Les 10: Darwin en architectuur Inleiding: is architectuur nuttig? De Van Dale omschrijft architectuur enerzijds als kunst en leer van het ontwerpen en uitvoeren van bouwwerken, als bescherming, en anderzijds als bouwstijl, als signaal. De schrijvers van het artikel gebruiken vaak het woord “utilitarian”, waarmee ze naar het nut van architectuur verwijzen maar zo dus het onderscheid tussen architectuur als bescherming (het ene nut) en architectuur als signaal (het andere nut) verliezen. Vaak verwijzen ze echter naar de eerste betekenis van het nut, namelijk de architectuur als bescherming. Er zijn heel wat dierlijke voorlopers van de menselijke architectuur, iets dat door het Darwinisme dan ook wordt benadrukt. De Kerk echter plaatst mens en dier echter strikt naast elkaar, los van elkaar. Pas vanaf de 19e eeuw raakt de kloof stilaan wat meer gedicht. Architectuur als bescherming De initiële functie van architectuur is/was bescherming. Laten we dus daarmee beginnen, ’t is pas later in de evolutie dat architectuur een signaal-functie kreeg, zo vinden de auteurs van het artikel alvast. Maar het begint dus bij nestbouw en tool use. Volgens sommigen kan een nest geen tool zijn, geen werktuig, maar wat is dan precies een werktuig: het maakt geen deel uit van het organisme zelf (een hand is geen tool) noch van de omgeving. Een nest wordt niet als werktuig beschouwd omdat het niet mobiel is. Tool use is eerder uitzonderlijk in de dierenwereld, terwijl nestbouw alom ingeburgerd is, de auteurs willen nestbouw dan ook terug op de kaart zetten van het construeren in de natuur. Ook termietenheuvels, soms tot 5m hoog, kunnen wel als architectuur beschouwd worden, als monumentale architectuur zelfs. Het nut ervan is bescherming: ondergronds zit het eigenlijke nest van de termieten met meerdere kamers boven mekaar. De koningin ligt daar als broedmachine in de broedkamer bovenaan, daaronder zijn er enkele kamers met schimmels. Waarom moet de heuvel dan zo hoog zijn? Het zou belangrijk zijn voor de luchtcirculatie, het is de long van de termietenkolonie. De functie van de heuvel is zuiver functioneel, er is geen signaalfunctie, de termieten houden geen bouwwedstrijden à la “om het hoogst!”. Ook vogelnesten dienen als bescherming. De wevervogel weeft een heel nest uit gras en twijgjes. als constructiewerk is dit erg complex, zeker voor een vogeltje met hersens ter grootte van een erwt. Chimpansees maken ook nesten, zelfs dag- en nachtnesten die ze elke dag opnieuw bouwen. Hun nachtnest bevindt zich eveneens in een boom. Het nest houdt de warmte vast en biedt bescherming tegen roofdieren en ongedierte, zoals vastgesteld door onderzoekster Fiona Stewart. Architectuur als signaal Ook bij deze tweede functie van architectuur koppelen we terug aan de nestbouw. Weinig diersoorten geven een signaalfunctie aan hun nest, hetgeen verrassend is aangezien nestbouw bij zo veel diersoorten voor komt: weinig dieren versieren hun nest. Vooral bij mensapen wordt er enorm weinig belang gehecht aan het uitzicht van het nest daar waar het bij kleinere vogels soms wel tevens een functie inhoudt betreffende paring en partnerkeuze. Niet alles heeft betekenis, maar bepaalde dingen hebben voor bepaalde soorten een betekenis, ook architectuur en nestbouw kunnen op die manier bekeken worden: als signalen die in de loop van de geschiedenis een betekenis hebben gekregen, zowel voor zender als ontvanger. Zo’n signaal kan zich afspelen in verschillende contexten, de prof gaat zich richten op de interseksuele context (de wereld van seksuele signalen tussen de twee seksen) maar later in de les gaan we ons meer richten op het intraspecifieke, binnen één soort. We kunnen ons drie vragen stellen: 1) Zijn er in de dierenwereld voorbeelden van nestbouw met een signaalfunctie? Het antwoord is ja, bij de mensapen amper maar bijvoorbeeld bij de zwarte wouw waar nesten worden opgesmukt met wit plastic. Volgens onderzoekers vervult het plastic een belangrijke signaalfunctie: het betreft de kwaliteit van het mannetje en de kwaliteit van het territorium waartussen een duidelijke correlatie bestaat. Hoe meer plastic, hoe beter de genetische en fysieke kwaliteit van het mannetje. Zwarte wouwen zenden een bepaald signaal uit met bepaalde eigenschappen van hun nest. Ze zijn bijzonder competitief wat betreft het veroveren van territorium, er komen vaak luchtgevechten van e.d., maar mannetjes die veel plastic hebben worden veel minder aangevallen: het gaat naast het indruk maken op vrouwtjes ook over het indruk maken op andere mannetjes die hun territorium belagen. Wat is een exaptatie? Een adaptatie is een nuttige eigenschap in de strijd om te overleven en zich voort te planten. Niet alle eigenschappen in de levende wereld zijn echter product van natuurlijke selectie, het zijn niet allemaal adaptaties. Dat was het argument van een of andere Gault: vaak zijn eigenschappen gewoon bijproducten van adaptaties. Een goed voorbeeld daarvan zijn de boogvullingen in het San Marco in Venetië, die zijn niet ontworpen! De architect was geïnteresseerd in het ontwerp van de rondbogen, de boogvullingen zijn een onvermijdelijk bijproduct ervan. Het probleem is dat de mensen de indruk hadden dat de architect deze boogvullingen ook had ontworpen. Dit komt omdat ze vaak beschilderd en gedecoreerd zijn. Pas in een tweede fase kregen de boogvullingen een functie. Het zijn geen adaptaties, het zijn exaptaties: ze hadden aanvankelijk geen functie maar kregen later in hun evolutie wel een functie. ook in de dierenwereld vinden we voorbeelden: de umbilicus van de slak, een kegelvormige holte centraal in het slakkenhuis waarrond het slakkenhuis is gewenteld. De umbilicus had in eerste instantie geen functie! Pas later zijn een aantal slakken soorten deze holte gaan gebruiken als een soort broedruimte. Het punt van deze hele excursie naar exaptaties is dat architectuur als signaal mogelijk een exaptatie is van architectuur als bescherming. 2) Hoe moeten we de evolutie van die signaalfunctie begrijpen? Wij gaan ons vandaag richten op het model van de ‘Costly signaling’, kostbaar signaleren. Daarnaast behandelen we ook nog het ‘Sensory exploitation’-model. De ‘Arbitrary co-evolution’ is niet te kennen (?). 1. Costly Signaling: Bij veel diersoorten wordt gecommuniceerd aan de hand van lichamelijke kenmerken, kleuren, geuren,… Bij de vrouwelijke Sulawesi-makaak zwelt het perineum enorm op, het zegt iets over de vruchtbaarheid van het vrouwtje enerzijds en anderzijds (en belangrijker) is het een heel kwetsbaar deel, het maakt het dier heel kwetsbaar. Wel, het heeft zijn signaal verkregen net omwille van de kwetsbaarheid, het is iets heel kostbaar, het kost erg veel energie om in stand te houden, veel vocht en dergelijke. In dat opzicht toont het vrouwtje op die manier aan de man dat het dier in staat is zoiets op te bouwen, dat het sterk genoeg is om dat aan te kunnen en gelijktijdig normaal te kunnen functioneren. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld een pauwenstaart. Het is eigenlijk een vorm van zelf-handicaping: ze tonen aan dat ze hun leven kunnen leiden zélfs met zo’n handicap! Het zegt iets over de kwaliteit van de zender van het signaal, over de kwaliteit van de potentiële partner. We kunnen hier wel degelijk een analogie trekken naar de architectuur, meerbepaald naar monumentale architectuur: enorm veel energie wordt verspild aan het bouwen en onderhouden van immense bouwwerken. Dat is dikwijls volstrekt onnuttig. Monumentale architectuur veroorzaakt een soort onderscheid tussen de steenrijke opdrachtgevers en de zich onderwerpende uitvoerders. Zo ontstaat een bepaalde ‘verticale stratificatie’. Een signaal van macht wordt uitgezonden. Voorbeeld bij uitstek is de Volkshalle die Speer had ontworpen voor Berlijn: volstrekt onnuttig, uitsluitend een signaal van macht, rijkdom en overheersing. Ook hier weer is er sprake van self-handicaping, hij zou er erg veel geld aan verspild hebben, maar op die manier toont hij zich des te machtiger: ik kan mij dit permitteren en alsnog heersen. (Deze terugkoppeling aan architectuur geldt tevens als antwoord op vraag 3!) 2. Sensory exploitation: Sommige signalen zijn geen eerlijke signalen, die eerlijkheid is echter cruciaal voor het ‘Costly signaling’-model. Oneerlijke signalen zeggen niets over de kwaliteit van de zender maar eerder wat over de voorkeur, de gevoeligheid van de ontvanger. De prieelvogel (bower bird) illustreert het onderscheid tussen beide modellen: zij bouwen indrukwekkende nesten enkel en alleen om vrouwtjes te versieren, er worden geen eieren uitgebroed! Er is de ongelofelijke complexe structuur van het nest zelf eerst en vooral, vaak ettelijke keren groter dan het dier zelf, maar daarnaast is er ook nog de versiering, bessen, steentjes en menselijke artefacten die geordend worden. Het ligt voor de hand dit als kostbaar signaal te zien: we herkennen weer een zekere wastefulness, een verspilling van energie, MAAR, we kunnen het ook beschouwen als vallend binnen het ‘Sensory exploitation’-model: veel van de kleuren die gebruikt worden hebben de kleur van het favoriete voedsel van de vrouwelijke prieelvogels. Dit geeft een extra perspectief dat een aantal dingen kan verklaren die niet aan bod komen in het ‘Costly signaling’-model. In het model van ‘Sensory exploitation’ wordt er bedrogen, de ontvanger’s keuze wordt gemanipuleerd, hun voorkeuren worden uitgebuit. Hoe kunnen we dit nu linken aan architectuur, meerbepaald monumentale architectuur? Neem bijvoorbeeld kerken, er worden dieren- en plantenmotieven aangebracht die inspelen om de menselijke aantrekking tot dier en natuur. Dit is echter bijzaak, waar het echt om gaat is een gevoeligheid voor grootte, grootsheid en grandeur die wij allen met ons mee dragen. Grootte en macht kunnen worden geassocieerd, zo zal pilo-errectie optreden bij katten: hun haren komen rechtop te staan om zich groter voor te doen. Monumentale architectuur buit volgens de auteurs die gevoeligheid uit, vandaar dat veel monumentale architectuur de verticaliteit in duikt. Het Engelse woord ‘awe’ keert dan ook vaak terug in de tekst naar het einde toe: het betekent ‘ontzag’. (Deze terugkoppeling aan architectuur geldt tevens als antwoord op vraag 3!) 3) Kunnen we de evolutie van menselijke architectuur begrijpen aan de hand van die modellen om een signaalfunctie van architectuur, een signaalfunctie van nestbouw te begrijpen? Zie 2, telkens op het einde van de uitleg van de modellen. Conclusie