Uit Bulletin Medezeggenschap nr. 4, september 2002 Taak- en functiedifferentiatie in het onderwijs Hoewel de doelstelling van het onderwijs vrijwel onveranderd blijft wisselen de taken die binnen de school moeten worden verricht in een steeds sneller tempo. Scholen bevinden zich in een stroomversnelling vanwege politieke en maatschappelijke eisen. Daarnaast hebben ook degenen die bij het onderwijskundig proces betrokken zijn andere wensen en verwachtingen dan zo'n 20 jaar geleden. Het taak- en functiebeleid biedt scholen instrumenten om op deze ontwikkelingen in te spelen en om sturing te geven aan de toekomst van de school. Door bijvoorbeeld de taaktoedeling mede te gebruiken als middel voor de ontwikkeling van nieuwe competenties bij het personeel. Of door via het creëren van nieuwe functies gewenste veranderingen te bereiken, bijvoorbeeld een bezuiniging of een vermindering van het personeelstekort. Deze mogelijkheden kunnen echter alleen goed worden benut als dit weloverwogen en in samenhang met het integrale (personeels)beleid van de school gebeurt. Taakdifferentiatie en functiedifferentiatie De begrippen ‘taakdifferentiatie’ en ‘functiedifferentiatie’ worden in het onderwijs nogal eens door elkaar gehaald. Dat komt ondermeer doordat in de praktijk van het onderwijs sommige schooltaken, bijvoorbeeld het mentoraat of remedial teaching vaak als aparte functie (‘mentor’, ‘remedial teacher’) worden aangeduid. Daarom wordt hieronder tevens het verschil tussen beide begrippen verduidelijkt: Er is sprake van taakdifferentiatie als binnen de school werknemers die in eenzelfde functie zijn benoemd/aangesteld een verschillend takenpakket krijgen toebedeeld. Bijvoorbeeld omdat bepaalde taken jaarlijks rouleren, of omdat de directie bij de taaktoedeling rekening wil houden met de competenties van de individuele werknemer. Bij taakdifferentiatie gaat het in beginsel om die taken welke passen binnen de functiebeschrijving (in de huidige onderwijsregelgeving nog vaak 'taakkarakteristiek' genoemd). Remedial teaching is bijvoorbeeld een taak die passend is voor een groepsleerkracht basisonderwijs. Daarentegen is het zelfstandig verzorgen van onderwijs geen passende taak voor onderwijsondersteunende functies, en is het hiërarchisch leidinggeven een taak die thuishoort bij de directie en niet bij een docent. Gaat het echter om een tijdelijke taakuitvoering, bijvoorbeeld bedoeld om ervaring op te kunnen doen in het kader van loopbaanontwikkeling, dan hoeft dit niet te leiden tot een andere functie(beschrijving). Ook zal niet elke nieuwe taak die bij een bestaande functie wordt ondergebracht een wijziging van de functie tot gevolg hebben: taken verdwijnen en taken komen erbij terwijl de aard van de functie hetzelfde kan blijven. Bij functiedifferentiatie gaat het om een uitbreiding van soorten functies binnen het functiebouwwerk van de school. Binnen zo'n nieuwe functie worden bestaande en/of nieuwe taken samengebracht tot één takenpakket. Met het opnemen van de nieuwe functie in het formatieplan wordt deze ingepast in het functiebouwwerk van de school. Bij het creëren van nieuwe functies gaat het in eerste instantie eveneens om het taakbeleid van de school: is het zinvol om bepaalde taken in een aparte functie onder te brengen, en wat betekent dat voor de huidige taakverdeling? Op grond van die keuzes wordt er een functiebeschrijving vastgesteld aan de hand waarvan de bijpassende inschaling wordt bepaald. Overigens zal het in de praktijk vaak voorkomen dat de inhoud van een functie gedurende een reeks van jaren geleidelijk maar ingrijpend is veranderd, of dat bepaalde functionarissen zodanig gegroeid zijn in hun functie dat er in feite sprake is van een andere functie. In dat geval is een formalisering van die situatie onontkoombaar. De CAO’s bepalen welk functiebeschrijving- en waarderingssysteem door de werkgever moet worden toegepast. Elk systeem omvat verschillende voorbeeldfuncties (referentiefuncties) met bijbehorende inschaling. Als de school geen gebruik wenst te maken van zo’n voorbeeldfunctie dan dient de nieuwe functie apart beschreven en gewaardeerd te worden. Naar verwachting zullen voor de sectoren primair- en voortgezet onderwijs twee nieuw systemen algemeen gaan gelden: Fuwa-PO en Fuwa-VO. Is de functiebeschrijving en inschaling eenmaal vastgesteld dan kan er een definitief besluit worden genomen over de formatie-omvang en het moment waarop de functie wordt ingevoerd. Bij dit laatste kan de uitkomst van het functiewaarderingsproces een rol spelen. Want wat betekent de invoering van de nieuwe functie(s) voor de bekostiging van de formatie op de langere termijn? Deze vragen betreffen het (meerjaren)formatiebeleid en dus het (bestuurs)formatieplan van de school/scholen. De impact op het onderwijsproces Taak- en functiedifferentiatie hangen niet alleen samen met het taak- en formatiebeleid. Een verandering van de taaktoedeling en het invoeren van nieuwe functies heeft meestal ook consequenties voor het onderwijsproces, en daarmee voor het onderwijskundig beleid van de school. Zo heeft bijvoorbeeld het ministerie van OCenW onlangs het idee gelanceerd dat basisscholen kunnen kiezen voor het werken met onderwijsteams waarbinnen een leraar samen met ondersteunend personeel meerdere klassen verzorgt. Kiest een school hiervoor dan gaat het daarbij niet alleen om een andere verdeling van taken, maar ook om een ingrijpende verandering van de inrichting van het onderwijsproces. Zonder visie op het onderwijs en de manier waarop de school zijn doelen wil bereiken, bijvoorbeeld voldoende begeleiding, coaching, effectief werkoverleg en (geld voor) nascholing, is de kans groot dat de kwaliteit van het onderwijs op den duur verslechtert. En heeft de school eenmaal via functiedifferentiatie een nieuw functiebouwwerk doorgevoerd dan zit men daar jarenlang aan vast. Bij het vaststellen van de visie van de school en de vormgeving van het onderwijsproces komt in het primair- en voortgezet onderwijs ook het schoolplan om de hoek kijken: in het schoolplan wordt immers de inrichting van het onderwijs beschreven en de manier waarop middelen en menskracht worden ingezet om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen. Samenhang met integraal personeelsbeleid Bij taak- en functiedifferentiatie is het eveneens van belang te letten op de samenhang met het totale personeelsbeleid. Binnen het integraal personeelsbeleid zijn taak- en functiebeleid bijvoorbeeld belangrijke instrumenten om competenties (= combinatie van kennis, ervaring, vaardigheden, persoonskenmerken en motivatie) van de individuele werknemer optimaal te benutten en verder te laten ontwikkelen. Taakdifferentiatie kan bijvoorbeeld een middel zijn om werknemers ervaring te laten opdoen met nieuwe taken. Tevens kunnen taak- en functiedifferentiatie worden ingezet om loopbaanmogelijkheden te creëren waarbij de loopbaanwensen van de individuele werknemer een rol kunnen gaan spelen. Bij integraal personeelsbeleid gaat het om een samenhangend beleid gericht op het realiseren van de doelen die de school zich voor de korte en langere termijn heeft gesteld. Het investeren in de professionele ontwikkeling van werknemers waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en wensen van het individu vormt een essentieel kenmerk van dit beleid. Daarbij kan tevens worden gedacht aan tijd voor begeleiding en coaching en aan taak- en functiegerichte scholing. Afspraken tussen werknemer en werkgever over deze ‘investeringen’ worden vastgelegd in het persoonlijk ontwikkelingsplan. De positie van de (p)mr Wil de mr optimale invloed en betrokkenheid bij een mogelijke verandering van het taak- en functiebeleid dan doet de mr er verstandig aan tijdig bij de directie te informeren (informatierecht mr) naar voornemens op dat gebied. Daarvoor is het nu een goed moment. In het najaar wordt immers de grondslag gelegd voor het concept-bestuursformatieplan van het volgende schooljaar en het daarmee samenhangende taakbeleid. Blijkt de directie het voornemen te hebben over te gaan tot taak- of functiedifferentiatie dan kunnen er voor de mr verschillende bevoegdheden aan de orde zijn. Bij taakdifferentiatie gaat het om het taaktoedelingsbeleid, een aspect van het door de school te voeren taakbeleid, en daarmee een instemmingsaangelegenheid voor de pmr. Hierbij gaat het niet om de individuele taaktoedeling, maar om de beleidsuitgangspunten die bij het verdelen van taken door de schoolleiding gehanteerd zullen worden. De invoering van nieuwe functie’s start bij het te voeren taakbeleid: de pmr kan er op letten of er sprake is van een werkbaar takenpakket voor de nieuwe functie en hoe eventuele veranderingen in het takenpakket van bestaande functies worden opgevangen. De mr heeft geen bijzondere bevoegdheid bij de vaststelling van de salarisschaal: het gaat slechts om de uitkomst van het toegepaste functiewaarderingssysteem. Wel kan deze uitkomst relevant zijn voor de vaststelling van de formatieomvang en het moment waarop de functie daadwerkelijk wordt ingevoerd. Omdat dit betrekking heeft op het (meerjaren)formatiebeleid heeft de pmr hierbij een instemmingsrecht. Hebben de voornemens van de directie tevens tot gevolg dat het schoolplan moet worden gewijzigd, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een andere inrichting van het onderwijsproces, dan vereist deze wijziging de instemming van de hele mr.