o w v 2 S I N E D CHIE ouw GESor de onderb vo W K E O B ERK Geschiedenis voor de onderbouw Werkboek 2 vwo Auteurs Dick Berents Anneke Blankers Pia Fruytier Jessie Jongejans Frank Kerstjens Arthur Starreveld Judith Tadema Redactie Eelco Beukers Wieke Schrover Didactisch advies Prof. dr. Carla van Boxtel www.memo-malmberg.nl Derde druk Malmberg, ’s-Hertogenbosch Inhoud Uitleg symbolen 3 Introductie 4 Project 4 Slavernij Oriëntatie 75 Onderzoek 1 1 Miljoenen Afrikaanse slaven De tijd van regenten en vorsten Oriëntatie 9 Kern 1 Welvarend Amsterdam 11 2 Naar de Oost en de West 13 3 Uit de kunst! 15 4 Een bestuur zonder vorst 18 5 Vorsten in Europa 20 2 Creolen en Afro-Amerikanen 79 3 Het moeizame einde van de slavernij Afsluiting 83 5 23 7 Michiel de Ruyter 26 8 Het Ottomaanse Rijk 28 2 De tijd van pruiken en revoluties Oriëntatie 31 Kern 1 Frankrijk voor de Franse Revolutie 35 3 Revolutie in Frankrijk 38 4 Gevolgen van de Franse Revolutie 40 5 De Bataafse Revolutie 43 Kern 1 Nederland krijgt een eigen koning 93 2 Het revolutiejaar 1848 96 3 Arbeiders strijden voor gelijke rechten 6 Rousseau over de opvoeding 45 7 Catharina de Grote 48 8 Het Mogolrijk in India 50 101 5 Strijdbare vrouwen Onderzoek 103 6 Pierre Cuypers en de katholieke emancipatie 105 7 Wilhelmina Drucker 108 8 Java in de negentiende eeuw 110 6 Imperialisme Oriëntatie 53 Kern Kern 1 Europa verovert de wereld 115 2 Oorzaken van het imperialisme 117 3 De verovering van Azië 119 4 De verovering van Afrika 122 5 Gevolgen van het imperialisme 124 6 Giuseppe Verdi, opera en nationalisme 127 7 Koningin Victoria 130 8 Japan 132 55 2 Werken in de fabriek 57 3 Leven in de industriesteden 59 4 De industrialisatie van Nederland 62 5 Arbeiders organiseren zich 65 Onderzoek 6 Charles Dickens en de industriële samenleving 67 7 Thomas Edison 70 8 De eenwording van Duitsland 72 Thema 7 Ziekte en genezing door de eeuwen heen Oriëntatie 135 Onderzoek 1 Oudheid en middeleeuwen 137 2 De vroegmoderne tijd 140 3 Op weg naar de moderne geneeskunde 144 Afsluiting 2 113 Onderzoek De Industriële Revolutie 1 De eerste fabrieken 99 4 De schoolstrijd Onderzoek Oriëntatie 91 33 2 De Verlichting 3 87 Het Koninkrijk der Nederlanden Oriëntatie Onderzoek 6 Kunst aan het hof van Lodewijk XIV 76 147 Uitleg symbolen Naast het Memo-handboek (HB) heb je dit Memo-werkboek (WB) ontvangen. In het WB staan de vragen en opdrachten bij het HB. Bovendien vind je in het WB bij elk hoofdstuk een planner, waarin je bijhoudt wat je moet doen en wat je klaar hebt. Hoe je met het HB en WB moet werken, staat in het HB (‘Aan de slag met Memo’). Symbolen In het WB staan soms symbolen in de kantlijn. Die betekenen het volgende: e Computervraag. Voor deze vraag ga je naar het ePack of je zoekt het antwoord op het internet. G Groepsvraag. Deze vraag maak je samen met één of meer andere leerlingen. V Vaardighedenvraag. In deze vraag oefen je een historische vaardigheid. Achterin je HB vind je een uitleg van alle vaardigheden. De historische vaardigheden worden ook uitgelegd in het HB, onder het kopje ‘Historisch denken’. We wensen je veel plezier met het maken van de vragen en opdrachten in het WB. de samenstellers 3 introductie i Van jagers en boeren naar … De teksten en kaarten op deze bladzijden horen bij de eerste G vijf tijdvakken, net als de afbeeldingen en samenvattingen in het HB. 1 Je gaat een schema invullen op bladzijde 6 van het WB. Daarvoor lees je eerst de samenvattingen van de vijf eerste tijdvakken op bladzijde 6-9 van het HB. Daarna bekijk je de afbeeldingen in het HB en de kaarten in het WB. Ten slotte lees je de schriftelijke bronnen die op deze bladzijde staan. Zet in het schema: – welke bronnen bij welk tijdvak horen. Leg per bron kort uit waarom die bij het tijdvak hoort. – in de laatste kolom bij welk onderdeel van de tijdbalk in het HB de schriftelijke bron in het WB hoort. Hier zou je bijvoorbeeld kunnen invullen ‘ontstaan en verspreiding van de islam’. Een Engelsman in Antwerpen We hebben hier een vreselijke beweging gehad; alle kerken, kapellen en godshuizen zijn aangetast; niets daarbinnen is heel gelaten, maar alles is gebroken en vernield; en dat op zo’n manier en door zo weinig lieden, dat het wonderlijk is om te horen. Gisterenavond om vijf uur begon het in de grote kerk. De priesters wilden juist met een viering beginnen, toen er enigen – eerst maar een troepje jongens – psalmen begonnen te zingen. Om zes uur verhieven zij zich en raakten zij in beweging. Het beeld van Maria, dat vorige week nog was rondgedragen, moest het als eerste ontgelden. Zij vernielden het geheel, evenals haar kapel, en daarna verwoesten zij de rest van de kerk. bron B Niet werken op zondag In de Bijbel staat dat de zondag een rustdag is. Daarom bepaal ik dat er op zondag geen herendiensten mogen worden verricht. Ook mogen de mannen geen boerenarbeid doen, zoals het verzorgen van de wijnstokken, het ploegen van de akkers, het oogsten van het graan en het maaien van hooi. Ook zullen zij niet in de tuin werken. Voor de volgende herendiensten wordt een uitzondering gemaakt: het vervoeren van voedsel en het vervoeren van goederen voor het leger. Ook is het toegestaan het lijk van een heer naar zijn graf te dragen. bron C Leven in de Sahara Ziekte en honger In die tijd heerste in Italië een besmettelijke ziekte. De ziekte verspreidde zich het snelst in Rome, omdat die stad dichtbevolkt was en hier bovendien mensen kwamen van over de hele wereld. De sterfte was groot, zowel onder de mensen als onder de lastdieren. Daarom verhuisde keizer Commodus op advies van zijn artsen naar Laurentum. Men dacht dat het klimaat in Laurentum gezonder was, omdat het er koeler was door de schaduw van de uitgestrekte laurierbossen. Men zei ook dat de besmetting in Laurentum niet tot de ziekte leidde door de welriekende geur van de laurierolie. In dezelfde tijd was er hongersnood. De schuld daarvan kreeg Cleander, een vriend van de keizer. Hij kocht met zijn kapitaal een enorme voorraad graan op en liet dat in pakhuizen opslaan. Hij deed dat om het volk achter zich te krijgen. Er was immers door zijn opkoopactie voor de mensen nauwelijks iets te eten. Als hij nu royaal graan zou uitdelen, zouden de mensen van hem afhankelijk worden en hem steunen. bron A 4 Een paar honderd jaar nadat ze waren begonnen planten te verbouwen, gingen de boeren ook beesten temmen. De eerste runderen zijn waarschijnlijk in Noord-Afrika getemd. Ze waren vooral bedoeld voor moeilijke tijden, als er weinig regen viel. De runderen werden niet zozeer gehouden voor het vlees, maar meer voor hun melk en bloed. Dat bloed tapten herders van tijd tot tijd af. Daardoor konden ze het hele jaar in de steeds droger wordende Sahara blijven. bron D Wassen en kaarden Wol en laken werden vooral bewerkt door vrouwen: de wasvrouwen (die de wol ontvetten), de kamsters, de spinsters, de nopsters (die oneffenheden uit het laken haalden) en de kaardsters die de losse draadjes verwijderden). Toch hadden deze vrouwen geen eigen gilde. bron E 1 4 2 5 3 5 introductie i … ontdekkers en hervormers schema Tijdvak Tijd van jagers en boeren Tijd van Grieken en Romeinen Tijd van monniken en ridders Tijd van steden en staten Tijd van ontdekkers en hervormers 6 Afbeelding uit het HB Kaartje uit het WB Schriftelijke bron uit het WB Bijbehorende onderdeel van de tijdbalk in het HB 2 Je kunt de geschiedenis op verschillenden manieren indelen. b Welke bestaansmiddelen zijn belangrijk in dat samen- In deel 1 van Memo heb je al kennisgemaakt met perioden en levingstype? Er zijn meerdere antwoorden goed. tijdvakken. ● nijverheid/ambachten a ● jagen twee tijdvakken vallen precies samen met bepaalde perioden ● handel uit de geschiedenis? ● landbouw ● verzamelen a Noteer in het schema hieronder per tijdvak wat volgens Gebruik de tijdbalk en de samenvattingen in het HB. Welke 4 jou de belangrijkste gebeurtenis, ontwikkeling of verandering b Welke twee tijdvakken vallen binnen de middeleeuwen? was in dat tijdvak. Gebruik daarbij weer de samenvattingen en de tijdbalk in het HB. Vul de antwoorden met potlood in. Maak het eerste deel van deze opdracht alleen. c Welke periode begint met de tijd van ontdekkers en b G Vergelijk jouw antwoorden met die van je buurman of buurvrouw. Vul nu samen het schema opnieuw in met de hervormers? keuze die jullie samen hebben gemaakt. Je moet het dus eerst 3 Er is nog een andere manier van indelen van de geschiedenis, eens zijn voordat je het definitieve antwoord met pen namelijk die in samenlevingstypen. Daarbij let je vooral op het opschrijft voornaamste middel van bestaan in een periode. a Welk samenlevingstype ontstaat in de oudheid, verdwijnt weer in Europa en komt terug in de middeleeuwen? schema Tijdvak Belangrijkste ontwikkeling Tijd van jagers en boeren Tijd van Grieken en Romeinen Tijd van monniken en ridders Tijd van steden en staten Tijd van ontdekkers en hervormers 7 3 De Industriële Revolutie Planner Oriëntatie r o en d Te m tu Da aa kl e or Sc Oriëntatie op de Industriële Revolutie Kern 1 De eerste fabrieken 2 Werken in de fabriek 3 Leven in de industriesteden 4 De industrialisatie van Nederland 5 Arbeiders organiseren zich e Computerles kern Onderzoek 6 Cultuur: Charles Dickens en de industriële samenleving 7 Historische personen: Thomas Edison 8 Wereldwijd: De eenwording van Duitsland e Computerles: onderzoek Afsluiting e Computerles vaardigheden e Samenvatting e Oefentoets hoofdstuk 3 In deze planner kun je het werk voor dit hoofdstuk plannen. Vul de planner in overleg met je docent in. Ga als volgt te werk: 1 Zet een vinkje bij de onderdelen die je van je docent moet doen. De Oriëntatie en Kern zijn verplicht. Met de Computerles kern kun je alle kernstof nog eens oefenen. 2 In de kolom ‘Datum klaar’ kun je invullen wanneer je de paragraaf af hebt of af moet hebben. Vergeet de samenvatters bij de kernparagrafen niet. 3 In de kolom ‘Score’ kun je de score voor de digitale oefentoets per paragraaf of hoofdstuk invullen. 4 Als je een computerles of een samenvatting hebt gemaakt, kun je ook in de kolom ‘Score’ je score invullen. 5 Als je klaar bent, kun je bij de Afsluiting invullen of je de Samenvatting bij het hoofdstuk gaat maken. Je kunt ook aangeven of je de Oefentoets bij het hoofdstuk gaat maken en wat je score is. Van je docent krijg je bij dit hoofdstuk ook nog tussentoetsen en een eindtoets. oriëntatie HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie Oriëntatieopdrachten 1 Bekijk de tekening van Manchester in het HB. Hij laat het 5 ’oude’ en het ’nieuwe’ Engeland zien. a anders uit dan de fabrieken van 250 jaar geleden. Noem drie De voorgrond van de tekening laat het ‘oude’ Engeland zien. Waaraan zie je dat? b Bekijk WB bron 2. De fabrieken van tegenwoordig zien er heel zaken waaraan je kunt zien dat dit een moderne fabriek uit onze tijd is. De achtergrond laat het ‘nieuwe’ Engeland zien. Waaraan zie je dat? 2 a Welke nadelen van het ‘nieuwe Engeland’ kun je op deze prent zien? De tijd van burgers en stoommachines: de Industriële Revolutie 6 In de tijd van burgers en stoommachines, de negentiende eeuw, ontwikkelde zich een industriële samenleving. b a Bedenk voordelen van het ‘nieuwe Engeland’. Van welke middelen van bestaan leefde men in het vorige tijdvak, de tijd van pruiken en revoluties? c Wat bedoelde Tocqueville met de opmerking ‘Uit dit vieze 3 b Welk soort samenleving past bij het vorige tijdvak, de tijd van pruiken en revoluties? riool vloeit puur goud’? Bekijk nogmaals de afbeelding in het HB. Wat is zo te zien een belangrijke oorzaak voor de groei van Manchester? Eén antwoord is juist. A verbeteringen in de landbouw B een snelle groei van de handel C de komst van industrie D betere verbindingen 4 G Maak deze opdracht in een groepje van drie of vier leerlin- gen. Bekijk WB bron 1. Je ziet in het midden van de woordspin het woord ‘industrie’ staan. Kijk naar de illustraties bij de eerste vier paragrafen van dit hoofdstuk in het HB. Vul om de beurt een woord in waaraan jullie denken bij het begrip industrie. bron 2 Een moderne fabriek. industrie bron 1 Woordspin ‘industrie’. 53 oriëntatie 7 Bekijk de tijdbalk in het HB. a Zijn de arbeiders snel in actie gekomen voor hun belangen? b Bedenk op welke manieren de arbeiders hun toestand 8 Lees WB bron 3. a Waardoor werden er meer fabrieken gebouwd? b Waarom zijn de uitvindingen in de textielindustrie konden verbeteren. belangrijker dan de invoering van stoommachines? Historisch denken Oorzaken en gevolgen 9 a Noem drie gevolgen van de groei van het aantal fabrieken. b Noem een gevolg op lange termijn van de opkomst van de Bij het vak geschiedenis worden vaak waarom-vragen gesteld. Je bent dan op zoek naar oorzaken. In Memo heb je al vaak van dat soort vragen gehad. Oorzaken zijn altijd eerder in de tijd. Bij een oorzaak moet je kunnen uitleggen hoe het een tot het ander leidde. Vaak zijn er meer oorzaken voor een gebeurtenis of ontwikkeling. Het begin van de Industriële Revolutie heeft bijvoorbeeld meer oorzaken (zie paragraaf 1). Als er meer oorzaken zijn, kun je de vraag stellen of sommige oorzaken belangrijker zijn dan andere. Gevolgen zijn altijd later in de tijd. Soms kun je een verschil maken tussen gevolgen op de korte termijn (dingen die direct merkbaar zijn) en gevolgen op de lange termijn (dingen die pas na langere tijd merkbaar zijn). industrie. 10 Oorzaken en gevolgen kun je vaak beter overzien en begrijpen als je ze in een schema zet. In dat soort schema’s staan er meestal pijlen tussen een oorzaak en een gebeurtenis, of tussen een gebeurtenis en een gevolg. a Hieronder zie je een lijst van oorzaken en gevolgen van de opkomst van de industrie voor de stad Manchester. Vul het schema in. Zet industrie in Manchester in het midden. Zet de oorzaken daarboven en de gevolgen eronder. Verbind de onderdelen met pijlen. industrie in Manchester • toegenomen vraag naar katoen • slechte kwaliteit woningen • Manchester als marktplaats voor De ontwikkeling van de industrie De groei van het aantal fabrieken is veroorzaakt door drie nieuwe productiemethoden. 1 De invoering van cokes, een bewerkte vorm van steenkool (in plaats van houtskool) bij het smelten van ijzer. De invoering was een heel langzaam proces, dat omstreeks 1709 begon. 2 Uitvindingen in de textielindustrie. Zo was in 1733 de ‘schietspoel’ uitgevonden, zodat wevers een hogere productie konden halen. James Hargreaves vond in 1764 een snelle spinmachine uit. Hierdoor werd het mogelijk om een groot aantal textielfabrieken te bouwen. De meeste van die fabrieken werden aanvankelijk nog aangedreven met waterkracht. 3 De invoering van stoommachines om apparaten aan te drijven. Ook hier waren allerlei uitvindingen van belang. Vooral de verbeteringen van de stoommachine door James Watt tussen 1763 en 1775 maakten het mogelijk om ook fabrieken te bouwen op plaatsen waar geen waterkracht aanwezig was. De Industriële Revolutie leidde tot de bouw van fabrieken en groei van steden. In die steden woonden de arbeiders in armoedige huizen. Ook de gezondheidssituatie was niet best. Toen de arbeiders zich gingen organiseren, werd hun toestand langzaam beter. bron 3 54 Een proces van verandering. katoen • gunstige ligging van de stad • de bouw van meer woonhuizen • opstand tegen de slechte leefomstandigheden b Onderstreep de belangrijkste oorzaak. c Onderstreep één of twee gevolgen op de lange termijn. schema bij vraag 10a Oorzaken Gevolgen kern 1 HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie De eerste fabrieken Ontdekken Als je klaar bent, wissel je de blaadjes uit en probeer je de argumenten van de ander verder aan te vullen. Let daarbij op Thomas Duckworth en William Cobbett wat je zelf eerst hebt geschreven en kijk wat je daartegen kunt Laten we eens kijken naar het verhaal van Thomas Duckworth, die inbrengen. in 1826 op zestienjarige leeftijd meedeed aan het vernielen van HB H3 §1 Leertekst weefmachines. Je laat Thomas discussiëren met een journalist die voorstander was van de komst van fabrieken. 1 Lees WB bron 1. a Verwerken 3 V In de zestiende eeuw begon op het platteland een verandering die bekend staat als de agrarische revolutie. In 1810 konden machines tweehonderd keer sneller spinnen dan mensen. Welk gevolg had dit voor de werkgele- Rijke mensen kochten de gemeenschappelijke gronden in de genheid onder de thuisspinners? dorpen op en vestigden daar grote landbouwbedrijven. Zij concurreerden tegen de kleine boeren en die werden zo arm, dat ze hun boerderij moesten verkopen. Welke gevolgen had dit voor het latere ontstaan van de industrie? b De soldaten in het verhaal van Thomas Duckworth bleken veel minder hard op te treden dan de arbeiders dachten. Bedenk hiervoor twee oorzaken. 4 Bekijk de cijfers in WB bron 3. a Hoe kun je aan de cijfers zien dat Engeland binnen honderd jaar van een landbouw-stedelijke samenleving 2 G Werk samen met een medeleerling. Ieder kiest een rol: die veranderde in een industriële samenleving? van Thomas Duckworth of die van William Cobbett. Stel je nu eens voor dat Thomas Duckworth en William Cobbett elkaar tegenkwamen: de protesterende werkman en de journalist. Ze b discussieerden over de vraag of machines wel of niet goed in de landbouw dan in 1750? Werkte er in 1851 een groter of een kleiner aantal mensen waren. Schrijf op een apart blaadje zo veel mogelijk argumenten voor hun standpunt op. Gebruik daarvoor WB bron 1 en 2. Lancashire, 25 april 1826 Die morgen trokken we eropuit om weefmachines stuk te slaan. Toen we op de weg kwamen, zagen we soldaten te paard op ons afkomen. We hielden halt. De soldaten reden naar ons toe, hun getrokken zwaarden glinsterden in de lucht. De menigte week uiteen om de soldaten door te laten. Een aantal mensen wierp zijn stokken weg, anderen deden dat niet. Toen de soldaten midden in de menigte waren, riepen de officieren ‘Halt!’. Iedereen verwachtte dat de soldaten een aanval gingen uitvoeren, maar de officieren spraken de menigte toe en waarschuwden voor de gevolgen als zij doorgingen met hun plan. Een aantal ouderen in de menigte nam het woord. Zij zeiden: ‘Wat moeten wij doen? Wij lijden honger. Moeten we doodhongeren?’ De soldaten hadden hun proviandtas bij zich, en zij verdeelden hun brood onder de menigte. Toen gingen de soldaten weg en werd er opnieuw vergaderd. Moesten de weefmachines stukgeslagen worden of niet? bron 1 Het verhaal van Thomas Duckworth over de gebeurtenissen in 1826. c Uit de cijfers blijkt dat de bevolking in dezelfde periode snel steeg. Wat maakte die snelle stijging mogelijk? 30 november 1826 Door machines kunnen mensen dingen doen die ze nooit met hun eigen lichaamskracht zouden kunnen doen. Machines zijn het resultaat van de geest van de mens en hun bestaan onderscheidt de beschaafde mens van de wilde. bron 2 Een fragment uit een brief aan de vernielers door de journalist William Cobbett. Bevolking Bevolking Londen Engeland en Wales Leeft van de landbouw 1750 6 miljoen 0,5 miljoen 65% 1851 21 miljoen 3 miljoen 25% bron 3 Veranderingen. 55 kern 5 Zet de volgende begrippen in de juiste kolom: achttiende eeuw kwamen er nieuwe weef- en spin platteland • textiel • arbeiders • boeren • steden • machines . Die konden ontwikkeld worden doordat er • handwerk • massaproductie Huisnijverheid voldoende was dankzij de inkomsten uit industrie . Nieuwe fabrieken hadden voldoende , omdat de bevolking snel groeide. In de fabrieken stonden die weer andere machines in beweging zetten. Een groot voordeel was dat er in Engeland voldoende was, die de brandstof was voor de machines. 10 a 6 Bekijk HB bron 1. Coalbrookdale lag midden in een gebied met De Industriële Revolutie is blijkbaar een heel andere revolutie dan de Franse Revolutie. Het zijn allebei grote steenkool en ijzererts. Leg uit waarom de fabrieken juist daar veranderingen. Vergelijk de twee revoluties met elkaar. werden gebouwd. Franse Revolutie Industriële Revolutie Eerder of later? Snel of langzaam? Op welk gebied? 7 Bekijk HB bron 2. Het schilderij van Van Gogh is uit het jaar 1886 b en is kenmerkend voor een belangrijk deel van de economie van Bij een revolutie gaat het om grote veranderingen in een korte tijd. Is het begrip Industriële Revolutie voor de periode Nederland. Welke conclusie kun je daaruit trekken? tussen 1760 en 1850 goed gekozen? Leg je antwoord uit. A Er waren in Nederland toen nog geen textielfabrieken. B De welvaart in Nederland was hoger dan in Engeland. C Nederland liep economisch achter op Engeland. D In Nederland vond men huisnijverheid belangrijker. 8 Bekijk WB bron 4. Zet de letters op de goede plaats in de tekening van de stoommachine. A Stoomvat waarin van water stoom wordt gemaakt. B Zuiger en cilinder: de stoomkracht drukt de zuiger omhoog en omlaag. C Deel van de machine waar de op- en neergaande bewe- 11 e Extra 12 Bekijk HB bron 4. a ging in een draaiende beweging wordt omgezet. 9 Deze vraag gaat over de omstandigheden in Engeland die Je kunt op de site de oefentoets en samenvatting bij deze paragraaf maken. Hoe werden mensen en goederen voor de uitvinding van de spoorwegen vervoerd? gunstig waren voor de industrialisatie. Bekijk hiervoor ook HB bron 3. Vul de juiste woorden in. b Er was in Engeland al eeuwenlang een belangrijke voor het maken van wol en katoen. In de Leg uit waarom goede verbindingen tijdens de Industriële Revolutie steeds belangrijker werden. c Stel je voor: je bent een koopman die de opkomst van de spoorwegen meemaakt. Je vertelt aan je kleindochter eerst hoe het vroeger was en daarna wat de voordelen van de spoorwegen zijn. Gebruik hiervoor ongeveer tien regels. bron 4 De verbeterde stoommachine van James Watt kon een op- en neergaande beweging omzetten in een draaiende beweging. Nu was de stoommachine geschikt om andere machines aan te drijven. 56 kern 2 HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie Werken in de fabriek Ontdekken b De ouders stuurden deze kinderen niet naar school. Ben je het daarmee eens? Licht je antwoord toe. Hoe was het om als kind in een fabriek te werken? Je gaat een aantal bronnen over kinderarbeid onderzoeken. Daarna maak je een tijdbalk van een dag van een jongen of meisje in een fabriek rond 1850. Je leeft je zo veel mogelijk in. Daarna verplaats je je in de positie van de fabrieksdirecteur en de ouders. Waarom was het zo moeilijk iets tegen kinderarbeid te HB H3 §2 Leertekst doen? 1 Bekijk en lees HB bron 5 en 6 en WB bron 5, 6, 7 en ‘Arbeids- Verwerken omstandigheden in de fabrieken’ in de leertekst. In WB bron 8 3 zie je een balk met de indeling van een dag van een jongen of Bekijk HB bron 7. Het schip is een voorbeeld van modernisering, maar ook niet helemaal. Licht dit toe. meisje dat in een fabriek werkt. – Kies eerst of je jongen of meisje bent. Naam: ; leeftijd: . 4 Bij het kapitalisme was de wet van vraag en aanbod heel – Maak in WB bron 8 met behulp van de tekst en de bronnen belangrijk. Streep de foute woorden en zinsdelen door. een tijdbalk: opstaan, begin van het werk, pauzes, einde van Als de vraag naar een product groter wordt, worden de prijzen het werk, naar huis en slapen. hoger • lager. – Beschrijf op een apart blaadje je belevenissen van die Als het aanbod van een product toeneemt, worden de prijzen dag: het werk dat je moet doen, de opzichter, de pauzes, je hoger • lager. medearbeiders enzovoort. Gebruik circa 200 woorden. Als er minder aanbod van arbeidskrachten is, worden de 2 a lonen hoger • lager. Stel dat je de directeur was van de fabriek uit vraag 1. Leg uit dat je het moeilijk vindt de arbeidsomstandigheden van de Als de vraag naar een product opeens daalt, worden de kinderen in jouw fabriek te verbeteren. prijzen hoger • lager. Als het aanbod van arbeidskrachten groeit, worden de lonen hoger • lager. Als het aanbod van een product afneemt, wordt het duurder • goedkoper. Wie werkten in de katoenfabrieken? 5 a In de vlasspinnerij in ‘Ontdekken’ in het HB was veel Volwassen mannen 50 675 kinderarbeid. Hoeveel procent van de arbeiders in deze Volwassen vrouwen 53 410 vlasspinnerij was onder de achttien? Je mag afronden. Kinderen 13 tot 18 jaar 53 843 Kinderen onder 13 jaar 24 164 bron 5 De verdeling tussen mannen, vrouwen en kinderen in de Engelse katoenindustrie. Cijfers uit een onderzoek in 1835. Het parlement onderzoekt het werk in de fabrieken Vraag: Hoe oud zijn de kinderen die werken? Antwoord: Nooit jonger dan vijf jaar, maar in de wolfabrieken worden wel kinderen van vijf of zes gebruikt. Ze gaan ’s ochtends tussen vijf en zes aan het werk; in de zomer werken ze tot tien uur ’s avonds zo lang er licht is. V: Hoe eten ze? A: Ze krijgen ontbijt terwijl ze doorwerken, meestal pap aangemaakt met water. Als ze een moment vrij hebben, eten ze een beetje stroop. bron 6 Rapport van de Commissie voor de Fabriekswet, 1832. Riemslagen en de zweep Ik was zeven toen ik op de fabriek van Bradley begon. De werktijden waren van vijf uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds, met een pauze van dertig minuten tussen de middag om uit te rusten en te eten. We moesten onze maaltijd gebruiken zoals het uitkwam, staande of anderszins. Op mijn zevende werkte ik feitelijk 14½ uur. In deze fabriek werkten vijftig kinderen van mijn leeftijd. Deze kinderen waren vaak ziek en hadden een slechte gezondheid. Er waren er altijd wel zes ziek wegens het overmatig zware werk. Met riemslagen werden de kinderen aan het werk gehouden. De belangrijkste taak van een opzichter was de kinderen met een zweep af te tuigen. bron 7 Een arbeider getuigt voor een onderzoekscommissie van het Engelse parlement. Die onderzoeken waren tussen 1833 en 1855. 57 kern b Vergelijk dit cijfer met de cijfers in de katoenindustrie van WB bron 5. Was de vlasspinnerij een uitzondering? 6 Bekijk HB bron 6. Leg met de foto uit dat juist kinderen voor 10 e Je kunt op de site de oefentoets en samenvatting bij deze paragraaf maken. dit soort werk werden gebruikt. Extra 7 Toen de kinderen niet meer in bedrijven mochten werken en naar school moesten, maakten veel ouders bezwaar. Bedenk, welk bezwaar ze hadden. 11 Lees WB bron 9. De kinderen die in de industrie moesten werken, hadden het slecht. Maar hadden ze het slechter dan in de landbouwmaatschappij van de achttiende eeuw? Geef aan wat in de industrie hetzelfde was en wat er anders was. 8 In een klassensamenleving bestaan verschillende sociale lagen. Combineer de beroepen met de juiste bevolkingslaag. Je houdt één bevolkingslaag over. A elite 1 textielwerker, boerenknecht B hogere middenklasse 2 bankbediende, winkelier C 3 advocaat, arts, professor 4 bankier, fabrikant lagere middenklasse D grootgrondbezitters E proletariaat Juiste combinaties: 9 Door de industrialisatie was het in principe wat beter mogelijk om omhoog te komen in de samenleving dan in de achttiende eeuw. Leg dat uit. Gebruik de woorden standen en klassensamenleving. Iedereen helpt mee In de achttiende eeuw werkte iedereen mee op het land, ook de kinderen. Soms werden zelfs kinderen van vier jaar gebruikt in de huisindustrie, zoals blijkt uit een verslag van Daniel Defoe, de schrijver van Robinson Crusoe: De vrouwen en kinderen waren bezig met kaarden of spinnen; ze hadden allemaal werk, van de jongste tot de oudste. Enkelen waren nauwelijks vier jaar oud, maar zij werkten mee aan hun eigen levensonderhoud. De moeders werkten ook thuis en konden daar wel voor de kinderen zorgen. Toen de vrouwen later in fabrieken gingen werken, stierven vele jonge kinderen door verwaarlozing, naar men beweert. Naar: P. Sauvain, British economic and social history 1700-1870. bron 9 bron 8 00.00 58 Kinderarbeid in de negentiende eeuw. Een dag uit het leven van … 24.00 kern 3 HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie Leven in de industriesteden Ontdekken – Verklarende vragen zoeken naar een verklaring voor een verschijnsel of ontwikkeling. Ze beginnen meestal met Onderzoek de leefomstandigheden in Londen G waarom, waardoor, om welke redenen of door welke oorza- Bij deze opdracht ga je samen met je buurman of buurvrouw ken. Een voorbeeld van zo’n vraag is: Door welke oorzaken onderzoeken hoe het was om in de negentiende eeuw te leven in was het mogelijk dat ongeveer 70% van de Joodse mensen in een stad als Londen. Jullie gaan zelf de vragen formuleren die bij zo’n onderzoek horen. Nederland de Tweede Wereldoorlog niet overleefde? – Waarderende vragen. Bij dat soort vragen wil je weten wat je van iets vindt, bijvoorbeeld of het goed of slecht was, snel of STAP 1: ORIËNTATIE OP HET ONDERWERP langzaam, belangrijk of onbelangrijk. Zo’n vraag begint meestal Het onderwerp van je onderzoek is de leefsituatie van de arbei- met vind je of is de of was de. Bijvoorbeeld: Vind je dat iedere dersbevolking in de negentiende eeuw in Londen. 1 In de volgende zinnen wordt een vergelijking gemaakt tussen de tijd van pruiken en revoluties en de tijd van burgers en Duitse soldaat medeschuldig was aan de Jodenvervolging? 2 Lees nog eens ’Ontdekken’ boven aan deze pagina. Welk soort vraag zou je kiezen bij dit onderwerp? stoommachines. Welke bewering is waar? Beschrijvend • verklarend • waarderend, omdat A De laagste bevolkingslagen kregen het in de tijd van burgers en stoommachines snel beter. B De meeste arbeiders moesten langer en harder werken 3 dan voorheen. C Formuleer nu zo nauwkeurig mogelijk een hoofdvraag bij het onderwerp. Bedenk dat in de vraag moet staan wat je wilt onderzoeken, wanneer dat was en waar dat was. Mijn In de tijd van burgers en stoommachines profiteerden hoofdvraag is: grote groepen van een snelle stijging van de welvaart. D In de tijd van burgers en stoommachines daalde het percentage mensen dat in de landbouw werkte nauwelijks. STAP 2: VRAAG FORMULEREN Het stellen van de juiste vragen is een belangrijk onderdeel van een onderzoek. De vraag bepaalt wat je gaat onderzoeken. Bij een onderzoek werk je met hoofd- en deelvragen. In de hoofdvraag staan altijd drie onderdelen: – het onderwerp dat je gaat onderzoeken; – wanneer dat was; 4 Als je de hoofdvraag hebt bedacht, moet je deelvragen maken. Logische onderwerpen voor die vragen zijn: plaats in de stad, woningen, leefomstandigheden in de buurt. Formuleer bij ieder onderwerp een deelvraag. Deelvraag 1: Deelvraag 2: Deelvraag 3: – waar dat was. Samen moeten de deelvragen een antwoord geven op de hoofdvraag. Er zijn verschillende soorten vragen die passen bij verschillende onderzoeken: – Beschrijvende vragen onderzoeken hoe iets verliep, hoe een situatie was of welke kenmerken iets had. Het zijn meestal vragen die beginnen met de woorden wat, hoe, welke, wanneer. Een voorbeeld van zo’n vraag is: Wat gebeurde er met de Joodse mensen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog? bron 10 Arbeiderswoningen in Londen rond 1875. Achter ieder balkonnetje en raampje woonde een (groot) gezin. 59 kern STAP 3: PLANNEN Overleg met elkaar of je de opdrachten samen maakt of ieder 1 apart. Als je ze apart maakt, moet je elkaars antwoorden controleren en verbeteren. 2 STAP 4: INFORMATIE VERZAMELEN 5 Bekijk de bronnen in het HB en WB. Zet in het schema of ze wel of niet bruikbaar zijn in jullie onderzoek. Leg uit waarom. STAP 5: INFORMATIE VERWERKEN 6 Welke bronnen zijn bruikbaar bij welke deelvraag? 3 8 Geef nu antwoord op de hoofdvraag van vraag 3. Deelvraag 1: Deelvraag 2: Deelvraag 3: STAP 6: VRAAG BEANTWOORDEN 7 We beginnen met de antwoorden op de deelvragen. Geef samen een antwoord op de vragen die je hebt geformuleerd bij vraag 4: STAP 7: PRESENTEREN Bepaal samen met je docent hoe je de resultaten presenteert. HB H3 §3 Leertekst bron 11 Woonruimte van een arbeidersgezin in de negentiende eeuw. schema bij vraag 5 60 Bron Bruikbaar HB 8 ja • nee HB 9 ja • nee HB 10 ja • nee HB 11 ja • nee WB 10 ja • nee WB 11 ja • nee WB 12 ja • nee WB 13 ja • nee Uitleg bron 12 Een spotprent uit 1858 over de Theems. De Theems stelt aan de stad Londen haar drie kinderen voor: cholera, difterie en tuberculose. HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie Verwerken 9 Lees ‘Ontdekken’ in het HB en bekijk HB bron 8. a Welk percentage van de bevolking van Liverpool behoorde tot de arbeidersklasse? b 13 Sommige rijken en de kerken deden aan liefdadigheid. In de Nederlandse samenleving van onze tijd wordt op een andere Welk percentage van de arbeidersklasse woonde in manier voor de armen gezorgd. Wat zijn de belangrijkste kelders of achterhuisjes? 10 a verschillen met de negentiende eeuw? Bekijk HB bron 10. Noteer ten minste drie voorbeelden van slechte leefomstandigheden die zichtbaar zijn op deze tekening. 14 Bekijk HB bron 11. Schrijf voor deze foto een ander bijschrift. Gebruik daarin het woord ‘overheid’ en leg uit waarom deze foto bij het eind van de negentiende eeuw past. b Leg uit dat de deze slechte leefomstandigheden deels samenhangen met de snelle urbanisatie in deze tijd. 15 e Je kunt op de site de oefentoets en samenvatting bij deze paragraaf maken. Extra 11 In de oriëntatie op het hoofdstuk heb je uitleg gekregen over V 16 G Lees WB bron 14 en 15. Uit de tekst van Macaulay kunnen gevolgen op de korte en de lange termijn. Bedenk een voorbeeld we een stelling afleiden: Rond 1830 heeft de bevolking het van een gevolg van de leefomstandigheden van het proletariaat door de Industriële Revolutie beter gekregen. John Stuart Mill op de korte termijn en een gevolg op de lange termijn. zou het met die stelling niet eens zijn geweest. Korte termijn: Verzamel argumenten vóór en tegen de stelling; noteer ze op een apart blaadje. Voer daarna een discussie met elkaar Lange termijn volgens het stappenplan achter in het HB. 12 Bekijk WB bron 12 en lees WB bron 13. a Welke oorzaak voor het ontstaan van epidemieën geeft WB Een langer leven bron 12? b Leg uit dat de slechte leefomstandigheden een grote rol speelden bij het uitbreken van cholera en tuberculose. Besmettelijke ziekten Cholera is een besmettelijke ziekte die diarree en heftig overgeven veroorzaakt. Cholera wordt overgedragen via besmet drinkwater, voedsel of direct contact met een zieke. Tuberculose is een besmettelijke infectieziekte die de longen aantast. De bacterie die de ziekte veroorzaakt, komt vrij bij hoesten en niezen. De kans op besmetting is het grootst in slecht geventileerde, kleine en donkere ruimtes. Difterie lijkt op tuberculose en is ook een infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie. Difterie tast de keel en luchtwegen aan en kan tot verstikking leiden. De bacterie wordt overgebracht via hoesten. bron 13 eeuw. Deze ziekten kwamen veel voor in de negentiende We kunnen vaststellen dat de mensen langer leven omdat ze beter te eten krijgen, beter wonen, betere kleren hebben en bij ziekte beter worden verzorgd; en dat deze verbeteringen te danken zijn aan de toename van de welvaart die het fabriekssysteem heeft gebracht. Thomas Macaulay in de Edinburgh Review (1830). bron 14 Een voorstander van het fabriekssysteem schreef in 1830 het bovenstaande in een Schotse krant. Gevangenschap Dankzij de mechanische uitvindingen leidt een groot deel van het volk een eentonig bestaan van hard werken en gevangenschap. Deze vindingen hebben het leven van de middenklasse comfortabeler gemaakt. Maar ze hebben niet die grote veranderingen in het menselijk lot gebracht die ze ooit beloofden te brengen. John Stuart Mill, Principles of political economy (1848). bron 15 Een tegenstander van de fabrieken aan het woord. 61 kern 4 De industrialisatie van Nederland Ontdekken Oorzaken Beslis over de industrialisatie van Nederland In de negentiende eeuw bracht een Duitse schrijver een G bezoek aan Nederland. Hij merkte op dat als het fout liep met Europa, je het best naar Nederland kon gaan: daar gebeurde alles vijftig jaar later. Op dat moment had hij gelijk. In vergelijking met andere landen was Nederland een achtergebleven gebied. Dat betrof vooral de b Aan welke oorzaak zou je misschien als minister iets economie. Waar in heel West-Europa de fabrieksschoorstenen kunnen doen? Licht je antwoord tpe. rookten en de steden snel groeiden, leek Nederland stil te staan. Stel dat je in 1860 in Nederland als minister in de regering zit en je moet de industrialisatie stimuleren. Aan welke drie zaken zou 3 je speciaal aandacht schenken? Maak deze opdracht met je Gebruik de leertekst, HB bron 12-15 en WB bron 17-20. In buurman of buurvrouw. paragraaf 1 hebben we een aantal voorwaarden gezien die 1 Bekijk WB bron 16. Voor het ontstaan van industrie in een ervaring met het maken van een product, de aanwezigheid bepaald gebied zijn een paar dingen noodzakelijk. Die noem van arbeidskrachten, het voorhanden zijn van geld om je voorwaarden. Welke voorwaarden voor industrialisatie kun machines en gebouwen te kopen, de aanwezigheid van nodig zijn voor het ontstaan van industrie. Dat waren de je in het kaartje van België ontdekken? Kruis de juiste zinnen grondstoffen en een afzetgebied. Daaraan kunnen we nu nog aan. toevoegen: een infrastructuur om die elementen op de juiste ● de nabijheid van een energiebron als steenkool plaats te brengen. Je gaat nu een paar vragen daarover ● een goede verbinding met een zeehaven beantwoorden. Schrijf waar mogelijk achter een deelantwoord ● de aanwezigheid van spoorwegen tussen haakjes het nummer van de bron die ermee te maken ● de verbouw van katoen op plantages heeft. 2 Lees in het HB ‘Nederland loopt achter’. a a Vul het schema in. Noteer de oorzaken van de achterstand Hoe was het omstreeks 1860 in Nederland gesteld met de ervaring met het maken van producten? van Nederland op de rest van Europa. Br u g g e A n t w er p en M ech el en G en t B r u s s el 183 5 O o ste nde Leu v en Ma a st r ic h t Ak e n Lu i k N am en B er g en Ch ar l er oi Cou v i n Ve r v ie r s bron 16 Industrie en verbindingen in België rond 1850. steenkoolgebied spoorweg haven 0 50 km katoen metaal 62 HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie b Verwerken Hoe was het gesteld met de arbeidskrachten? 5 c Vul met behulp van de leertekst het schema op pagina 64 over de industrialisatie van Nederland in. In het schema komen Was er geld voor machines en gebouwen? oorzaken en gevolgen van die industrialisatie te staan. 6 a Leg met behulp van WB bron 20 uit dat de afscheiding van België in 1839 een grote klap was voor de modernisering van d Hoe was het gesteld met de grondstoffen? e Hoe was het gesteld met de afzetgebieden? f Hoe was het met de infrastructuur? de economie van Nederland. b Leg met behulp van de kaart van WB bron 16 uit waarom juist daar al vroeg industrie kwam. 7 Bekijk WB bron 17. Hoe kun je aan de cijfers zien dat de industrialisering van Nederland tussen 1860 en 1880 goed op gang kwam? 4 Als je in de negentiende eeuw minister was, aan welke drie zaken zou je dan extra aandacht en geld geven? Leg bij iedere maatregel uit, waarom je deze hebt gekozen. 8 a Leg met behulp van HB bron 12 uit waarom de meeste zware industrie juist in het westen van Nederland kwam. HB H3 §4 Leertekst Profijt van Nederlands-Indië 1850 1860 1870 1880 Paardenmolens 1930 1710 910 570 Windmolens 3050 3400 3120 1790 Watermolens 470 500 250 160 Stoommachines 292 820 2740 3930 bron 17 Aantal krachtwerktuigen in industrie en nijverheid in Nederland. Nederlands-Indië was een deel van Nederland. Het eilandenrijk was een interessant gebied voor de Nederlandse ondernemer. Hij kon er bijvoorbeeld grondstoffen vandaan halen. Van de totale uitvoer aan machines ging twee derde naar de kolonie. Tussen 1866 en 1900 voerde Nederland voor in totaal ruim 80 miljoen gulden aan katoenen stoffen uit. Het grootste deel daarvan, ruim 63 miljoen gulden, werd naar NederlandsIndië geëxporteerd. bron 19 Jaar Nederland België 1800 1900 1800 meer dan 100 000 inwoners 1 4 1830 38 319 50 000-100 000 inwoners 1 4 1840 152 1044 20 000-50 000 inwoners 3 12 1850 292 2013 Steden met bron 18 Gegevens over de verstedelijking van Nederland in de negentiende eeuw. 1 67 bron 20 Aantallen stoommachines in België en Nederland in de industrie. 63 kern b Leg ook uit waarom het logisch was dat veel spoor- en waterwegen in de richting van het oosten werden aangelegd. Extra 13 Door het samenvoegen van bedrijven (fusie) en het opkopen van kleinere bedrijven ontstaan grotere ondernemingen. Dat was meestal in het voordeel van de ondernemers. Er konden c Leg uit dat de haven van Rotterdam profiteerde van deze ontwikkeling. bijvoorbeeld grotere machines aangeschaft worden, het bedrijf kon meer producten verkopen en het fabriceren van die producten kostte minder. De winst voor de aandeelhouders en het salaris van de directeuren werden hoger. En misschien kon een bedrijf wel een groot deel van de markt in 9 Leg uit hoe de Nederlandsche Handel-Maatschappij gunstig was voor het ontwikkelen van de Nederlandse industrie. handen krijgen. Maar was de groei van de bedrijven ook goed voor de samenleving als geheel? Werden andere betrokkenen, zoals de arbeiders en de consumenten, ook beter van grotere bedrijven? Bereid een discussie voor over de stelling Het samengaan van bedrijven tot grotere concerns is goed voor de samenleving. 10 Veredelen is het opwerken van een agrarisch product tot een ander product met meer waarde. Bekijk HB bron 14. Gaat het hier om zware industrie of om een veredelingsbedrijf? Licht je antwoord toe. a Verzamel op een apart blaadje argumenten vóór en tegen de stelling en noteer ze kort. b Jullie gaan nu over deze stelling discussiëren. Overleg met je docent op welke manier je dat gaat doen. Kijk ook achter in het HB bij het stappenplan voor discussie voeren hoe je het moet doen. 11 Leg uit dat Shell kon ontstaan doordat Nederland de kolonie Nederlands-Indië bezat. 12 e Je kunt op de site de oefentoets en samenvatting bij deze paragraaf maken. schema bij vraag 5: oorzaken en gevolgen van industrialisatie Oorzaken Gevolgen Industrialisatie van Nederland 64 kern 5 HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie Arbeiders organiseren zich Ontdekken Regeringsonderzoeken onder de loep G In de loop van de negentiende eeuw werd er steeds meer schema bij vraag 1 Bron Wantoestand HB bron 16 bekend over de vaak beroerde werkomstandigheden in fabrieken en mijnen. In Engeland en Nederland stelde het parlement commissies in die de toestanden in fabrieken en mijnen onderzochten. Welke (wan)toestanden zij tegenkwamen, ga jij onderzoeken. Werk samen met je buurvrouw of buurman. Het zijn natuurlijk maar enkele voorbeelden, maar ze maken wel duidelijk wat de problemen waren. 1 Lees de bronnen HB 16 en WB 21 en 22. Beschrijf in het schema hiernaast per bron welke wantoestanden je tegenkomt in de verslagen. 2 a Petrus Regout liet weliswaar heel jonge kinderen in zijn fabriek werken, maar tegelijk heeft hij als lid van de Eerste Kamer zijn best gedaan kinderarbeid onder twaalf jaar in WB bron 21 fabrieken te verbieden. Waarom zijn die twee standpunten voor hem niet met elkaar in tegenspraak? b Wat zou een ondernemer die niet voor kinderarbeid is, wél WB bron 22 kunnen doen als er geen wettelijke maatregelen bestaan? HB H3 §5 Leertekst Verwerking 3 Lees WB bron 23. Vertel in eigen woorden, wat Ter Haar te zeggen heeft. Respect voor de weduwe Hoezo pensioen? Vraag: Gij zult ze toch niet laten werken tot ze er bij dood neervallen? P. Regout jr.: Pensioneren doen wij ze niet. V: Wanneer gij ze niet meer gebruiken kunt, gaan zij heen en doet gij niets meer aan hen. P.R. jr.: Jazeker. bron 21 De Maastrichtse fabriekseigenaar P. Regout jr. over zijn werknemers tijdens het verhoor van de onderzoekscommissie (1886-1887). Vraag: Als er een ongeluk gebeurt, kijkt de baas of de patroon daar dan naar om? Antwoord: Dat is uitzondering, geen regel. Ik heb het zelf bijgewoond op de Koninklijke Fabriek van Stoom- en Andere Werktuigen van Van der Made, dat er een ongeluk gebeurde waarop onmiddellijk de dood volgde. Het ongeluk gebeurde kwart voor drie en de weduwvrouw kreeg betaald tot drie uur. V: En hoe gaat het met werklieden die oud worden? Wordt er dan iets voor hen gedaan? A: Niets. bron 22 Een arbeider getuigt tijdens het regeringsonderzoek van 1886-1887. 65 kern 4 Streep de foute antwoorden door. Een vakbond: – is een vereniging van werkgevers • werknemers. bestaat uit mensen met verschillende beroepen • hetzelfde 5 8 Bekijk HB bron 19. Leg aan de hand van twee aanwijzingen uit beroep uit één fabriek • één stad • het hele land. dat dit een affiche is van een politieke partij die voor arbei- – zet zich in voor betere arbeidsomstandigheden • ders opkomt. leefomstandigheden voor arbeiders. 1 Bekijk HB bron 18. Leg aan de hand van twee aanwijzingen uit 2 dat dit affiche past bij de arbeidersbeweging. 1 9 Bedenk ten minste vier eisen van een politieke partij die opkwam voor de arbeiders. Drie van die eisen moeten te 2 maken hebben met de werkomstandigheden; de vierde eis 6 a moet een eis zijn op politiek gebied. Gebruik bij je antwoord Regeringen wilden het stakingsrecht niet geven, omdat daardoor de vrijheid van de ondernemer in gevaar kwam. De ook de toestanden die je bij vraag 1 bent tegengekomen. arbeiders probeerden namelijk om de ondernemer tot iets te 1 dwingen. Wat kun je tegen deze redenering inbrengen? 2 3 4 10 b Ondernemers maakten bij een staking vaak gebruik van uitsluiting en namen dan andere arbeiders aan. Wat konden arbeiders daartegen doen? e Je kunt op de site de oefentoets en samenvatting bij deze paragraaf maken. Extra 11 Lees WB bron 25. Je bent een agent van politie en je bent in 7 Lees WB bron 24. Leg uit dat scheepstimmerlieden meer kans hadden dat hun eisen werden ingewilligd dan bijvoorbeeld laders en lossers van schepen. vermomming in het café geweest. Je komt zelf uit de arbeidersklasse, maar je vertegenwoordigt het gezag. Schrijf op een apart blaadje op wat je van de stakers hebt gehoord en wat je er zelf van vindt. Gebruik ongeveer 200 woorden. De eerste staking Pelsjas Komt mij thans op ’s Heeren wegen Soms een arme stumperd tegen Tandenklapp’rend van de kou Wee mij, zoo ik niets aan de armen, Om zich ook den rug te warmen, Licht bewogen tot erbarmen, Met dien pels aan, geven zou! bron 23 Gedicht van dominee B. ter Haar omstreeks 1850. Staken? Op dinsdagavond vond in het lokaal Vliedzorg bij de Muiderpoort een vergadering plaats. Alleen werklieden waren toegelaten. De scheepstimmerlieden wilden het werk neerleggen. Zij besloten om te staken voor: • 10 cent meer loon per dag (ze verdienden 1,00 gulden per dag); • een kortere werkdag (ze werkten van 6 uur ’s morgens tot 6 uur ’s avonds). bron 24 66 Uit het Algemeen Handelsblad van 26 april 1869. De eerste werkstaking in ons land was die van de Amsterdamse scheepstimmerlieden in april 1869. De werklieden vroegen een loonsverhoging van 20 cent per dag en wilden dat er een einde zou komen aan de voortdurende overschrijding van de officiële werktijd van twaalf uur per dag. Een stakingskas was er niet; de vakvereniging schijnt trouwens pas naar aanleiding van de staking te zijn ontstaan. De werklieden op de fabriek van Paul van Vlissingen gaven, ondanks het verbod van hun baas, wekelijks 10 cent voor de stakers; ook van de werklieden op de metaalfabriek De Atlas kwamen bijdragen. De overheid greep hier niet in, wat opvallend was, omdat het stakingsverbod toen nog van kracht was. Wel volgde de politie de loop van de gebeurtenissen met angstige achterdochtigheid. Agenten in burgerkleding bezochten het café aan de Langen Niezel, dat het hoofdkwartier van de stakers was; zij deden zich daarbij als werkman voor en hoorden de kastelein uit. Zij haalden de kastelein over goed te luisteren en kregen dan ook al spoedig de opzienbarende mededeling dat de voorzitter van de vergadering een roodachtige baard droeg. Naar: I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw, 1813-1870. bron 25 onderzoek cultuur HOOFDSTUK HOOFDSTUK 2 De tijd31 van Detijd Grieken Industriële en Romeinen Revolutie HOOFDSTUK de van jagers en boeren HISTORISCHE PERSONEN 6 Charles Dickens en de industriële samenleving Charles Dickens was een romanschrijver in de tijd van de STAP 4: INFORMATIE VERZAMELEN Industriële Revolutie. In deze paragraaf ga je onderzoeken wat 3 We inventariseren eerst welke informatie je kunt gebruiken bij Dickens in zijn boek Moeilijke tijden wilde zeggen over de de afzonderlijke deelvragen. Lees of bekijk daarvoor de industriële samenleving in negentiende-eeuws Engeland. introtekst in het HB en alle bronnen in het HB en het WB. Vervolgens vul je hieronder achter de deelvragen in welke teksten en bronnen je bij de beantwoording kunt gebruiken. STAP 1: ORIËNTATIE OP HET ONDERWERP 1 Wat weet je zelf al van de arbeidsomstandigheden in Enge- Deelvraag land in de negentiende eeuw? Kruis de juiste zinnen aan. 1 Wie was Charles Dickens? ● De arbeiders werkten onder onveilige omstandigheden, want ze kregen geen behoorlijk loon. ● Er was een groot aanbod van arbeidskrachten doordat er veel arbeiders van het platteland kwamen. ● Er werd alleen gezorgd voor de zwaksten in de samenleving, zoals armen, zieken en bejaarden. ● Teksten en bronnen De staat deed weinig of niets, dus de armen, zieken en 2 Wat zegt Moeilijke tijden over de toestand van de arbeidersklasse? 3 Wat zegt Moeilijke tijden over het onderwijs? bejaarden waren afhankelijk van particuliere liefdadigheid. ● STAP 5: INFORMATIE VERWERKEN Vakbonden en politieke partijen kwamen op voor de werkgevers. Deelvraag 1: Wie was Charles Dickens? 4 STAP 2: VRAAG FORMULEREN samenleving in Engeland in de negentiende eeuw? c Er zijn drie deelvragen: In welke klasse kwam hij terecht toen hij in een fabriek moest werken? 1 Wie was Charles Dickens? 2 Wat zegt Moeilijke tijden over de toestand van de arbeiders- d klasse? 5 STAP 3: PLANNEN Maak deze opdracht samen met een klasgenoot. Eén In welke klasse kwam hij terecht toen hij veel succes had als schrijver? Wat zegt Moeilijke tijden over het onderwijs? G Tijdens zijn leven maakte Dickens deel uit van verschil- toen hij nog een klein kind was? Dickens in zijn boek Moeilijke tijden zeggen over de industriële 2 Wanneer leefde hij? b lende maatschappelijke klassen. Bij welke klasse hoorde hij Je gaat de volgende onderzoeksvraag beantwoorden: Wat wilde 3 a Bekijk HB bron 5 en WB bron 4. a Welke boeken vindt de maker van WB bron 4 belangrijk? b Waaruit blijkt dat het publiek nog altijd waardering heeft leerling beantwoordt deelvraag 1 en 3, de ander deelvraag 2. Verdeel de deelvragen en vul in het schema in wie welke deelvraag gaat beantwoorden. Naam Deelvraag voor de boeken van Dickens? 1 Wie was Charles Dickens? 2 Wat zegt Moeilijke tijden over de toestand van de arbeidersklasse? 3 Wat zegt Moeilijke tijden Deelvraag 2: Wat zegt Moeilijke tijden over de toestand van de arbeidersklasse? 6 Lees WB bron 1. a Welke gevolgen hebben de fabriek en de machines volgens deze bron voor het leefmilieu in de stad? over het onderwijs? 67 onderzoek cultuur kern b Welk gevolg heeft het werken in de fabriek volgens deze bron voor het leven van de mensen? Deelvraag 3: Wat zegt Moeilijke tijden over het onderwijs? 10 Lees HB bron 2. a Streep de foute antwoorden door. De les van meneer M’Choakumchild gaat over geschiedenis • economie • aardrijkskunde • wiskunde. b 7 Lees WB bron 2 en 3. Kruis de juiste zinnen aan. ● ● De fabrikant Josiah Bounderby noemt het werk van de arbei- A Dat geld alleen niet gelukkig maakt. ders erg prettig en het wordt volgens hem goed betaald. B Dat een volk pas welvarend is als het vijftig miljoen pond Arbeiders wilden in de negentiende eeuw echt vooral schildpadsoep eten met een gouden lepel. ● ● bezit. C De arbeiders willen volgens Bounderby een luxe leven leiden. ● Wat probeert meneer M’Choakumchild de leerlingen duidelijk te maken? Dat de welvaart van een land is af te meten aan het totale bezit. D Dat in een stad met een miljoen inwoners maar 25 mensen Stephen Blackpool beweert dat de arbeiders tot hun dood van de honger hoeven om te komen. moeten werken. c Blackpool vindt de verdeling van de welvaart rechtvaardig. M’Choakumchild eens is. Leg uit waarom Sissy het niet met meneer 8 Bekijk HB bron 4, het sterfbed van Stephen Blackpool. Hoe probeert Dickens aan te geven dat de arbeiders zielig zijn? 9 De werkgevers (zoals Josiah Bounderby) en de werknemers (zoals Stephen Blackpool) hadden verschillende opvattingen over wat rechtvaardig is. Welke keuze maakte Dickens? Licht d je antwoord toe. M’Choakumchild? Licht je antwoord toe. Met wie was Dickens het eens, met Sissy of met meneer Coketown Het was een stad van machines en hoge schoorstenen, waaruit steeds weer opnieuw eindeloze rookslangen opstegen die nooit uit de knoop kwamen. Er liep een zwarte gracht door de stad en een rivier met water dat paars zag door een stinkende kleurstof. Er waren gigantische gebouwen met veel ramen waaruit de hele dag een geratel en gestamp klonk en waar de zuigers van de stoommachines eentonig op en neer gingen zoals het hoofd van een sombere, krankzinnige olifant. De stad had veel straten, die precies op elkaar leken, en veel smalle stegen, die nog meer op elkaar leken en die bewoond werden door mensen die óók allemaal op elkaar leken. Ze gingen allemaal op hetzelfde uur de deur uit met hetzelfde geluid van hun voetstappen op dezelfde straatstenen om hetzelfde werk te gaan doen. Voor hen was iedere dag dezelfde als die van gisteren en van morgen en ieder jaar hetzelfde als het vorige en het volgende jaar. U hebt natuurlijk al allerlei verhalen gehoord over het werk in onze fabrieken ... ja, dat dacht ik al. Prachtig. Ik zal u zeggen hoe ik daarover denk. Het is het prettigste werk dat er bestaat en het makkelijkste en het best betaalde. Meer nog: alleen als we Turkse tapijten op de vloer zouden leggen, zouden we het nog meer tot een paradijs op aarde kunnen maken. En dat gaan we beslist niet doen. Nu over onze arbeiders. Er is hier in de stad geen enkele arbeider, geen man, vrouw of kind zonder een doel. En dat doel is bij iedereen hetzelfde: schildpadsoep en wildbraad eten en het met een gouden lepel naar binnen werken. Maar wat mij betreft zullen ze het nooit krijgen. Geen van allen! Nooit! En nu weet u hoe het hier is. Uit: Charles Dickens, Moeilijke tijden. Uit: Charles Dickens, Moeilijke tijden. bron 1 68 Dickens beschrijft de stad Coketown. Gouden lepels bron 2 De mening van de ondernemer Josiah Bounderby. HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie e Wat wilde Dickens zeggen over het Britse onderwijs? Kruis twee antwoorden aan. ● Tot slot 12 Als Dickens nu zou leven, waar zou hij dan over schrijven? De docenten hadden weinig verstand van zaken, met name in het rekenonderwijs. 13 Dickens vertelde wat hij niet goed vond aan de maatschappij ● Het onderwijs koos de kant van de rijken, die niets wilden doen aan een eerlijke verdeling van de welvaart. via zijn romans. Leg uit dat romans in de negentiende eeuw ● Het onderwijs toonde niet veel gevoel voor het leed van erg geschikt waren voor dat doel. individuele mensen. ● ● Het onderwijs was vaak veel te moeilijk voor de leerlingen. De docenten konden niet goed uitleggen waarom nationale welvaart van groot belang was. STAP 6 EN 7: VRAAG BEANTWOORDEN EN PRESENTEREN 11 G Jullie beantwoorden nu samen de vraag: Wat wilde Dickens in zijn boek Moeilijke tijden zeggen over de industriële samenleving in Engeland in de negentiende eeuw? 14 Vind je een roman een betrouwbare bron om achter de waarheid te komen? Neem een vel papier en teken in het midden een cirkel. Schrijf daarin ‘Mening van Dickens’. Schrijf daaromheen om beurten ieder een opvatting die hij had. Tot de dood Er klopt iets niet, meneer. Kijk eens om u heen in de stad, het is een rijke stad met rijke mensen. En kijk dan eens hoeveel mensen hier dag in dag uit zwoegen en werken, hun leven lang, vanaf de wieg tot aan het graf. Kijk eens hoe we leven, hoe ons huis is en met hoeveel mensen we samenwonen. Kijk eens hoe de fabrieken altijd maar doorgaan en hoe we nooit verder komen, altijd werken tot onze dood toe. Kijk eens hoe u over ons denkt en over ons schrijft en praat, hoeveel commissies er naar de minister van Binnenlandse Zaken gaan om een rapport over ons uit te brengen, hoe u altijd gelijk krijgt en wij altijd ongelijk krijgen, alsof we geen gram gezond verstand hebben. En ga eens na hoe dat onrecht gegroeid is, hoe het groter en groter is geworden en zwaarder en zwaarder, jaren en jaren achtereen, van generatie op generatie. Wie kan ernaar kijken en dan toch zeggen dat het geen puinhoop is? Uit: Charles Dickens, Moeilijke tijden. bron 3 De mening van de arbeider Stephen Blackpool. bron 4 Dickens aan zijn schrijftafel. 69 onderzoek historische personen kern 7 Thomas Edison In deze paragraaf kom je meer te weten over Thomas Edison, zijn 3 Bekijk HB bron 3. Edison wist dat geluid uit trillingen in de tijd en zijn rol in de geschiedenis van de techniek. Je gaat ook lucht bestaat. Kijk goed naar de verschillende onderdelen van nadenken over wat je zelf vindt van de persoon Edison en de het apparaat en beschrijf kort hoe het volgens jou werkt. manier waarop hij werkte. De tijd van Edison 1 Welke beweringen zijn juist? ● De Industriële Revolutie begon halverwege de negentiende eeuw. ● De industrialisatie begon in Duitsland. ● De industrialisatie van Nederland begon pas in de ● 4 Bekijk HB bron 4. twintigste eeuw. a In de tweede helft van de negentiende eeuw waren er in uitgevonden. Noem twee dingen op de foto die nog maar net waren Engeland en de Verenigde Staten al veel steden waar ● industrie het voornaamste bestaansmiddel was. b Sinds Edison zijn er nog heel veel uitvindingen gedaan. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstonden grote Stel dat Edison in onze tijd had geleefd, welke uitvindingen bedrijven die zich specialiseerden in de productie van zou je dan op de foto hebben gezien? producten als lampen en machines. Wie was Thomas Edison? 2 Lees HB bron 1. a Edison klom op van krantenjongen tot miljonair. Veel Amerikanen denken nog steeds dat iedereen in hun land rijk 5 Lees WB bron 1. a Veel mensen denken dat uitvinders mensen zijn die in hun eentje op een zolderkamer een kant-en-klare uitvinding doen. Vind je dat waarschijnlijk? Licht je antwoord toe. kan worden, als je maar hard werkt. Waarom klopt deze gedachte niet helemaal? b Edison deed de uitspraak: ‘Genialiteit is 1% inspiratie en 99% transpiratie.’ Wat bedoelde hij daarmee? Menlo Park De uitvinding van de stoommachine 50 na Christus: Hero van Alexandrië beschrijft een apparaat dat de deuren van een tempel opendoet door middel van stoom, die wordt opgewekt door het vuur op het altaar. 1698: Thomas Savery ontwikkelt een pomp die door stoom wordt aangedreven. Deze wordt gebruikt om water uit de mijnen te pompen. 1710: Thomas Newcomen maakt een stoommachine met een zuiger en een cilinder. 1763-1775: James Watt ontwikkelt een beter werkende stoommachine waarbij de stoom in een aparte ruimte wordt gecondenseerd. Hij wordt later meestal genoemd als de uitvinder van de stoommachine. bron 1 70 Edisons belangrijkste bijdrage aan de vooruitgang was het onderzoekslaboratorium, dat hij in Menlo Park, New Jersey liet bouwen. Dit was het eerste laboratorium dat speciaal was opgezet om nieuwe dingen te ontwikkelen en technologische vooruitgang te boeken. Daar werkten veel deskundige onderzoekers samen aan de oplossing van problemen. Ieder technologiebedrijf heeft tegenwoordig zo’n lab, maar Edison was de eerste die het belang van zo’n lab inzag. In Menlo Park zaten allerlei mensen die apparaten bedachten en ontwikkelden. Edison bedacht dus lang niet alles zelf. Maar omdat hij de leider van het laboratorium was, kwam het octrooi (eigendomsrecht) van die uitvindingen wel op zijn naam te staan. De gloeilamp en de fonograaf (1877) zijn twee van zijn bekendste producten. bron 2 HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie b Een uitvinding kost heel veel tijd, geld en moeite. Wanneer zijn mensen tot zo’n investering bereid? 8 Het bijzondere aan de gloeilamp van Edison was niet zozeer de lamp, maar de voet met schroefdraad, die ook nu nog wordt gebruikt. Andere lampen werden op een veel ingewikkelder manier van stroom voorzien. Leg uit wat er zo praktisch is aan de lamp van Edison. 6 Ook nu nog worden er allerlei uitvindingen gedaan, zoals de flatscreentelevisie. Leg uit waarom het voor een eenling tegenwoordig nog moeilijker is dan vroeger om zo’n uitvinding te doen. 9 Lees WB bron 3. Leg uit waarom de bijdrage van Edison aan de gloeilamp in feite belangrijker was dan de uitvinding van het principe van de gloeilamp zelf. 7 Bekijk HB bron 2 en lees WB bron 2. a Wat was er zo vernieuwend aan de opzet van Menlo Park? b Was Edison vooral een uitvinder of lag zijn betekenis op een ander gebied? Meningen over Edison 10 Lees nogmaals WB bron 3. Wat vind je? Had Edison recht op het octrooi van de gloeilamp of had de Duitse uitvinder meer rechten? 11 Je weet nu meer over Thomas Edison. Geef je mening over de volgende stelling: Thomas Edison was eerder een slimme zakenman dan een uitvinder. Daardoor wordt zijn belang overschat. De gloeilamp Vraag iemand naar de naam van de uitvinder van de gloeilamp en in 99% van de gevallen krijg je als antwoord: Edison. Toch klopt dat helemaal niet. Het principe van een gloeiende draad in een luchtledig glas bestond al veel eerder. In 1854 was een Duitser erin geslaagd zo’n lamp 400 uur te laten branden. 25 Jaar later vroeg Edison octrooi aan op eenzelfde lamp ... Diefstal? Niet helemaal. Edison was veel meer een man van de praktijk. Zijn lampen waren veel goedkoper en brandden veel langer. Bovendien zorgde hij ook voor het elektrische net dat de benodigde stroom leverde. Edisons verdienste was dus niet de uitvinding, maar de ontwikkeling van de gloeilamp van een idee naar een artikel in de winkel. De Duitse uitvinder probeerde nog wel via de rechtbank zijn gelijk te halen, maar kon dat niet lang genoeg volhouden. De kosten voor de gerechtelijke procedure waren te hoog. bron 3 71 onderzoek wereldwijd kern 8 De eenwording van Duitsland Voor ons is het vanzelfsprekend dat Duitsland één land is met één regering. Toch is het een van de jongste landen van West-Europa. Hoe Duitsland één land werd, zoek je uit in deze paragraaf. STAP 1: ORIËNTATIE OP HET ONDERWERP 1 STAP 5: INFORMATIE VERWERKEN Deelvraag 1: Wat wilden de nationalisten in Duitsland in de eerste helft van de negentiende eeuw? 2 Bekijk HB bron 1 en lees §8.1 in het HB. Welke beweringen zijn juist voor de periode 1815-1850? Bekijk HB bron 1. a Wat valt je op als je het gebied van Duitsland vergelijkt met de meeste andere Europese landen, zoals Engeland? b c het eigen land het belangrijkst vond? Het grondgebied van Pruisen was niet aaneengesloten. ● Behalve Pruisen en Oostenrijk was ook Beieren een grote staat binnen de Bond. Welke staat had de grootste oppervlakte binnen Duitsland? Lees §8.2. Hoe noem je de stroming die het eigen volk en ● 3 ● Ook Luxemburg hoorde bij de bond. ● Berlijn was toen de hoofdstad van Duitsland. ● Duitsland bleef een verdeeld land. Lees de leestekst, bekijk HB bron 2 en lees WB bron 1. a Wat bedoelt Riemann in WB bron 1 met ‘het schitterende en grootse dat na de overwinning op de Franse had kunnen HB H3 §8.1-8.3 plaatsvinden’? STAP 2: VRAAG FORMULEREN In deze paragraaf zoek je het antwoord op de vraag: Is Duitsland b één land geworden door het nationalisme of door de machtspoli- nastreven. Welke twee doelen passen het beste bij de Duitse tiek van Pruisen? nationalisten uit de eerste helft van de negentiende eeuw? Je gaat drie deelvragen onderzoeken: 1 ● Wat wilden de nationalisten in Duitsland in de eerste helft van Wat was het resultaat van het streven van de nationalisten? 3 Wat was het resultaat van de machtspolitiek van Pruisen? STAP 3: PLANNEN G Je eigen volk machtiger en belangrijker maken door grondgebied van omringende volkeren te veroveren. de negentiende eeuw? 2 Hieronder staan vier doelen die nationalisten kunnen 4 ● Een eigen, zelfstandige staat stichten. ● Trots durven zijn op de cultuur van je eigen volk. ● Mensen met een andere cultuur uit je land verdrijven. Lees WB bron 2. Waarom zou dit couplet sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer gezongen worden? Maak deze opdracht met je buurman of buurvrouw. Overleg met elkaar bij het beantwoorden van de vragen. Noteer hier wanneer je de opdracht moet afronden. 5 Bekijk HB bron 2. a STAP 4: INFORMATIE VERZAMELEN Leg uit dat het plaatsen van borstbeelden van beroemde Germanen goed paste bij de idealen van het nationalisme. In het HB en WB vind je bronnen en de leertekst, die je samen een antwoord kunnen geven op de vragen van stap 2. Liever dan vrouw en kind Deutschland über alles De Duitse student en latere theoloog en wiskundige Bernard Riemann (1793-1872) zei in 1817: Alles is anders gelopen dan we hadden verwacht. Het hele Duitse volk is gefrustreerd. Al het schitterende en grootse dat na de overwinning op de Fransen had kunnen plaatsvinden, is uitgebleven. De dichter Ernst Moritz Arndt (1769-1860) schreef het volgende: De hoogste vorm van religie is het vaderland nog hartstochtelijker lief te hebben dan wetten en vorsten, vaders en moeders, vrouwen en kinderen. Duitsland, Duitsland boven alles, boven alles in de wereld, als het steeds voor de bescherming broederlijk tezamen blijft. Van de Maas tot aan de Memel, van de Etsch tot aan de Belt, Duitsland, Duitsland boven alles, boven alles in de wereld. bron 1 72 Enkele uitspraken van nationalisten. Muziek: Franz Joseph Haydn (1797), tekst Heinrich Hoffmann von Fallersleben (1841). bron 2 Het eerste couplet van het Duitse volkslied. Tegenwoordig zingt men alleen het derde couplet. HOOFDSTUK 3 De Industriële Revolutie b In het Walhalla stonden ook beelden van Erasmus, Michiel 9 Bekijk WB bron 3. De kaart is gemaakt na de Frans-Duitse de Ruyter en de Vlaamse schilder Rubens. Die waren geen oorlog. De Europese landen worden in deze bron voorgesteld Duitsers maar volgens koning Ludwig hoorden ze er toch bij. als personen. Waarom zou hij dat hebben gevonden? a Door welk land wordt Duitsland bedreigd? b Leg uit waarom dat land zo boos was op Duitsland. Deelvraag 2: Wat was het resultaat van het streven van de nationalisten? STAP 6 EN 7: VRAAG BEANTWOORDEN EN PRESENTEREN 6 Lees WB bron 4. 10 De vraag was: Is Duitsland één land geworden door het a Waarom wilden de vorsten van de Duitse staten geen Duitse eenheid? nationalisme of door de machtspolitiek van Pruisen? Zet de antwoorden op de deelvragen en de hoofdvraag in het schema. Overleg met je docent hoe jullie de uitkomst b Waarom wilde de koning van Pruisen de kroon niet aannemen? c presenteren. deelvraag 1 Wat was het resultaat van de acties van de Duitse nationalisten in 1848? Deelvraag 3: Wat was het resultaat van de machtspolitiek van Pruisen? 7 a Waarom wilde Bismarck Oostenrijk verslaan? b Kun je Bismarck een nationalist noemen? Licht je ant- deelvraag 2 deelvraag 3 woord toe. 8 Bekijk HB bron 3. Leg uit dat de Franse nederlaag een goed moment was om het Tweede Duitse Keizerrijk uit te roepen. hoofdvraag Het Parlement van Frankfurt In maart 1848 braken overal in Europa revoluties uit. Nationalisten riepen in Frankfurt een vergadering met vertegenwoordigers uit alle Duitse staten bij elkaar. De afgevaardigden op dit ‘Parlement van Frankfurt’ wilden één verenigde staat en zij streefden naar invloed van de welgestelde burgerij op het bestuur. Zij wilden dat de vorsten van de Duitse staten hun macht zouden overdragen aan de nieuwe Duitse regering. Na lang kibbelen boden zij de keizerskroon van Duitsland aan aan de koning van Pruisen. Deze vond het beneden zijn waardigheid om de macht van het volk te ontvangen en bovendien wilde hij geen oorlog met Oostenrijk. Het Parlement van Frankfurt was mislukt. bron 3 Een spotprent die de kaart van Europa voorstelt aan het einde van de negentiende eeuw. bron 4 73