2 The Middle Phase: The Challenge of the Social Sciences 5 France: The Annales Kenmerken van de Franse Annales School: Ze zien de mogelijkheid van een wetenschappelijke aanpak van de geschiedenis Ze erkennen ook de grenzen van deze aanpak Een andere tijdsconceptie. Er zijn verschillende soorten tijden. Dit komt bijvoorbeeld terug in Braudel’s ‘The Mediterranean and the Mediterranean World of in the Age of Philip II’, waarin hij drie verschillende tijden onderscheidt: longue durée, conjunctures en événements. o De relativiteit van tijd o De gelaagdheid van tijd Als gevolg van het afstoten van een lineair tijdsbesef, verdwijnt ook het idee van vooruitgang en de superioriteit van de westerse cultuur. Het resultaat zijn werken die met name regionaal of supranationaal georiënteerd zijn Ze hadden aandacht voor veel verschillende aspecten van de geschiedenis die worden geïntegreerd in een alomvattende ‘cultuur’ Geografie, sociologie, economie en antropologie namen een belangrijke plaats in. Het onderzoek was dus enigszins interdisciplinair van aard Er is aandacht voor gevoelens, ervaringen, religie en collectieve mentaliteit Een cultuur is een systeem van betekenissen die zich uit in taal en symbolisme Structuren nemen een centrale plaats in In de meeste werken was er geen centrale rol weggelegd voor instituties en handelingen van bepaalde personen. Ze zien zichzelf niet als een school. Eerder is het een groep historici met zeer verschillende interesses, maar ze staan wel allemaal open voor nieuwe methoden en aanpakken. De grondleggers zijn Lucien Febvre en Marc Bloch en hun platform was het in 1929 opgerichte historische tijdschrift ‘Annales’. Ze zagen het als een forum voor nieuwe richtingen en methodes, en formuleerden geen theorie of historiografie. Met name na de tweede wereldoorlog kregen ze een sterke positie in Frankrijk, met de vorming van een aparte afdeling voor de integratie van geschiedenis en sociale wetenschappen tot de ‘wetenschap van de mens’, aan de Ecole Pratique des Hautes Etudes. Dit had zowel voor- als nadelen: Het stimuleerde interdisciplinair onderzoek en hierdoor een nieuwe openheid Samenwerking werd mogelijk, met name op het gebied van nieuwe technische methoden. De onderzoeken waren zeer gespecialiseerd en in zeer ingewikkeld jargon In de historiografie van de Annales zijn vier fases te onderscheiden 1e fase: geografie, collectieve identiteit en de rol van religie en taal nemen een grote plaats in 2e fase: in de jaren zestig groeit ook bij de Annales de fascinatie met sociale wetenschappen en kwantificering 3e fase: een nieuwe geschiedenis van bewustzijn en mentaliteit. Kunst, literatuur en psychologie waren hiervoor belangrijk en in toenemende mate ook massadata. 4e fase: er is geen sprake meer van een specifieke Annales oriëntatie, maar het onderzoek gaat verschillende kanten uit Vaak is het verwijt gekomen dat de Annales niet goed om konden gaan met de moderne tijd. Dit is niet geheel terecht, aangezien ze deze periode wel degelijk in veel publicaties aan bod laten komen. Hun focus is hierbij gericht op cultuur en symbolen om de moderne politieke tradities begrijpelijk te maken. Er is geen stroming geweest in de twintigste eeuw die zoveel invloed heeft gehad als een model voor nieuwe manieren van onderzoek doen. Zelfs in de socialistische landen hadden ze veel succes. Dit kwam mede door hun openheid. 6 Critical Theory and Social History: “Historical Social Science” in the Federal Republic of Germany Twee factoren waren van invloed op de geschiedschrijving in Duitsland in de jaren zestig: De intellectuele erfenis van sociale wetenschappen, waarvan de wortels liggen in de klassieke Duitse cultuur De catastrofale Duitse politieke gebeurtenissen in de eerste helft van de twintigste eeuw In eerste instantie kreeg de oriëntatie op sociale wetenschappen in Duitsland geen voet aan de grond. De geschiedschrijving had nog steeds haar basis in de preïndustriële en predemocratische traditie. Sociale geschiedenis werd wel beoefend in de economiesecties. Meer aandacht voor de sociale wetenschappen kwam op met een nieuwe generatie historici die de vraag hoe het Nazi regime mogelijk was centraal stelden. Kortom, de Duitse geschiedenis werd kritisch bestudeerd. De politiek en haar relatie met de samenleving kreeg hierin een belangrijke plaats. Deze nieuwe oriëntatie begon met Fischer’s ‘Germany’s War Aims in the First War’. Volgens Wehler was de oorzaak van de catastrofale moderne Duitse geschiedenis de incomplete modernisering van het land. De economische en politieke en sociale modernisering liepen niet parallel. Dit aparte (Duitse) pad, noemde hij ‘Sonderweg’. Critici betoogden echter dat hij versimplificeerde en zich niet bewust was dat er geen pad naar modernisering bestond. Wehler en geestverwanten vormden samen de ‘Bielefeld School’: Er moet sprake zijn van een historische sociale wetenschap die sociale verandering centraal stelt Er is een sterk verband tussen wetenschappelijk onderzoek en de sociale praktijk Het centrale thema is de progressieve ontwikkeling van sociale verhoudingen. De historicus heeft de verantwoordelijkheid om te streven naar een samenleving die georganiseerd is via redelijke menselijke lijnen. Kenmerken: Er was met name aandacht voor de moderne industriële tijd De relatie tussen politiek en samenleving was van belang Ze maakten in iets mindere mate gebruik van kwantitatieve methoden Wehler krijgt het verwijt dat hij de culturele kant verwaarloosd, aangezien hij deze alleen maar in haar institutionele vorm behandeld. Kocka belichaamde de aandacht voor de sociale gevolgen van de industrialisatie. Hij ziet het ontstaan van een moderne arbeidersklasse als het gevolg van het ontstaan van loonarbeid onder kapitalistische omstandigheden. Theoretische onderbouwing was belangrijk. Net zoals in de rest van de westerse landen vond er een verschuiving plaats van aandacht voor economie naar aandacht voor cultuur. Hun basis bleef echter harde empirische data binnen een raamwerk van industrialisering en politiek. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Brüggemeir naar mijnwerkers, waarbij hun persoonlijk eraringen een belangrijke plaats innemen. Hun dagelijks leven was dus belangrijk. Deze focus op het dagelijks leven van arbeiders is een algemene trend die ook in andere landen terug te vinden is. 7 Marxist Historical Science from Historical Materialism to Critical Anthropology Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen marxistische filosofie van de communistische partijen en het marxisme wat tot stand kwam onafhankelijk van de communistische partij en buiten het oostblok. Ook deze laatste vorm heeft veel van haar geloofwaardigheid verloren aangezien de basis nog zo sterk verankerd zat in de negentiende eeuw. Toch was de invloed van het marxisme erg groot. Marx gebruikte twee betekenissen van wetenschap door elkaar, een positivistische en een mechanistische. Ze waren op het volgende gebaseerd: Objectieve wetenschappelijke kennis is mogelijk Wetenschappelijke kennis uit zich in algemene generaliseringen om tot wetmatigheden te komen. Ook de geschiedenis moest wetmatigheden voor maatschappelijke ontwikkeling ontdekken. De drijvende kracht achter de geschiedenis waren productieve krachten die uiteindelijk uitkwamen bij een communistische samenleving. Dit idee was vrij algemeen in Europa. Het marxisme onderscheidde zich echter door haar revolutionaire doel. De basis van de marxistische theorie was de dialectiek. Hierbij worden telkens de contradicties binnen een argument opnieuw geformuleerd. Hieruit kwam voort dat de politieke economie van het kapitaal behoort tot een staat van de samenleving waarin het productieproces macht heeft over de mens in plaats van andersom. Lenin voegt later de centrale positie van de partij toe aan het marxisme en haar rol bij het tot stand komen van de revolutie. In alle Sovjetstaten was het marxisme-leninisme de centrale doctrine. De geschiedenis nam hierin een belangrijke plaats in. Het gezag probeerde dan ook een hoge mate van controle over de geschiedschrijving te krijgen. Toch waren er onderlinge verschillen tussen de landen en vormen van geschiedenis. Een historiografie die op dat moment de partij diende. Het doel was niet wetenschap, maar opportunisme De marxistische fases werden toegepast op omvangrijke historische processen Hoe verder het onderwerp van de actualiteit af lag, hoe groter de vrijheid van de historicus. Het historische werk was vaak echter minder theoretisch gefundeerd. In 1926 werd er in Polen een tijdschrift opgericht dat sterk leek op de Annales in Frankrijk en na de tweede wereldoorlog werden de contacten geïntensiveerd. Er was sprake van een sterke overeenkomst tussen de marxistische en de Annales aanpak qua onderwerpen. Ook schreven zij geschiedenis die sterk leek op de histoire totale van de Annales school. Desondanks waren de publicaties over de arbeidersklasse met name gericht op de instituties en elite en er was weinig aandacht voor het dagelijks leven van de arbeiders. Reeds voor de val het communisme in 1989 was er sprake van ‘herkeuring’ van de marxistisch-leninistische theorie. Ook buiten de postcommunistische landen gebeurde dit. De onderlinge discussies deden ook buiten de kring van communistische historici stof opwaaien en met name omdat ze meer aandacht vroegen voor de sociale context en sociale verandering. Niet zozeer voor de antwoorden die marxistische historici gaven, maar met name voor de vragen die ze stelden, was buiten hun kring ook veel belangstelling. Er trad echter een verandering op in thematiek. De aandacht verschoof naar hoe de sociale veranderingen werden ervaren. Marx was hiertoe niet in staat geweest. Hij was van mening dat politieke gebeurtenissen alleen konden worden begrepen in het licht van klassenconflicten, maar politieke persoonlijkheden namen tegelijkertijd een prominente positie in in zijn werk. In Europa ontstond echter een marxistische geschiedschrijving die een veel menselijker gezicht had en meer aandacht had voor de populaire cultuur. De belangrijkste publicatie in deze traditie is ‘The Making of the English Working Class’ van Edward P. Thompson. Hij maakt onderscheid tussen het marxisme als doctrine en het marxisme als actieve reden(atie). Hij neemt het idee over van een arbeidersklasse, maar beschouwt dit als een concrete klasse en niet als een prototype. Daarnaast verwerpt hij het centrale belang wat aan de economische krachten wordt gehecht, de objectiviteit van de wetenschappelijke methode en het idee van vooruitgang. Wel behoudt het hij het idee dat er één arbeidersklasse is. Het klassenconflict staat centraal en de hoofdoorzaak ligt in de economie. Thompson werd uit verschillende hoeken bekritiseerd vanwege enerzijds het negeren van een aantal marxistische veronderstellingen en anderzijds vanwege het gebrek aan belang van de culturele factor. Voortbouwend op deze traditie werd het tijdschrift ‘History Workshop’ uitgebracht. Wat het tijdschrift onderscheidde was de doelstelling om een breder publiek te bereiken door los te breken uit de professionele geschiedenis. Dit lukte overigens niet erg. Het tijdschrift werd echter wel uitgegeven door een collectief waarbinnen ook vrouwen ene belangrijke plaats hadden. De focus op vrouwen verbrede het onderzoeksgebied van het tijdschrift en de leidde tot nieuwe methodologische aanpakken. Er kwam ook meer aandacht voor andere arbeiders en de belevenis van arbeiders. De ontwikkeling van het kapitalisme leidde ertoe dat ze zich realiseerden dat klassen- en gender relaties veel complexer waren dan aanvankelijk werd verondersteld. In de jaren tachtig komt er steeds meer aandacht voor het belang van taal voor de socialistische beweging en gender. Met de val van het communisme werd de band van het tijdschrift met het socialisme verbroken aangezien het geen goede verklaring gaf voor de toenmalige situatie. Na het afschudden van het marxisme was het tijdschrift beter in staat om dichterbij de gewone mens te komen. Daarnaast is het tijdschrift kritisch gebleven en blijft het uitbuiting en dominantie aan de kaak stellen. Alleen dan niet meer binnen een raamwerk van de economie en de politiek, maar in alle aspecten van het leven.