Klachten aan Arm, Schouder of Nek - Opdrachten In dit document staan vier opdrachten bij de NVAB-Richtlijn ‘Klachten aan Arm, Schouder of Nek’. Bij elke opdracht staat vermeld welke leerdoelen hiermee behaald kunnen worden. U kunt bij de opdrachten gebruik maken van het bestand ‘Casuïstiek’ bij de NVAB-Richtlijn ‘Klachten aan Arm, Schouder of Nek’. Uiteraard zijn ook casussen uit de eigen praktijk bruikbaar. Opdracht 1. Casusbespreking (met deskundigenuitwerking van casus 1 en 2) Opdracht 2. Debat (met juryrapport) Opdracht 3. Rollenspel Opdracht 4. Gesprek met de OR RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 1 Opdracht 1 Casusbespreking In een stapsgewijze casusbespreking krijgen de deelnemers enkele keren nieuwe informatie aangeboden nadat de discussie over de vorige stap is afgerond. De casussen staan in het document ‘Casuïstiek’ bij de NVAB Richtlijn ‘Klachten aan Arm, Schouder of Nek’. De aanpak is als volgt: - Kies de leerdoelen uit onderstaande tabel. - Kies de bij het leerdoel passende vraag uit de tabel. Neem dan de daarbij genoemde stap van de casus en koppel daar de vraag aan. Natuurlijk zijn er ook andere vragen te maken als u zelf leerdoelen maakt. Alleen casus 8 is niet in stappen onderverdeeld. - Lever de casus aan in de vorm van 1 stap per A4. - Neem per casus ongeveer 45 minuten - Houd bij gebruik van casus 1 en casus 2 de uitwerking van de deskundigen achter de hand. Geef na afloop de uitwerking aan de deelnemers of lees deze voor. Discussieer zo nodig over een verschil met de aanpak van de deelnemers. Leerdoelen en vragen Het algemene leerdoel van de casusbehandeling is: het toepassen van de kennis uit de richtlijn ‘Klachten aan Arm, Schouder of Nek’. Er kunnen echter ook diverse gerichtere leerdoelen gekozen worden. Per leerdoel kunnen één of meer vragen worden gesteld bij de casus. Hieronder wordt dit in tabelvorm weergegeven. Leerdoel Het kiezen welke anamnestische gegevens nog nodig zijn voor de diagnose. Het kiezen welk lichamelijk onderzoek volgens de richtlijn aanbevolen wordt. Het opstellen van een werkhypothese volgens de aanwijzingen van de richtlijn. Het voorstellen van passende interventies ten aanzien van behandeling, persoon en werk. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 Vraag Welke anamnestische gegevens ontbreken nog en zijn essentieel voor de diagnose? Nummer casus en stap 1 (stap 1) 2 (stap 1) 3 (stap 1) 4 (stap 1) 5 (stap 1) 6 (stap 1) 7 (stap 1) 8 Welk lichamelijk onderzoek wordt 1 (stap 1) in deze casus volgens de richtlijn 2 (stap 1 + 2) aanbevolen? 3 (stap 1 + 2) 4 (stap 1 + 2) 5 (stap 1 + 2) 6 (stap 1 + 2) 7 (stap 1 + 2) 8 Welke elementen komen voor in 1 (stap 1 + 2) een werkhypothese bij deze casus? 2 (stap 1, 2 + 3) 3 (stap 1, 2 + 3) 4 (stap 1, 2 + 3) 5 (stap 1, 2 + 3) 6 (stap 1, 2 + 3) 7 (stap 1, 2 + 3) Welke interventies zouden in deze 1 (stap 1 + 2) casus overwogen kunnen worden? 2 (stap 1, 2 + 3) Wat is er bekend over de 3 (stap 1, 2 + 3) effectiviteit? 4 (stap 1, 2 + 3) 5 (stap 1, 2 + 3) 6 (stap 1, 2 + 3) 7 (stap 1, 2 + 3) 8 2 Het noemen van argumenten voor en tegen overleg met de huisarts. Welk argumenten heb je voor en welke tegen overleg met de huisarts? 1 2 3 4 6 7 8 1 2 3 4 6 7 8 3 4 5 6 (stap (stap (stap (stap (stap (stap 1, 1, 1, 1, 1, 1, 2 2 2 2 2 2 + + + + + + 3) 3) 3) 3) 3) 3) Het benoemen van punten die in het overleg met de huisarts aan de orde zouden moeten komen. Als je gaat overleggen met de huisarts, benoem dan de punten die in het overleg aan bod zouden moeten komen (wat wil je bereiken?) (stap (stap (stap (stap (stap (stap 1, 1, 1, 1, 1, 1, 2 2 2 2 2 2 + + + + + + 3) 3) 3) 3) 3) 3) Het formuleren van argumenten om deze cliënt al dan niet te verwijzen naar een paramedicus en de keuze voor een paramedicus. Welke argumenten heb je voor of tegen het verwijzen naar een paramedicus en welke discipline zou dat zijn (met argumenten)? (stap (stap (stap (stap 1, 1, 1, 1, 2 2 2 2 + + + + 3) 3) 3) 3) Het in korte punten formuleren van een gerichte vraagstelling bij verwijzing naar een paramedicus. Welke gerichte vraagstelling formuleer je, als je verwijst naar een paramedicus? 3 4 5 6 (stap (stap (stap (stap 1, 1, 1, 1, 2 2 2 2 + + + + 3) 3) 3) 3) Het noemen van argumenten voor en tegen overleg met de paramedicus. Welk argumenten heb je voor en welke tegen overleg met de paramedicus? 1 (stap 1, 2 + 3) 7 (stap 1, 2 + 3) Het benoemen van punten die in het overleg met de paramedicus aan de orde zouden moeten komen Het formuleren van argumenten om deze cliënt al dan niet te verwijzen naar een medisch specialist en de keuze voor een specialisme Het in korte punten formuleren van een gerichte vraagstelling bij verwijzing naar een specialist Het in korte punten formuleren van een gerichte vraagstelling bij verwijzing naar een instelling voor multidisciplinaire behandeling Welke punten moeten in het overleg met de paramedicus aan bod komen (wat wil je bereiken)? 1 (stap 1, 2 + 3) 7 (stap 1, 2 + 3) Welke argumenten heb je voor of tegen het verwijzen naar een medisch specialist en welke specialist zou dat zijn (met argumenten)? Welke gerichte vraagstelling formuleer je, als je verwijst naar een specialist? 2 3 4 7 (stap (stap (stap (stap 1, 1, 1, 1, 2 2 2 2 + + + + 3) 3) 3) 3) 2 3 4 7 8 (stap (stap (stap (stap 1, 1, 1, 1, 2 2 2 2 + + + + 3) 3) 3) 3) Welke punten zou je verwerken in je vraagstelling bij verwijzing naar een instelling voor multidisciplinaire behandeling en wat is je vraagstelling? Opdracht - - Vorm een groepje van ongeveer vier bedrijfsartsen. Lees de casus per pagina door en beantwoord de vraag/vragen die na elke stap bij deze casus staan in discussie met elkaar. Sla pas om als je de vraag voldoende met elkaar hebt besproken. Als je alle vragen hebt doorlopen, neem je de uitwerking van de deskundige erbij en vergelijkt die met jullie eigen uitkomsten. Waar zijn er verschillen? Wat zou je met d e deskundige willen bespreken? RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 3 Deskundigenuitwerking1 casus 1: De IT-er met armklachten Vraag: Welke anamnestische gegevens ontbreken nog en zijn essentieel voor de diagnose? A. Klachten Plaats en straalt pijn uit? Pijn relatie tot bewegen? Tintel ingen? Krachtsverlies? Invloed hoesten, niezen, persen? Dominantie? Met welke hand muist hij? Wisselt hij gebruik functie toetsen en muis af? Mate van ervaren hinder in dagelijks leven (beperkingen)? Eerdere episodes, beloop en behandeling? Trauma ja/nee? B.Werk Relatie tussen pijnklachten met duur van het werk per dag en per week? C. Fysieke belasting (via Checklist: bijlage 1 op pagina 12 van de Richtlijn) Houding elleboog, kracht zetten en ondersteuning onderarm, gebruik van pauzes? Repeterende handelingen? D. Organisatiefactoren Werkdruk, arbeidsverhoudingen (relatie leidinggevende, sfeer op afdeling) E. Psychische factoren Factoren die kunnen duiden op chronisch pijngedrag en /of irreële cognities zoals angst om te bewegen? hoe gaat hij normaal om met stressvolle situaties reactie van volhouden en doorgaan ondanks pijn? (coping) Vraag: Welk lichamelijk onderzoek is in deze casus volgens de richtlijn opportuun? (Zie: Checklist Lichamelijk Onderzoek in bijlage 2 pagina 13 van de Richtlijn) - Lichamelijk onderzoek: elleboog drukpijn laterale of mediale epicondylus? Uitkomst positief als pijn wordt aangegeven. - Weerstandstesten: polsextensie of flexie geeft toename pijn aan de laterale respectievelijk mediale epicondylus (respectievelijk tennis- of golferselleboog genoemd)? Vraag: Welke elementen komen voor in een werkhypothese bij deze casus? Als er geen afwijkingen anamnestisch of bij lichamelijk onderzoek zijn die wijzen op epicondylitis of cervicale HNP, dan is er sprake van aspecifieke armklachte n. Op basis van de anamnese is dit wel in relatie tot werkorganisatie (hoeveelheid werk, aantal uren per dag beeldschermwerk, werken onder tijdsdruk, mogelijk werkplek en houding erachter en in relatie tot de eigen copingstijl van doorgaan ondanks klachte n. Vraag: Welke interventies zouden in deze casus overwogen kunnen worden? Wat is er bekend over de effectiviteit? - Werkplekonderzoek: afhankelijk van bevindingen uit checklist fysieke belasting (bijlage 1, pagina 12 Richtlijn) (advies projectgroep). - Werk tijdelijk aanpassen, in ieder geval minder lang achtereen beeldschermwerk en meer pauzes( matig bewijs). Adviseer te blijven functioneren, maar taken staken die veel last geven (advies projectgroep). Eventueel kan geadviseerd worden 2 weken het werk geheel te staken bij extreme opvattingen over verantwoordelijkheid en perfectionisme (advies projectgroep). Daarna advies over een tijdgebonden werkhervattingsplan met een schema van opklimmende activiteiten (beperkt bewijs). - Overleg met leidinggevende over mogelijke aanpassingen bij de klantlokatie (toevoeging deskundige). - Geef voorlichting over de goede prognose en de multifactoriële ontstaanswijze. - Overwegen intake psycholoog i.v.m. niet-effectieve copingstijl (beperkt bewijs). - Adviseer lichaamsbeweging i.v.m. positieve effect op pijn en functioneren (beperkt bewijs). 1 De casussen zijn voorgelegd aan mevr. E.A.J.M. Kremer, bedrijfsarts en lid van de projectgroep die de richtlijn heeft ontwikkeld. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 4 Vraag: Welke argumenten heb je voor en welke tegen overleg met de huisarts? Argumenten vóór De huisarts heeft op verzoek van Freek verwezen naar de fysiotherapeut maar hij volgt de advieze n niet op en ziet geen effect. (In de NVAB-Richtlijn wordt geadviseerd hierin terughoudend te zijn i.v.m. tegenstrijdig evidence over het effect) Freek bespreekt dit niet met fysiotherapeut of huisarts.Dit lijkt duidelijk te maken te hebben met zijn coping stijl. Als bedrijfsarts verwacht ik meer effect van een combinatie van interventies zoals hierboven beschreven i.v.m. de multifactoriële ontstaanswijze. Het kan praktisch zijn te weten of de huisarts alleen op het verzoek van Freek is ingegaan of met een andere reden naar de fysiotherapeut heeft verwezen (bijvoorbeeld i.v.m. eerdere langdurige klachten aan het bewegingsapparaat). Dus: even afstemmen met de huisarts of je gelijke behandeling voorstaat. O.a. inzet van de psycholoog moet zeker overwogen worden om te werken aan een adequatere copingstijl en herstelgedrag. Het is handig als de huisarts dat ook zo ziet, want het zal Freek makkelijker over de streep halen om dit advies te accepteren als beide artsen dit zeggen. Argumenten tegen Als bedrijfsarts kan je bovenstaande interventies zelf doen, waarbij de voorlichting en uitleg van consequenties van zijn huidige gedrag een belangrijke interventie is. Je kunt met de fysiotherapeut overleggen of hij een gradueel opbouwschema doet van oefenin gen. Je kunt zelf verwijzen naar een psycholoog en de huisarts hierover achteraf schrif telijk informeren. Vraag: Als je gaat overleggen met de huisarts, welke punten moeten in het overleg aan bod komen (wat wil je bereiken)? - Wat is reden van verwijzing naar fysiotherapeut? Doel: duidelijkheid of verwijzing op initiatief van huisarts of van Freek was, en wat de verwachting was. - Weet de huisarts dat Freek de adviezen van de fysiotherapeut niet opvolgt en heeft de huisarts naar een bekende fysiotherapeut verwezen, die w eet hoe dit werkt? - Wat is de huisarts bekend over de richtlijn voor bedrijfsartsen en de daarin voorgestelde interventies? Hoe ziet de huisarts dit? Ziet hij/zij ook noodzaak tot verwijzing psycholoog i.v.m. copingstijl? - Wat is huisarts bekend over het werk? Als daar ruimte voor is: bespreken dat het volgende keer wel prettig is om bij verdenking van werkgebonden klachten te verwijzen naar de bedrijfsarts om zo multifactoriële problemen aan te pakken i.p.v. monodisciplinair. Dat geeft naar verwachting een beter resultaat en het is zonde van de tijdsspanne tussen bezoek huisarts, fysiotherapeut en bedrijfsarts. Vraag: Welke argumenten heb je voor en welke tegen overleg met de paramedicus (fysiotherapeut)? Argumenten vóór Vragen waaruit behandeling bestaat en wat fysiotherapeut heeft gezien aan gedrag? Eventueel bijstellen behandeling, mogelijk naar graded activity. Argumenten tegen Afwachten wat effecten zijn van multifactoriële interventies zoals boven geadviseerd. Bij onvoldoende effect na 2-3 weken: dan pas overleggen. Vraag: Welke punten zouden in het overleg met de paramedicus aan bod moeten komen (wat wil je bereiken)? Zie hierboven. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 5 Deskundigenuitwerking casus 2: ’s Nachts pijn in de pols Vraag: Welke anamnestische gegevens ontbreken nog en zijn essentieel voor de diagnose? A. Klachten Luxerende momenten, ze verzuimt nu 2 weken, maar hoe lang bestaan de klachten? Wel eens eerder deze klachten, eventueel behandeling? Trauma? Welke hinder in het dagelijks functioneren? Krachtsverlies? Geen klachten elders? B. Werk Relatie tussen pijnklachten met duur van het werk per dag en per week? C. Fysieke belasting (via Checklist: bijlage 1 op pagina 12 van de Richtlijn) Houding o.a. pols, kracht zetten en ondersteuning onderarm, gebruik van pauzes, koude, repeterende handelingen (continu data-invoer)? D. Organisatiefactoren Werkdruk, arbeidsverhoudingen (relatie leidinggevende). E. Psychische factoren Factoren die kunnen duiden op chronisch pijngedrag en /of irreële cognities zoals angst om te bewegen? Hoe gaat zij normaal om met stressvolle situaties reactie van volhouden en doorgaan ondanks pijn (coping)? Vraag: Welk lichamelijk onderzoek is in deze casus volgens de richtlijn opportuun? (Zie: Checklist Lichamelijk Onderzoek in bijlage 2 pagina 13 van d e Richtlijn) - Lichamelijk Onderzoek: Is er zwelling aan de pols en positieve weerstandstest abductie en extensie of positieve proef Finkelstein(uitsluiting tendinitis), - Klachtendiagram van Katz invullen - Test volgens Phalen - Test volgens Tinel - Sensibiliteit vingers - Kracht bij abductie van de duim - Spieratrofie duimmuis - Test van Spurling positief/ Pijn in dermatoom C6-C7/ verlaagde reflexen biceps resp. triceps/ Krachtsverlies M.biceps/ brachioradialis en extensoren pols en resp. M.triceps(uitsluiting cervicale radiculopathie). Vraag: Welke elementen komen voor in een werkhypothese bij deze casus? Als er geen aanwijzingen zijn voor cervicale radiculopathie of een tendinitis, en de anamnese en test(en) voor CTS zijn positief, is er sprake van een carpaal tunn el syndroom(CTS). Het is dubbelzijdig en een milde vorm (geen continue klachten, onhandigheid, spieratrofie en gevoelsstoornissen (zie: Achtergrondstudie, pagina 19 van de Richtlijn). Vraag: Welke interventies zouden in deze casus overwogen kunnen worde n? Wat is er bekend over de effectiviteit? - Voorlichting over natuurlijk beloop. Advies te blijven functioneren. Advies werk tijdelijk aanpassen in ieder geval minder lang achtereen beeldschermwerk of repeterend werk en meer pauzes (matig bewijs). Adviseer te blijven functioneren, maar taken staken die veel last geven (advies projectgroep). - Werkplekonderzoek: afhankelijk van bevindingen uit checklist fysieke belasting (bijlage 1, pagina 12 van de Richtlijn) (advies projectgroep) - Bij milde symptomen: conservatief behandelen: NSAIDs eventueel gecombineerd met een polsspalk/brace. Bij ernstiger klachten kan injectie met corticosteroïden of operatie overwogen worden (sterk bewijs). Met name bij dubbelzijdig klachten lijkt operatie sneller herstel te geven. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 6 Vraag: Welke argumenten heb je voor en welke tegen overleg met de huisarts? Argumenten vóór Verwijzing naar de huisarts met verwijsbrief voor NSAIDs en eventueel spalk. Argumenten tegen Eerst natuurlijk beloop volgen en indien onvoldoende herstel bij evaluati e na 3 weken, dan pas overleg met de huisarts. Vraag: Als je gaat overleggen met de huisarts, welke punten zouden in het overleg aan bod moeten komen (wat wil je bereiken)? Aangeven wat je van de huisarts verwacht gezien de NVAB -Richtlijn (check bekendheid hiermee). Aangeven wat je hebt afgesproken over werk. Vraag: Welke argumenten heb je voor of tegen het verwijzen naar een medisch specialist en welke specialist zou dat zijn (met argumenten)? Argumenten vóór Als klachten ernstig beperken of ernstiger worden is prognose ongunstiger en kan operatie overwogen worden. Argumenten tegen Beloop bij milde klachten is gunstig. Opereren heeft geen sneller resultaat. Vraag: Welke gerichte vraagstelling formuleer je, als je verwijst naar een specialist? Cliënt heeft inmiddels een ernstige dubbelzijdige vorm van carpaal tunnel syndroom. Zij wordt ernstig beperkt in haar functioneren, privé en in het werk. Conservatieve behandeling heeft niet het gewenste effect. Gaarne uw advies of opereren inmiddels geïndiceerd i s en of uw advies is beide kanten tegelijk te opereren, gezien positieve literatuur over een eerder herstel bij dubbelzijdig operatieve behandeling. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 7 Opdracht 2 Debat Inleiding Het debat is een werkvorm die de deelnemers afwegingen laat maken over he t al dan niet toepassen van de NVAB-Richtlijn ‘Klachten aan Arm, Schouder of Nek’. Leerdoelen De deelnemers aan het debat: - krijgen inzicht in de voordelen en de nadelen van het toepassen van de Richtlijn KASN; - leren een afweging te maken van de voor- en de nadelen van het gebruik van de Richtlijn KASN. Werkwijze De groep bestaat uit 9 tot 15 personen. De groep wordt verdeeld in een groep voorstanders (2 tot 5 personen), een groep tegenstanders (2 tot 5 personen), een jury van drie personen, een deba tleider en een notulist. De totale werkvorm kost minimaal een uur. Benodigdheden: - Richtlijn KASN - Pen en papier - Bel of fluitje - Stopwatch - Twee flip-overs met verschillende kleuren stiften - Juryrapport (lege tabel, zie bijlage) Opdracht Voorbereiding debat (15 minuten) Voorstanders en tegenstanders Elke groep bereidt de argumenten voor die men gaat inbrengen in het debat. Men kiest per groep minimaal drie argumenten. Men spreekt af wie de eerste spreker is. Juryleden De juryleden krijgen een lege tabel voor het juryrapport (bijlage) en bereiden voor waar zij op gaan letten bij de beoordeling naast de in de tabel vermelde criteria. Eén jurylid is voorzitter. Debatleider en notulist De debatleider en de notulist nemen de structuur van het debat door. Zie o ok onder ‘opdracht’. De debatleider bedenkt in overleg met notulist waar hij of zij speciale aandacht aan zal geven. De debatleider mag fluiten of bellen wanneer de spreektijd voorbij is. De notulist schrijft bovenaan de twee flip-overs: ‘argumenten voor’ en ‘argumenten tegen’. - Zet voorstanders en tegenstanders in de ruimte tegenover elkaar. Laat de jury aan één zijde van de zaal in het midden zitten. Stel de zaal zo op dat de flip-over met ‘argumenten voor’ bij de groep voorstanders staat en idem voor de tegenstanders . Zorg dat iedereen zicht heeft op de flip-overs (recht tegenover de jury). Uitvoering debat (30 minuten) Algemene regels - Wie het woord heeft staat op. - Per spreekbeurt 1 spreker. - Debatleider geeft geluidssignaal voor afronding spreektijd. - Onderling overleg per groep is mogelijk: men vraagt dan: ‘stop de tijd’. - Notulist noteert argumenten per groep in steekwoorden op flip -over (voor en tegen apart). RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 8 Volgorde debat Voorstanders krijgen 3 minuten voor betoog. Tegenstanders krijgen 3 minuten voor betoog. Daarna verloopt het debat volgens de aanwijzingen van de debatleider. Nabespreking debat (15 minuten) Jury telt punten. Voorzitter jury: - geeft beoordeling per groep op de verschillende onderdelen - wijst winnende groep aan. Debatleider sluit af. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 9 Bijlage: Juryrapport Per jurylid in te vullen. Score* Onderdeel Voorstanders Tegenstanders Kracht argumenten en weerleggingen Interne consistentie betoog Helderheid betoog Spreekstijl (levendigheid, gebruik voorbeelden, taalgebruik, beeldspraak, humor) * Score: Uitstekend Goed Matig Slecht ++ + -- RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 10 Opdracht 3 Rollenspel Inleiding In dit rollenspel oefent de bedrijfsarts in een casus het handelen vol gens de NVAB-Richtlijn KASN. Leerdoelen De bedrijfsarts heeft na afloop van dit rollenspel: - geoefend met de uitvoering van de richtlijn in een casus; - geoefend met het gebruik van een checklist om het toepassen van de richtlijn te evalueren; - inzicht gekregen in benodigde vaardigheden voor het uitvoeren van de richtlijn; - inzicht in de mogelijke belemmeringen bij het uitvoeren van de Richtlijn KASN. Werkwijze Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een acteur die de patiëntenrol speelt. Als dat niet mog elijk is, speelt een van de bedrijfsartsen de patiënt. De totale duur is minimaal anderhalf uur. Voor de nabespreking kan men ook langer dan 30 minuten nemen. Benodigdheden: - Casusbeschrijving patiënt (bijvoorbeeld casus 6). Ook een eigen casus kan geschi kt zijn. - Richtlijn KASN - Checklist bij de Richtlijn KASN - Flip-overvel en stift. Opdracht Voorbereiding (15 minuten) De speler van de rol van patiënt leeft zich in de rol in. Ook wat betreft de aan te geven pijn en/of beperkingen bij het lichamelijk onderzoek. Zie hiervoor de richtlijn. De overige deelnemers bereiden zich op het consult voor met behulp van de richtlijn. Eén van de deelnemers stelt zich beschikbaar voor de rol van bedrijfsarts. Uitvoering (45 minuten) In een consult van 30 minuten mag de bedrijfsarts vragen stellen aan de patiënt. Ook mag een lichamelijk onderzoek van de bovenste extremiteit worden verricht. De bedrijfs arts mag leden van de eigen groep om advies vragen tijdens het consult en krijgt daar in totaal ongeveer 15 minuten voor. Na ongeveer 45 minuten heeft de bedrijfsarts opgeschreven wat hij of zij normaal ook zou opschrijven in de status. Hij of zij schrijft dit in trefwoorden op een flip -overvel. Nabespreking (30 minuten) Allereerst mag de patiënt vertellen hoe hij of zij het consult heeft ervaren. Eventuele aandachtspunten voor de bedrijfsarts worden opgeschreven. Daarna mag de bedrijfsarts die de rol speelde vertellen wat er wel en niet goed ging. Vervolgens gaat de gehele groep aan de hand van de checklist bij de ri chtlijn het consult nalopen per fase (probleemoriëntatie, lichamelijk onderzoek, diagnose, interventies, evaluatie). Bekeken wordt wat wel en wat niet volgens de richtlijn verliep en waarom. Ten slotte wordt een overzicht gemaakt van knelpunten voor het ui tvoeren van de richtlijn in de praktijk van de bedrijfsarts en wordt besproken hoe deze zijn op te lossen. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 11 Opdracht 4 Gesprek met de OR Inleiding Wanneer er sprake is van een werksituatie waarin de kans op het optreden van klach ten aan arm, nek of schouder groter is dan gemiddeld, is het van belang dat werkgever en werknemer hier een actieve rol spelen bij de vroege aanpak en de preventie. Soms is een casus van iemand met ernstige klachten aan arm, nek of schouder een prikkel om dit onderwerp binnen een bedrijf weer eens actief aan de orde te stellen. De opdracht is het voorbereiden van een bijeenkomst met de OR van een bank. De bedrijfsarts heeft een afspraak om daar te komen praten over de preventie en vroege aanpak van klachten aan arm, nek of schouder. Leerdoelen De deelnemers hebben na afloop van de opdracht de kennis uit de NVAB -Richtlijn ‘Klachten aan Arm, Schouder of Nek’ toegepast door: - het geven van een presentatie aan de OR - het voorbreiden op de vragen die men gaat stellen. Werkwijze Reken ongeveer vijf kwartier voor deze opdracht. De deelnemers gaan uiteen in groepjes van vier personen. Ze krijgen casus 7 en de opdracht mee. Na een voorbereiding van 30 minuten komen de groepjes terug. Door loting wordt bepaald vanuit welk groepje men de presentatie gaat geven voor de OR. De presentatie mag maximaal vijftien minuten duren. Het groepje waaruit de presen tator komt ondersteunt deze (onder andere bij de vragen). De rest van de deelnemers speelt voor OR. Zij mogen gedurende vij ftien minuten vragen stellen aan de presentator. Daarna wordt ongeveer een kwartier geëvalueerd over: - Hoe bereidt u zich voor op zo’n presentatie? - Wat wilt u bereiken? In hoeverre is dat gelukt denkt u? - Hoe denkt u dat de sfeer zal zijn? - Wat zijn punten die in elk geval aan de orde moeten komen qua inhoud? - Wat voor soort vragen kunt u vooraf bedenkend verwachten van de OR? Opdracht Voorbereiding: 30 minuten Ga uiteen in groepjes van ongeveer vier personen. U bent bedrijfsarts van een bank. Recent is er een ernstig geval van klachten aan arm/schouder/nek geweest. De OR maakt zich zorgen en wil onder andere het beleid ter preventie en vroegdiagnostiek aan de orde stellen. U bent uitgenodigd om volgende week gedurende een half uur aanwezig te zijn bij de OR . Men wil graag een uitleg van u over KASN, en een kwartier vragen aan u stellen. U gaat de bijeenkomst voorbereiden met enkele collega’s van uw arbodienst. U hebt een half uur voor het voorbereiden. Kies bij het begin wie van het groepje de presentatie gaat doen. Straks wordt er geloot vanuit welk groepje de presentatie zal worden gegeven voor de gehele groep. Als u de presentatie gaat geven zal uw voorbereidingsgroepje erbij blijven om u te ondersteunen, onder andere met het geven van antwoorden op de vragen. Maak met elkaar een overzicht van de punten die u in uw presentatie aan de orde wilt stellen. Gebruik in elk geval daarbij de NVAB-Richtlijn. Bereid u ook alvast voor op de vragen die er zullen komen vanuit de OR. Duur presentatie: 15 minuten maximaal. RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 12 Eén groepje wordt door loting aangewezen om de presentatie te verzorgen. U mag maximaal 15 minuten vertellen aan de OR over klachten aan arm, schouder of nek en het beleid van de bedrijfsarts (inclusief Richtlijn). Vragen stellen door de OR: 15 minuten Daarna krijgt de OR vijftien minuten gelegenheid om vragen te stellen. Daarbij mag u uw groepje raadplegen door een time out. Of door een ander het antwoord te laten geven. Nabespreking: 15 minuten De nabespreking bestaat uit een evaluatie van de presentatie met als aandachtspunten: - Hoe bereid u zich voor op zo’n presentatie? - Wat wilt u bereiken en is dat gelukt denkt u? - Hoe denkt u dat de sfeer zal zijn? - Wat zijn punten die in elk geval aan de orde moeten komen qua inhoud? - Wat voor soort vragen kun u vooraf bedenkend verwachten van de OR? RL KASN – Opdrachten – Juli 2007 13