Geachte dames en heren, Maandag 11 november spreekt u over de

advertisement
Aan de voorzitter en leden van de
Algemene Commissie voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking uit de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
x
x
x
Br ie fnu mmer
Den Haag
13/11.671/LBe/Dey
8 november 2013
Geachte dames en heren,
Maandag 11 november spreekt u over de brief ‘Ondernemen voor ontwikkeling:
investeren in duurzame en inclusieve groei’ en over de brief ‘Ondernemen op
buitenlandse markten’. VNO-NCW en MKB-Nederland juichen de actieve
aanpak van dit kabinet om het ondernemen op buitenlandse markten te
stimuleren toe en zijn positief over de kabinetsinzet om handel en
ontwikkelingssamenwerking meer met elkaar te verbinden. Voor de
materialisering van deze koers, is een actieve, vraaggestuurde
internationaliseringsstrategie in combinatie met een daarbij passende
dienstverlening en toegerust instrumentarium van groot belang. Om optimaal
het bedrijfsleven te kunnen faciliteren in het internationaal ondernemen is een
werkbaar en op de financieringsknelpunten toegelegd financieringsinstrumentarium een must, waar mogelijk voor een gedeelte het Dutch Good
Growth Fund en een herfinancieringsfaciliteit aan tegemoet kunnen komen.
Graag zetten wij hieronder de visie van VNO-NCW en MKB-Nederland op deze
twee kabinetsbrieven uiteen en vragen wij aandacht voor een aantal punten
betreffende de beleidsuitvoering.
De export wordt komend jaar de motor van ons economisch herstel. Als de
wereldhandel aantrekt, naar verwachting groeit deze volgend jaar met 3 ¾
procent, zal dat de Nederlandse groei in het positief doen belanden. Maar onze
exportpositie is nog niet optimaal. Om een vergelijking te maken met Duitsland:
de Duitse export is sinds de eeuwwisseling vele malen sneller gegroeid dan de
Nederlandse export. Ruim 15 procent van de Duitse geëxporteerde toegevoegde
waarde gaat naar de BRIC-landen, in Nederland is dit krap 10 procent.
Nederland zal moeten inzetten op meer innovatie en het beter ontginnen van
nieuwe (groei-)markten. Onze exporterende bedrijven hebben zich van groot tot
klein geclusterd in topsectoren. Deze focus in de internationaliseringsstrategie
zal er aan moeten bijdragen dat de topsectoren beter in staat zullen zijn om hun
positie in buitenlandse markten te verstevigen.
B lad
2
De wereld verandert snel en reeds zes van de tien snelst groeiende economieën
bevinden zich in het continent Afrika. Een groei die niet alleen gedragen wordt
door aanwezigheid van grondstoffen, maar zeker ook door factoren als de groei
van steden, de groei van een middenklasse en sectoren als telecom, landbouw en
infrastructuur. Desondanks blijft de belangrijkste uitdaging voor deze landen om
een duurzame economische groei vast te houden, hiervan zoveel mogelijk
inwoners te laten profiteren, banen te scheppen en hiermee de armoede te
verminderen. Vaak zijn er nog forse investeringen nodig op het terrein van de
‘enabling environment’, waar het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsbeleid een bijdrage aan kan leveren. Niet alleen door de inzet
vanuit de overheid en NGO’s, maar zeker ook door het benutten van de kennis
en kunde van Nederlandse bedrijven op terreinen zoals infrastructuur, water,
energie, gezondheidszorg en landbouw. Deels gebeurt dit nu ook al, maar in veel
gevallen wordt dit belemmerd doordat bedrijven tegen financierings-knelpunten
aan lopen.
In het rapport ‘Een wereld in beweging: agenda voor een strategische inzet van
het instrumentarium voor exportfinanciering’ van de topsector water is
uiteengezet dat het Nederlands exportfinancieringsinstrumentarium minder
concurrerend is dan dat van omliggende landen. Er is ten eerste een verbetering
van het instrumentarium nodig om het gebrek aan funding voor exportkredieten
op te vangen en om projecten waarin de commerciële financieringsmarkt niet
voorziet op te vangen. Ten tweede speelt bij projecten in ontwikkelingslanden en
opkomende markten het probleem dat deze vaak commercieel nog niet haalbaar
of financierbaar in de betreffende landen zijn en/of dat er publieke debiteuren als
opdrachtgever/koper optreden. In dat kader bestaat er grote behoefte aan (zachte)
kredieten voor activiteiten van Nederlandse bedrijven in ontwikkelingslanden,
waarbij de totale financiering (zachte lening, rentesteun en premievrije
exportkredietverzekering) in samenhang aangeboden wordt. Landen om ons
heen, zoals de UK en Frankrijk, hebben hiervoor reeds faciliteiten opgezet.
VNO-NCW en MKB-Nederland, hopen dat er bij enerzijds het Dutch Good
Growth Fund en anderzijds het opzetten van een herfinancieringsfaciliteit, zoals
beschreven in de twee brieven, goed gekeken wordt naar deze
financieringsknelpunten en hoe de overheid hierin mogelijk kan faciliteren. Voor
zover daarmee nog niet alle financieringsknelpunten worden opgelost, achten
wij een verdere uitvoering van de aanbevelingen van het rapport over
exportfinanciering noodzakelijk.
Het Dutch Good Growth Fund kan in onze ogen aan een deel van de
financieringsknelpunten tegemoet komen. Het gaat hierbij om activiteiten van
Nederlandse bedrijven, vaak in een keten van samenwerking met en
toeleverantie van andere ondernemingen, die een bijdrage leveren aan de
ontwikkeling van een land. Denk bijvoorbeeld aan een project waarbij op een
efficiënte wijze de opwekking van duurzame energie wordt bevorderd, hetgeen
een enorme impuls kan geven aan de veiligheid, de gezondheidszorg, het
B lad
3
onderwijs en het economisch klimaat in een land. Of denk aan projecten waarbij
melkveehouders en landbouwers in ontwikkelingslanden door de kennis en
kunde van Nederlandse bedrijven in staat worden gesteld hun productie
kwantitatief en kwalitatief te verbeteren. Of een project waarin activiteiten van
Nederlandse bedrijven gericht zijn op het verbeteren van de infrastructuur en de
operationele efficiency van havens. Deze projecten hebben tevens een positief
effect op de werkgelegenheid in de ontwikkelingslanden zelf.
Kenmerkend aan dit soort projecten is, dat het vaak gaat om kleinere transacties,
die een relatief hoog risicoprofiel kennen en waardoor het bedrijfsleven
onvoldoende terug kan vallen op commerciële bankleningen. Het Dutch Good
Growth Fund kan hier vanuit haar doelstellingen een rol in vervullen. Wij zijn
positief over het feit dat er verschillende sporen zijn ontwikkeld gericht op
zowel investeren als export en op zowel het bedrijfsleven hier als het
bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. VNO-NCW en MKB-Nederland gaan
graag met de overheid in gesprek om tot een uitwerking te komen van dit fonds,
die tot een daadwerkelijke stimulans kan zorgen van de ontwikkelingsrelevante
activiteiten van bedrijven. In dat kader vragen wij aandacht voor een aantal
elementen uit de brief:
- Het fonds dient ruimte te bieden voor maatwerk en flexibiliteit: Het zou
mogelijk moeten zijn dat de financiering uit dit fonds onderdeel uitmaakt van
een grotere transactie of een groter project en dat er een koppeling van
instrumenten wordt gemaakt, zodat een integrale vorm van financiering kan
worden geboden. Daarbij dient voorkomen te worden dat de schotten tussen de
drie sporen onnodig belemmerend werken. In de uitvoering achten wij het
belangrijk dat kennis en expertise gebundeld worden en dat er zoveel mogelijk
aangesloten wordt bij reeds bestaande structuren.
- De mogelijkheid tot samenwerking tussen grotere en kleinere bedrijven moet
goed uitvoerbaar zijn: Juist de consortia van bedrijven leveren in veel gevallen
een bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke problemen. Hoe groot deze
bedrijven precies zijn en hoeveel procent mkb ondernemingen precies
deelnemen aan een consortium verschilt per sector en per product. Vaak zijn
het de mkb + bedrijven van 250-500 werknemers die interesse hebben om de
stap richting ontwikkelingslanden te maken, met een combinatie van export en
joint ventures of investeringen. Kenmerkend is dat vaak ketenleiders
onontbeerlijk zijn om zowel het Nederlandse als lokale mkb te betrekken in het
opzetten van supply-ketens en lokale productie-bedrijven. Rigide voorwaarden
en conditionaliteiten werken onnodig belemmerend, waardoor de kans op
succes dat met dit fonds bereikt kan worden vermindert.
- Doordat er gekozen is voor een kasritme, waarbij de eerste jaren slechts een
beperkt deel van het budget beschikbaar komt, wordt in onze ogen onnodig de
nuttige stimulans die er ook nu al van het fonds uit kan gaan beperkt.
- Om goed invulling te kunnen geven aan de agenda waarbij handel en
ontwikkelingssamenwerking met elkaar worden verbonden, is een bezuiniging
op het bedrijfsleveninstrumentarium wat ons betreft niet aan de orde. De
stroomlijning van het instrumentarium, waarbij PSI, FOM-OS en FIB deels
B lad
4
onder het fonds worden geschoven, zouden niet tot een bezuiniging mogen
leiden.
In de brief ‘ondernemen op buitenlandse markten’, wordt ingegaan op de
stroomlijning van het exportinstrumentarium. Graag wijzen wij u op de passage
in de brief, waarbij de Minister aangeeft een financiële bijdrage vanuit haar
begroting voor een herfinancieringsfaciliteit voor de financiering van
exporttransacties te overwegen in aansluiting op het initiatief van private partijen
op dit moment. De Minister is in overleg met private financiers om
exportfinancieringsmogelijkheden nog verder te verbeteren, onder meer met de
Rijkscommissie voor export-, import- en investeringsgaranties, waaraan
vertegenwoordigers van de overheid en de grote kapitaalgoederenexporteurs
deelnemen. VNO-NCW en MKB-Nederland juichen deze toezegging van het
kabinet toe. Zoals aan het begin van deze brief geschetst zal een verbeterd
exportfinancieringsinstrumentarium een fundamentele bijdrage leveren aan het
benutten van het nog onbenutte exportpotentieel. Wij hopen van harte dat deze
initiatieven ook op uw belangstelling mogen rekenen.
De brief ‘Ondernemen op buitenlandse markten’ gaat tot slot in op de
dienstverlening van de diplomatieke posten. MKB-Nederland en VNO-NCW
vinden een sterk postennetwerk gericht op economische diplomatie van
essentiële waarde in het ondersteunen van Nederlandse bedrijven in het
buitenland. Dit betekent dat de posten genoeg slagkracht moeten behouden om
een goede dienstverlening te kunnen continueren. Ter behoud van een sterk
postennetwerk, hebben wij begrip voor de mogelijkheden die er gezocht worden
om het profijtbeginsel verder in te voeren en gaan wij graag in overleg met de
overheid om mogelijkheden te bezien. Wel wijzen wij u erop dat de meerwaarde
van een diplomatieke presentie ook zit in de intangibles, de branding van ons
land en van bedrijven en dat de toegankelijkheid van de dienstverlening niet mag
worden aangetast.
Wij hopen dat u bovenstaande aandachtspunten kunt betrekken bij de
behandeling van deze twee belangrijke beleidsbrieven. Mocht u nog nadere
vragen hebben, dan kunt u hiervoor contact opnemen met Linda van Beek,
Manager Internationaal Economisch en Sociaal Beleid, 070-3490443 en
[email protected]
Met vriendelijke groet,
Drs C. Oudshoorn,
Directeur Beleid
Download