Dinkelland, september 2009 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 3 2. PROBLEEMSTELLING 3 3. DOEL EN RANDVOORWAARDEN 4 3.1 Doel 4 3.2 Randvoorwaarden 4 3.3 Gevolgde werkwijze 4 4. CATEGORIEËN GEMEENTELIJKE GEBOUWEN 5 5. 6 AFWEGINGEN 5.1 Revisie/privatisering gebouwenbezit 6 5.2 Redenen om te behouden 6 5.3 Redenen om niet af te stoten 6 5.4 Efficiency verhoging 7 5.5 Economische overwegingen 8 6. FINANCIËN 9 6.1 Inleiding 9 6.2 Voorziening onderhoud gebouwen 9 7. ORGANISATORISCHE OPZET 10 7.1 Huidige situatie 10 7.2 Nieuwe situatie 10 AANBEVELINGEN 11 8. Bijlagen: 1 Overzicht gebouwen,ingedeeld in categorieën 2 Overzicht groot onderhoud Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 2 van 12 BELEIDSNOTA GEMEENTELIJKE GEBOUWEN 1. INLEIDING De gemeente Dinkelland heeft diverse panden in eigendom en is voor een deel van die panden verantwoordelijk voor de uitvoering van het beheer en onderhoud. Om deze panden op een gedegen en adequate wijze te kunnen onderhouden is een goed inzicht in de onderhoudstoestand en noodzakelijk onderhoud van de panden gewenst. Hiertoe is een meerjarig onderhoudsplan opgesteld. Het is de wens van het college om de huidige omvang van de gemeentelijke gebouwen kritisch onder de loep te nemen. Daarbij spelen budgettaire redenen maar ook de wens om de mogelijkheden van privatisering nader te bekijken een rol. In deze nota wordt aangegeven welke panden behouden dan wel afgestoten kunnen worden. Dat overzicht is het resultaat van de inbreng van en het overleg met betrokken budgethouders. 2. PROBLEEMSTELLING De gemeente Dinkelland is eigenaar van een uiteenlopende reeks aan grote en kleine(re) gebouwen. In de afgelopen jaren is een gemeentelijk gebouwenbestand ontstaan dat omwille van de beheersbaarheid vraagt om een goed overzicht en actueel inzicht in de staat van onderhoud waarin die gebouwen verkeren. Een gebouwenbestand vraagt om periodieke herbezinning op het doelmatig en efficiënt gebruik van de gebouwen. Alleen op die manier zijn de noodzakelijke onderhoudskosten in verband met die voorzieningen te verantwoorden, en zijn de benodigde financiële middelen in overeenstemming te brengen met de beschikbare middelen. De vraag op dit moment luidt in het kort: welke panden dienen gemeentelijk bezit te blijven en welke kunnen afgestoten worden of, in overleg met de huurder, geprivatiseerd? Bij het beantwoorden van die vraag komen ook meteen andere vraagstukken om de hoek kijken zoals het doelmatig gebruik van de resterende gemeentelijke gebouwen, de ingezette financiële middelen (het toepassen van marktconforme huurtarieven bijvoorbeeld) en mogelijke efficiencyverbeteringen. In het kader van deze nota is met deze aspecten voor zover mogelijk rekening gehouden, zonder het doel van deze nota, namelijk het vaststellen van de omvang en samenstelling van de voorraad gemeentelijke gebouwen en de daarbij behorende onderhoudsbudgetten, uit het oog te verliezen. De gebouwen die na de afslankingsoperatie over blijven moeten immers op een acceptabele en adequate wijze in stand gehouden worden. Doelmatig onderhoud is structureel van aard en gebaseerd op een langjarig onderhoudsschema. Alleen op die wijze is behoud van de panden ook voor de langere termijn gewaarborgd, hetgeen zich tevens vertaald in behoud van de economische waarde. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 3 van 12 3. DOEL EN RANDVOORWAARDEN 3.1 Doel Doel van de heroriëntatie op de gemeentelijke gebouwen is: a. het beleidsmatig vaststellen van de omvang en samenstelling van de gemeentelijke gebouwen voorraad; b. het structureel kunnen voorzien in de onderhoudsbehoefte van die voorraad; c. Een adequate organisatorische inbedding van gebouwenbeheer in de ambtelijke organisatie. 3.2 Randvoorwaarden De a. b. c. randvoorwaarden voor deze heroriëntatie zijn: een hogere efficiency; een voldoende bouwtechnische kwaliteit en beheer van de voorraad; voldoende financiële middelen die ingezet worden als aangegeven in de financiële paragraaf; Aan het gestelde onder punt c kan nog worden toegevoegd dat het streven er in de toekomst verder op moet zijn gericht om waar mogelijk een marktconforme respectievelijk kostendekkende situatie met betrekking tot (verhuur van) de gemeentelijke gebouwen te realiseren. Daaronder wordt verstaan het toepassen van reële huurprijzen waarbij gelijkertijd de hoogte van de subsidies zodanig aangepast kan worden dat de operatie voor de gemeente en de gesubsidieerde gebruiker kostenneutraal blijft. 3.3 Gevolgde werkwijze Om te komen tot realisatie van de doelen is volgens drie sporen te werk gegaan: 1. Ten behoeve van een beheersbare eenduidige voorraad is het van belang de huidige voorraad te categoriseren. Hiertoe zijn een viertal categorieën gedefinieerd en is de huidige voorraad ingedeeld aan de hand van deze definities teneinde te komen tot een logische (eenduidige) indeling en een beheersbare (vorm) omvang en samenstelling. 2. De inventarisatie van het aantal gebouwen is gebaseerd op de situatie van mei 2009. Met toekomstige ontwikkelingen is geen rekening gehouden. De technische en financiële aspecten van het gebouwenonderhoud zijn vastgelegd in een geactualiseerde financiële meerjaren onderhoudsplanning (MOP-gebouwen). Het toetscriterium voor het bepalen van de onderhoudsplanning en daaraan verbonden onderhoudskosten is een pand dat in een acceptabele staat van onderhoud verkeert (kwaliteitsaanduiding ‘redelijk’ tot ‘goed’ volgens de MOP-gebouwen). 3. Al enkele jaren wordt geconstateerd dat de wijze waarop het beheer, het onderhoud en de exploitatie van gebouwen verre van ideaal georganiseerd is. Breed bestaat de wens te komen tot een centrale plek (loket) binnen de organisatie waar de capaciteit, kennis en middelen ten aanzien van gebouwenbeheer gebundeld is. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 4 van 12 4. CATEGORIEËN GEMEENTELIJKE GEBOUWEN De verschillende panden die in het bezit zijn van de gemeente zijn in principe in een viertal categorieën op te delen te weten: 1. Bedrijfsvoeringsvoorraad De bedrijfsvoeringsvoorraad betreft die panden waarmee de gemeente zichzelf op adequate wijze faciliteert teneinde de aan haar toebedeelde taken te kunnen uitvoeren; denk aan een gemeentehuis, gemeentewerf, brandweerkazerne e.d. De voorraad is in hoofdzaak gericht op het doelmatig kunnen functioneren van de ambtelijke en bestuurlijke organisatie. De omvang ervan wordt ervaren als een redelijk statisch geheel. Het (gedeeltelijk) afstoten of anderszins privatiseren/centraliseren van gemeentelijke taken kan overigens wel leiden tot aanpassing van deze voorraad evenals bijvoorbeeld een verandering in de aan de gemeente toebedeelde taken (decentralisatie) en de daarvoor benodigde menskracht. 2. Maatschappelijke voorraad Tot de maatschappelijke voorraad behoren die panden waarmee de gemeente de maatschappelijke behoefte kan faciliteren in het kader van bijvoorbeeld welzijn, sport en cultuur; denk aan een sport gerelateerd gebouw, gemeenschapshuizen enz. Deze voorraad wordt met name bepaald door het gemeentelijk beleid. Binnen de maatschappelijke voorraad is zeker ook nog een onderscheid te maken in voorzieningen. De maatschappelijke voorraad combineert maatschappelijke behoefte met politieke keuze. Ze wordt afgestemd op verwachtingen ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen maar springt anderzijds soms weer in op lokale mogelijkheden wanneer die zich voor doen. Daardoor is de maatschappelijke voorraad wat meer flexibel van aard. 3. Monumentale voorraad Dit zijn panden, bijvoorbeeld de toren van de Nicolaaskerk, die veelal een geringe economische waarde, maar een hoge cultuurhistorische waarde voor de gemeenschap hebben. Het is zaak om deze panden bouwkundig in goede staat te houden en daar waar mogelijk door verhuur een bijdrage in de onderhoudskosten te genereren. De reden waarom deze als aparte categorie genoemd worden ligt in het feit dat deze panden rijks- of gemeentelijke monumenten zijn. Dit betekent dat t.b.v. gebruik en onderhoud speciale wet- en regelgeving van kracht is. 4. Overige voorraad Alle gebouwen die niet tot de eerste 3 categorieën behoren kunnen gerekend worden tot de overige voorraad. Zij vertegenwoordigen een vermogen dat beslag legt op de gemeentelijke middelen zonder bij te dragen aan de uitvoering van gemeentelijke taken. De voorraad is niet uitsluitend te beschouwen als een (financieel) blok aan het been. In voorkomende gevallen kan bijvoorbeeld versterking en instandhouding van de eigen vermogenspositie van de gemeente een reden zijn om vastgoed bovenmatig in bezit te hebben (financieel argument). Bij het verwerven van een goede uitgangspositie om bijvoorbeeld toekomstige ontwikkelingen zoals woningbouw te kunnen realiseren, kan het reeds in bezit hebben of verwerven van onroerend goed een goede strategie zijn. In dit laatste geval gaat het primair om het bezit van de onderliggende grondpercelen en niet altijd om het gebouw wat op dat perceel staat. Uiteraard dienen de wel aanwezige gebouwen op deze percelen, zolang zij gemeentelijk eigendom zijn, op doelmatige wijze onderhouden en geëxploiteerd te worden. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 5 van 12 5. AFWEGINGEN 5.1 Revisie/privatisering gebouwenbezit Ten behoeve van deze notitie is een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid om de gebouwen van de gemeente al dan niet te verkopen. De achterliggende gedachte is om binnen de randvoorwaarden zoals genoemd in hoofdstuk 3 te komen tot een revisie van de huidige wijze van beheer en strategische ontwikkeling van de gemeentelijke gebouwen. Andere redenen die bij de revisie van het gebouwenbezit meespelen zijn motieven van bestuurlijke en economische aard (o.a. versterking maatschappelijk initiatief en werkgelegenheid). Alle vier motieven (beheerrevisie, strategische ontwikkeling, bestuurlijk en economisch) zullen van invloed zijn bij de belangenafweging om panden wel/niet te behouden. Bij de keuze om panden wel of niet te verkopen kan in principe vanuit twee vertrekpunten worden geredeneerd. Deze twee zijn: 1. verkopen, tenzij bepaalde belangen zich daartegen verzetten; 2. niet verkopen, tenzij dit om bepaalde redenen toch gewenst is. Welk vertrekpunt er ook wordt gehanteerd, factoren als economische en technische levensduur, exploitatiekosten en de staat van onderhoud blijven belangrijke criteria om te worden afgewogen tegen bijvoorbeeld de bestuurlijke en maatschappelijk/ sociale vertrekpunten. Vanuit het eerste vertrekpunt bezien is de uitgangsstelling zo veel mogelijk afstoten. De tweede daarentegen hanteert het principe van zo veel mogelijk in bezit houden. Uit financiële motieven en er van uitgaande dat de gemeente zich bij haar “core-business” moet houden kiezen wij voor vertrekpunt 1. 5.2 Redenen om te behouden De belangrijkste factor om een pand te behouden is wanneer dit pand geëxploiteerd worden ter facilitering van het gemeentelijk bedrijf, of anders geformuleerd ter uitvoering van de publieke taak. De volgende panden of objecten voldoen hieraan: gemeentehuis; gemeentewerf; brandweerkazernes; Deze panden vormen samen de bedrijfsvoeringsvoorraad. 5.3 Redenen om niet af te stoten Na de opsomming van de te behouden panden, doemt meteen de vraag op welke redenen er kunnen zijn om het andere deel of delen ervan toch niet af te stoten. Mogelijk zwaarwegende belangen in dat kader kunnen zijn: strategische (om toekomstige ontwikkelingen niet te frustreren); cultuurhistorische; redenen van zorgplicht c.q. doelgroepen opvang (lichamelijke opvoeding/beweging, jongeren, senioren, allochtonen); sociaal culturele en maatschappelijke betrokkenheid; kapitaalverlies bij verkoop van het object. Een goede inventarisatie van de vraag is het vertrekpunt. Daarbij zijn onder andere de volgende notities van belang: kernenvisie c.q. –plannen; accommodatiebeleid; structuurvisie; privatisering sportaccommodaties. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 6 van 12 Sommige voorzieningen kunnen niet (meer) binnen de gemeentegrenzen worden gerealiseerd en zal naar (boven)regionale oplossingen worden gezocht. Besluitvorming in deze materie kan alleen maar worden bereikt via actieve deelname van belanghebbenden. In het verleden is het privatiseringsoverleg met de klootschietverenigingen en sportverenigingen afgerond, gevolgd door overleg met de overige (buiten)sportverenigingen. 5.4 enkele Efficiency verhoging Er zijn drie mogelijkheden om de efficiency te verhogen: 1. efficiënter gebruik en inzet van gemeentelijke gebouwen; 2. gebruikers meer te laten betalen of zelf te laten exploiteren (intern/extern verzelfstandigen); 3. privatiseren (marktgericht werken). ad1: Tussen afstoten en niet afstoten ligt een zogenaamd “verzelfstandigingsgebied”. Binnen dit gebied kan een aantal varianten voorkomen. Een variant is het clusteren van een aantal functies, reorganiseren en wellicht herstructureren van de geldstromen. Resultaat zou kunnen zijn het huisvesten in een geherstructureerd pand of nieuwbouw al of niet ondergebracht in een nieuw bestuursinstituut (stichting, vereniging). Het voordeel van clustering is dat men multifunctioneel en meervoudig ruimtegebruik bevordert (gezamenlijke kleedlokalen, kantines en speelvelden), hetgeen een hogere bezettingsgraad tot gevolg heeft. Ook de clustering van de kinderopvang met de scholen is een voorbeeld van multifunctioneel en meervoudig ruimtegebruik. Bovendien kunnen de vrijgekomen ruimten worden geëxploiteerd ten behoeve van nieuwe voorzieningen voor wonen, werken en recreëren. ad2: Een andere variant is het intern verzelfstandigen. Dit betekent dat de accommodatie in eigendom blijft bij de gemeente, doch de exploitatie daarvan volledig wordt overgenomen door derden. In dit kader kan ook onderzocht worden of alle schoolgebouwen op deze wijze verzelfstandigd kunnen worden. ad3: Na deze operatie kan dan gedacht worden om te privatiseren. Deze optie is denkbaar voor instituten die zich in commerciële zin kunnen ontwikkelen in de (concurrerende) vrije markt sector. Voorbeelden zijn sportverenigingen en kinderopvang. Gesprekken met de sportverenigingen over de privatisering van de accommodaties zijn daartoe opgestart dan wel inmiddels afgerond (klootschietverenigingen). Onderdeel van de overeenkomst vormt daarbij een verrekening over de onderhoudskosten. Uitgangspunt daarbij was wel dat noodzakelijk onderhoud in de eerste 5 jaar door Topcraft (evt. anderen) zou worden uitgevoerd. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 7 van 12 5.5 Economische overwegingen Gebouwen behoren tot de materiële vaste activa met economisch nut. De maatschappelijke voorraad vertegenwoordigt hierin de grootste financiële component terwijl de bovenmatige voorraad maar een zeer bescheiden aandeel vormt. Vanwege dat verkooppotentieel zal afstoten van (delen van) de maatschappelijke voorraad met name zoden aan de dijk zetten. Door verkoop worden middelen gegenereerd die in volgorde van afnemende prioriteit zullen worden aangewend (na aftrek van boekwaarde) voor: 1. de herhuisvesting van instanties in de kern waar het verkochte onroerend goed ligt, die in de te verkopen panden gehuisvest zijn (als het initiatief tot verkoop uit gaat van de gemeente); 2. het op peil brengen van het onderhoud van de resterende gebouwen (voor zover de kosten van het minimaal benodigde onderhoud niet zijn gedekt); 3. de integrale afweging (waaronder vallen: nieuw beleid en bezuinigingstaakstelling). Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 8 van 12 6. FINANCIËN 6.1 inleiding Om tot een inzicht te komen van de jaarlijkse kosten van groot onderhoud en vervangingsinvesteringen is gebruik gemaakt van MOP’s (meerjarige onderhouds plannen). De cijfers voortvloeiende uit deze MOP’s vormen de basis voor spreadsheets met de groot onderhoudskosten van de gemeentelijk gebouwen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 4 van deze nota zijn de huidige gemeentelijke gebouwen onder te verdelen in 4 categorieën. De spreadsheets geven een financieel inzicht in het “groot onderhoud” en de “vervangingsinvesteringen” over een periode van 10 jaar van de gemeentelijke gebouwen. De MOP’s zullen periodiek geactualiseerd worden (zie bijlage 2). 6.2 Voorziening onderhoud gebouwen Er is een voorziening “onderhoud gebouwen” gevormd die ten doel heeft het spreiden van de lasten welke voortvloeien uit het groot onderhoud van diverse gemeentelijke gebouwen. Tot op heden werd jaarlijks een bedrag van € 175.000 gedoteerd aan deze voorziening. Hierbij moet opgemerkt worden dat er tot op heden geen inflatie op deze dotatie is toegepast. Om de voorziening op peil te houden zou de jaarlijkse dotatie in de pas moeten lopen met de jaarlijkse onttrekkingen voor het groot onderhoud. NB: Tot het moment van ontbreken van onderbouwing van deze voorziening is op grond van BBV voorschiften sprake van een “reserve gebouwen”. De huidige financiële speelruimte van de gemeente wordt gevormd door de volgende financiële middelen te weten de posten: a. groot onderhoud; (jaarlijkse dotatie € 175.000) op basis waarvan nu het onderhoud aan panden wordt uitgevoerd); b. klein of dagelijks onderhoud; c. vervangingsinvesteringen; Deze investeringen komen ten laste van de vervangingsinvesteringruimte (vrijval) kapitaallasten, tenzij in het verleden is geïnvesteerd t.l.v. reserves. Overigens staat deze post los van het groot en dagelijks onderhoud). Ten behoeve van het groot onderhoud van gebouwen is dus de onderhoudsvoorziening ingesteld. Door middel van stortingen in deze onderhoudsvoorziening worden de kosten van onderhoud gelijkmatig verdeeld over een aantal jaren. Het gebruik van deze zogenaamde egalisatievoorziening geeft niet alleen budgettaire stabiliteit, maar is ook vanuit bedrijfseconomisch oogpunt rationeel omdat verdeling van de kosten plaatsvindt over de gebruiksjaren, die de slijtage veroorzaken. De voorziening is niet gevormd voor het jaarlijks onderhoud maar voor het cyclisch groot onderhoud. De hoogte van de dotatie is in het verleden vastgesteld zonder een duidelijke relatie met het areaal aan onroerend goed. De voorziening is evenmin gevormd voor levensduurverlengende investeringen. Deze investeringen (kapitaalgoed met economisch nut) worden immers (verplicht) geactiveerd. De ruimte binnen de begroting (budgetten voor klein onderhoud en de dotatie aan de egalisatievoorziening) zal mogelijk herzien moeten worden om een adequate staat van onderhoud te waarborgen. Met de panden die afgestoten worden vervallen ook het bijbehorende onderhoud, de (overige) exploitatielasten en de opbrengsten voor de Gemeente Dinkelland. Zodra bekend is óf en welke panden afgestoten zullen gaan worden kan bovendien meer gericht gestuurd worden op het laatste nog uit te voeren onderhoud tot aan de vermoedelijke verkoopdatum. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 9 van 12 7. ORGANISATORISCHE OPZET 7.1 Huidige situatie Op dit moment zijn er verschillende personen en afdelingen binnen het ambtelijk apparaat die zich met de aan- en verkoop van panden alsmede met het beheer, het onderhoud en de exploitatie ervan bezighouden. Dit allemaal vanuit hun eigen specifieke bemoeienis met de gebruiker(s) of het gebouw/de voorziening. Momenteel is de afdeling Maatschappelijke Zorg één van de budgethouders met een veelheid aan accommodaties (o.a. scholen, sportvoorzieningen, peuterspeelzalen, musea, jeugd- en jongerenwerk etc.). Huisvesting van de brandweer en het bouwkundig onderhoud aan gebouwen ligt momenteel bij afdeling Openbare Ruimte. Het beheer van het gemeentehuis en de gemeentewerf ligt bij Facilitaire Zaken. Er is geen sprake van een éénduidige organisatorische structuur. Daardoor ontbreekt het overzicht op allerhande zaken die op dit gebied spelen en misverstanden, omissies dan wel afstemmingsproblemen onderling zijn onvermijdelijk het gevolg. Het ontbreken van een duidelijke structuur zowel in overleg als in besluitvorming leidt tot inefficiënte en inadequate besteding van capaciteit, kennis en middelen. Op verschillende plaatsen in de organisatie worden besluiten genomen ten aanzien van de huisvesting van organisaties. Ook bestuurlijk zijn verschillende portefeuillehouders betrokken bij de gemeentelijke gebouwen. De organisatorische herschikking (DVC-project) en het instellen van een directie Bedrijfsvoering in het afgelopen jaar biedt echter ook een uitgelezen gelegenheid om dit nu voor de toekomst wel goed te regelen. 7.2 Nieuwe situatie De bundeling van alle activiteiten die met vastgoed beheer te maken hebben geniet de voorkeur. Met de komst van de directie bedrijfsvoering ligt het voor de hand om deze activiteiten organisatorisch hier in te bedden. Daarnaast zal er een onderzoek naar verzelfstandiging/privatisering van het beheer van de openbare gebouwen plaatsvinden. Met betrekking tot de besteding van de onderhoudsbudgetten wordt voorgesteld voor om volgende verdeling te treffen: - Groot, (meerjarig) onderhoud en het doen van vervangingsinvesteringen: uitvoering centraal binnen de directie bedrijfsvoering. - Klein onderhoud: uitvoering decentraal bij de gebruiker. Hierbij wordt verstaan het echt klein onderhoud, nodig voor het dagelijks gebruik van het pand, zoals het vervangen van lampen etc. Met ander woorden: onder “groot onderhoud” worden al die activiteiten die in het MOP genoemd worden verstaan. Alle andere activiteiten worden tot het “klein onderhoud” gerekend. Het verdient aanbeveling om het gebouwenbeheer te laten ondersteunen door een beheerssysteem. Hiertoe zal allereerst onderzocht worden of aangesloten kan worden bij bestaande beheerssystemen alvorens de aanschaf van een nieuw softwarepakket als FMIS (Facilitair Management Informatie System) wordt overwogen. Hiermee wordt het mogelijk een groot aantal beheersaspecten samenhangend te regelen. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 10 van 12 8. AANBEVELINGEN Rekening houdende met de afwegingen zoals hiervoor vermeld is het bestaande gemeentelijke gebouwenbezit van de gemeente Dinkelland doorgenomen. De resultaten van die afwegingen zijn in bijlage 1 weergegeven. In het algemeen kan het volgende worden aanbevolen: a. Stel de in deze nota genoemde 4 categorieën gebouwen vast. b. De gebouwen uit de maatschappelijke voorraad zijn in veel gevallen in principe te verkopen, al zal men per geval alert moeten blijven op mogelijke consequenties bij het verdere proces van afstoten dan wel verzelfstandigen. Onderzoek per gebouw de mogelijkheid om te privatiseren. c. De scholen nemen binnen de maatschappelijke voorraad een speciale plaats in. In het onderhoud voor scholen wordt wettelijk onderscheid gemaakt tussen onderhoud binnenzijde en onderhoud buitenzijde. De gemeenteraad is wettelijk verplicht jaarlijks een programma van huisvestingsvoorzieningen voor het onderwijs vast te stellen op basis van de Verordening voorziening huisvesting onderwijs. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de middelen voor, het onderhoud aan de binnenzijde en de wijze waarop het onderhoud wordt uitgevoerd. In dit kader bestaat de optie om de mogelijkheid tot verzelfstandigen verder te onderzoeken. d. Afstoten of verzelfstandigen van (buiten)sportaccommodaties wordt sterk overwogen. Gesprekken daartoe met de diverse verenigingen zijn al opgestart. De gesprekken met de klootschietverenigingen en de tennisvereniging in Denekamp zijn op basis van Collegebesluiten gevoerd en ondertussen zijn al deze accommodaties geprivatiseerd. Hetzelfde geldt voor de sportaccommodatie van voetbalvereniging KOSC en DOS’19. In het sportaccomodatiebeleid is voor 2010 opgenomen om het overleg op te starten dan wel voort te zetten met de overige sportverenigingen, nadat echter onderzoek naar het wel of niet continueren van dit beleid heeft plaatsgevonden. In het sportaccomodatiebeleid is dit voor 2010 in de plannen opgenomen. e. De overige voorraad kan in principe worden verkocht, rekening houdend meteen eventuele museale functie, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen. f. De monumentale voorraad kan in principe worden verkocht, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen. Het gaat uiteindelijk om een goede zorg voor deze gebouwen; deze kan ook bij verkoop, door goede (verkoop)voorwaarden, veilig gesteld worden. g. De verkoopopbrengsten (na aftrek van de boekwaarde) worden primair aangewend voor de herhuisvesting van instanties (die in de te verkopen panden gehuisvest zijn) binnen de betreffende kern. De gemeente heeft de plicht tot herhuisvesting van die instanties die in de te verkopen panden gehuisvest zijn voor zover het initiatief tot verkoop uitgaat van de gemeente. h. Indien de gemeente aan de plicht tot herhuisvesting heeft voldaan worden de resterende vrijgekomen middelen, als gevolg van de verkoop, ingezet om de voorziening onderhoud gebouwen op het gewenste niveau te krijgen zoals deze blijkt uit het meerjaren onderhoudsplan. i. Op het moment dat de voorziening onderhoud gebouwen op niveau is worden de dan nog resterende vrijgekomen middelen, als gevolg van de verkoop, bestemd voor een integrale afweging. j. Gebouwen beheer wordt centraal binnen de directie Bedrijfsvoering, afdeling facilitaire zaken, uitgevoerd. k. Het onderhoud aan gemeentelijke gebouwen zal planmatig worden aangepakt. Daartoe wordt een onderhoudsplanning, inclusief bijbehorende kostenraming, voor een periode van 10 jaar opgesteld en elke 5 jaar herzien (MOP-gebouwen);. l. Het opstellen en actualiseren van een MOP-gebouwen is gespecialiseerd werk en wordt daarom uitbesteed. m. De hoogte van de dotatie aan de instandhoudingsbudgetten wordt gebaseerd op een 5jaarlijks geactualiseerde MOP-gebouwen en de jaarlijkse indexatie. n. Het gebouwenbeheer zal worden ondersteund door een beheersysteem. Onderzocht wordt of aangesloten kan worden bij bestaande beheerssystemen binnen de organisatie alvorens de aanschaf van een nieuw softwarepakket als FMIS (Facilitair Management Informatie System) wordt overwogen. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 11 van 12 o. Er zal een onderzoek naar de verzelfstandiging/privatisering van het beheer van de openbare gebouwen plaatsvinden. Beleidsnota gemeentelijke gebouwen Dinkelland, september 2009 Pagina 12 van 12