INLEIDING NEDERLANDSE TAALKUNDE Week 14 De stem van het Nederlands [Bij de beantwoording van onderstaande vragen kun je eventueel ook gebruik maken van syllabus Inleiding in de Fonologie van het Nederlands van Marjolein Dort-Slijper. Klik op de titel van de syllabus om er toegang toe te krijgen.] Zoals bekend heeft iedere taal zijn eigen klanken. Dit wordt vaak toegelicht aan de hand van Chinezen die een taal spreken waarin het verschil tussen de klank l en de klank r niet van belang is (‘lekkele lijs’). Ook het Nederlands heeft zijn eigenaardigheden. Zo kent het Nederlands een aantal tweeklanken ij, ui, au die in veel talen ontbreken. Karakteristiek voor het Nederlands wordt ook de opeenvolging van de klanken s en g geacht, als in het beruchte ‘Scheveningse scheepsbeschuitjes’. In dit hoofdstuk bespreken we een andere eigenschap van het Nederlands die te maken heeft met het trillen van de stembanden. a) Ga na (in T&T, of elders) wat de rol is van het trillen van de stembanden - bij klinkers of vocalen; - bij medeklinkers of consonanten. b) - Geef een lijst met Nederlandse klanken waarbij de stembanden trillen. - Ga na of de volgende klanken stemhebbend zijn of niet [T&T 14.5]: [t], [x], [h], [f], [j], [], [b] en [i]. Geef woorden waarin deze klanken voorkomen. - Ga na of de volgende letters corresponderen met stemhebbende of stemloze klanken (of allebei): f, b, d, ij, z, e, t en r. Illustreer dit met voorbeelden. c) Een bekende Nederlandse klankregelmatigheid is dat aan het eind van een woord een aantal stemhebbende klanken op een stemloze wijze wordt uitgesproken [T&T 15.4]. Deze regel noemen we verscherping. Dat wil dus zeggen dat een /v/ aan het eind van een woord wordt uitgesproken als een [f]. Voorbeelden hiervan vinden we in de paren raaf - raven, hoef - hoeven en teef - teven. - Waarom noemen we eigenlijk de [f] aan het eind van het eerste woord van elk van de bovenstaande paren ‘een stemhebbende consonant’, in dit geval een /v/? - Geldt de regel verscherping voor alle stemhebbende klanken? Ga dit na aan de hand van de figuren uit T&T 14.5. Geef voorbeelden. - Ga na of het Engels ook een dergelijke regel kent. Geef voorbeelden. - Wat gebeurt er bij uit het Engels geleende woorden met een stemhebbende consonant aan het woordeinde? Geef voorbeelden. - In welke gevallen laat de spelling de regel verscherping ook zien, zoals bij raaf? En in welke gevallen is dat niet zo? Geef voorbeelden. d) - Wat is een foneem? [T&T 15.2] - Spreken we het foneem in de onderstaande rijtjes uit als een stemloze of een stemhebbende klank? Geef voor elk van de acht gevallen nog twee voorbeelden. (i) a/b/soluut (ii) a/b/ortus broo/d/loos bro/d/eloos genee/z/baar gene/z/ing doo/v/pot do/v/enetel - Hoe zou je de regel verscherping zo kunnen uitbreiden dat ook de gevallen in (i) en (ii) correct worden afgeleid? - Moet de regel verscherping ook optreden ten aanzien van de met een vette letter corresponderende klank in de volgende woorden? Ga dat per geval na. Zo nee, waarom niet? Zo ja, doe een voorstel. (iii) huiselijk woordelijk vreselijk ongelofelijk onhebbelijk e) Op basis van ‘t Kofschip’, of ook wel ‘t Fokschaap’, kan je vaststellen of de uitgang van een zwak voltooid deelwoord met een ‘d’ of een ‘t’ moet worden geschreven. - Geef een aantal voorbeelden van beide gevallen. - Waarom kun je niet horen hoe je die uitgang moet schrijven? - Maak van de eerder gegeven voltooid deelwoorden een bijvoeglijk naamwoord met een -e-uitgang. Verandert er iets in de klank van de uitgang van het deelwoord? Zo nee, wat is de functie van het onderscheid tussen ‘d’ en ‘t’ in voltooid deelwoorden. Zo ja, wat verandert er en waarom? - Wat is de fonologische eigenschap die de medeklinkers in ‘t Kofschip’ gemeen hebben? - Probeer een regel te formuleren die op fonologische wijze verklaart wanneer de uitgang van een zwak voltooid deelwoord geschreven wordt met een ‘d’ of een ‘t’. f) Bestudeer zorgvuldig de klank van de gecursiveerde letters in (iv) en (v). (iv) afdak opbod leefbaar kopbal (v) afval kopzeer aftands badzout - Welke van de gecursiveerde letters in (iv) en (v) komt overeen met een stemloze klank? En welke met een stemhebbende? - Is er sprake van een regelmatig patroon? Zo ja, welk patroon? Zo nee, waarom niet?