Mamma MRI

advertisement
Mamma Screening
en Diagnostiek
Dr. Monique D. Dorrius
AIOS Radiologie,
Universitair Medisch Centrum Groningen
Nederland



Meest voorkomende vorm van kanker bij
vrouwen.
Prevalentie: 95.000 vrouwen
Incidentie:
14.000 vrouwen diagnose invasief
mammacarcinoom
 1.900 vrouwen in situ carcinoom



Kans op mammacarcinoom: 12-13%
Sterftecijfer per 100.000: 3.200
IKA
NKR
CBS Doodsoorzakenstatistiek
Risicofactor
Relatief
risico
Toegenomen leeftijd (> 45 vs < 25)
>10
Mutaties in BRCA 1 en 2
6-8
Geografische regio (N-Amerika en N-Europa vs Verre Oosten, Afrika, Z-Amerika)
5-10
Mammongrafische hoge densiteit
4-6
Atypische benigne afwijkingen
4-5
Bestraling voorgeschiedenis voor 40 jaar bij bv Non-Hodgkin
3-20
Mammacarcinoom of DCIS in voorgeschiedenis
2->4
Late leeftijd eerste kind (> 35 vs < 20 jaar)
2
Hoge botdichtheid postmenopauzaal
2-3.5
Nullipariteit
<2
Hormonale substitutie therapie > 10 jaar
1.4-3
Late menopauze, na 54 jaar
≤2
Alcoholgebruik, risico dosisafh, 2-6 consumpties per dag vs geen alcoholgebruik
1.2-1.5
Orale anticonceptie recent gebruik
1.2-2.4
Vroege menarche voor 11 jaar
1-3
Lichamelijke inspanning 5x per week vs inactief
0.85
Overgewicht premenopauzaal, BMI> 35
postmenopauzaal, BMI >35
0.7
2
TNM systeem

T:



N:



de grootte van de tumor en de verspreiding naar de huid of
de borstwand onder de borst.
Waarde 0-4
Verspreiding naar de lymfeklieren, de vaststelling of de
aangetaste lymfeklieren aan elkaar of andere structuren onder
de arm
Waarde: 0-3
M:


Uitzaaiingen naar andere delen van het lichaam
Waarde: 0-1
Stadia van mammacarcinoom
ahv TNM classificatie


Stadium 0
Stadium I

Stadium II A en B


Stadium III A en B


Stadium IV



Ductaal carcinoom in situ
Tumor < 2 cm, geen
verspreiding buiten de borst
Tumor > 2 cm en/of verspreid
naar de lymfeklieren
Tumor > 5 cm en/of verspreid
naar de lymfeklieren of huid,
borstwand.
Tumor elke afmeting met
uitzaaiingen naar andere
organen.
Gemiddelde overlevingspercentage
(5 jaar na de diagnose)







Stadium 0
Stadium I
Stadium II A
Stadium II B
Stadium III A
Stadium III B
Stadium IV







100%
100%
92%
81%
67%
54%
20%
.
Mamma Screening
Borstonderzoek als screening

Periodiek borstzelfonderzoek
geen betere prognose
 zelfgevoelde knobbel neemt sensitiviteit mammogram
toe, maar de specificiteit neemt af.


Klinisch borstonderzoek
lage sensitiviteit
 hoge percentage foutpositieven (bij hoogrisico
vrouwen is het aantal iets gunstiger
 niet kosteneffectief

Screening mbv mammografie
bevolkingsonderzoek (BOB) 50-75 jr

Screening van de algemene populatie vanaf 50
jaar mbv mammografie resulteert in
mortaliteitsreductie bij voldoende
kosteneffectiviteit bij vrouwen.

1/3 toegeschreven aan de adjuvante
systemnische therapie
Screening buiten BOB


Overwogen bij relatief risico (RR)≥ 4
Screening is zeker geïndiceerd bij:


BRCA 1 of 2 mutaties en ander hoogpenetrante genen
Thoraxbestraling in voorgeschiedenis:





Radiotherapie ≤ 40ste : als BRCA 1 / 2 muataties
Radiotherapie > 40ste : instroom in BOB
Atypische benigne mamma-afwijkingen
Doorgemaakte mammacarcinoom of DCIS
RR 2-4 bij een matig of sterk belaste familieanamnese
screening voorafgaand aan BOB geadviseerd.
Familieanamnese


Voorkomen van mammacarcinoom en andere tumoren
in dezelfde tak van de familie (ovariacarcinoom,
tubacarcinoom en prostaatcarcinoom.)
De hoogte van het risico wordt ingeschat aan de hand
van het aantal



1e graads: vader, moeder, dochter, zoon, broer, zus
2e graads: grootouders, kleinkinderen, ooms en tantes en
kinderen van broers en zussen en halfbroers en halfzusters
3e graads: overgrootouers, achterkleinkinderen, oudoom en
oudtante, neven en nichten
Hoe te screenen?

Screening bij een matig verhoogd risico (RR 2-3):



Screening bij een sterk verhoogd risico (RR 3-4):



Vanaf 40-50 jaar, jaarlijks MG aan te vragen door huisarts
Vanaf 50-75 jaar deelname aan BOB
Vanaf 35-60 jaar, jaarlijks MG en klinisch borstonderzoek
Vanaf 60-75 jaar deelname aan BOB
Screening bij BRCA 1 of 2 mutatie of 50% kans op (RR6-8)





Co door polikliniek erfelijke/familiare tumoren
Vanaf 25-60 jaar, jaarlijks MRI
Vanaf 30-75 jaar, jaarlijks mammografie
Vanaf 25-60 jaar, jaarlijks klinisch borstonderzoek
Afh van beoordeelbaarheid MG vanaf 60-75 jaar tweejaarlijks MG
Dosismetrie


Digitale mammografie
Gemiddelde weefseldosis per mammografie is



Dosis per onderzoek is gemiddeld ongeveer 3x1.66mGy


sterk afhankelijk van de dikte van de borst en
bedraagt ongeveer 1.66mGy bij een standaardopname van 6 cm
Dit getal kent per individu een grote spreiding, de dosis kan
oplopen 2.12mGy per onderzoek bij vrouwen die een grotere
borstdikte en veel klierweefsel hebben.
Glandulaire doses worden continue gecontroleerd door
het LRCB
Stralingsgeïnduceerde
mammacarcinoom (1)

De kans op een door straling geïnduceerd carcinoom is
zeer klein en kan niet worden berekend.

Het lifetime risico om een stralingsgeïnduceerde
mammacarcinoom is afhankelijk van de startleeftijd


Voor een vrouw 50-75 jaar, die deelneemt aan het BOB
wordt geschat op 1.6 per 100.000 vrouwen.
Voor een vrouw tussen 25-30 jaar is het bijna 2x zo groot
Stralingsgeïnduceerde
mammacarcinoom (2)

Blootstelling aan lage dosis ioniserende straling geeft
een 1.3 x verhoogde kans op tumorinductie bij BRCA
mutatiedraagsters vs niet-blootgestelde leeftijdsgenoten



Dit geld vooral voor de jonge leeftijdsgroepen
Daarom een startleeftijd < 30 jaar niet aangeraden
Het is niet terecht om bij vrouwen < 50 jaar op basis
van stralingsangst af te wijken van een termijn van 1
jaar tussen de screeningsrondes, omdat daardoor het
aantal intervalcarcinomen onevenredig zal toenemen.
Mammodiagnostiek
Overzicht mammadiagnostiek



Mammografie (2D/3D)
Echo
MRI



Vergrotingsopname mammogram
6 maanden follow-up
Invasieve procedures





Echogeleide cytologische puncties
Echogeleide histologische biopten
Stereotactisch biopten
Draadlocalisaties
MRI-geleide biopten
Mammografie
Indicaties mammogram





Screenings patiënten verhoogd risico
borstkanker
Screening via bevolkingsonderzoek Nederland
(>50 jaar)
Palpabele laesie
Tepeluitvloed/intrekking
FU na mammacarcinoom
Mammogram


Craniocaudale opname
Mediolaterale opname
Beoordeling mammogram
Mamma Densiteit




De mamma bestaat vrijwel volledig uit
vetweefsel (<25% klierweefsel)
Er zijn verspreid velden fibroglandulair weefsel
(25-50%)
Heterogeen verspreide velden fibroglandulair
weefsel (51-75%)
Zeer dens klierweefsel (> 75% glandular)
Beoordeling mammogram
Afwijkingen

Massa




Vorm, begrenzing, spiculated
Architectuurverstoring
Focale asymmetrie
Calcificaties
Archictectuurverstoring
Asymmetrie
Microcalcificaties
BIRADS






↔
0: onbeoordeelbaar
1: geen afwijkingen
2: benigne
3: waarschijnlijk benigne
 Kans op maligne < 2%
4: waarschijnlijk maligne
 Kans op maligne 2-95%
5: zeer verdacht voor maligniteit
 Kans op maligne >95%
Work-up
aanvullend ond.
geen work-up
geen work-up
biopsie of
6 mnd FU
biopsie
biopsie
BIRADS 1
BIRADS 2
BIRADS 3
BIRADS 4
BIRADS 5
Mammogram
Afwijking mammogram
BIRADS 2, 3, 4, 5
- Vergrotingsopname MG
- Echo met evt:
cytologische punctie
histologisch biopt
- Stereotactisch biopt
- FU 6 mnd
mammogram/echo
- (MRI)
Geen afwijking
mammogram
BIRADS 1, 2
Geen FU
Mammogram
onbeoordeelbaar
BIRADS 0
- Oude beelden
- Evt. gerichte echo bij palpabele
laesie
- Evt. MRI bij zeer dense
klierweefsel
Screening met MRI

Het toevoegen van MRI aan mammografie voor
screening van hoogrisico vouwen leidt tot een
hogere sensitiviteit voor mammacarcinoom.
Dient gereserveerd te blijven voor vrouwen met
sterk verhoogd risico, mn BRCA 1 /2 mutaties
 Onvlodoende draagvlak voor vrouwen met
verhoogd risico zonder genmutatie

Beoordeling MRI


Morfologie

Vorm

Afgrensbaarheid

Verdeling contrastmiddel
Kinetiek
Voorbeeld 1 : MIP
Voorbeeld 1 : MIP kleurcodering
Voorbeeld 1 : volume
Voorbeeld 1 : kinetiek
Voorbeeld 1: subtractiebeelden en
T1 vetsuppressie
Voorbeeld 1: curve
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Conclusies
Bedankt voor jullie aandacht
Download