ADVOCACY PAPER Vluchtelingen- en migranten CRISIS © UNICEF/UN07705/Kljajo UNICEF/UN07705/Kljajo in Europa Analyse en aanbevelingen Herziening van de verordening van Dublin: daadwerkelijke toegang tot een asielprocedure binnen Europa i Tweeëndertig landen in Europa hebben een overeenkomst bereikt over een set van regels die moeten bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat bij een van deze landen werd ii ingediend. De verordening , bekend als Dublin III, is bedoeld om zo snel mogelijk te kunnen bepalen welke de verantwoordelijke lidstaat is en moet zo meervoudige verzoeken voorkomen. De verordening erkent dat bij de implementatie ervan het belang van het kind op zoek naar internationale bescherming, of het nu begeleid is of niet, voorop gesteld moet worden. De doelstellingen van Dublin III worden in de praktijk om verschillende redenen echter niet gehaald. Staten ondervinden moeilijkheden om het belang van het kind voorop te stellen en asielzoekers wordt te vaak het recht op daadwerkelijke toegang tot een asielprocedure ontzegd. Deze situatie is een zaak van ernstige bezorgdheid voor UNICEF, gegeven dat een substantieel deel van de asielzoekers in EU-lidstaten iii uit kinderen bestaat. UNICEF ziet de onderstaande kwesties als uitdagingen voor de implementatie van Dublin III. Ze hebben een negatieve invloed op de rechten van kinderen die in 32 Europese landen op zoek zijn naar internationale bescherming. Uitdagingen Te lange procedures Onder de Dublin III-verordening heeft een staat 3 iv maanden de tijd om een overnameverzoek in te dienen. De aangezochte staat dient binnen de 2 maanden te antwoorden en wanneer de verzoekende staat een dergelijk antwoord heeft ontvangen, moet het de overdracht binnen een periode van 6 maanden uitvoeren. Het in acht nemen van deze termijnen, betekent dat het kind tot 11 maanden moet wachten vooraleer het wordt overgebracht naar de staat dat zijn/haar aanvraag zal behandelen. Elf maanden is een te lange periode, waarin het kind verschillende risico’s kan lopen en het kan worden verhinderd zich te verenigen met familie, als de familie in een andere staat verblijft. Grote aantallen niet-begeleide kinderen verlaten opvangcentra omdat ze ontmoedigd zijn door de grote vertragingen en/of aangelokt werden door de beloften van netwerken van smokkelaars en mensenhandelaars om hen binnen een paar dagen of weken naar hun bestemming te brengen. Bovendien is het zo dat kinderen die op een Dublin-overdracht wachten mogelijk geen toegang hebben tot basisrechten, wat het welzijn en de sociale ontwikkeling van het kind negatief beïnvloedt. Hoewel er weinig geconsolideerde informatie bestaat, bevestigen verschillende studies dat in sommige staten kinderen tijdens Dublinprocedures voor een bepaalde tijd worden v vastgehouden. Informatie over de regels die toegepast worden Volgens de huidige Dublin-verordening heeft de verzoeker van zodra het verzoek om internationale bescherming is ingediend het recht om op de hoogte te worden gebracht van de Dublin-regels en dient er een onderhoud met de verzoeker plaats te vinden. In de praktijk zijn er echter vertragingen en frontlinemedewerkers maken melding van niet-begeleide kinderen die centra verlaten zonder informatie te hebben ontvangen over de Dublin-verordening en zonder een persoonlijk onderhoud te hebben gekregen. Advocacy paper – Vluchtelingen- en migrantencrisis in Europa - Analyse en aanbevelingen - Herziening van de verordening van Dublin ● 1 Er zijn gegevens nodig over het aantal kinderen dat onder de Dublin III-verordening werd overgebracht voor gezinshereniging. Uit eerdere studies over Dublin II bleek het aantal overdrachten met het oog op gezinshereniging over het algemeen laag te zijn. Ze toonden ook een gebrekkige kennis van het principe van de eenheid van het gezin bij ambtenaren die vi verantwoordelijk zijn voor asielprocedures. Definitie van gezin Verzoeken van niet-begeleide kinderen moeten behandeld worden door de staat waar het kind zijn/haar kerngezin (moeder/vader) heeft, maar ook waar het broers of zussen, een grootouder of volwassen tante/oom heeft. Deze kring van mensen blijft echter restrictief en stemt niet overeen met een ruim begrip van familie, familiebanden en banden in de culturen en tradities van de vele landen waarvan kinderen afkomstig zijn. Omwille van deze culturele verschillen hanteert het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geen restrictieve definitie van wie onder ‘familie’ valt. Het Hof neemt een besluit per geval, op basis van de persoonlijke banden tussen de personen vii in kwestie. Verder beperkt de Dublin-verordening het begrip ‘familie’ tot reeds bestaande banden in het land van herkomst. Vandaag ontstaan echter veel familiebanden terwijl mensen op de vlucht zijn en het is niet ongewoon dat kinderen worden geboren wanneer ouders op de vlucht zijn. Toepassing van het beginsel van het belang van het kind De staat die verantwoordelijk is voor een niet-begeleid en afgezonderd kind dat geen familielid heeft in een andere staat, is de staat waar de aanvraag werd ingediend, tenzij dit niet in het belang van het kind is. Artikel 6 van de Dublin III-verordening erkent het belang van het kind als een essentiële overweging en biedt enkele leidraden met betrekking tot elementen die in acht moeten worden genomen wanneer men beslist over het belang van het kind, met inbegrip van, maar niet beperkt tot: systeem en het recht doeltreffende procedure. van het kind op een Toepassing van de discretionaire bepaling Een staat heeft steeds de mogelijkheid een bij hem ingediend verzoek te behandelen zonder na te gaan welke andere staat verantwoordelijk is. Deze discretionaire bepaling (art. 17), die door eender welke staat kan worden gebruikt om een verzoek van een kind te behandelen indien dit in het belang van het kind is, viii wordt nog steeds slecht toegepast. Beschermingsregelingen en legal entitlements verschillen tussen staten De Dublin-verordening bepaalt welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Opvangvoorzieningen, criteria voor het verlenen van internationale bescherming en entitlements (wettelijke aanspraken op voorzieningen) onder internationale beschermingstitels verschillen in grote mate tussen de Dublin-landen onderling. Kinderen zouden er dus de voorkeur kunnen aan geven een verzoek in te dienen in een staat waarvan ze weten dat het systeem er goed functioneert of voor hen voordeliger is. Ze zouden er ook kunnen voor kiezen een verzoek in te dienen in een staat waar ze de taal kennen, waar er familie is, waar ze een culturele band mee hebben en/of waar ze de mogelijkheden voor integratie, in het bijzonder in de arbeidsmarkt, gunstiger achten. Er is een akkoord over Dublin als middel om meervoudige aanvragen en ‘asielshoppen’ te voorkomen. Anderzijds gingen vonnissen van nationale rechterlijke instanties, alsook de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, in tegen overdrachten naar staten die onvoldoende zekerheid bieden op gepaste huisvesting en een passende behandeling van asielzoekers. • De mogelijkheden voor gezinshereniging, • Het welzijn en de sociale ontwikkeling van het kind, • Veiligheid en beveiligingsoverwegingen, met inbegrip van het gevaar om slachtoffer te worden van mensenhandel, • De standpunten van het kind, in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit. Volgens de Dublin-verordening moeten staten zo snel mogelijk een vertegenwoordiger aanduiden om het kind bij te staan en te vertegenwoordigen en moeten ze passende acties ondernemen om de gezinsleden, broers of zussen en familieleden te identificeren. Ondanks het verstrekte advies worden regelingen met betrekking tot niet-begeleide kinderen en het belang van het kind in verschillende staten op verschillende manieren geïnterpreteerd. Dit heeft een invloed op besluiten tot overdracht van kinderen onder het DublinAdvocacy paper – Vluchtelingen- en migrantencrisis in Europa - Analyse en aanbevelingen - Herziening van de verordening van Dublin ● 2 © UNICEF/UNI195353/Georgiev Toepassing van het principe van de eenheid van het gezin 1. Tijdige beslissingen om te vermijden dat kinderen worden blootgesteld aan risico’s Overdrachten onder de Dublin-procedures moeten tijdig gebeuren om het recht op gezinshereniging te waarborgen en de blootstelling van het kind aan allerlei risico’s en kwetsbaarheden te beperken. Het belang van het kind vereist zowel procedurele waarborgen als tijdige beslissingen. Wanneer overdracht in het belang van het kind wordt geacht, beveelt UNICEF een deadline van ten hoogste 3 maanden aan: 1 maand om het overnameverzoek in te dienen, 1 maand om te antwoorden en 1 maand om de overdracht te bewerkstelligen. 2. Snelle uitwisseling van informatie Staten moeten ervoor zorgen dat ieder kind, ongeacht of hij/zij al dan niet begeleid en afgezonderd in een staat aankomt, binnen de 72 uur passende informatie ontvangt over het recht om internationale bescherming te verzoeken en hoe men er toegang tot krijgt (met inbegrip van informatie over de regelingen betreffende overdracht volgens de Dublin-verordening). 3. Meer voogden voor kinderen Er moeten meer middelen en deskundigen ter beschikking gesteld worden om op gepaste wijze verzoeken van kinderen te behandelen, alsook om overnameverzoeken in te leiden en te beantwoorden. Staten moeten ervoor zorgen dat gekwalificeerde voogden beschikbaar zijn en worden aangewezen om eender welk niet-begeleid en afgezonderd kind te vertegenwoordigen. Ze moeten eveneens passende acties ondernemen om gezinsleden en familieleden te identificeren en verzekeren dat het belang van het kind wordt gerespecteerd. 4. De mening van het kind Kinderen moeten tijdens de procedure op de hoogte gebracht worden van de voortgang en de verdere benodigde stappen. De standpunten en meningen van het kind moeten gehoord en in rekening gebracht worden wanneer het belang van het kind wordt bepaald. 5. Beter opgeleide deskundigen Er moet een aanvullende opleiding gegeven worden aan ambtenaren die verzoeken om internationale bescherming behandelen en kinderen ondervragen die een verzoek indienden. Dit opdat het belang van het kind en het principe van de eenheid van gezin ten volle gerespecteerd en geïmplementeerd zouden worden De opleiding moet de volgende zaken omvatten: kindvriendelijke gesprekstechnieken, individuele beoordeling van ieder kind (ook begeleide kinderen), leeftijden genderspecifieke criteria voor het verlenen van internationale bescherming enz. 6. Kindvriendelijke alternatieven voor detentie binnen de gemeenschap. Geen kind mag opgesloten worden in afwachting van de overdracht naar een andere staat onder de Dublinverordening. UNICEF pleit voor het gebruik van niet tot vrijheidsbeneming strekkende en op de gemeenschap gerichte alternatieven voor kinderen en hun families die om internationale bescherming verzoeken. 7. Individuele beoordeling van familiebanden In lijn met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, moet de definitie van familie verder gaan dan het kerngezin en moet het een erkenning inhouden van het belang van persoonlijke banden, zoals het kind in kwestie er invulling aan geeft, indien dit in het belang van het kind is. 8. Geharmoniseerde toepassing van het beginsel van het belang van het kind Staten moeten in lijn met het huidige artikel 8 van de Dublin-verordening het beginsel van het belang van het kind op een geharmoniseerde wijze toepassen. Het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken moet, in samenwerking met kinderrechten-stakeholders, voor de lidstaten een praktische handleiding voorzien voor de implementatie van het beginsel van het belang van het kind. 9. Gebruik van de discretionaire bepaling Wanneer het in het belang van het kind geacht wordt, moeten staten gebruik maken van de discretionaire bepaling en tijdig overgaan tot de behandeling van een verzoek dat werd ingediend door een kind, zonder na te gaan welke andere staat verantwoordelijk is. In lijn met het belang van het kind, beveelt UNICEF aan om de discretionaire bepaling te gebruiken om overdracht naar een andere staat te vermijden wanneer het kind voordeel zou hebben bij een netwerk en andere elementen die zijn/haar potentiële integratie ondersteunen. 10. Geharmoniseerde en verbeterde bescherming en opvang De EU en alle staten die door de Dublin-verordening gebonden zijn, dienen alle maatregelen te nemen die nodig zijn voor de harmonisatie van opvangvoorzieningen, beschermingsregelingen en wettelijke aanspraken die kinderen worden toegekend wanneer die om internationale bescherming verzoeken. Een dergelijke harmonisatie moet bestaande ‘good practices’ als leidraad nemen en ten minste gepaste huisvesting en een passende behandeling van minderjarige asielzoekers garanderen. Advocacy paper – Vluchtelingen- en migrantencrisis in Europa - Analyse en aanbevelingen - Herziening van de verordening van Dublin ● 3 © UNICEF/UNI200259/Nybo AANBEVELINGEN VAN UNICEF: Dublin III vormt de wettelijke basis voor de ontwikkeling van criteria en mechanismen om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land of staatloze werd ingediend in een van de 32 Europese staten. Het is ook van toepassing op verzoeken om subsidiaire bescherming. risico’s bestaan op mensenrechtenschendingen in de verantwoordelijke staat. De Dublin-verordening kijkt niet naar inhoudelijke kwesties. Het is de taak van de verantwoordelijke staat om het verzoek te behandelen en te bepalen of voldaan is aan de criteria voor het verlenen van internationale bescherming. De overdracht van het verzoek is een door de staten geleid proces. De hiërarchie van criteria om de verantwoordelijke staat te bepalen is onder Dublin III als volgt: Voor een niet-begeleid en afgezonderd kind: • Eenheid van gezin: wanneer een niet-begeleid kind familie heeft die op regelmatige wijze verblijft in een andere staat, zal het verzoek van het kind behandeld worden door de staat waar het familielid verblijft, tenzij dit niet in het belang is van het kind. • Bij afwezigheid van een familielid zal de staat waar het niet-begeleide kind zijn/haar verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, verantwoordelijk zijn. Dit is op voorwaarde dat dit in het belang van het kind is. Voor een volwassene: • Eenheid van gezin: het verzoek van personen met familieleden die de status van erkend vluchteling hebben of de procedure doorlopen om internationale bescherming te verzoeken, zal worden behandeld door de staat waar het familielid zich bevindt. • Legaal verblijf: ingeval er geen familielid is, zal het verzoek van wie over een geldige verblijfsvergunning of visum (of een document dat recent is verlopen) beschikt, behandeld worden door de staat die dit document heeft afgegeven. i De lidstaten van de EU, Ijsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland ii Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad, beschikbaar op: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/ TXT/?uri=CELEX:32013R0604 iii Tussen januari en november 2015 waren 433.203 van de 1.201.970 asielaanvragen in de Europese lidstaten door kinderen ingediend (gegevens EUROSTAT, zoals geüpdatet op 4 februari 2016) iv Het verzoek dat wordt verzonden door de staat waar het verzoek is ingediend naar een andere staat, waarbij men vraagt of deze het verzoek wil behandelen als de verantwoordelijke staat. v Dublin Transnational Project, Transnational Advisory and Assistance Network, beschikbaar op: http://www.dublinproject.eu/ dublin/Transnational-Dublin-Project-Final-ReportMay-2011 Amaral, Protection Interrupted, beschikbaar op: http://www.refworld.org/pdfid/51d153f46.pdf vi Dublin II-verordening Lives on Hold, European Comparative Report, 2013, beschikbaar op: http://ecre.org/component/downloads/ downloads/701.html vii Voor rechtspraak van het EHRM, zie The Right to respect for private and family life, human rights handbooks no. available at: http://www.echr.coe.int/LibraryDocs/DG2/HRHAND/DG2-ENHRHAND-01(2003).pdf viii Zie supra Lives on hold • Onregelmatige binnenkomst: indien geen van de bovenstaande criteria van toepassing is, zal het verzoek van wie op illegale wijze is doorgereisd, behandeld worden door de staat van eerste binnenkomst. • Plaats van het verzoek: indien geen van de bovenstaande criteria van toepassing is, wordt het verzoek behandeld door de staat waar het werd ingediend. In de praktijk heeft de staat die het verzoek ontvangt twee opties wanneer het verzoek is ingediend; a) Gebruikmaken van de discretionaire bepaling en het verzoek behandelen zonder na te gaan welke andere staat verantwoordelijk is b) Eerst verduidelijken welke staat verantwoordelijk is. Als het een andere staat verantwoordelijk acht, dient het bij deze staat een verzoek in, het zogeheten overnameverzoek. Enkel wanneer het antwoord van deze staat positief is, kan de persoon die om internationale bescherming verzoekt fysiek worden overgebracht naar de andere staat. In lijn met de uitspraken van rechtbanken echter, dient de overdracht te worden opgeschort wanneer er © UNICEF/UN07706/Kljajo of Advocacy paper – Vluchtelingen- en migrantencrisis in Europa - Analyse en aanbevelingen - Herziening van de verordening van Dublin ● 4