Strijdige regels, duidelijke taal Petra Hendriks Als je goed naar taal kijkt, dan zit taal eigenlijk heel raar in elkaar. Ga maar na. Een woord heeft vaak een aantal verschillende betekenissen. Twee verschillende woorden kunnen daarentegen soms min of meer hetzelfde betekenen. Daar staat weer tegenover dat sommige woorden eigenlijk helemaal geen betekenis lijken te hebben. En woorden die wel een betekenis hebben kun je soms gewoon weglaten zonder dat de betekenis verdwijnt. Zo beschouwd lijkt taal helemaal niet geschikt voor communicatie. Waarom gebruiken we dan toch taal om met elkaar te praten? Sterker nog: hoe komt het dat we daar helemaal geen moeite mee lijken te hebben? Een recente hypothese is dat deze vreemde eigenschappen van taal een gevolg zijn van de verschillende eisen die aan taal worden gesteld. Daardoor is taal juist heel erg geschikt voor communicatie. Taal heeft enkele eigenschappen die taalkundigen en computertaalkundigen grote hoofdbrekens bezorgen. Neem nou het verschijnsel dat woorden verschillende betekenissen kunnen hebben. Voor het woord “stoel” geeft de Dikke Van Dale 11 betekenissen, voor het woord “raam” 12 en voor het woord “tafel” zelfs 25. Bij “tafel” worden bijvoorbeeld betekenissen genoemd als: meubelstuk, blad op schragen of poten, met was bestreken plankje om op te tekenen, tabel, bovenvlak van een geslepen edelsteen en metalen onderdeel van een petroleumlamp. Bovendien kan “tafel” ook nog voorkomen als werkwoord met de betekenis van aan tafel zitten te eten. Een computer heeft grote moeite met al die verschillende betekenissen. Stel nou dat de computer van een zin die uit 10 woorden bestaat de betekenis zou moeten geven, en stel dat elk van die woorden 7 betekenissen heeft. In dat geval zijn er in totaal 107, dat wil zeggen 10 miljoen, mogelijke betekenissen voor deze ene zin. Voor elk woord extra in de zin zou het aantal betekenissen alleen maar toenemen. Dat maakt de keuze van de computer voor de juiste betekenis van de zin een uitermate moeilijke, zo niet onmogelijke taak. Gelukkig gaat het begrijpen van een zin mensen veel beter af. Als mensen een woord horen, dan zullen ze in eerste instantie alle betekenissen die ze kennen activeren in hun brein. Maar vervolgens binden deze verschillende betekenissen de strijd aan met elkaar. Immers, er kan maar een betekenis de juiste zijn in een bepaalde situatie. Een uitzondering vormen woordgrappen. Freek de Jonge vroeg zich tijdens een van zijn conferences af waar hij de sleutel van een geheimzinnig kistje zou kunnen weggooien. Zijn oplossing was om de sleutel in een of andere sloot te gooien, want “sleutels horen in sloten, nietwaar?” Woordgrappen zoals deze kun je alleen maar begrijpen wanneer je je bewust bent van de twee betekenissen van “sloten”. De strijd tussen de verschillende betekenissen van een woord wordt beïnvloed door een aantal factoren. De context speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol. Als je het hebt over de nieuwe inrichting van je huis, dan zal “tafel” hoogstwaarschijnlijk naar een van je meubelstukken verwijzen. Maar als het gesprek over het rekenonderwijs op de basisschool gaat, dan zou met “tafel” ook heel goed een tabel voor vermenigvuldiging bedoeld kunnen worden. Verder is van invloed hoe het te begrijpen woord gebruikt wordt in de zin. Hoor je het woord “tafel” in de zin “ik tafel graag laat”, dan weet je dat het hier gaat om de betekenis van aan tafel zitten te eten, aangezien “tafel” hier vanwege zijn plaats in de zin een werkwoord is. Al deze factoren versterken of verzwakken bepaalde betekenissen. Uiteindelijk zal een bepaalde betekenis zo sterk zijn dat deze alle andere betekenissen onderdrukt. Dit zal dan de betekenis zijn die je uiteindelijk kiest. Dit alles gebeurt razendsnel, zodat je je absoluut niet bewust bent van dit hele gevecht of van andere mogelijke betekenissen van het woord. Territoriumdrift Een andere vreemde eigenschap van taal is het voorkomen van woorden die min of meer hetzelfde betekenen. Zo heb je naast “man” ook woorden als “vent”, “gozer” en “meneer”. Voor al deze woorden geldt dat ze gebruikt worden om naar een persoon van het mannelijk geslacht te verwijzen. Maar toch zullen ze niet gauw door elkaar gebruikt worden. Althans niet door mensen. Voor computers is het lastiger, want die zullen niet gemakkelijk alle betekenissubtiliteiten weten te doorgronden. Een mens weet meestal wel dat je in een sollicitatiebrief niet naar je huidige werkgever verwijst met de term “die gozer”. Hoewel betekenissen erg op elkaar kunnen lijken, verschillen ze vaak toch in subtiele aspecten. Volgens taalkundigen blokkeert het feit dat een woord een bepaalde betekenis heeft dat een ander woord precies dezelfde betekenis krijgt. Je zou kunnen zeggen dat elk woord zijn eigen betekenis 1 met hand en tand verdedigt tegen andere woorden die dezelfde betekenis zouden willen hebben. Door deze territoriumdrift kunnen twee woorden nooit precies dezelfde betekenis krijgen. Onderzoekers van taalverwerving vermoeden dat dit blokkeringsprincipe kinderen helpt wanneer ze de woorden van hun moedertaal leren. Zo beweert de bekende Amerikaanse taalkundige Steven Pinker in zijn nieuwste boek “Words and Rules: The Ingredients of Language” dat kinderen die het woord “liep” kennen, vanwege dit blokkeringsprincipe weten dat “loopte” geen correct Nederlands is. Immers, anders zouden deze twee woorden precies hetzelfde moeten betekenen, en dat mag niet. Ook vanuit communicatief perspectief is het erg handig dat woorden niet precies hetzelfde kunnen betekenen. Wat daarentegen eigenaardig is vanuit dit perspectief is het feit dat een taal woorden kan bevatten die geen enkele betekenis hebben. Zo zeg je in het Nederlands “het regent”, terwijl er helemaal niets is dat regent. Vergelijk deze zin maar eens met de zin “de regen valt neer”, waarin de regen datgene is dat neervalt. Alleen het werkwoord “regent” zou al voldoende zijn om de bedoelde betekenis weer te geven, maar toch zeggen we “het regent”. Het woordje “het” staat dus wel in de zin maar voegt eigenlijk niets toe aan de betekenis van de zin. Zo’n woordje wordt dan ook wel een loos onderwerp genoemd. Het verplicht voorkomen van loze onderwerpen is overigens niet een kenmerk van alle talen. In het Italiaans, bijvoorbeeld, zeg je “piove”, wat letterlijk “regent” betekent. Het Italiaans laat hiermee een vierde eigenschap van taal zien, namelijk dat je soms woorden mag weglaten zonder dat je hun betekenis kwijtraakt. In het Italiaans hebben namelijk niet alleen werkwoorden als “piove” geen onderwerp, maar kunnen ook andere werkwoorden zonder onderwerp voorkomen. Je kunt in het Italiaans “lei parla” zeggen om uit te drukken dat zij spreekt. Hierbij verwijst het onderwerp “lei” (zij) naar iemand van het vrouwelijk geslacht die al eerder in het gesprek genoemd is. Maar je mag het onderwerp hier ook weglaten. Dan krijg je dus “parla”. Dit is correct Italiaans. In het Nederlands daarentegen is “spreekt” geen bestaande mogelijkheid om weer te geven dat een eerder genoemde vrouw spreekt. Botsende regels Enkele jaren geleden hebben Alan Prince, een fonoloog, en Paul Smolensky, een cognitiewetenschapper, een verklaring voorgesteld voor de twee laatstgenoemde eigenschappen van taal. Het aanwezig zijn van loze onderwerpen in het Nederlands en het mogen weglaten van het onderwerp in het Italiaans lijken namelijk met elkaar te maken te hebben. Prince en Smolensky suggereerden dat het Nederlands en het Italiaans beschreven kunnen worden door precies dezelfde taalregels. Deze regels zouden gelden voor alle talen ter wereld. Het grote verschil tussen talen is volgens de twee onderzoekers dat de taalregels niet in elke taal even sterk zijn. Zowel voor het Italiaans als voor het Nederlands geldt de regel dat elke zin een onderwerp moet hebben. Deze regel zullen we voor het gemak even de onderwerpregel noemen. In combinatie met de regel dat elk woord in de zin moet bijdragen aan de betekenis van de zin, die we de betekenisregel zullen noemen, kan plotseling het verschil verklaard worden tussen het Nederlands en het Italiaans. Deze twee regels komen namelijk soms met elkaar in botsing, bijvoorbeeld als we willen bepalen of we een loos onderwerp zoals “het” moeten toevoegen aan het werkwoord. Immers, de onderwerpregel zegt van wel maar de betekenisregel zegt van niet. Blijkbaar verschillen deze regels in het Italiaans en Nederlands in de mate van belangrijkheid, oftewel sterkte. Als de regels verschillen in sterkte, dan zijn er twee mogelijkheden. Of de onderwerpregel is sterker dan de betekenisregel, of de betekenisregel is sterker dan de onderwerpregel. Laten we eens kijken wat er gebeurt als de onderwerpregel sterker is dan de betekenisregel. Wanneer we de situatie tot uitdrukking willen brengen dat het regent, dan kunnen we dat op verschillende manieren doen: door een werkwoord dat een onderwerp bij zich draagt (“het regent”) of door alleen een werkwoord (“regent”). Deze twee mogelijke zinnen staan onder elkaar in onderstaande tabel. In deze tabel staan bovendien de twee taalregels naast elkaar in volgorde van sterkte. De sterkste regel staat links, de minder sterke rechts. onderwerpregel L het regent regent betekenisregel * * Mogelijkheid 1: de onderwerpregel is sterker dan de betekenisregel Drukken we de genoemde situatie uit door “het regent”, dan gehoorzamen we wel aan de onderwerpregel maar houden we ons niet aan de betekenisregel. Immers, er is hier sprake van een loos onderwerp “het”, wat strijdig is met de betekenisregel. De schending van de betekenisregel is in 2 bovenstaande tabel weergegeven door een sterretje naast “het regent” in het vakje onder de betekenisregel. Zouden we de situatie dat het regent uitdrukken door “regent”, dus zonder onderwerp, dan is het tegenovergestelde het geval. We gehoorzamen dan wel aan de betekenisregel maar schenden de onderwerpregel. Dit wordt in de tabel weergegeven door een sterretje naast “regent” in het vakje onder de onderwerpregel. Omdat de sterkste regel links staat, is een sterretje in de linker kolom erger dan een sterretje in de rechter kolom. Schending van een sterkere regel is namelijk erger dan schending van een minder sterke regel. Nog beter is natuurlijk helemaal geen schending van een regel, maar dat is in dit voorbeeld niet mogelijk. Mogelijke zinnen zoals “het regent” en “regent” zijn dus als het ware met elkaar in competitie. De beste zin is de zin die zo weinig mogelijk regels schendt. Wanneer er niet aan te ontkomen valt dat een regel geschonden wordt, dan moet de geschonden regel zo zwak mogelijk zijn. In de tabel wordt de winnende zin aangegeven door het wijzende handje. Bovenstaande mogelijkheid komt overeen met de situatie in het Nederlands. In het Nederlands is een onderwerp in de zin verplicht, zelfs al houdt dit in dat er een betekenisloos element aan de zin moet worden toegevoegd. Voor het Nederlands geldt dus dat de onderwerpregel sterker is dan de betekenisregel. Nemen we daarentegen aan dat de betekenisregel sterker is dan de onderwerpregel, dan ontstaat een situatie die overeenkomt met het Italiaans. In onderstaande tabel staat nu de betekenisregel links, aangezien die hier sterker is. L ciò piove piove betekenisregel * onderwerpregel * Mogelijkheid 2: de betekenisregel is sterker dan de onderwerpregel Ook hier gehoorzaamt een zin met een onderwerp aan de onderwerpregel en schendt zo’n zin de betekenisregel, en gehoorzaamt een zin zonder onderwerp aan de betekenisregel en schendt een dergelijke zin de onderwerpregel. Maar omdat de betekenisregel hier sterker is dan de onderwerpregel, is het de schending van de betekenisregel die erger is. De beste manier om “het regent” uit te drukken in het Italiaans is dus door “piove”, aangezien deze zin alleen de minder sterke onderwerpregel schendt. Nabootsing van het brein Verschillende mogelijke zinnen strijden dus tegen elkaar om uitgesproken te mogen worden. De zin die de minst sterke regels schendt, wint. Je zou kunnen zeggen dat de winnaar de optimale oplossing is voor het probleem van het voldoen aan alle regels. De winnaar heeft misschien niet aan alle regels voldaan, maar heeft het in ieder geval beter gedaan dan andere mogelijke zinnen. Het vormen van zinnen wordt op deze manier gezien als een soort optimalisatieproces. Interessant is dat bij computerprogramma’s die de werking van het brein proberen na te bootsen optimalisatie ook een belangrijke rol speelt. Dit soort computerprogramma’s, die wel kunstmatige neurale netwerken genoemd worden, zijn erg goed in het uitvoeren van cognitieve taken zoals het indelen van dingen die worden waargenomen in een aantal groepen of klassen, het herkennen van gezichten en het lezen van handgeschreven teksten. Het kenmerk van dit soort taken is dat op basis van plaatselijke kenmerken conclusies moeten worden getrokken over het geheel. Die plaatselijke kenmerken wijzen echter niet allemaal in dezelfde richting maar soms ook in tegengestelde richting. Bovendien is het van belang in welke omgeving het kenmerk voorkomt. Daarnaast kan achtergrondkennis een belangrijke rol spelen. De taak van het computerprogramma is om een keuze te maken die zoveel mogelijk recht doet aan al deze aspecten. Als voorbeeld nemen we een kunstmatig neuraal netwerk dat een stukje handgeschreven tekst moet lezen. Mensen zijn hier over het algemeen vrij goed in. Stel nu dat het netwerk een letter waarneemt die bestaat uit twee bijna rechtopstaande lijnen waardoorheen halverwege een horizontale lijn loopt. Is dit een H of een A? 3 Zouden de twee lijnen precies verticaal lopen, dan zou de kans groot zijn dat het om een hoofdletter H gaat. Zouden de twee lijnen elkaar bovenaan raken, dan is het waarschijnlijker dat het een hoofdletter A is. Maar geen van beiden is hier het geval. Op basis van de plaatselijke kenmerken van de waargenomen letter kan het netwerk geen goede beslissing nemen over om welke letter het hier gaat. De omringende letters kunnen het netwerk helpen een beslissing te nemen. De omgeving van de letter beïnvloedt de beslissing Het netwerk zal dus een afweging moeten maken van alle kenmerken, niet alleen van de afzonderlijke letters maar ook van de omringende letters. Van belang is hierbij welke combinatie van letters een bestaand woord oplevert. “Het” en “vat” zijn bestaande woorden in het Nederlands, “aet” en “vht” niet. Uiteindelijk zal het netwerk tot een beslissing moeten komen die optimaal correspondeert met alle kenmerken. Optimalisatie is dus een belangrijk principe in computerprogramma’s die de werking van het brein nabootsen. Onderzoekers uit diverse onderzoeksgebieden menen dat ditzelfde principe werkzaam is in ons brein. Ons brein lijkt een permanente strijd te voeren bij de uitvoering van diverse taken. Daarvan is de taalstrijd er een. Betekenissen strijden met elkaar om de uiteindelijke interpretatie van een woord. Bovendien bewaken ze hun eigen betekenisterritorium, zodat andere woorden niet precies dezelfde betekenis kunnen krijgen. Tussen hele zinnen woedt daarnaast een strijd om uitgesproken te mogen worden. De zin die zo goed mogelijk aan alle regels voldoet wint. Het is nog niet duidelijk of deze visie op taal alle eigenschappen van taal kan verklaren. Op dit moment onderzoeken taalkundigen van de universiteiten van Amsterdam, Groningen en Utrecht samen met enkele buitenlandse collega’s of ook het begrijpen van hele zinnen op dezelfde manier in zijn werk gaat. Geen schizofrenie De permanente strijd die in ons hoofd gevoerd lijkt te worden hoeft overigens geen verontrusting te wekken. Het is geen teken van beginnende schizofrenie bij de menselijke soort. Het lijkt hier eerder te gaan om een goede aanpassing van het menselijk brein aan zijn voortdurend wisselende omgeving. Omdat onze omgeving ons steeds weer andere en vaak ook strijdige informatie geeft, moeten we om te overleven beslissingen kunnen nemen op basis van strijdige informatie. Als je merkt dat je dorst hebt, dan is het verstandig om te drinken. Maar niet altijd. Als je tegelijkertijd ziet dat er een leeuw achter je staat, dan is het nog veel verstandiger om hard weg te rennen. De manier waarop wij communiceren heeft gebruik kunnen maken van deze eigenschap. Luisteren en spreken zijn immers twee heel verschillende dingen. Volgens de Britse psycholinguïste Jean Aitchison zijn de eigenschappen van taal een compromis tussen deze twee vaardigheden. Spreken en luisteren stellen namelijk heel verschillende eisen aan het medium van taal. De eigenschappen van taal zullen erop gericht zijn om de spreker zoveel mogelijk te helpen bij het kiezen van de woorden en het vormen van de zin. Maar dit mag niet ten koste gaan van de luisteraar. Omgekeerd moeten de eigenschappen van taal het de luisteraar zo gemakkelijk mogelijk te maken om te begrijpen wat de spreker zegt, maar niet ten koste van de spreker. De hierboven besproken betekenisregel, die zegt dat elk woord in de zin moet bijdragen aan de betekenis van de zin, heeft voordelen voor zowel de spreker als de luisteraar. Aan de ene kant zorgt deze regel ervoor dat de spreker niet meer woorden hoeft te gebruiken dan nodig is. Aan de andere kant is het voor de luisteraar handig om ervan uit te kunnen gaan dat de woorden die hij of zij hoort betekenis dragen. Tegelijkertijd zal elke taalregel vanuit de spreker gezien niet de best denkbare regel zijn. Er moet immers rekening worden gehouden met de luisteraar. Om dezelfde reden zijn taalregels ook vanuit het perspectief van de luisteraar niet perfect. Omdat de eigenschappen van taal over het algemeen een compromis zullen vormen tussen de eisen van de spreker en de eisen van de luisteraar, zal taal er van de buitenkant soms een beetje raar en inconsequent uitzien. Maar eigenlijk is taal dus uitermate geschikt voor zijn taak. Onderzoekers zijn het erover eens dat taal het beste middel is dat we kennen waarmee twee mensen met elkaar kunnen communiceren. 4