Contextbeschrijving regio Zuid West Vlaanderen: hernieuwbare energie De nota is een situatieschets van de regio op het vlak van energie. Het doel van de nota is om de kennis over energie in de regio te versterken. Het is een belangrijke input voor de discussies in het kader van de regionale energiestrategie, want kennis onderbouwt keuzes. De situatieschets bestaat uit reeks facts and figures, meestal gebaseerd op wetenschappelijke studies. We schetsen vervolgens het Europese, Federale en Vlaamse beleid op grote lijnen. We sluiten af met een beknopte opsomming van een aantal sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen (SWOT). De situatieschets is opgevat als een kernachtige inventarisatie. Anno 2009 importeert Vlaanderen 92,7% van zijn primaire energie. Hernieuwbare energiebronnen zijn de enige eigen energiebronnen die Vlaanderen inzet. Maar we maken er steeds meer gebruik van. Maar de mogelijkheden om hernieuwbare energie te produceren zijn beperkt, evenals de volumes. Welke kansen biedt de regio om hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit te produceren? 1 Facts and figures 1.1 Wat verstaan we onder hernieuwbare energie? Energie uit biomassa wordt opgewekt door verbranding, vergassing of vergisting van organische materialen. Dat zijn hout, groente- fruit- en tuinafval, maar ook plantaardige olie, mest en (delen van) speciaal geteelde gewassen. In België worden grote volumes biomassa geïmporteerd, het is dus niet per definitie een lokale bron. Er wordt veel groene elektriciteit gegenereerd via bijstook van biomassa in oude steenkoolcentrales. Ook afvalverbranding wordt voor een deel als biomassa beschouwd wegens de organische fractie. Over hoe duurzaam energie uit biomassa werkelijk is verschillen de meningen van experts (o.a. wegens conflicten met voedingsproductie). Het platte en winderige landschap is geschikt om met windkracht elektriciteit op te wekken. De werking is vergelijkbaar met de werking van een fietsdynamo: draaiende wieken drijven een generator aan, die weer elektriciteit opwekt. Offshore is windenergie op zee, onshore is op het vasteland. Uit zonlicht kan elektriciteit of warmte geproduceerd worden. Bekende toepassingen zijn zonnepanelen en zonneboilers; daarnaast kan passieve zonne-energie bijdragen aan de verwarming van gebouwen (passiefhuisprincipe). Waterkracht is energie opgewekt uit stromend water, bij voorkeur met flinke hoogteverschillen omdat het water dan de meeste kracht heeft. Aardwarmte zit in de buitenste laag van de aardkorst (tot zes kilometer diep). Met een bodemwarmtewisselaar en een warmtepomp is deze warmte bruikbaar voor ruimteverwarming. Warmtekrachtkoppeling (WKK) is het tegelijk produceren van nuttige warmte en elektriciteit. Voor de productie van elektriciteit is immers hoogwaardige warmte nodig, maar de restwarmte wordt hier voor nuttige toepassingen aangewend (vb. ruimteverwarming), en niet weggekoeld zoals in klassieke elektrische centrales. Een WKK kan gevoed worden met fossiele of hernieuwbare bronnen. 1.2 De huidige hernieuwbare stroomproductie in de regio Kortrijk In de regio wordt er meer stroom verbruikt dan geproduceerd. We voeren dus netto aanzienlijke hoeveelheden stroom in, zowel “groene” als “grijze” stroom. Dit gebeurt via het nationale stroomnet, dat hoofdzakelijk gevoed wordt door grote energiecentrales zoals Ruien of Doel. Niettemin groeit de lokale stroomproductie onder de vorm van groene energie, en dit door vele kleine producenten. Deze energie wordt gestimuleerd door het systeem met de groenestroomcertificaten. Er is één grote energie-installatie in de regio: de 80MW piekcentrale van Harelbeke. Maar op Belgisch niveau is dit een bescheiden centrale. Voorheen werkte deze centrale op fossiele diesel, maar momenteel worden de verbrandingsmotoren gevoed door biobrandstoffen die ingevoerd worden. Daarmee werd het in één klap de grootste groene stroomproducent van de regio. De kleinschalige, decentrale energieproductie groeit snel. Het aantal kleinschalige installaties neemt een hoge vlucht: huishoudens, bedrijven en overheden nemen initiatieven om installaties te plaatsen. Samen hebben ze intussen een vermogen van 53,6MW, dus minder dan de centrale van Harelbeke: Het meest opvallend zijn de 4 windturbines van Evolis (Kortrijk/harelbeke): samen hebben ze een vermogen van 8MW. De installatie van zonnepanelen kende vanaf 2009 een exponentiële groei: ze zijn inmiddels een vertrouwd gezicht op daken van woningen en bedrijven. Samen zijn ze goed voor een vermogen van 40,6MW. Daarnaast zijn er verschillende installaties die reeds geruimte tijd elektriciteit opwekken uit afvalstromen: door afvalverbranding (Imog, Harelbeke), door benutting van stortgas (Lendelede) en rioolwaterzuiveringsgas (Harelbeke)… Dit samen goed voor 5MW. Overzicht: de totale elektrische groenestroomproductie in Vlaanderen en regio Zuid-West Vlaanderen (VREG, januari 2011) Aantal installaties Geïnstalleerd elektrisch vermogen (MW) Regio Vlaanderen Kortrijk Zonne-energie < 10kW Regio Vlaanderen Aandeel Kortrijk 4018* 89.286 17,2* 382,8*** 4,5% Biomassa – selectief afval 0** 14 0** 301,4 0% Zonne-energie >10KW 133 1.476 23,4 271,6*** 8,6% 1 36 80 245,3 32,6% Biomassa – land- en bosbouw Wind op land 4 71 8 242,7 3,3% Biogas – overig 3 51 1,5 89,9 1,67% Biomassa – huishoudelijk afval 1 9 2,9 36,4 8% Biogas – stortgas 1 13 0,3 18,6 1,6% Biogas – waterzuivering 1 15 0,3 4,3 7% Waterkracht 0 15 0 1,0 0% 4162 90.986 133,6 1.594,0 8,4% TOTAAL * schatting op basis van evenredig aandeel van woningbestand van 4,5% ZW Vl in Vl ** selectief afval uit de regio Zuid-West Vlaanderen wordt buiten de regio in energie omgezet *** de opsplitsing tussen zonne-energie >10kW en <10kW is een schatting, de som bedraagt wel 654,4MW In de regio staat 8,4% van de totale productiecapaciteit voor groene stroom opgesteld. Dat is verhoudingsgewijs een groot aandeel in vergelijking met de oppervlakte (circa 3% van Vlaanderen) of het inwonersaantal (circa 5% van Vlaanderen). De impact van de centrale van Harelbeke op deze cijfers is wel zeer hoog. 1.3 Warmtekrachtkoppeling in de regio Kortrijk Warmtekrachtkoppeling is het tegelijk produceren van nuttige warmte en stroom. Op die manier wordt efficiënter gebruik gemaakt van brandstoffen, en vermindert het verlies aan warmte waarmee klassieke elektriciteitsproductie gepaard gaat. Men spreekt over kwalitatieve WKK als die voldoende primaire energie bespaart ten opzichte van de gescheiden opwekking van dezelfde hoeveelheid elektriciteit en warmte in een elektriciteitscentrale en een ketel. Dit wordt door Vlaanderen ondersteund door middel van WKK-certificaten. Overzicht: de kwalitatieve WKK-installaties in Vlaanderen en regio Zuid-West Vlaanderen (VREG, januari 2011) Aantal installaties Geïnstalleerd elektrisch vermogen (MWe) Regio Vlaanderen Kortrijk Regio Vlaanderen Aandeel Kortrijk STEG 0 3 0 551,9 0% interne verbrandingsmotor 4 237 5,1 460,1 1,1% Gasturbine met 0 7 0 332,7 0% tegendrukstoomturbine 0 8 0 127,8 0% andere 0 4 0 27,7 0% TOTAAL WKK 4 259 5,1 1.500,0 0,3% warmteterugwinning In de regio staan er 4 kwalitatieve WKK-installaties, goed voor een elektrisch vermogen van 5,1MW. In vergelijking met een totale capaciteit in Vlaanderen van 1.500MW is dit weinig (0,3%). Het grootste deel van deze 1.500 MW wordt echter geleverd door enkele zeer grote WKK installaties (energiecentrales) zoals STEG’s of gasturbines. In de regio Kortrijk staan er geen dergelijke installaties. De 4 WKK’s zijn van het type met een interne verbrandingsmotor, het meest frequente type. Maar ook hier is de regio Kortrijk ondervertegenwoordigd (1,1%). 1.4 Hernieuwbare energie in Vlaanderen Hernieuwbare energie wordt gebruikt voor de productie van warmte en elektriciteit, maar ook voor transport (biobrandstoffen). In Vlaanderen gaat het om bijna evenveel groene warmte als om groene elektriciteit, in mindere mate om biobrandstoffen (zie grafiek). De drie fracties kennen een duidelijke groei. Vlaanderen streeft naar 13% hernieuwbare energie tegen 2020. energie (PJ) 12 productie groene stroom 10 productie groene warmte 8 gebruik biobrandstoffen voor transport 6 4 2 0 2005 2006 2007 2008 2009* * voorlopige cijfers Groene stroom is goed voor 4,7% van het elektriciteitsgebruik, groene warmte is goed voor 2,3% van de totale warmteproductie. Sinds juli 2009 is er een verplichting om 4% biobrandstoffen bij te mengen bij diesel en benzine. De productie van groene warmte gaat niet zo snel in stijgende lijn in vergelijking met de productie van groene stroom of biobrandstoffen. Groene stroom wordt door het beleid sterk ondersteund, groene warmte veel minder. Voor het gebruik van biobrandstoffen werden minimumquota opgelegd. 1.5 Toekomst van hernieuwbare stroom en de gevolgen voor de regio. Met de verbranding van biomassa wordt momenteel ongeveer de helft van de groene stroom geproduceerd. Er wordt ook groene stroom geproduceerd via verbranding van de hernieuwbare fractie van afval in verbrandingsovens. Windturbines en photovoltaïsche systemen hebben een aandeel van 20% in de groene stroomproductie, ondanks de sterke recente aangroei. Er is dus nog een lange weg af te leggen naar de doelstelling van 13% groene energie in 2020. Een toekomstscenario 2020 met een pro-actief Vlaams beleid suggereert een potentieel van meer dan 20% hernieuwbare elektriciteit. Dit toekomstbeeld toont ook dat niet alle heil verwacht moet worden van één enkele technologie of bron, maar dat een mix noodzakelijk zal zijn. Wat zijn de mogelijke gevolgen voor de regio Kortrijk? Meer windturbines op land. Ook de streekvisie voorziet in 20 windturbines (nu zijn er 4 opgesteld). Mogelijks nieuwe middelgrote infrastructuren: biomassacentrale(s), WKK stoomturbines, WKK motoren en/of WKK ORC. Verdere aangroei van photovoltaïsche panelen (PV) op daken. Offshore windenergie, coverbranding van biomassa, waterkracht… zal vermoedelijk geen merkbare impact op de regio hebben. Ook grote infrastructuren worden waarschijnlijk buiten de regio ingepland zoals in industriële gebieden (zeehavens). Meer import van biomassa en beter aanwenden van biomassa uit afval in bio-WKK’s (houtafval, gebruikte oliën en vetten, lignocellulose, pellets…) 1.6 Toekomst van hernieuwbare warmte en de gevolgen voor de regio Kortrijk. We hebben geen cijfers over de hernieuwbare warmteproductie in de regio Kortrijk. Ongeveer 2% van alle warmte in Vlaanderen is groen. Het gros van de groene warmte is afkomstig uit biomassa (uit gewone verbrandingsinstallaties waaronder pelletkachels die uitsluitend warmte produceren en uit zogenaamde bio-WKK’s). Warmtepompen, warmtepompboilers en zonneboilers die warmte onttrekken aan de bodem, de lucht of de zonnestraling leveren slechts 4 % van de groene warmte. Voor groene warmte zijn er momenteel geen doelstellingen geformuleerd, noch op Europees, Belgisch of Vlaams niveau. Onder het huidige beleid zou er weinig toename zijn van groene warmte. Een toekomstscenario 2020 met een pro-actief Vlaams beleid suggereert een verzevenvoudiging van de huidige hoeveelheid aan groene warmte/koude. In Vlaanderen zou de groene warmte voor circa 75% uit biomassa kunnen komen. Aangevuld met warmte uit ondergrondse energie-opslag (20%) en met zonne-energie (6%). Wat zijn de mogelijke gevolgen van een pro-actief beleid voor de regio Kortrijk? Toename van de kleine en middelgrote installaties voor verbranding van biomassa, al dan niet bio-WKK, met een groot potentieel in de residentiële sector, de land- en tuinbouw en de industrie. De tertiaire sector (handel en diensten) heeft een groot potentieel voor ondergrondse energie-opslag. Daarnaast ook installaties bij nieuwbouw. Toename van warmte uit zonne-energie, vooral in de residentiële sector. Recuperatie van restwarmte uit industriële processen. In de regio Kortrijk is er momenteel geen noemenswaardige bosbouw, dus biomassa zal voornamelijk ingevoerd worden of gerecupereerd uit afval (industrieel en huishoudelijk). Het scenario houdt evenwel geen rekening met de mogelijkheden om restwarmte uit bestaande installaties te recupereren. Er bestaan immers restwarmtestromen die gerecupereerd kunnen worden uit klassieke energiecentrales, grote koelinstallaties, uit de industrie… 1.7 Toekomst van hernieuwbare energie voor transport en de gevolgen voor de regio Kortrijk. Biobrandstoffen zijn hier in Vlaanderen de voornaamste hernieuwbare energiebron. Het is immers de snelste weg naar CO2-reductie. Dit is ook het pad dat Europa en Vlaanderen bewandelen, en gebeurt via bijmenging van biobrandstoffen bij fossiele brandstoffen. In de toekomst zouden elektrische wagens en waterstofvoertuigen een rol van betekenis kunnen spelen, mits ze gebruik maken van hernieuwbare stroom om op te laden of waterstof te produceren. De EU voorziet de inzet van minstens 10 % hernieuwbare energie – biobrandstoffen, groene stroom en waterstof gewonnen uit hernieuwbare energiebronnen – over alle transportmodi heen tegen 2020. Er wordt in Vlaanderen slechts een fractie van de biobrandstoffen in Vlaanderen geteeld, er is vooral import. Voor biodiesel (koolzaad) is het theoretisch onmogelijk om de doelstelling voor 2010 te halen met eigen productie. Voor bio-ethanol (suikerbieten en tarwe) is dit theoretisch wel mogelijk, maar prijsvorming bepaalt in welke mate deze teelten voor biobrandstoffen worden gebruikt. Daarnaast heeft Vlaanderen nieuwe installaties nodig voor de verwerking van energiegewassen. Er werden er al enkele gebouwd in de zeehavengebieden (importlocaties). De omschakeling naar hernieuwbare energie voor transport zal waarschijnlijk weinig gevolgen hebben voor de regio Kortrijk. Bij sterke prijsstijgingen van energie zouden de teelt van energiegewassen op termijn aantrekkelijk kunnen worden. De regio lijkt geen geschikte locatie voor de inplanting van productie-installaties voor biobrandstoffen wegens het geringe aanbod van grondstoffen. Als elektrische wagens en waterstofvoertuigen doorbreken kan er een hogere vraag naar hernieuwbare stroomproductie ontstaan. 1.8 Het potentieel van hernieuwbare energie in de regio Vooraleer in te gaan op de vraag welk potentieel er aanwezig is in de regio, moeten we eerst bepalen over “welke soort” potentieel we spreken. We kunnen er een aantal onderscheiden: Theoretisch potentieel: het aanbod van alle natuurlijke energie in alle vormen: wind, zon, warmte… Dit is de absolute bovengrens. Vb. alle windenergie samen. Technologisch potentieel: dit is de hoeveelheid bruikbare energie die uit de natuurlijke energie te puren is met behulp van de huidige technologie (reeds bewezen of marktrijpe technologie). Vb. de windenergie die turbines kunnen omzetten in stroom. Sociaal-eoconomisch potentieel: dit is wat er binnen de huidige sociale normen valt te realiseren, en wat maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Vb. de windturbines worden op minimaal 250m van woningen geplaatst. Economisch potentieel: Dit is de hoeveelheid energie die binnen de huidige marktomstandigheden valt te realiseren (al dan niet met corrigerende maatregelen zoals subsidies). Vb. is het economisch rendabel om in windturbines te investeren? Het inschatten van het potentieel hernieuwbare energie is geen eenvoudige klus. Er bestaan ook weinig cijfers over. We kunnen enkel een aantal grote lijnen uitzetten voor de technologieën die volgens de scenario’s een belangrijke rol zullen spelen. Zonne-energie kan verder groeien, zowel voor groene stroom als groene warmte. Daken zijn uitstekende productielocaties, omdat daken zo nuttig gebruikt worden. Als we zuinig willen omspringen met de ruimte zijn grondgebonden installaties minder aangewezen, tenzij op de sites waar de bestemmingsmogelijkheden beperkt zijn (vb. stortplaats). In onze dichtbebouwde regio is er nog een enorm potentieel aan daken over. Naar schatting is ongeveer 45% van het dakoppervlak geschikt (gunstige oriëntatie), een fractie wordt reeds aangewend. Er is potentieel voor grote als voor kleine installaties (huishoudelijk – bedrijven). Bio-energie kan verder groeien, maar dit zal eerder moeten steunen op import van biomassa en biobrandstoffen dan op lokale teelt. Daarnaast zijn er mogelijkheden om lokale afvalstromen beter aan te wenden voor energieproductie. biobrandstoffen en biomassa uit land- en bosbouw. De grondstoffen zijn niet op grote schaal aanwezig, en het is weinig opportuun om op grote schaal biomassa te produceren. Kleinschalige initiatieven kunnen een alternatief zijn. Selectief afval (vb. afvalhout, afvalolie…). Momenteel zijn er binnen de regio geen verwerkingsinstallaties voor dit type afval. De afvalstoffen zoals houtresten worden momenteel uitgevoerd als biomassa. Ook groenafval, bermmaaisel of snoeiafval kan in principe gebruikt worden als grondstof voor energieproductie. Het huishoudelijk afval wordt al aangewend als energiebron, evenals stortgas en rioolwaterzuiveringsgas. Het potentieel van de industriële afvalstromen is onduidelijk Afval uit landbouw. Het mestafval van de huidige veestapel kan verwerkt worden tot biogas, al is het potentieel beperkt. Windenergie kan verder groeien. De Streekvisie Windturbines voorziet 20 grote turbines tegen 2020, dus een aangroei met 32MW. De groei van windenergie wordt gestremd door moeilijke debatten over inplanting. Middelgrote windturbines kunnen een mogelijk alternatief zijn voor een betere landschappelijke inplanting. Kleine turbines leveren te kleine substantiële hoeveelheden energie op om een impact te hebben. Door de aard van de geologische ondergrond is er geen potentieel voor geothermie. De aardwarmte dichter bij het oppervlak biedt een potentieel via warmtepompen. Dit is vooral interessant in energiezuinige woningen, dus voor groene warmte in goed geïsoleerde (nieuwbouw)woningen. In deze vlakke regio is er weinig potentieel voor waterkracht. Men verwacht een verdere groei van warmtekrachtkoppeling. Hiervan bestaan immers al installaties op micro-, meso- en macroniveau worden (huishoudens, bedrijven, energiecentrales…), Micro- en meso-installaties worden meestal gekoppeld worden aan gebouwen: de energie moet immers op de locatie geproduceerd worden waar ze verbruikt wordt. Warmte wordt het best niet ver getransporteerd. Mogelijks zal het verspreiden van warmte op wijkniveau een grotere rol gaan spelen. Daarnaast kunnen bestaande warmteverliezen gerecupereerd worden, bijvoorbeeld uit industriële installaties. Deze restwarmte kan in de directe omgeving van de installaties geleverd worden (vb. voor gebouwverwarming). Gezien het beperkte aantal energie-intensieve bedrijven in de regio vermoeden we geen grootschalig potentieel. 1.9 Conclusie Er is momenteel weinig energieproductie in de regio Kortrijk toenemen, maar dit zal toenemen onder de vorm van hernieuwbare energieproductie in kleine, decentrale installaties (tot een aantal MW), voor de productie van groene stroom en groene warmte. We zijn nu reeds voor een groot deel afhankelijk van geïmporteerde energie onder de vorm van fossiele energie. Deze hoeveelheid kan verminderen, door zelf meer lokale, hernieuwbare energie te winnen uit wind, zon en afval. hernieuwbare energie te importeren, bijvoorbeeld onder de vorm van biomassa of windenergie van de Noordzee. In de toekomst zal de regio Kortrijk wel afhankelijk blijven van energie-import, zowel fossiel als hernieuwbaar. De vergroening van de mobiliteit zal hierop gebaseerd moeten worden. Het aanbod van eigen natuurlijke energiebronnen beperkt. In de ondergrond vinden we geen schat aan thermische warmte. Het vlakke land laat weinig potentieel voor waterkracht. De landbouw leent er zich niet toe om de volumes biomassa en biobrandstoffen te produceren die de eigen energiebehoeften dekken. Zonne-energie en windenergie zullen hier een grote rol spelen, samen met het aanwenden van afvalstromen. De dichte bebouwing biedt wel een potentieel voor zonne-energie. Deze dichte ruimtelijke structuur speelt anderzijds in het nadeel van het winnen van windenergie. Tenslotte merken we op dat een aantal elementen een bepalende invloed zullen hebben op de effectieve realisatie van dit potentieel, vb. 2 de prijsontwikkelingen van installaties (vb. zonne-energie) subsidiemechanismen (groenestroomcertificaten, WKK-certificaten…) maatschappelijke evoluties (vb. draagvlak rond ontwikkeling van windturbines) beleidsopties (vb. vergunningenbeleid) Beleid Enkele speerpunten van het beleid: Europees beleid De EU streeft naar een constante en veilige aanvoer van energie. Duurzame energie leidt niet alleen tot een vermindering van broeikasgassen, maar ook tot minder afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen. Om de doelstelling van 20% energie uit hernieuwbare bronnen te halen, wil de EU de inspanningen verdubbelen in de sectoren elektriciteit, verwarming, koeling en biobrandstoffen. De EU zet programma’s op om onderzoek, investeringen en ontwikkelingen van hernieuwbare neergietechnieken en veilige kernenergie te stimuleren, vb. het SET-plan voor de ontwikkeling van koolstofarme technologieën, het 7 e kaderprogramma, actieplannen rond energietechnologie en ecotechnologie, ICT voor koolstofarme economie en energie-efficiëntie… Federaal beleid De 20/20/20 doelstelling werd vertaald tot een streefdoel van 13% hernieuwbare energie tegen 2020 Via groenestroomcertificaten, WKK certificaten en andere maatregelen wordt decentrale en groenestroomproductie gestimuleerd. De verplichte bijmenging van biobrandstoffen zorgt voor de vergroening van de mobiliteit. Vlaams beleid Steun aan ondernemingen om te investeren in groenestroominstallaties. Decentrale stroomproductie en groenestroomproductie te stimuleren via aanpassingen aan de regelgeving (beleidsbrieven, vergunningenbeleid, wetgeving…) Oprichten van een Vlaams Energiebedrijf, o.a. om te investeren in hernieuwbare energieproductie, decentrale productie van elektriciteit en kwalitatieve WKK 3 SWOT Sterktes Zwaktes Dynamiek in investeringen weinig natuurlijke bronnen in regio groenestroominstallaties weinig ruimte en spanningen met ander ruimtegebruik Kansen onbenutte oppervlaktes (daken) restafvalstromen WKK en restwarmterecuperatie Energieproductie in regio opdrijven betekent minder import van energie Bedreigingen dure investeringen in niet-efficiënte technieken import van groene energie ter vervanging van import van fossiele energie