Verwerkingsopdrachten Cliënt en omgeving; saw 3 & 4 ISBN 97890 8524 0815 Thema 23 Slachtoffers van huiselijk geweld Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over huiselijk geweld opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht. 1. 2. 3. 4. Huiselijk geweld staat veel in de belangstelling. Wat versta jij eronder? Valt de bekende ‘opvoedkundige tik’ ook onder huiselijk geweld? Wat vind je van de opmerking: ‘Ze zal het er wel naar gemaakt hebben?’ Vind je dat je je ermee moet, mag of kan bemoeien als iemand in je omgeving slachtoffer is van huiselijk geweld? 5. Hoe zou het komen dat volwassenen die door hun partners mishandeld worden vaak nog heel lang bij hun partner blijven? 6. Ouders die hun kinderen mishandelen zijn vaak zelf in hun jeugd ook mishandeld. Hoe komt dat, denk je? 7. Ken je enkele symptomen die slachtoffers van huiselijk geweld kunnen hebben? 8. Wat kun je doen als je het vermoeden hebt dat iemand slachtoffer is van huiselijk geweld? 9. Weet je bij welke instantie(s) je dan terechtkunt? 10. Weet je bij welke instanties slachtoffers van huiselijk geweld terechtkunnen? Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 11. Huiselijk geweld 12. Preventie 13. primaire preventie 14. secundaire preventie 15. Tertiaire preventie 16. Recidive 17. Crisisinterventie 18. Hulpverleningsketen 19. Sluitende aanpak 20. Steunpunt Huiselijk Geweld 21. Kindermishandeling 22. Lichamelijke mishandeling 23. Shaken baby-syndroom 24. Lichamelijke verwaarlozing 25. Psychische mishandeling 26. Psychische verwaarlozing 27. Seksueel misbruik 28. Risicofactoren 29. Meldcode kindermishandeling 30. Meldplicht 31. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) 32. Gedragstherapie 33. Crisisinterventie 34. Intensieve ambulante gezinsbegeleiding 35. Vrouwenmishandeling 36. Daderhulpverlening 37. Eergerelateerd geweld 38. Eerwraak 39. Seksuele eer Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp 40. Sharia 41. Mishandeling van ouderen 42. Meldpunt ouderenmishandeling 43. Ambulante steunpunten ouderenmishandeling Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen en toepassen Opdracht 3 Lees de tekst over wat huiselijk geweld is in 23.2 en beantwoord de volgende vragen. 44. Noem 4 voorbeelden van lichamelijk geweld. 45. Noem 4 voorbeelden van psychisch geweld. 46. Noem 4 voorbeelden van seksueel geweld. 47. Noem 4 voorbeelden van verwaarlozing. Opdracht 4 Lees de tekst over de aanpak van huiselijk geweld in 23.3 en het tintvlak en beantwoord de volgende vragen. 48. Welke instanties uit de hulpverleningsketen zijn bij de problemen van Chantal en Pim betrokken? 49. Wat doet elk van deze instanties aan het probleem? Opdracht 5 Lees de tekst over kindermishandeling in 23.4 en onderstaande situaties en beantwoord de volgende vragen. Situatie 1 Annica van 10 komt al een poos regelmatig te laat op school. Zij zegt dan dat zij te laat is omdat zij haar broertje van 4 nog te eten moest geven en naar school moest brengen 50. Is hier sprake van kindermishandeling? Situatie 2 Roelof van 13 hangt regelmatig ’s avonds om 10.00 uur nog op straat rond met zijn vrienden. Hij rookt en zo nu en dan blowt hij. Als hij geen geld heeft, steelt hij wat hij nodig heeft uit de supermarkt. Roelof ziet er onverzorgd uit. Hij zegt dat hij niet thuis wil zijn omdat hij toch niets aan zijn ouders heeft. Ze schelden hem altijd uit en behandelen hem als een stuk vuil, zegt hij. 51. Van welke vorm van mishandeling kan hier sprake zijn? 52. Welke gevolgen kan die mishandeling voor Roelof hebben?. Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp 53. Wat kun je als professional doen bij een vermoeden van kindermishandeling? Opdracht 6 Lees de tekst over eergerelateerd geweld in 23.7 en situatie 3 en beantwoord de vraag. Situatie 3 Fatima van 15 heeft een relatie met een Nederlandse jongen. Haar vader is het er niet mee eens. Fatima mag niet meer alleen de straat op en zeker niet uitgaan. Als Fatima toch een keer ontsnapt aan de aandacht van haar vader en haar vriend ziet, laat haar vader haar alle hoeken van de kamer zien. Fatima is bont en blauw. Vader dreigt dat het nog erger wordt als ze niet luistert. 54. Welke interventies kunnen er gepleegd worden door de hulpverlening? Opdracht 7 Lees de tekst over mishandeling van ouderen en beantwoord de volgende vragen. Waar of niet waar? Leg uit waarom iets niet waar is. 55. Mishandeling van ouderen komt vrijwel niet voor. 56. Ontspoorde zorg en mishandeling door een mantelzorger wordt altijd veroorzaakt door overbelasting van de mantelzorger 57. Als een oudere in een sociaal isolement leeft en er sprake is van machtsmisbruik, dan is de kans groter dat een oudere ook mishandeld wordt. Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en oefenen Opdracht 8 Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie. Lees tip 2 over luisteren en voer de volgende opdracht uit. Opdracht Vorm groepjes van vier personen en speel het volgende rollenspel. Wijs een woordvoerder aan die verslag doet in de groep. De werkwijze Een speelt Annabel van 14 en een speelt een groepsleider. De twee anderen observeren. Als er voldoende tijd is, wisselen de spelers met de observatoren van rol en spelen het rollenspel nog een keer. Na elk rollenspel, praten jullie na. Ieder vertelt hoe hij zich tijdens het gesprek voelde en wat goede of bijzondere momenten waren en wat moeilijke momenten waren. Schrijf daarna op wat valkuilen zijn waar je in zo’n gesprek op moet letten. Daarna schrijf je aandachtspunten en tips voor een dergelijk gesprek op. Eén observator en één speler bereiden samen één rol voor. De andere twee bereiden de andere rol voor. Duur van de voorbereiding circa 7 minuten. Eén rollenspel duurt niet langer dan 10 minuten. De situatie Annabel van 14 is de laatste tijd erg stil en teruggetrokken. Je maakt je zorgen, met name omdat zij zich een keer in een gesprek met jou woedend heeft laten ontvallen dat zij haar vader haat en dat ze helemaal níets aan haar moeder heeft. Als ze op een dag bleek, met een flinke blauwe plek rond haar oog en erg nerveus op de opvang komt, besluit je een gesprek met haar aan te gaan. Je begint een vermoeden van mishandeling te krijgen. De rollen Annabel wordt heen en weer geslingerd tussen loyaliteit aan haar vader, die het zo moeilijk heeft en haar boosheid. Haar vader is ontslagen en heeft het momenteel erg moeilijk. Maar ze vindt dat hij haar misbruikt en emotioneel chanteert. De groepsleidster, Christel, weet niet zeker of hier sprake is van mishandeling en in welke vorm. Zij weet wel dat zij Annabel wil ondersteunen en samen met haar eventuele problemen op wil pakken. Zij kent ook haar grenzen. Ze is geen Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 7 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp hulpverlener en is er dus op uit Annabel door te verwijzen naar een hulpverlenende instantie. Vragen ter beantwoording in de voorbereiding Rol Annabel: Wat is er feitelijk thuis aan de hand? Hoe voelt Annabel zich daaronder? Wat wil ze niet en wat wil ze wel? Wat is de rol van de moeder? En wat verwacht ze van haar? Wat doet Annabel eraan om de situatie te veranderen? Wat zijn de obstakels? Heeft Annabel volwassenen in haar omgeving die ze vertrouwt? Praat ze er met vriendinnen over die ze vertrouwt? Hoe zit het met broertjes en zusjes? Maken die hetzelfde mee? Wat wil Annabel wel en niet met de groepsleider bespreken? Is Annabel bereid om hulp van de groepsleider te accepteren en zo ja, in welke vorm wel en in welke vorm niet? Wil Annabel hulp van een instantie? Heeft ze zelf al een instantie in haar gedachten of heeft ze die al benaderd? Rol groepsleider: Lees de tips goed. Het is niet duidelijk wat er precies aan de hand is. Op welke manier open je het gesprek? Hoe reageer je als: o Annabel afwijzend reageert, stug of erg terughoudend; o Annabel een emotionele uitbarsting krijgt; o Annabel zich erg ongemakkelijk voelt en eigenlijk liever niet wil praten; o Annabel het gebeurde ineens bagatelliseert en doet alsof er niets aan de hand is. Het is niet duidelijk of Annabel zelf misschien al hulp gezocht heeft. Hoe kom je daar achter? Welke instanties zouden eventueel hulp kunnen verlenen? Welke afspraken wil je aan het einde van het gesprek met Annabel maken? Verwerkingsopdrachten thema 23 Cliënt en Omgeving; saw 3 & 4 pagina 8 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp