i-Flash 2013-02 IONISERENDE STRALING ZWANGERE VROUWEN EN JONGE KINDEREN ZIJN KWETSBARE GROEPEN Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt meer en meer dat ongeboren en zeer jonge kinderen gevoeliger zijn voor radioactiviteit dan volwassenen. Het FANC, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, dat als opdracht heeft de bevolking en het leefmilieu te beschermen tegen radioactieve straling, voerde de afgelopen jaren sensibiliserende campagnes voor deze meest kwetsbare groepen. De eerste actie focuste zich op het vermijden van blootstelling door medische handelingen tijdens de zwangerschap (bijvoorbeeld diagnostisch onderzoek). Later werd de campagne uitgebreid naar blootstelling van zwangere werkneemsters en van jonge kinderen. BLOOTSTELLING AAN IONISERENDE STRALING IN BELGIË In ons land bedraagt de gemiddelde jaarlijkse blootstelling aan ioniserende straling ongeveer 4,6 millisievert (mSv). Deze is voor 50 % toe te schrijven aan medische toepassingen (tabel 1). België scoort daarmee slechter dan de ons omringende Westerse landen waar de medische blootstelling duidelijk minder is. Verder is ongeveer 30 % toe te schrijven aan straling door Radon, een natuurlijk element uit de omgeving. De resterende bloostelling komt van kosmische stralen, straling uit de bodem en andere bronnen. Tabel 1: Karakteristieke waarden van stralingsdosissen bij medisch-diagnostische toepassingen. Onderzoek van Effectieve dosis (mSv) RX tanden 0,02 RX bekken-heup 0,83 RX dikke darm (bariumcontrast) 6,4 Mammografie 0,5 CT buik 10 Interventieradiologie 20 1/4 CAMPAGNE VAN HET FANC: ‘NET ZWANGER? MIJD STRALING’ Het FANC bracht een informatiebrochure uit voor de zwangere vrouw: ‘Net zwanger? Mijd straling’. Met deze slogan lanceerde het FANC enige tijd geleden een bewustmakingscampagne om te voorkomen dat zwangere vrouwen tijdens een onderzoek of behandeling per ongeluk worden blootgesteld aan ioniserende straling. Deze brochure is te downloaden via volgende link: http://www.fanc.fgov.be/nl/page/brochures/272.aspx Waakzaamheid nodig, zowel bij personeel als zwangere patiënten Om toevallige blootstelling aan ioniserende stralen te voorkomen, is het enerzijds essentieel dat het medisch personeel waakzaam is en bij elke vrouwelijke patiënt nagaat of ze zwanger is. Anderzijds dienen vrouwen zelf alert te zijn voor ongewenste blootstelling aan ioniserende straling. Vrouwen moeten aan hun arts vragen of bepaalde radiologische onderzoeken of interventies wel verantwoord zijn. Dit is vooral belangrijk bij het uitvoeren van radiografieën waarbij de baarmoeder (het ongeboren kind) kan worden bestraald (RX abdomen, heupen, bekken, …), CT-scans van de buikregio of andere toepassingen. Naast het risico op blootstelling voor zwangere vrouwen door medische onderzoeken en/of behandelingen, is er ook een risico door het werk. Het gaat hier voornamelijk over werkneemsters in de gezondheidssector (afdelingen medische beeldvorming, radiotherapie, interventionele cardiologie, nucleaire geneeskunde, …). Andere concrete maatregelen van het FANC Volgende acties werden ondernomen: • Een mailing naar alle ziekenhuizen en instellingen met een radiologische dienst om hen een grotere alertheid aan te bevelen en hen recente informatie te verstrekken over de risico’s door blootstelling van embryo’s aan ioniserende straling. • Aansturen op het verbeteren van procedures, instructies en voorzorgsmaatregelen. Een juiste diagnosestelling, alternatieve medische beeldvorming, optimaliserende technieken en beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld afscherming door loodschorten) kunnen de dosissen immers aanzienlijk verminderen. • Het in werking treden van een ‘incidentmeldingssysteem’ aan het FANC. Deze campagne werd zichtbaar voor de patiënten door affiches en waarschuwingspictogrammen op te hangen op radiologische diensten en diensten voor nucleaire geneeskunde. BESCHERM OOK EMBRYO’S EN JONGE KINDEREN TEGEN IONISERENDE STRALING Met een persbericht in 2011 vestigde het FANC ook de aandacht op het naleven van het voorzichtigheidsprincipe tijdens toepassingen met ioniserende stralen bij jonge kinderen. Voor jonge kinderen betreft het vooral de medisch-diagnostische toepassingen. Een initiatief van het FANC was het nationaal studieproject ‘PreDos’ dat in de periode 2010-2011 de stralingsbelasting van prematuren evalueerde op de Neonatale Intensive Care Units (NICU’s). 2/4 De PreDos-studie toonde aan dat er tussen de Belgische NICU’s een grote variatie bestaat van blootstelling aan ioniserende straling voor de pasgeborene. Door het gebruik van diagnostische referentieniveaus (Diagnostic Reference Levels of DRL’s) werd de gemiddelde dosis tussen de centra vergeleken. De centra die deze referentieniveaus overschrijden, kunnen door het optimaliseren van beeldvormende RX-technieken (en met behoud van voldoende beeldkwaliteit), het beperken van het aantal onderzoeken en het verbeteren van werkprocedures de dosissen voor de premature baby beperken. RISICOFACTOREN BIJ IONISERENDE STRALING Stralingsdosis, fase zwangerschap en genetische gevoeligheid De risico’s voor de zwangerschap bij blootstelling aan ioniserende straling hangen af van de stralingsdosis en de fase van de zwangerschap. Het gaat hier over de verhoogde kans op miskramen, groeivertraging, mentale achterstand, aangeboren afwijkingen of kanker. Niet elke blootstelling van het embryo of de foetus aan ioniserende straling leidt automatisch en noodzakelijk tot schadelijke effecten. Bovendien is genetische gevoeligheid voor stralen niet bij iedereen dezelfde. De risicoschattingen zijn het resultaat van dierexperimenten, risicomodellen en epidemiologische studies. De meeste schadelijke gevolgen komen slechts voor boven een bepaalde stralingsdosis (drempel). Hoe hoger de dosis, hoe ernstiger de schade. Het optreden van andere schadelijke effecten is een kansproces: het effect treedt wel of niet op, maar hoe hoger de dosis, hoe groter de kans (bijvoorbeeld op DNA-schade). Bij zeer lage dosissen is de kans dus heel klein. Bepaalde gevolgen hangen ook af van het precieze tijdstip van de blootstelling tijdens de zwangerschap. Mogelijke effecten op het embryo Een embryo is bijzonder gevoelig aan ioniserende straling. Zelfs voor het embryonaal vruchtje is ingenesteld, bestaat deze stralingsgevoeligheid (met andere woorden op het ogenblik dat een vrouw nog niet weet dat ze zwanger is). Deze kwetsbaarheid wordt veroorzaakt doordat cellen tijdens de groei van het embryo zeer snel en vaak delen en bovendien nog niet gedifferentieerd zijn. Het is voornamelijk tijdens de aanleg van de organen (eerste 8 weken van de zwangerschap) dat de foetus gevoelig is voor straling. Het centrale zenuwstelsel blijkt uitermate kwetsbaar gedurende de 8e en 15e week. Verder in de foetale fase en groei neemt de gevoeligheid af voor het ontstaan van misvormingen. Mogelijke effecten bij jonge kinderen Blootstelling bij jonge kinderen kan aanleiding geven tot een hoger risico op kanker dan bij volwassenen. Dit blijkt onder andere uit de vaststelling van schildklierkanker bij kinderen ten gevolge van radioactief jodium na de ramp van Tsjernobyl. EN WAT ZEGT DE BELGISCHE WETGEVING? Hoewel duidelijk is dat veiligheidshalve de bloostelling best zo laag mogelijk wordt gehouden, bestaan er in België dosislimieten. Deze worden bepaald in artikel 20 en 51 van het ARBIS1. Bij het vastleggen van welke dosis nog tolereerbaar is, werd een onderscheid gemaakt tussen de algemene bevolking, ‘personen van het publiek’, en personen die wegens hun beroepsactiviteiten kunnen worden blootgesteld aan ioniserende stralen. Voor het ongeboren leven werd ook een limiet bepaald. De éénheid waarin de equivalente blootstellingsdosis wordt uitgedrukt is Sievert (Sv). Personen die beroepshalve worden blootgesteld aan ioniserende straling dienen gemonitord te worden door een persoonlijke dosimeter. Deze geeft bij uitlezing de blootstelling weer. Jaarlijks worden deze blootstellingsgegevens opgetekend in de blootstellingstabellen. 1 Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. 3/4 De belangrijkste dosislimieten Categorieën Grenswaarde effectieve dosis Beroepshalve blootgestelde personen - 20 mSv per 12 opeenvolgende maanden (+ 18) - voor de individuele organen en weefsels zijn aparte equivalente dosislimieten vastgelegd Personen van het publiek - 1 mSv per 12 opeenvolgende maanden - voor de individuele organen en weefsels zijn aparte equivalente dosislimieten vastgelegd Het ongeboren kind - 1 mSv over de duur van de zwangerschap DIENSTVERLENING GROEP IDEWE BIJ BEROEPSHALVE BLOOTGESTELDE (ZWANGERE) WERKNEMERS Opvolging door speciaal erkende arbeidsgeneesheren Werknemers die door de aard van hun werk aan radioactieve straling kunnen worden blootgesteld, worden medisch opgevolgd door een arbeidsgeneesheer met een speciale erkenning voor medisch toezicht op personen die beroepshalve aan ioniserende stralen worden blootgesteld. Dergelijke artsen hebben een specifieke opleiding genoten in stralingsbescherming en volgen deze werknemers medisch op, evalueren de individuele stralingsdosissen in overleg met de dienst fysische controle en geven adviezen over het beperken van de blootstelling. In elke regio van IDEWE zijn arbeidsgeneesheren werkzaam met deze bijzondere erkenning. Opvolging algemeen Voor werksituaties waar er risico bestaat op uitwendige bestraling kunnen het correct gebruik van afschermingsmiddelen de blootstelling aanzienlijk beperken: loden flappen, schermen, loden persoonlijke beschermingsmiddelen (schort, halskraag, bril). Voor werksituaties waar er risico bestaat op uitwendige en inwendige besmetting door stralen (bijvoorbeeld op de dienst nucleaire geneeskunde) bestaan er specifieke werkprocedures en strikte beschemingsmaatregelen. De arbeidsgeneesheer kan door interpretatie van de opgelopen dosis en werkplaatsbezoeken bijdragen tot het toepassen van deze procedures van ‘good practice’ in samenwerking met de dienst fysische controle. Opvolging zwangere werkneemsters Het is heel belangrijk dat de zwangere werkneemster haar zwangerschap zo snel mogelijk meldt aan haar werkgever zodat die de gepaste maatregelen kan nemen. Het K.B. moederschapsbescherming, dat al dateert van 2 mei 1995, bepaalt immers dat een zwangere werkneemster beroepshalve niet mag worden blootgesteld aan ioniserende straling. Ze moet ook zo snel mogelijk op consult bij de arbeidsgeneesheer, die haar zal informeren over de risico’s, beschermingsmaatregelen en procedures te volgen bij zwangerschap. In elk geval moet de bloostelling waaraan het ongeboren kind zou kunnen worden blootgesteld zo laag mogelijk worden gehouden, en in ieder geval lager dan 1 mSv voor de ganse zwangerschap. Vaak zal dit betekenen dat de werkneemster in een andere functie wordt tewerkgesteld of slechts onder strikte voorwaarden bepaalde werkzaamheden kan uitvoeren. Voor vragen of meer informatie neem contact op met een regionaal IDEWE kantoor. Auteur: Dr. Elisabeth de Baere, Preventieadviseur-arbeidsgeneesheer erkend voor radioprotectie BRONNEN FANC, www.fanc.fgov.be ARBIS wetgeving (K.B. 20 juli 2001) K.B. moederschapsbescherming (2 mei 1995) Advies gezondheidsraad 24 januari 2007, nr. 2007/03, Den Haa 4/4