 2004). Om een goed beeld te geven moet het bodemleven in zijn geheel bekeken worden en niet afzonderlijk per soort organismen. Het bodemleven bestaat uit vele soorten en heeft invloed op vele processen in de bodem. Veel van de activiteiten van het bodemleven zijn van belang voor de landbouw: - Directzaai in de biologische teelt - 46 • Vrijkomen en vastleggen van voedingsstoffen voor het gewas door het afbreken van dood organisch materiaal; • Opbouw en afbraak van organische stof, met positieve effecten op levering van voedingstoffen, vochtvasthoudende vermogen, bufferend vermogen en stabiliteit van de bodem: o Losmaken van een verdichte grond door het graven van gangen; o Vorming van slijmstoffen die de bodemdeeltjes aan elkaar kitten; o Het mengen en transport van organisch en anorganisch materiaal en bodemdeeltjes; o Het maken van poriën in de bodem (poriën zijn belangrijk voor de wateren luchthuishouding in de bodem). • Beperken van te grote aantallen ziekteverwekkende organismen. Omdat alle organismen in het bodemvoedselweb een bepaalde plek hebben, spelen vrijwel alle organismen hierbij een rol; • Beperken van ondergrondse en bovengrondse plagen. Loopkevers en spinnen zijn bijvoorbeeld luizenbestrijders, dit als voorbeeld van bovengrondse plagen beperking; • Afbraak van giftige stoffen. Dit gebeurt vooral door microben (Bokhorst, 2004). Voor de taken en specifiekere functies van de verschillende organismen in de bodem wordt verwezen naar bijlage B.2Bodemorganismen onder de Loupe - Directzaai in de biologische teelt - 47 Bijlage 2. Bodemorganismen onder de loupe De taken van de verschillende soorten organismen worden hieronder uitgewerkt. In het figuur B.3 is het bodemvoedselweb schematisch weergegeven. In deze figuur is te zien hoe afhankelijk al de soorten organisme afhankelijk van elkaar zijn. Figuur B.1 Bodemvoedselweb Bron: WUR - Directzaai in de biologische teelt - 48 - Directzaai in de biologische teelt - 49 - Directzaai in de biologische teelt - 50 - Directzaai in de biologische teelt - 51 - Directzaai in de biologische teelt - 52 - Directzaai in de biologische teelt - 53 Bron: (Bokhorst 2004) - Directzaai in de biologische teelt - 54 Bijlage 3. Gegevens van verschillende Directzaaimachines Gewicht (leeg) [kg] Aankoppeling Aandrijving Rijafstand [cm] Scharen/ kouters Schaar/ kouter belasting max. [kg] Afdekking Vermogens behoefte min. [pk] Prijs [€] Gewassen +/- vanaf D9/AD3/AD2,5-6,0 (3,0) P 680-9.000 Driepunt/ opbouw Mech./ pneum. 12,5 Schaar/ schijfkouter 35 Strijkers 70 7.460 Granen en dergelijke Mulch Opbouw standaard met kopeg Kamps de Wild www.kampsdewild.nl Cirrus 3,0/4,0/6,0 (3,0) 4.050-8.850 Half gedragen Pneum. 12,5 Schaar/ schijfkouter 50-100 Strijkers 120-200 40.280 Granen en dergelijke Mulch Schijveneg Kamps de Wild www.kampsdewild.nl Primera DMC 6,0-9,0-12,0 (3,0) 5.500 Pneum. 18,75 Messen schaar 52 Strijkers 150/170/225 73.970 Granen Mulch/ direct Zaaischaar werkt redelijk intensief Kamps de Wild www.kampsdewild.nl Kamps de Wild www.kampsdewild.nl www.amazone. de Merk/ Fabrikant Serie/ product naam Amazone Half gedragen Mulch/ Opmerkingen direct zaai Dealer/ importeur in Nederland Contact website www.amazone. de www.amazone. de www.amazone. de Strijkers + drukrol 136 - Granen Zaaien met een Mulch/dire smalle beitel, ct beperte bewerking Schijf-kouter 250 Drukwiel 100 33.872 Granen/ grassen Mulch/ direct Geen grondbewerking - www.a-dlandwehr.de 31,5 Tanden met 250 vleugel schaar Drukwiel + strijkers 150-175-200 40.341 (£ Granen 35.000) Mulch (Direct) Zaaien via een triltand, redelijk intensief - www.claydond rill.com Mech. 12,5 Schijfkouter 130 Drukwiel + strijkers 120 42.00055.000 Granen/grassen Mulch/ direct Combinatie met triltanden (cultivator) Kongskilde Benelux B.V Klundert Molenvliet 20, 4791 GA Klundert, Nederland, Telefoon +31 (0)168408300, [email protected] www.kongskil de.com 2.000/2.200/ Driepunts 2.500 Mech. 15 Triltanden 110/120/ 130 Strijkers 120/140/160 - Granen/grassen Mulch/ direct Zaaien via een triltand, redelijk intensief Kongskilde Benelux B.V Klundert Molenvliet 20, 4791 GA Klundert, Nederland, Telefoon +31 (0)168408300, [email protected] www.kongskil de.com 2,0/3,0/4,0 (3,0) 2.200/3.800 Driepunt Mech. variabel vanaf 20cm Tanden met vleugels 260 triltandje en strijker 70 18.000 Granen/grassen/ Mulch/ zonnebloemen/ direct bonen Geen grondbewerking - 3,0 (3,0) 2.226 Mech. 12,5 cm Zaai schaar - Strijker 90 - Granen/ grassen/ rijst/ bonen/ Mulch koolzaad Aanbouw standaard Vormec BV. met kopeg Eesveenseweg 17, 8332 JA Steenwijk Tel: +31www.maschionet.c 521514095 Mail: om/gaspardo [email protected] Web: www.vormec.nl Pinta 4,0-4,5-5,0 (2,50) 930/2.046940/2.070950/2.090 - Granen/ grassen/ rijst/ bonen/ Mulch koolzaad Heeft waarschijnlijk zonder voorbewerking te Vormec BV. weinig kracht om zaad goed onder te werken. Eesveenseweg 17, 8332 JA Steenwijk Tel: +31www.maschionet.c 521514095 Mail: om/gaspardo [email protected] Web: www.vormec.nl S-SC / SLSLC 2,5-3,0-3,6 (2,53,17-3,67) 630/1.340750/1.580845/1.880 - Granen/ grassen/ Mulch/ rijst/ bonen/ direct koolzaad Verkrijgbaar in combinatie met cultivator, redelijk intensieve bewerking. Eesveenseweg 17, 8332 JA Steenwijk Tel: +31www.maschionet.c 521514095 Mail: om/gaspardo [email protected] Web: www.vormec.nl Cayena Danagri Werkbreedte (transport) [m] 6,0 (2,9) 5.700 Getrokken Pneum. 16 Tanden Auf der Landwehr GmbH Tandem-flax 3,0 (3,0) 300 3.000 Getrokken Mech./ pneum 15.0 Claydon Direct Cultivator Drill 3,0-6,0 (3,0-3,45) 2.500-3.750 Driepunts Pneum. Kongs-kilde Flexi Drill 3000 3,0-4,0 (3,0-4,0) 3.050-3.800 Getrokken Vibro Seeder 4,0/5,0/6,0 (3,0) Eco-Dyn Eco-Dyn Gaspardo Dama Aanbouw Driepunts Pneum. Driepunt/ getrokken Mech. 12,4-14 Schijfkouter 17/18-22/2525/28 Cultivator tanden - - - Strijker Strijker 80-90 70-90-100 - Directzaai in de biologische teelt - Vormec BV. www.ecodyn.de 55 Merk/ Fabrikant Gaspardo Serie/ product naam Werkbreedte (transport) [m] Gewicht (leeg) [kg] Primavera 4,0-4,50-5,0-6,0 (3,0) 1.850/4.5001.900/4.630/ Driepunt 2.000/5.070 Directa 2,88-3,96 (3,204,20) 2.430-3.280 Getrokken/ driepunt Mech. Aankop- peling Aandrijving Pneum. schaar/ kouter belasting max. [kg] Rijafstand [cm] scharen/ kouters 12,5 (15,0) Cultivator tanden/dubbel e schijven Drukwielen 18 schijfkouter Drukwiel (strijker) Drukwielen 200 5,80 (2,55) Manta (MTR Waarschijnlijk ook zaai1.870-2.350 Driepunt in 3 meter element) verkrijgbaar Pneum. 18-75 Dubbele schijfkouter + 150 optioneel voorkouter Gherardi Drillmaschine G100 Great Plains Afdek-king Vermogens behoefte min. [pk] 120-160-200-260 - Vormec BV. 120-130 - Granen/ grassen/ Mulch/ rijst/ bonen/ direct koolzaad Geen grondbewerking Vormec BV. 110-130 - Vlinderbloemige , mais, Mulch/ zonnebloem, direct brassica, biet, cichorei, etc. Precisiezaaimachine . Geen Vormec BV. grondbewerking Drukwiel 100 24.235 Granen en dergelijke Mulch/ direct Geen grondbewerking 75.000/ Granen en 124.000 dergelijke Mech. 17,5/19,0 Dubbelen schijven schaar NTA607HD/ 6,0/9,0 (3,0) NTA907/HD 10.600/ 13.700 Getrokken Pneum. 15,0/19,0 2 of 3 schijven 250 scharen - 170/200 NTA1000/1300/2 3,0/4,0/6,0 (3,0) 000 4.080/ Getrokken 4.850/ 7.460 Pneum. 16,7/19,0 3 schijven scharen 250 Strijker 100/140/180 3P-1006NT 2,86 (3,0) 2.890 Mech. 19 3 schijven scharen 180 - 100 Hatzenbichler Mustang 3,0/4,0/4,5/6,0/8,0 (3,0) 3520-6820 Driepunts Driepunts/ getrokken Pneum. Dealer/ importeur in Nederland De zaaibeitels hebben een matige intensieve bewerking Getrokken - Mulch/ Opmerkingen direct zaai Granen/ grassen/ Mulch/ rijst/ bonen/ direct koolzaad 4.500 4,4 (3,0) Prijs [€] Gewassen +/- vanaf 55.000/4 Granen en 6.000/ dergelijke 72.000 Granen en 20.000 dergelijke 12,5 dubbele schijven 85 Strijkers 110-250 35.975 Granen en dergelijke Heko Heko3,0-4,5 (3,0) Sämaschine 1.580-2580 Driepunts Pneum. 12,5 triltand + ganzevoet 90 Drukrol 90-135 - Granen en dergelijke HE- VA Kulti-Seeder 3,0/4,0 (3,0/4,0) 1.350/1.850 Driepunts Mech. 12,0 Schijven kouters 75 Strijker 110-135 24.340/ 31.104 Granen en dergelijke Terra-Seeder 4,0/5,0/6,0 (3,0) 2.200/ Driepunts 2.700/ 3.240 Pneum. 12,5 Schijven kouters 80 Strijker 160-190-220 32.777/ 38.725/ 44. 079 Granen en dergelijke - Directzaai in de biologische teelt - Contact Eesveenseweg 17, 8332 JA Steenwijk Tel: +31521514095 Mail: [email protected] Web: www.vormec.nl Eesveenseweg 17, 8332 JA Steenwijk Tel: +31521514095 Mail: [email protected] Web: www.vormec.nl Eesveenseweg 17, 8332 JA Steenwijk Tel: +31521514095 Mail: [email protected] Web: www.vormec.nl website www.maschionet.c om/gaspardo www.maschionet.c om/gaspardo www.maschionet.c om/gaspardo - www.ariosta.de Mulch/ direct - www.greatplai nsmfg.com Mulch/ direct - www.greatplai nsmfg.com Mulch/ direct - www.greatplai nsmfg.com Optioneel met of Mulch zonder voorbewerking Zaaien via een Mulch/dire triltand, redelijk ctzaai intensief NL-6500 AE Nijmegen, Tel: Firma Frato www.hatzenbichle 0031- 64 111 51, r.com Machine Import [email protected] - www.hekolandmaschinen. de - www.heva.com Zeer matige tot geen grondbewerking Mulch Matige grondbewerking 56 Merk/ Fabrikant Serie/ product naam Horsch Sprinter ST 3,0/4,0/6,0/8,0 (3,0) 3.600/5.300 Getrokken Pronto DC Pronto AS Werkbreedte (transport) [m] Gewicht (leeg) [kg] Aankoppeling 3,0/4,0/6,0/8,0/ 9,0 3.270/9420 Getrokken (3,0) 4.100/12.90 6,0 (3,0) Getrokken 0 Maistro RC 4,5-9,0 (3,0) 3.000/6,000 Getrokken Aandrijving Rijafstand [cm] Scharen/ kouters Schaar/ kouter belasting max. [kg] Afdekking Vermogens behoefte min. [pk] Prijs [€] Gewassen +/- vanaf Mulch/ Opmerkingen direct zaai Pneum. 25 Tanden + ganzevoet 280 Strijkers 120-180 4ST39.000 Granen en dergelijke Mulch/ direct Pneum. 15 5-150 - 100-270 3Dc35.000 Pneum. 15 5-150 - 100-270 70.000 Granen en dergelijke Granen en dergelijke Mais/bonen/ zonnebloemen Pneum. 37,5-75,0 Dubbele schijven Dubbele schijven Schijven tot 300 Druk wielen 80-300 100/130/140 68.489 Granen en dergelijke Mulch Geen grondbewerking JohnDeere - 90/110/150 49.480 Granen/grassen/ Mulch/ zonnebloemen/k direct oolzaad Geen grondbewerking JohnDeere 100 Strijkers 135-175 33.370 Granen en dergelijke Mulch In combinatie met een schijveneg - Schijven 130 Strijkers 150/160190/200 Mulch In combinatie met een schijveneg - Triltand >200 Triltand 140 45,0-80,0 Schijven 120-150 Drukwiel 80-130 Pneum. 12,5-15,0 Schijven - Drukwiel 350 Pneum. 12,5 Dubbele schijven 80 Drukwiel + strijkers 150 12,5 Tanden - Strijkers 80-250 John Deere 740A 6,0/8,0/9,0 (3,0) 3000-3900 Getrokken Pneum. 15 Dubbele schijven 50 Strijkers 750A 3,0/4,0/6,0 (3,0) 2900-6300 Half gedragen Pneum. 16,6 Schijven 250 Eros E300 3,0 (3,0) 2,45 Driepunt Pneum. 12,5 Schijven Eros EA 4500/6500/7 300/400/450 3,0/4,0/4,5/6,0 (3,0) Getrokken 500/8000 /600 Pneum. 12,5 Ultima 3,0/4,0/6,0/8,0 (3,0) 4.860-7.600 Getrokken Pneum. Traithlon 3,0/4,0/6,0 (3,0) 2.000-3.850 Getrokken Pneum. 1.800-5.500 Driepunts Pneum. 8.350 Getrokken 3.450 Getrokken Kuhn SD liner 3,0 (3,15) - JJ Dabekausen BV Pneum. 18,0 (breedwerpig) 16,0 (breedwerpig) Drukrol + strijkers Drukrol + strijkers 135-230 110-160 - Directzaai in de biologische teelt - 49.680/7 9.780/85. Granen en 100/100. dergelijke 500 Granen en 35.000 dergelijke 31.500/3 Granen en 8.800 dergelijke Vlinderbloemige , mais, zonnebloemen, kolen en bieten 100.000 Mulch (direct) Mulch (direct) Redelijk intensief Redelijk intensief www.horsch.co m www.horsch.co m www.horsch.co m - Matig intensief Driepunts Maxima 2 (leverbaar 2,5/3,0/4,4/6,0/9,0 met dubbele (3,0) balk) Moduliner HR 6004 6,0 (3,0) ML Mulch/ direct Packo Agri S.A. (Belgiën) Packo Agri S.A. (Belgiën website www.horsch.co m - 13.685 3,0/4,0/4,6/5,0/6,0/6 830-4.500 ,6/8,0 (2,9) Köckerling Mulch Contact - Granen/grassen/ maïs/zonnebloe men/koolzaad Mulch (ook fijne groente zaad) JJ.Dabekausen Aguirre RS BV Kerner Maschinebau - Mulch Zaaien met een ganzevoetbeitels, intensief Standaard in combi. met schijveneg Standaard in combi. met schijveneg Geen grondbewerking Dealer/ importeur in Nederland Galvaniweg 10, 6100 AA Echt. Tel.0475-487021 www.dabekaus en.com Dealers zie website www.johndeeredistributor. www.deere.de nl Dealers zie website www.johndeeredistributor. www.deere.de nl www.kernermaschinenbau. de www.kernermaschinenbau. de Torhoutsesteenweg 166, 8210 Zedelgem Torhoutsesteenweg 166, 8210 Zedelgem. www.koeckerli ng.de www.koeckerli ng.de Mulch/ direct Preciesie zaai, geen grondbewerking In Nederland zijn een www.Kuhn.de aantal verschillende dealers Granen en dergelijke Mulch Combinatie met een kopeg In Nederland zijn een www.Kuhn.de aantal verschillende dealers Granen en dergelijke Mulch/ direct Geen grondbewerking In Nederland zijn een www.Kuhn.de aantal verschillende dealers 57 Merk/ Fabrikant Serie/ product naam Kverneland Monopill 3,0/6,0/9,0/12,0 (Optie mulch (3,0) zaai) Optima HD Werkbreedte (transport) [m] 3,0/4,5/6,0/9,0 (2,7/3,0) Aankoppeling 400/910/175 Driepunts 0/2800 600-1820 Optie: Driepunts of getrokken Schaar/ kouter belasting max. [kg] Afdekking Vermogens behoefte min. [pk] Schijfkouter + 63 schijf Strijkersdrukwielen 80-140 Bieten, cichorei en andere fijne Mulch zaden 30-80 Schijfkouter + 129 schijf Drukwielen 115-150 Mais, bieten, bonen, zonnebloemen, etc. Mulch/ direct Strijkersdrukwielen 100-140 Granen en dergelijke Mulch/ direct Aandrijving Rijafstand [cm] Scharen/ kouters Mech. 12,5-50 Pneum. Prijs [€] Gewassen +/- vanaf Mulch/ Opmerkingen direct zaai Tine-Seeder 4,0/4,8/5,0/5,6/6,0 EVO (3,0 1.600-1.905 Driepunts Pneum. 12,5-15 Zaaitand 3,0/4,0/4,5/4,8/6,0 (3,0/4,0) 4.160-7.500 Getrokken Pneum. 12,5 Schijfkouter + 160 schijf Strijkersdrukwielen 150-180 Granen en dergelijke Mulch (Direct Driepunts- opbouwPneum. getrokken 12,5 Schijvenkoute 80 r Drukwielenstrijkers 90-230 Granen en dergelijke Mulch Driepunt Pneum. 12,5 Schijvenkoute 50 r Drukwielenstrijkers 200 40.923 Granen en dergelijke Mulch MSC DA-DT-DL2,5-12,0 (+/-3,0) DF-DV-DG Lemken Gewicht (leeg) [kg] 500-8500 50 25.332 Dealer/ importeur in Nederland Contact website De Drieslag 30, 8251 JZ Kverneland Dronten. Tel. +31 321 387 Preciesie zaai, geen Group Benelux 100 Mail: grondbewerking B.V. benelux.sales@kverneland group.com De Drieslag 30, 8251 JZ Kverneland Dronten. Tel. +31 321 387 Preciesie zaai, geen Group Benelux 100 Mail: grondbewerking B.V. benelux.sales@kverneland group.com De Drieslag 30, 8251 JZ Zaaien met beitel Kverneland Dronten. Tel. +31 321 387 matig tot redelijk Group Benelux 100 Mail: intensief B.V. benelux.sales@kverneland group.com De Drieslag 30, 8251 JZ Combinatie met Kverneland Dronten. Tel. +31 321 387 schijveneg redelijk Group Benelux 100 Mail: intensief B.V. benelux.sales@kverneland group.com De Drieslag 30, 8251 JZ Combinatie met Kverneland Dronten. Tel. +31 321 387 kopeg redelijk Group Benelux 100 Mail: intensief B.V. benelux.sales@kverneland group.com De Drieslag 30, 8251 JZ Combinatie met Kverneland Dronten. Tel. +31 321 387 kopeg redelijk Group Benelux 100 Mail: intensief B.V. benelux.sales@kverneland group.com Combinatie met Hans Hoogland: Tel:+31653527135 Mail: kopeg redelijk Area Sales Manager [email protected] intensief www.kvernela nd.com www.kvernela nd.com www.kvernela nd.com www.kvernela nd.com www.kvernela nd.com i-drill PRO HD 3,0-3,5-4,0 (3,0-3,54,0) Solitair 8 3,0-4,0 (3,0-4,0) 910-1018 Opbouw Pneum. 12,5-15 Dubbelen 50 schijvenkouter Strijkers - - Granen en dergelijke Mulch Solitair 9 k/ka 4,0-4,5-5,0-5,0 (3,0) 1.208-1.370Opbouw 1.360-1.690 Pneum. 12,5-15 Dubbelen 50 schijvenkouter Strijkers - 33.796 Granen en dergelijke Mulch Combinatie met kopeg redelijk intensief Hans Hoogland: Tel:+31653527135 Mail: Area Sales Manager [email protected] www.lemken.c om 4405-4.560Aangehangen 4.678 Pneum. 12,5-15 Dubbelen 50 schijvenkouter Strijkers - 77.317 Granen en dergelijke Mulch Combinatie met kopeg redelijk intensief Hans Hoogland: Tel:+31653527135 Mail: Area Sales Manager [email protected] www.lemken.c om Solitair 10k 4,0-5,0-5,0 (3) www.kvernela nd.com www.lemken.c om Solitair 12k 8,0-9,0-10,0-12,0 (3,0) 4.560-4.740Aangehangen 4.920-5.330 Pneum. 12,5-15 Dubbelen 50 schijvenkouter Strijkers - 85.492 Granen en dergelijke Mulch Combinatie met kopeg redelijk intensief Hans Hoogland: Tel:+31653527135 Mail: Area Sales Manager [email protected] www.lemken.c om CompactSolitair 9 HD 4,0 (4,0) 4.370 Pneum. 16,7 Dubbelen 70 schijvenkouter Strijkers 130-300 60.645 Granen en dergelijke Mulch Combinatie met Hans Hoogland: Tel:+31653527135 Mail: schijveneg redelijk Area Sales Manager [email protected] intensief www.lemken.co m Aangehangen - Directzaai in de biologische teelt - 58 Serie/ Merk/Fabrika product nt naam Werk-breedte (transport) [m] Gewicht (leeg) [kg] Monosem NX 3,0-4,5-6,0 (3,20) Pöttinger Terrasem R3/R4 Rabe Agri Semeato Sulky schaar/ kouter belasting max. [kg] Vermogens behoefte min. [Pk] Prijs [€] Gewassen +/- vanaf Schijfkouter + Waarschijnlijk Drukwielen dubbele schijf rond de 130 kg 120 - Mais, bieten, bonen, zonnebloemen, etc. Mulch/ direct Preciesie zaai, geen Van den Berg grondbewerking Farmstore BV. 20-45 Dubbelen 40-120 schijvenkouter Strijkers 110-140 - Granen en dergelijke Mulch (Direct) Combinatie met schijveneg redelijk Duport BV intensief Pneum. 20-45 Dubbelen 40-120 schijvenkouter Strijkers 140-190-270 - Granen en dergelijke Mulch (Direct) Combinatie met schijveneg redelijk Duport BV intensief Mech. 12,5 Schijvenschaa 50 r Drukrol+strijker 105 s - Granen en dergelijke Mulch/ direct 4,0-4,5-5,0-6,0 (3,0) 5.170-7260 Halfgedragen Pneum. 12,5 Schijvenschaa 80 r Drukrol+strijker 100-200 s 85.285 Granen en dergelijke Mulch MonoSeed 3.0-4,5-6,0 (3,0) 1.060-1.550 Driepunts Pneum. 37,5-75 Drukwielen 110-150 - TDNG 300 SEED 2,9 (3,0) 4.120 Getrokken Mech. 17 Drukwielen 70 33.000 TDTRONIC 3,0 (3,0) 5.350 Getrokken Mech. 17 Drukwielen 80 48.000 PSL 9.11.13 3,6-4,5-5,40 (3.6) 6.500 Getrokken Pneum. 45-90 Kouter + 230 dubbele schijf Drukwielen 120-160 Easydrill mechan. 3.300-4.400 Getrokken Mech. 16,6 Schijfkouter Drukwielen 120-170 Aandrijving Rijafstand [cm] scharen/ kouters 1.200-1.650Driepunt 2.150 Pneum. 30-80 3,0-4,0 (3,0-3,0) 4.200-6.000 Halfgedragen Pneum. Terrasem C4/C6/C8 4,0-6,0-8,0 (3,0) 6.400-8.600Halfgedragen 10.200 MegaDrill 3,0 (3,0) 1.920 MegaSeed 3,0-4,0 (3,0-4,0) Aankop- peling Driepunts Dubbele schijven + 170 dubbele kouters Kouter + dubbele 230 zaaischijf Kouter + 230 dubbele schijf 250 Afstrijkers - Directzaai in de biologische teelt - Mulch/ Opmerkingen direct zaai Schuingeplaatste zaaischijven, weinig intensief Combinatie met schijveneg redelijk intensief Dealer in Nederland Er zijn meedere rabe dealers in Nederland Er zijn meedere rabe dealers in Nederland Contact website Melkweg 2, 2971 VK Bleskensgraaf Tel: +31- www.monosem. com 184692732 Web: www.farmstore.nl Archimedesstraat 9, 7701 SG Dedemsvaart, Tel. +31523613493 Mail: [email protected] Website: www.fransdunnewind.nl Archimedesstraat 9, 7701 SG Dedemsvaart, Tel. +31523613493 Mail: [email protected] Website: www.fransdunnewind.nl www.poettinge r.at www.poettinge r.at Christiaan Liebau B.V. jddealer.nl/liebau www.rabeagri.eu Christiaan Liebau B.V. jddealer.nl/liebau www.rabeagri.eu Vlinderbloemige , maïs, Mulch/ zonnebloemen, direct etc. Er zijn meedere Preciesie zaai, geen Christiaan Liebau B.V. jdrabe dealers in dealer.nl/liebau grondbewerking Nederland www.rabeagri.eu Granen en dergelijke Mulch/ direct Geen grondbewerking - - www.semeato.co m.br Granen en dergelijke Mais,bonen, zonnebloemen, etc. Mulch/ direct Geen grondbewerking - - www.semeato.co m.br Mulch/ direct Geen grondbewerking - - www.semeato.co m.br Granen, grassen, 39.550/4 erwten,bonen, Mulch/ 9.050 zonnebloemen, direct etc. Zeer matige tot geen Van den Berg grondbewerking Farmstore BV. Melkweg 2, 2971 VK Bleskensgraaf Tel: +31- www.sulkyburel.com 184692732 Web: www.farmstore.nl 59 Merk/ Fabrikant Serie/ product naam Werkbreedte (transport) [m] Gewicht (leeg) [kg] Sumo Versadrill 3/4/6/8 3,0-4,0-6,0-8,0 (3,0) 5.000-6.000Getrokken 7.500-9.500 Väderstad Aankoppeling Rapid RDS Super 3,0-4,0 (3,0-4,0) 3.400-4.500 Getrokken SL/Favorit Spirit 400/600/800 4,0-6,0-8,0-9,0 (3,0) 5.400-9.200 Getrokken /900s Seeds Hawk 4,0-6,0-8,0 (3,0) 3.900 Getrokken C Carrier Drill 3,0 (3,0) Terra Drill AVogel & Noot 3,0-4,0 (3,0-4,0) D 2.400 Aandrijving Rijafstand [cm] Scharen/ kouters Schaar/ kouter belasting max. [kg] Afdekking Vermogens behoefte min. [pk] Prijs [€] Gewassen +/- vanaf Mulch/ Opmerkingen direct zaai Pneum. 16,6 Schijfkouter 250 Drukwiel 140-350 50.00060.00079.50096.500 Granen en dergelijke Mulch Mech. 12,5 Schijfkouter 130 Strijkers 110-160 - Granen en dergelijke Mulch/ direct Granen en dergelijke Mulch/ direct - Granen en dergelijke Mulch/ direct Matige intensief - Granen en dergelijke Mulch/ direct Schuingeplaatste zaaischijven, weinig intensief Mulch/ direct Schuingeplaatste zaaischijven, weinig intensief Mecha Trac BV Pneum. Pneum. Getrokken/aanbouw Mech. 1.900-2.450 Driepunts/ aanbouw Pneum. Dubbelen schijven 80 25 Cultivator tanden 12,5 Schijf 12,5-16,7 Drukrol + strijkers 160-270 150 Drukrol + strijkers 110-220 120 Wals + strijkers 110 Combinatie met LMB Sarink voor woelters, zeer Elfrink intensief Combinatie met schijveneg redelijk intensief Combinatie met schijveneg redelijk intensief - - Wals 110-140 26.464 45 Afstrijker + wals 140-160 27.272 Granen en dergelijke Mulch/ direct Schuingeplaatste zaaischijven, weinig intensief Mecha Trac BV Strijker 120-160 11.632 Granen en dergelijke Mulch (direct) Combinatie met kopeg redelijk intensief Mecha Trac BV Dubbele schijf Master Drill 3,0-4,0-4,5 (3,0-4,0- 800-970A 4,5 ) 1.060 Pneum. 12,5 Enkele of 30 dubbele schijf - Directzaai in de biologische teelt - Rijkstraatweg 116, 7383 AW Voorst, Nederland. Tel: +31-575502500 website: www.sarinkelfrink.nl www.sumo1.co m - www.vaderstad.c om - www.vaderstad.c om - www.vaderstad.c om - www.vaderstad.c om - Schijf 12,5 website - 12,5 Pneum. Contact - Granen en dergelijke Terra Drill 3,0-4,0-5,0-6,0 (3,0FT1-S/ FT12.500-4.400 Driepunts/aanbouw 4,0) D/FT2-D Aanbouw (eg) - Dealer/ importeur in Nederland Pollaan 49, 7202 BV Zutphen Tel:+31575591911 Mail: [email protected] Web: www.mechatrac.nl Pollaan 49, 7202 BV Zutphen Tel:+31575591911 Mail: [email protected] Web:www.mechatrac.nl Pollaan 49, 7202 BV Zutphen Tel:+31575591911 Mail: [email protected] Web: www.mechatrac.nl www.vogelnoot.info www.vogelnoot.info www.vogelnoot.info 60 Bijlage 4. Proef: Toepassing directzaai in Nederland met geschikte groenbemesters Er zijn een aantal internationale ervaringen op het gebied van directzaai. In Nederland is directzaai relatief onbekend. Om in Nederland aan de slag te kunnen met directzaai is basiskennis nodig. Om meer ervaring te krijgen met groenbemesters voor directzaai onder de Nederlandse omstandigheden is een demo met groenbemesters gezaaid. Achtergronden en doelstellingen Groenbemesters zijn de basis van directzaai. In het buitenland zijn al veel ervaringen opgedaan. Deze ervaringen zijn niet altijd één op één te vertalen naar Nederlandse begrippen. Proeven zijn nodig om vertaal stappen te maken naar Nederlandse begrippen. In het buitenland heeft men goede ervaringen met onder andere winterrogge, winterwikke, veldbonen, zonnebloemen, boekweit en facelia. Zijn deze groenbemesters geschikt voor directzaai in Nederland? Nederland kent namelijk een andere teeltmethodes en een ander klimaat. De doelstelling is, welke groenbemesters zijn geschikt voor directzaai in de Nederlandse bio landbouw. Methode en opzet Vooraf gaand aan de proef is er informatie verzameld. Deze informatie is afkomstig uit het vakblad LOP (www.pfluglos.de) en van boeren die werken met directzaai. De uitkomsten van deze proef zijn verwerkt in tabellen. In deze tabellen staan de groenbemesters die in het buitenland veel gebruikt worden bij directzaai. Deze tabellen zijn te vinden in bijlage 4.1. Daarnaast staan in deze tabellen de zaaihoeveelheden per hectare en het benodigde zaaizaad voor de proef. De proefvelden zijn aangelegd op het bedrijf van A. van Hootegem. De groenbemesters zijn gezaaid na het rooien van aardappelen. De groenbemesters zijn gezaaid met een “Lemken Solitair” in combinatie met een Kverneland CLI (4 tanden) en een rotorkopeg. In onderstaande tabel staan de gegevens van de proefvelden. - Directzaai in de biologische teelt - 61 Opzet proefvelden ingezaaid met groenbemesters Noord 100kg/ha opp. +/- 0,84ha 168,5 kg/ha opp. +/- 21ha 7. Japanse haver 4. Veldbonen + Gele mosterd 62,5kg/ha Wikke + Wikke + opp. +/- 0,84ha Wikke + 5. Japanse haver + Gele mosterd opp. +/- 0,21ha opp. +/- 0,21ha 44,4kg/ha opp. +/-0,21ha 57,5kg/ha 57,5kg/ha 1. Boekweit + Facelia + Gele Mosterd 3. Facelia + Boekweit 8. Japanse haver + Facelia Zonnebloem + B. lupine Opmerkingen: Eerst 5 meter is overal zonnebloem + blauwe lupine bij gezaaid. Vervolgens is er bij elke proefveld grenzen (bordjes) ongeveer 10 meter zonnebloem en lupine bij gezaaid van ongeveer een breedte van 2 meter (Grenzen van velden: niks op 8, 8 op 3, 3 op 1, 1 op 5). Wikke is vooral gezaaid de eerst 10 meter bij het mengsel japanse haver + gele mosterd en bij de tweede en vierde baan bij het veld van japanse haver. Bij veldbonen met gele mosterd is ook wat bijgezaaid de eerste meters. Totale oppervlakte bedraagt +/- 2,6 hectaren. Voorvrucht: Aardappelen (geoogst op 21-09-'10 Bemesting: 22-09-'10 Figuur B 2. Opzet proef groenbemesters. Tussentijdse resultaten Op 8 november zijn de proefvelden tussentijds beoordeeld. Hier kwamen de volgende resultaten uit: 1. Mengsel Boekweit + Facelia + Gele mosterd bedekt de bodem voor 40%. Boekweit is al afgestorven voordat deze massa heeft geproduceerd. Facelia heeft een slechte ontwikkeling. 3. Mengsel Facelia + Boekweit bedekt de bodem voor 35%.Boekweit is afgestorven en heeft geen massa geproduceerd. Facelia heeft een slechte ontwikkeling. 4. Mengsel Veldbonen + Gele mosterd bedekt de bodem voor 60%. Veldbonen ontwikkelen zich heel goed en bedekken snel de bodem. Voor beter resultaat moet er meer zaaizaad van veldbonen gezaaid worden. Mosterd heeft ook een goede ontwikkeling. 5. Mengsel Japanse haver + Gele mosterd bedekt de bodem voor 55%. Japanse haver een Gele mosterd hebben een goede beginontwikkeling. 7. Mengsel Japanse haver bedekt de bodem voor 55% . Goede beginontwikkeling. 8. Mengsel Japanse haver + Facelia bedekt voor 50% de bodem. Facelia heeft een slechte ontwikkeling. Overigens is opgevallen dat zonnebloemen en lupine zich redelijk goed ontwikkelen in het najaar. Sorghum lijkt niet bestand tegen lage temperaturen kan. De Sorghum was al vroeg gezaaid (ca half augustus) en op 8 november al afgestorven. Discussie - Directzaai in de biologische teelt - 62 Door het natte najaar zijn de groenbemesters 2 tot 3 weken later gezaaid dan geplant. Dit heeft invloed op de ontwikkeling van de groenbemesters. Het is toch de uitdaging te zoeken naar groenbemesters die ook bij later zaaien nog bruikbaar kunnen zijn voor directzaai. Bijlage 4.1 Zaaitabellen Groenbemester Per hectaren Beschikbare kg Zonnebloem Boekweit Wikke Facilia Lupine Gele mosterd Tuinbonen Japanse haver 10 tot 30 kg 50 tot 80 kg 100 tot 125kg 8 tot 12 kg 140 tot 160kg 15 tot 25 kg 200 tot 250 kg 60-80 kg 8 kg 20 kg 20 kg 12 kg 40 kg 9 kilo over 24 kilo over 50kg 200kg Beschikbaar per ha 1 tot 0,25 ha 0,4 tot 0,25 ha 0,2 tot 0,16 ha 1,5 tot 1 ha 0,28 tot 0,25 ha 0,25 tot 0,20 3,3 tot 2,5 ha Geheugen steuntje opp. 300m * 3 = 900 m2 400m * 3 = 1200 m2 500m * 3 = 1500m2 - Directzaai in de biologische teelt - 63 Mengsel zaaitabel Mengsel Gewas 1 1/2 (Kg per ha + extra marge) delen door de mengverhoud ing Oppervla kte in m2 Bijv. 50 kg/ha /0,24 = 12kg Zaaizaad hoevee l-heden in kg Toelichting 40kg + 10kg (25%) = 50 kg 33kg 2400 12 kg 8 kg aan houden anders is er te weinig zaad 6kg + 1,5kg(25%)= 7,4 kg 2400 Gele mosterd 4kg 2400 1 kg Dus + 1 kg gele mosterd en dan maar 8 kg boekweit 10kg + 2,5 (25%)= 12,5 kg 4kg + 1kg(25%)= 5kg 54 kg+ 13,5 kg(25%) = 67,5kg 6 kg + 1,5kg(25%)= 7,5kg 40kg + 10kg(25%)= 50kg 125kg + 31kg(25%)= 156kg 12,5 kg 2400 3kg Mag eventueel 4 kg worden. 2400 1,2 kg 2400 16,2kg 2400 1,8kg 2400 12kg 2400 (3600) 37,4 kg (50kg) 2400 (3600) 10000 10000 3kg (4 kg) 12,5kg 50kg 15000 150kg 2400 12kg 2400 1,8kg Boekweit 1/3 1 1 1/2 1/6 Facelia 2 1/3 Zonnebloem 2 1/2 Facelia 2 1/2 lupine 3 1/2 Facelia 3 1/2 Boekweit 4 1/2 Tuinboon 4 1/2 Gele mosterd 5 5 7 1/2 1/2 Gele mosterd Japanse haver 8 Japanse haver Japanse haver 8 Facelia 12,5 kg 40kg + 10kg(25%)= 50 kg 100kg 40kg + 10kg(25%)= 50 kg 6 kg + 1,5kg(25%)= 7,5kg 8 kg 1,8 kg 1,8kg 12 kg aan houden anders is er te weinig zaaizaad Liefst zaaien bij 300 meter en dan 4 gangen = 3600m2 Liefst een opp. 3600m2 1. 1/3 Zonnebloem +1/3 Boekweit + 1/2 Facelia + 1/6 Gele Mosterd 2. 1/3 Zonnebloem + 1/3 Facelia + 1/3 Lupine 3. ½ Facelia + ½ Boekweit - Directzaai in de biologische teelt - 44,4kg/ha 85 kg/ha 57,5 kg/ha 64 4. ½ Tuinboon + ½ Gele mosterd 5. ½ Gele mosterd + ½ Japanse haver 6. ½ Japanse haver + ½ Wikke 7. Japanse haver 8. ½ Japanse haver +½ Facelia 168,5 kg/ha 62,5 kg/ha 206 kg/ha 100kg/ha 57,5kg/ha Groenbemesters die getypte zijn met een rood lettertype zijn uit het mengsel weggelaten. - Directzaai in de biologische teelt - 65 Bijlage 5. Artikel Ekoland Directzaai in de Biologische landbouw Sander Bernaerts DLV plant en Thomas Zijlmans stagiaire DLV plant Een aantal biologische bedrijven ploegen sinds een aantal jaren niet meer. Deze ondernemers houden zich zo veel mogelijk aan de principes van Conserverende Landbouw: Streven naar jaarronde bedekking van de bodem met organisch materiaal en minimale bodembewerking. De ultieme vorm van Conserverende Landbouw is directzaai. Hierbij wordt de bodem helemaal niet meer bewerkt en wordt rechtstreeks in de stoppel of groenbemester gezaaid. Voor biologische landbouw biedt directzaai mogelijk interessante voordelen. Is dit mogelijk in de biologische teelt? En wat zijn de voordelen? Om met de voordelen te beginnen: Directzaai wordt in de gangbare landbouw toegepast omdat de bodemstructuur vergaand kan verbeteren en voor de besparingen op mechanisatiekosten en arbeid. Onkruidbestrijding gebeurt gangbaar uiteraard chemisch. Als directzaai in biologische teelt wordt uitgevoerd moet de groenbemester of voorvrucht het onkruid voldoende onderdrukken. Dit is essentieel omdat door de massa geen mechanische onkruidbestrijding mogelijk is. Als de groenbemester voldoende het onkruid onderdrukt zijn er geen kosten en arbeid nodig voor onkruidbestrijding. De besparingen op grondbewerking en arbeid zullen daarnaast groter zijn dan in gangbaar omdat er biologisch meer wordt bewerkt. Op beperkte schaal zijn er in de wereld experimenten geweest met directzaai. Maar er zijn ook al biologische telers die directzaai toepassen. Een mooi voorbeeld is het biologische akkerbouwbedrijf van Manfred en Friedrich Wenz, op leemhoudend zandgrond in zuidwest Duitsland. Manfred Wenz heeft 20 jaar ervaring met ploegloze landbouw. Op het bedrijf wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van directzaai, waarbij enkel in het najaar waar nodig een stoppelbewerking wordt uitgevoerd op een diepte van 3 tot 5 cm. Dit heeft geresulteerd tot een betere bodemstructuur, gezonder gewas, minder benodigde arbeid, lager brandstof verbruik en een hoger organischestof gehalte in de bodem. Na de oogst van een voedergewas lupine of haver blijft de ondergezaaide klaver over. Deze klaver kan daarna nog flink ontwikkelen. Als het perceel voldoende onkruidvrij is wordt in het najaar een wintergraan door de klaver gezaaid. De klaver heeft door zijn krachtige groei een voorsprong op het graangewas. Deze voorsprong moet worden weggenomen. De klaver wordt gemaaid en daarna bewerkt met een cultivator. Deze snijdt de klaver deels zeer ondiep af met vlakke beitels. Tijdens het lossnijden van de klaver wordt direct het graangewas ingezaaid. Op het bedrijf moet de klaver het graangewas in zijn volledige stikstofbehoefte voorzien. - Directzaai in de biologische teelt - 66 Rogge direct door een klavergewas heen gezaaid, waarbij ongeveer 1/3 van de klaver is losgesneden. Bron: F. Wenz. Op het bedrijf van Wenz wordt ook Soja en Erwt geteeld. Deze worden vaak direct gezaaid in een groenbemester van zonnebloem, boekweit en klaver. Dit mengsel worden gerold waarbij de stengel knakt en de groenbemesters afsterft. Directzaai in erwten. Bron: F. Wenz. Rollen van de groenbemester, gelijktijdig met zaaien van de soja - Directzaai in de biologische teelt - 67 In de Verenigde Staten is er ervaring met directzaai van pompoen. Extra voordeel hiervan is een schonere vrucht. Ook is er vaak weinig tot geen onkruid tijdens het teeltseizoen. Dit systeem start met het zaaien van een goede groenbemester in de herfst. Deze groenbemester wordt tijdens de bloei in het voorjaar gerold waarbij direct de pompoenen worden gezaaid. De dikke mulchlaag die achter is gebleven verhinderd de groei van onkruiden. De groenbemester is vaak een combinatie van wikke en rogge. Wikke alleen zou te snel verteren waardoor de vrucht alsnog vies kan worden en onkruid zich kan ontwikkelen. Een voordeel van wikke is dat bij de snelle afbraak veel stikstof vrijkomt die ten goede komt aan het gewas. Rogge breekt veel langzamer af dan wikke waardoor de grond tijdens het teeltseizoen toch bedekt blijft. Het is belangrijk dat de groenbemester tijdens het juiste stadium wordt gerold. De groenbemesters sterft alleen goed af wanneer deze in bloei staat. De rijrichting van het rollen en zaaien moet hetzelfde zijn. Het zaaiwerk komt nauw, de pompoenzaden moeten goed bedekt zijn. Door de dikke laag mulch is dit niet eenvoudig. Figuur 3. Directzaai bij de teelt van pompoenen. Als deze teeltwijze van pompoen in Nederland zou werken dan zijn de voordelen enorm. De groenbemester hoeft enkel gerold te worden. Daarmee worden 3 tot 4 zaaibedbereidingen bespaard en mogelijk is er geen mechanische en handmatige onkruidbestrijding nodig. Als directzaai kan worden toegepast in bijvoorbeeld pompoen, suikermaïs, kool, knolselderij of stamslaboon dan zijn de besparingen al snel € 750 per ha. De bodemstructuur zal ook enorm verbeteren. In Nederland wordt het volgende teeltseizoen geëxperimenteerd met directzaai. Op verschillende percelen bij Alex van Hootegem in Kruiningen zijn verschillende groenbemesters gezaaid die in dergelijke systemen al eerder zijn getest (wintergerst, soedangras, boekweit, veldbonen e.d.). Alex van Hootegem ploegt al een aantal jaren niet meer en heeft in 2010 geïnvesteerd in een Accord Optima HD directzaaimachine. Deze machine kan met een druk 130 kg per zaaischijf ook zaaien door een dik pak organische massa. Volgend seizoen zal geprobeerd worden de groenbemesters plat te rollen en om de volgende stap te zetten in Conserverende Landbouw. Foto van een perceel bij Alex. - Directzaai in de biologische teelt - 68 - Directzaai in de biologische teelt - 69