Casuïstiek van de ‘urogeriatrische’ patiënt Mw. T. Herder (thans semi‐arts) Cases 1. 2. 3. Man met LUTS‐klachten Man met RIP in blaas & vesicolithiasis Man met ossaal gemetastaseerd prostaatcarcinoom Casus 1 Algemeen • Man • 84 jaar • Voorgeschiedenis • 2003 hydrocèle • 2004 recidief hydrocèle • 2004 postoperatieve urineretentie wv. zelfkatherisatie bij LUTS • Medicatie • finasteride 5 mg 1dd1 Casus 1 Urologie • Echtgenote: patiënt nu wel lang bezig met plassen. • Patiënt: ontkent mictieklachten. • Lab: PSA 24 ug/l. • Uroflowmetrie/residubepaling: ‐ Volume 179 ml. ‐ Q‐gemiddeld 2.7 ml/s. ‐ Residu na mictie 270 ml. Casus 1 Urologie Voorgestelde beleid: TUR‐prostaat Patiënt & echtgenote: voelen niet voor ingreep vanwege psychische achteruitgang. Casus 1 Geriatrie Reeds bekende patiënt sedert 6 maanden. Conclusie: imponeert als corticaal dementieel syndroom (m. Alzheimer). Casus 1 wat zou u doen? Wat nu, gezien de toename LUTS en persisterende residuen na mictie? Daarbij steeds groter risico op infectie, incontinentie en toename residuen in overweging nemend? Wat is uw voorstel? Casus 1 Praktijk • In overleg met de huisarts hebben patiënt en echtgenote besloten toch de operatie aan te gaan. • Delierteam werd ingeschakeld tijdens begin opname, medicatie werd ingesteld. Graag aanvullen met evt. Beloop tijdens opname en nadien… Casus 2 Algemeen • Man • 88 jaar • Woonachtig in verpleeghuis Twaalf Hoven • Voorgeschiedenis • • • • • 1973 depressie 1998 delier bij clomepramine 1998 Presbyacusis 1999 Parkinsonisme 2011 Hematurie bij ruimte‐innemend proces in blaas en debris in blaas. • Medicatie: • Oxazepam 10 mg, wisselende hoeveelheden per dag (dochter geeft meer dan huisarts voor heeft geschreven). Casus 2 wat zou u doen? • Patiënt ondergaat een TUR‐blaas en lithotrypsie blaassteen. Hoe zou u de opname aanpakken? Casus 2 Praktijk • Psychiater werd pre‐operatief in consult gevraagd i.v.m. neiging tot depressie en delirant gedrag. • Deze stelde oxazepam 10 mg max. 3dd1 voor en clozapine 6,25mg 2dd1 tijdens opname voor. • Er werd een 2‐persoonskamer gereserveerd, zodat dochter patiënt kon begeleiden tijdens opname. • PA: pTa G2 urotheelcelcarcinoom. • Met dochter en schoonzoon werd besloten niet meer protocollaire mitomycinespoelingen te verrichten vanwege hoogbejaarde leeftijd en psychische disbalans. Casus 3 Algemeen • Man • 77 jaar • Voorgeschiedenis: • 2007 LUTS‐klachten bij adenocarcinoom prostaat, gleason 6, wv. TUR‐prostaat, radiotherapie en LH/RH‐ antagonist. • 2007 Urotheelcelcarcinoom pTa G1, wv. TUR‐blaas. • 10/2011 stijgend PSA na staken hormonale therapie, skeletscan negatief. • Medicatie • Fentanyl 25 mg pleister, om de 3 dagen verwisselen. • Arthrotec 50 mg, max 3dd1. • Lactulose 15 ml 1dd1. Casus 3 Urologie 2011 • Poli 11/2011: Aanhoudende pijnklachten in de rug. • CT‐prostaat 11/2011: suspect beeld van ossale metastase corpus L3 en lymfkliermetastasen retroperitoneaal. • Beleid: hervatten LH/Rh‐antagonisten. En start Bicalutamide 50mg 1dd1 voor 30 dagen, starten 1 week voor start LH/RH‐ antagonist. Casus 3 Urologie 2012 • Opname verpleegafdeling vanaf poli i.v.m. toename pijn en loopproblemen bij ossaal gemetastaseerd prostaatcarcinoom en onvrede in thuissituatie over communicatie tussen huisarts en ziekenhuis. • Tijdens opname werd: ‐ neuroloog in consult gevraagd: geen duidelijke ingroei in spinale kanaal. ‐ Radiotherapeut in consult gevraagd: deze regelde radiatie L3. Dit verliep goed. ‐ Pijnmedicatie aangepast, dit verliep zeer langzaam…. Casus 3 wat zou u doen? Instelling pijnmedicatie: ‐ Fentanylpleister werd opgehoogd tot uiteindelijk 100 ug/L per 3 dagen. ‐ Doorbraakmedicatie: oxynorm 5mg zn. M max. 6dd1. •Patiënt kon tijdens visites en familiegesprekken niet aangeven hoeveel pijn hij nog had. •Oxynorm gebruikte hij niet op adequate wijze, na herhaaldelijk uitleg door verpleegkundige en zaalarts. Wat zou uw plan van aanpak zijn? Casus 3 Praktijk • Geriater werd in consult gevraagd, maar door samenlopende omstandigheden kon patiënt niet worden gezien voor ontslag. • Tijdens gesprek met patiënt en echtgenote werd cognitieve achteruitgang ontkend en vertelden beide dat ontslag goed mogelijk zou zijn. • Er werd poliklinische afspraak bij de geriater aangeboden, deze werd afgewezen. • Na ontslag werd verpleegafdeling gebeld door echtgenote dat de thuissituatie onhoudbaar was, patiënt kon niet aangeven hoeveel pijn hij had en verslechterde weer. Ze zou dit opnemen met de huisarts.