Laurentius Ziekenhuis

advertisement
Laurentius Ziekenhuis - afd. anesthesiologie/pijnbestrijding 23 maart 2007
Deze informatie is bestemd voor patiënten die in aanmerking komen voor
Pijnbestrijding na een Operatie www.pijnpolikliniek.info
Op deze webpagina worden de middelen en methoden besproken, die in het
Laurentius Ziekenhuis te Roermond worden toegepast om de pijn te bestrijden na
operaties. Deze informatie hoort niet bij de pijnpolikliniek maar bij de hele vakgroep
anesthesiologie.
Voorwoord
Deze informatie is gebaseerd op het protocol dat werd ingevoerd in 2004 naar
aanleiding van nieuwe landelijke ontwikkelingen. Er werd vooral veel informatie geput
uit de landelijke richtlijnen voor postoperatieve pijnbestrijding van de Nederlandse
Vereniging voor Anesthesiologie in samenwerking met het CBO. Men ziet hierin ook
terug de pijnladder van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) zoals die al ruim
twintig jaar wordt toegepast bij kankerpijn.
Waarom een nieuw protocol?
• teveel mensen hebben onaanvaardbare pijn na operaties
• pijn is slecht voor het herstel en leidt tot complicaties
• patiënten met pijn hebben meer zorg nodig
• patiënten met pijn hebben liggen langer in het ziekenhuis en zijn dus duurder!
• patiënten hebben recht op adequate pijnbehandeling!!!
• 14% van alle chronische pijn begint met een operatie; er zijn aanwijzingen dat een
adequate behandeling van acute pijn, de kans op chronische pijn doet afnemen.
Opvallende veranderingen t.o.v. bestaande praktijk voor 2004:
Stap 1 paracetamol + NSAID’s De meeste patiënten krijgen vóór de OK ook
analgetica in de vorm van meloxicam (Movicox) of paracetamol. Van de NSAID’s is in
plaats van COX-1 remmers als naprosyne, diclofenac of ibuprofen voor de COX-2
remmer meloxicam (Movicox) gekozen, i.v.m. de verminderde kans op bloedingen en
maag-darmklachten.
Stap 2 zwakke opioïden Op basis van landelijk advies is Temgesic geheel komen te
vervallen. Op dit niveau is voor tramadol (Tramal) gekozen. Stap 2 middelen worden
altijd gecombineerd met een middel uit stap 1.
Stap 3 sterke opioïden Dipidolor is vervangen door morfine. De twee zijn in grote
lijnen vergelijkbaar terwijl morfine goedkoper is. Er komen geen vaste
doseringsschema’s voor morfine bijv. 10 mg à 4 uur. Ook komt er geen duidelijk
maximum dosis maar een dosis die aangepast wordt aan de behoefte van de patiënt
en het effect op de pijnscore en het sedatieniveau. Morfine wordt op de
verkoeverkamer en IC uitsluitend intraveneus toegediend. Op de verpleegafdelingen
is gekozen voor subcutane toediening i.p.v. intramusculair opioïden. Bij grotere
ingrepen wordt voor de PCA techniek gekozen, waar nu ook morfine i.v. wordt
toegepast. Ook stap 3 middelen worden altijd gecombineerd met een middel uit stap
1.
Stap 4 invasieve pijnbestrijding Naast de al bekende epidurale pijnbestrijding, wordt
ook bekeken of in bepaalde gevallen meer gebruik gaat worden gemaakt van
geleidingsanesthesie.
Bij alle patiënten wordt een pijnscore bijgehouden en bij patiënten die opioïden
gebruiken tevens een sedatiescore. Evaluatie van de pijn heeft steeds gevolgen voor
het verdere beleid. Bij een hoge pijnscore volgt in principe een actie gevolgd door
een nieuwe evaluatie kort daarna. Er worden met enige regelmaat nul-metingen
verricht om de effectiviteit van een methode te controleren. Operatieve ingrepen
worden bij voorbaat ingedeeld in groepen, die bepaald worden door het te
verwachten pijnniveau. Indien de pijnbeleving van de patiënt onverwacht hoog is zal
het beleid worden aangepast volgens protocol. Het is de bedoeling dat er een
pijnverpleegkundige komt om te helpen bij het effectueren van dit protocol.
Het protocol heeft tot doel: het regelen van de toediening van medicamenten ter
bestrijding van pijn aan alle patiënten in opdracht van de anesthesist door het
verpleegkundig personeel op de verkoeverkamer en verpleegafdelingen. Het wordt
toegepast op alle afdelingen inclusief de spoedeisende hulp voor zover het om
potentiële operatie patiënten gaat. Ook is er speciale aandacht voor postoperatieve
pijnbestrijding bij kinderen. De coördinatie van het pijnbeleid in handen komt van een
pijnverpleegkundige, Dhr. J. Lemmens die tevens ondersteuning krijg vanuit de
verkoeverkamer.
De traditie dat deze slechts 24 uur verantwoordelijk is voor het pijnbeleid is wettelijk
gezien onjuist. In de praktijk kan deze verantwoordelijkheid worden overgedragen,
maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij de anesthesioloog. Voor PCA pompen blijft
de anesthesioloog te allen tijde verantwoordelijk. Voor epidurale pijnbestrijding is de
anesthesioloog zelfs 24 uur na verwijderen van de epiduraal katheter hiervoor
verantwoordelijk.
Behandelend anesthesist geeft opdracht op het anesthesieverslag over pijnmedicatie
die na de operatie maar ook eventueel vóór de operatie toegediend wordt. Dit wordt
bij electieve ingrepen al met de patiënt besproken op de preklinische screening:
stap 0
stap 1a
stap 1b
stap 2
stap 3a
stap 3b
stap 3
stap 4a
middel
geen pijnbestrijding nodig
paracetamol
meloxicam (Movicox)
tramadol (Tramal)
morfine
PCA morfine
continu sufentanil
continu sufentanil + bupivacaine
toedieningsroute
tablet of zetpil (1 uur voor de operatie starten)
tablet of zetpil (1 uur voor de operatie starten)
intraveneus of tablet of zetpil
intraveneus op recovery; subcutaan op afdeling
intraveneus
intraveneus
epiduraal catheter
Stap 4b bestaat uit regionale anesthesie al of niet gecombineerd met algehele
anesthesie. Deze wordt uitsluitend op de OK toegepast. Voorbeelden zijn de plexus
anesthesie bij ingrepen aan de bovenste ledematen en het caudaal blokje bij
kinderen bij liesbreuken, circumcisies en dergelijke.
De pijnbestrijding wordt verdeeld in een preoperatieve fase, een peroperatieve fase,
een verkoever fase, een post-verkoever fase en eventueel een thuis fase bij
dagbehandeling.
Preoperatieve fase:
Uit de literatuur blijkt dat verreweg de meeste patiënten gebaat zijn met een
combinatie van middelen, bijvoorbeeld morfine met een NSAID of paracetamol. Om
deze laatste twee werkzaam te laten zijn bij het einde van de operatie, dienen ze
voor aanvang van de operatie gegeven te worden. Gekozen is voor paracetamol en
meloxicam (Movicox) per os. Meloxicam is een zogenaamde COX-2 remmer, die qua
sterkte vergelijkbaar is met middelen als diclofenac en naproxen, maar minder
invloed heeft op de stolling en minder kans geeft op ernstige maagklachten. Het is
echter nog niet geregistreerd voor kinderen onder de twaalf jaar. Meloxicam heeft
geen voordeel boven de oudere NSAID’s als het gaat om patiënten met een slechte
hart functie. Ook zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven mogen vooralsnog
geen meloxicam gebruiken. Deze drie groepen zullen paracetamol krijgen. De
afspraken worden gemaakt op de preklinische screening. Bij patiënten die niet op de
PKS komen zoals kinderen en spoed ingrepen wordt per geval na telefonische
overleg afgesproken.
Patiënten die behandelingen ondergaan waarvan geen pijn verwacht wordt
(voorbeeld: cardioversie) krijgen eveneens geen van beide middelen.
Paracetamol is bestemd voor 1. patiënten die na de operatie ook kunnen volstaan
met paracetamol (cataracten) 2. patiënten die cardiaal bekend zijn met een slechte
pomp functie 3. kinderen onder de leeftijd van 12 jaar 4. zwangeren en vrouwen die
borstvoeding geven. 5. patiënten die prednison gebruiken hebben geen voordeel bij
NSAID's en kunnen dus volstaan met paracetamol.
Meloxicam is bestemd voor alle overige ingrepen behalve pijnloze ingrepen als
cardioversies en patiënten die een epiduraal catheter krijgen. Patiënten die allergisch
zijn voor NSAID's in het algemeen, zijn in minder dan 1% van de gevallen allergisch
voor COX-2 remmers.
Volwassen dosis paracetamol: 1000 mg per os 30-60 minuten voor de ingreep
Postoperatief: 6 dd 500 mg als tablet of 3 dd 1000 mg als zetpil. De maximale
dagdosis bedraagt 3000 mg voor de doorsnee volwassenen (exclusief de oplaad
dosis).
De dosering bij kinderen bedraagt 60-90 mg/kg/dag tablet of zetpil:
lichaamsgewicht
3 kg
4 kg
5 kg
6 kg
startdosis
60 mg supp
120 mg supp
180 mg supp
240 mg supp
onderhouds dosis
3 dd 60 mg supp
3 dd 120 mg supp
4 dd 120 mg supp
3 dd 180 mg supp
7 kg
8 kg
9 kg
10 kg
11-15 kg
16-20 kg
21-25 kg
25-30 kg
31-35 kg
> 35 kg + volwassenen
240 mg supp
360 mg supp
360 mg supp
500 mg supp
500 mg supp
740 mg supp
1000 mg supp of tablet
1000 mg supp of tablet
1000 mg supp of tablet
1000 mg supp of tablet
3 dd 180 mg supp
3 dd 240 mg supp
3 dd 240 mg supp
4 dd 240 mg supp
3 dd 360 mgsupp
3 dd 500 mg supp
4 dd 500 mg supp of tablet
5 dd 500 mg supp of tablet
3 dd 1000 mg supp of tablet
3 dd 1000 mg supp of tablet
Tabel 2
Oplaaddosis en onderhoudsdosis paracetamol bij kinderen
Volwassen dosis meloxicam (Movicox): 15 mg per os (bij uitzondering supp.)
Bij lichaamsgewicht onder de 50kg: 7,5 mg per os of supp. Dit geldt ook voor
kinderen vanaf 12 jaar.
Meloxicam hoeft slechts éénmaal daags toegediend te worden. De combinatie van
een NSAID van de COX 1 type (b.v. naproxen, diclofenac, ibuprofen of
acetylsalicylzuur) met fraxiparine voorafgaand aan spinale of epidurale anesthesie
kan resulteren in een verhoogde kans op epiduraal hematomen. Indien een patiënt
een NSAID inclusief aspirine heeft ingenomen voor de ingreep dient de fraxiparine
pas 2 uur na de spinaal of epiduraal punctie toegediend te worden. De COX 1
remmers die de patiënten voor de operatie gebruikten dienen de laatste 24 uur niet
ingenomen te worden. Acetylsalicylzuur (Ascal, aspirine) dient 7 dagen tevoren
gestaakt te worden (met uitzondering van cataract operaties).
Bij kinderen die voor Sluder tonsillectomie komen wordt gebruik gemaakt van
tramadol druppelvloeistof. 1 mg/kg (1 druppel = 2.5 mg). Daarnaast dienen deze bij
het ontwaken paracetamol supp. te krijgen.
Peroperatieve pijnbestrijding
De pijnbestrijding die tijdens de operatie wordt gegeven kan consequenties hebben
voor wat er nadien gebeurt. Bijvoorbeeld, bij spinaal anesthesie bij heup en knie
operaties wordt 0,1 – 0,2 mg morfine spinaal toegediend. Dit heeft een werkingsduur
van 10 – 12 uur, en kan betekenen dat de patiënt minder analgetica nodig heeft. Bij
kinderen die urologische ingrepen ondergaan wordt een caudaal blok gezet, die
gemiddeld 12 uur werkzaam is. De penisblok is ook effectief maar heeft een kortere
werkingsduur. Bij de liesbreuk kan een ilioinguinaal blok worden gezet als alternatief
voor de caudaal blok. Bij operaties aan de bovenste ledenmaten kan worden gedacht
aan plexus anesthesie met langwerkende lokaal anesthetica zodat de patiënt de
eerste 12 to 24 uur minder analgetica nodig heeft. Bij operaties waarbij de ultrakort
werkende remifentanil wordt gebruikt wordt nog op de operatiekamer de eerste
morfine al gegeven. Deze maatregelen worden uiteraard goed genoteerd en
overgedragen. De grote behoefte aan opioïden tijdens de operatie kan een
aanwijzing zijn dat de patiënt na de ingreep meer nodig zal hebben. Dit kan worden
verwerkt in de opdrachten die gegeven worden.
Verkoever fase
De verkoever fase omvat de periode van aankomst op de verkoeverkamer tot vertrek
naar de afdeling. Behalve hemodynamische en respiratoire parameters wordt ook
gelet op de mate van sedatie, het herstel na regionaal anesthesie en de pijnbeleving.
Ook andere zaken als misselijkheid, braken, jeuk en blaasretentie worden in de
gaten gehouden. Het postoperatieve pijnbeleid wordt hier in gang gezet. Volgens
landelijke richtlijnen dient bij alle patiënten regelmatig een pijnscore bij gehouden te
worden in rust en bij bewegen (evt. bij hoesten of slikken afhankelijk van de soort
operatie). Bij patiënten die opioïden krijgen dient tevens een sedatiescore bij
gehouden te worden. De aemfrequentie is een minder betrouwbare maat voor
overdosering omdat dit altijd vooraf wortdt gegaan door bewustzijnsvermindering
(sedatie).
Het ontslag beleid van de verkoeverkamer gebeurt volgens de Aldrete score Bij een
score van 8 mag de patiënt ontslagen te worden. Voorwaarde is echter dat de
pijnscore in rust niet meer dan 6 bedraagt, bij voorkeur niet meer dan 3. Bij patiënten
die spinaal of plexus anesthesie hebben gehad kan soms de motoriek score als 2
worden geteld, m.a.w. de motoriek hoeft niet volledig hersteld te zijn voor vertrek
naar de afdeling mits de overige parameters voldoende zijn hersteld. Bij binnenkomst
wordt naast hemodynamische en respiratoire parameters wordt ook de VAS
pijnscore en de sedatie score bepaald.
Opdracht stap 1a: paracetamol per os of supp.
Deze medicatie is vooral bestemt voor patiënten bij wie weinig of geen pijn verwacht
wordt (cataracten) Ook patiënten die lichte tot matige pijn hebben met een
contraindicatie voor meloxicam, komen in aanmerking voor paracetamol. De dosering
bedraagt 6 dd 500 mg of 3 dd 1000 mg per os. Indien een patiënt niet kan slikken
kan dit ook rectaal toegediend worden in de dosering 3 dd 1000 mg. De gegeven
pijnmedicatie wordt genoteerd op het postoperatief voorschriften blad. Blijft de patiënt
pijn houden, dan over naar opdracht stap 2. Dosering bij kinderen: indien de
preoperatieve oplaaddosis niet is gegeven dient dit onmiddellijk na aankomst op de
verkoeverkamer alsnog gegeven te worden (zie tabel 2): na de oplaad dosis volgt het
onderhoud eveneens volgens tabel 1. Eventueel kan paracetamol intraveneus
gegeven worden op de OK (Perfalgan i.v.)
Opdracht stap 1b: meloxicam per os of supp.
Deze medicatie is vooral voor kleinere ingrepen waarbij weinig pijn wordt verwacht,
maar ook ‘botpijn’ en gewrichtspijn meespeelt. (Arthroscopie, septumcorrectie). De
dosering bedraagt 1 dd 15 mg per os. Indien een patiënt niet kan slikken kan dit ook
rectaal toegediend worden. Patiënt van tevoren inlichten over de pijnbehandeling.
Contra-indicaties: kinderen onder de 12 jaar, zwangerschap, borstvoeding, slecht
hartpomp functie, allergie voor meloxicam. De gegeven pijnmedicatie wordt
genoteerd op het postoperatief voorschriften blad. Blijft de patiënt pijn houden, VAS
pijn score meer van 4 in rust of 7 bij bewegen, dan over naar opdracht stap 2. Bij
spoed ingrepen en bij patiënten die noch oraal noch rectaal medicatie kunnen krijgen
kan worden overwogen in plaats van meloxicam, parecoxib (Dynastat) toe te dienen
40 mg i.v.
Opdracht 2: tramadol i.v. of per os gecombineerd met meloxicam of paracetamol
Deze medicatie wordt in principe altijd gecombineerd met meloxicam of paracetamol
zoals boven beschreven. Indien de patiënt pijn heeft dan de voorgeschreven
hoeveelheid tramadol geven 1,5 mg/kg i.v. De tramadol kan beter in 100 ml te
worden opgelost omdat snelle injectie tot misselijkheid kan leiden. Deze dosis kan na
een half uur herhaald worden. Blijft de patiënt pijn houden, VAS pijn score meer van
4 in rust of 7 bij bewegen, dan over naar opdracht 3. Contra-indicatie: overmatige
sedatie (slecht wekbaar), allergie voor tramadol Patiënt van tevoren inlichten over de
pijnbehandeling. De gegeven pijnmedicatie noteren op het postoperatief
voorschriften blad..
Opdracht 3a: morfine i.v. gecombineerd met meloxicam of paracetamol
Aankomst op de verkoeverkamer: patiënt heeft pijn, (VAS pijnscore in rust 4 of hoger
of 7 bij bewegen; bij patiënten die dit niet goed kunnen aangeven, moet men dit
afleiden van de indruk die de patiënt maakt) dan morfine i.v. afhankelijk van tensie
O2 saturatie respiratie gewicht leeftijd aard operatie. overgevoeligheid voor
medicijnen sedatie niveau Patiënt van tevoren inlichten over de pijnbehandeling De
meest gebruikelijke dosering is 10 mg in één keer. Bij patiënten > 70 jaar of < 60 kg
wordt de dosis aangepast tot 7,5 mg. Bij patiënten >70 jaar en < 60 kg wordt dit
verder aangepast tot 5 mg. Blijft de pijn aanhouden dan na ongeveer 20 minuten
dezelfde dosis morfine i.v. geven. De gegeven pijnmedicatie noteren op het
postoperatief voorschriften blad. voorbeeld Tijd: 14:30 uur VAS 8 10 mg morfine Tijd:
14:50 uur VAS 7 10 mg morfine Tijd: 15:20 uur VAS 4 Opdracht 3b: P.C.A.pomp
De PCA techniek wordt op de preklinische screening al uitgelegd aan de patiënt De
schriftelijke info wordt aan de patiënt meegegeven. Bij uitzondering (spoed operaties)
kan dit ook vlak voor de operatie plaats vinden. De PCA techniek is voor kinderen
vanaf 5 jaar te begrijpen. Aankomst op de verkoeverkamer Verpleegkundig
personeel volgt het protocol van de P.C.A. pomp eventueel in overleg met de
anesthesist. Deze medicatie wordt in principe altijd gecombineerd met paracetamol
of meloxicam zoals boven beschreven. De gegeven dosis wordt genoteerd op het
verkoeververslag.
Voordelen van PCA
• betere pijnbeheersing
• betere patiënttevredenheid
• betere longfunctie
• minder sedatie
• minder opioïd consumptie
• minder postoperatieve complicaties
Graseby 3300 PCA-pomp
Deze techniek is alleen geschikt voor patiënten die de techniek kunnen begrijpen. De
pompen zijn beveiligd tegen overdosering. Continu achtergrond infusie geeft geen
betere pijn score, maar wel meer bijwerkingen De patiënt krijgt een 50 ml spuit met
100 mg morfine; de lockout periode 5 minuten - in die tijd kan de patiënt wel op de
knop drukken maar krijgt niets Er wordt opgestart met 5 – 10 mg morfine i.v. Dit
wordt zonodig herhaald tot dat de pijn onder controle is. De patiënt krijgt een 1 mg
bolus i.v. 5 – 10 keer per uur afhankelijk van het gewicht. Voor kinderen vanaf 5 jaar
is er een alternatief schema waarbij het kind slechts 0,5 mg per keer krijgt.
Opdracht 3c: sufenta perfusor i.v.
Hier wordt soms voor gekozen omdat er een contra-indicatie is voor epidurale
pijnbestrijding of omdat de patiënt niet in staat wordt geacht de PCA techniek te
begrijpen of toe te passen. Aankomst op de verkoeverkamer: Opdracht stand 2ml. /
uur. Bij gebruik van intraveneus sufentanil dient het infuus systeem te voorzien zijn
van een antireflux klep. Blijft patiënt pijnklachten houden, dan perfusor stand
verhogen naar 3 tot 4 ml. / uur, zonder direct overleg met de behandelend
anesthesist. Afhankelijk van: tensie O2 saturatie respiratie aard OK. bewustzijn De
verhoging van de dosis wordt later aan de anesthesist doorgegeven. Indien de
patiënt erg suf is kan de pompstand verlaagd worden. Indien de dosis hoger moet
zijn dan 3 ml/ uur, overleggen met behandelend anesthesist i.v.m. eventuele
overplaatsing naar de verpleegafdeling. Patiënt van tevoren inlichten over de
pijnbehandeling. De gegeven pijnmedicatie wordt genoteerd op het verkoeververslag.
Opdracht 4a: sufenta-marcaine perfusor epiduraal
De indicatie voor epidurale pijnbestrijding wordt gesteld op de preklinische screening.
Bij uitzondering (zoals spoed ingrepen) wordt dit vlak voor de operatie gedaan. (zie
protocol epidurale pijnbestrijding - webpagina in aanbouw).
anatomie van het wervelkanaal
Het inbrengen van een epiduraal catheter vindt plaats in de voorbereiding van de
operatiekamer. Dit gebeurt doorgaans terwijl de patiënt recht op zit met gebogen rug.
Meestal gebeurd dit in combinatie met algehele anesthesie; deze vindt aansluitend
plaats.
De vorm van de naald voorkomt dt de naald te diep komt, en zorgt ervoor dat de
catheter in de juiste richting wordt ingebracht. Desondanks komt het in ongeveer 1%
van de gevallen voor, bij de epiduraal punctie, dat men abusievelijk door de dura
geprik. Dit kan geaccepteerd worden, maar resulteert in spinale (intrathecale)
pijnbestrijding. Hierbij wordt een aangepaste dosering gehanteerd. Als de
anesthesioloog per ongeluk door de dura gaat komt bij 30% van de patiënten nadien
hoofdpijn voor. In sommige gevallen dient dan als behandeling een zogenaamde
"Blood Patch" verricht te worden.
Bij aankomst op de verkoeverkamer wordt de perfusor stand doorgegeven,
doorgaans 2-3 ml / uur. Blijft de patiënt pijnklachten houden, dan wordt éénmaal de
uurdosis als bolus gegeven waarna de stand met 1 ml/ uur wordt verhoogd. Deze
procedure kan na een half uur herhaald worden tot 4 ml/uur. Tot deze stand kan de
dosis verhoogd worden zonder direct overleg met de anesthesist. Dit wordt later
doorgegeven aan de behandelend anesthesist. In principe wordt deze dosis de
eerste 24 uur gehanteerd. Alleen bij overmatige sedatie of hinderlijke doofheid of
tinteling en dient de dosering verminderd te worden. Er is geen maximum dosering
voor overplaatsing naar de afdeling. Behalve de gebruikelijke parameters (bloeddruk,
pols, temp, VAS pijnscore) dient ook de sedatie, blaasfunctie (de meeste patiënten
zullen een blaascatheter hebben) en de motoriek gecontroleerd. De pompstand
wordt genoteerd op het verkoeververslag.
Opdracht 4b: combinaties met regionaal anesthesie
Deze worden op de operatiekamer toegepast. Voorbeelden zijn het Pippa-blok bij
schouderchirurgie en het caudaalblokje bij kinderen voor liesbreukjes, circumcisies
etc. Op de verkoeverlijst wordt hier melding van gemaakt.
caudaalblok bij een kind
Postverkoever fase
De fase na ontslag onderscheidt zich slechts op een aantal punten van de
verkoeverfase:
1. In veel gevallen kan men van rectale toediening over op orale toediening van
paracetamol. Meloxicam wordt voortgezet 1 dd zolang de patiënt nog pijn aangeeft.
2. De frequentie van pijn evaluaties neemt in de loop van de tijd af
3. morfine wordt subcutaan gegeven i.p.v. intraveneus
4. De terughoudendheid waarmee analgetica worden toegediend dient door middel
van nascholing te worden tegengegaan. Hiervoor wordt nascholing georganiseerd.
5. De verkoeverlijsten zullen worden gebruikt om nul-metingen te doen. Dit houdt in
dat daar waar getwijfeld wordt aan de effectiviteit van een bepaalde methode bij
specifieke ingrepen, wordt aan de hand van de pijnscores gekeken of hiervoor niet
een andere methode beter geschikt is.
Thuis fase
Omdat steeds meer mensen op de dag van de operatie al ontslagen worden moet
worden omschreven wat de patiënten thuis mogen nemen. Als het om korte duur
gaat kan overwogen worden om deze medicatie mee te geven. Doorgaans zal het
gaan om paracetamol of meloxicam. Het zou nuttig zijn om de effectiviteit van
pijnbestrijding na dagchirurgie te evalueren.
P.S. De informatie over epidurale pijnbestriding en PCA pompen zijn nog niet
geplaatst
Download