Laurentius Ziekenhuis - afd. anesthesiologie/pijnbestrijding 23 maart 2007 Deze informatie is bestemd voor patiënten die in aanmerking komen voor Pijnbestrijding na een Operatie www.pijnpolikliniek.info Op deze webpagina worden de middelen en methoden besproken, die in het Laurentius Ziekenhuis te Roermond worden toegepast om de pijn te bestrijden na operaties. Deze informatie hoort niet bij de pijnpolikliniek maar bij de hele vakgroep anesthesiologie. Voorwoord Deze informatie is gebaseerd op het protocol dat werd ingevoerd in 2004 naar aanleiding van nieuwe landelijke ontwikkelingen. Er werd vooral veel informatie geput uit de landelijke richtlijnen voor postoperatieve pijnbestrijding van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie in samenwerking met het CBO. Men ziet hierin ook terug de pijnladder van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) zoals die al ruim twintig jaar wordt toegepast bij kankerpijn. Waarom een nieuw protocol? • teveel mensen hebben onaanvaardbare pijn na operaties • pijn is slecht voor het herstel en leidt tot complicaties • patiënten met pijn hebben meer zorg nodig • patiënten met pijn hebben liggen langer in het ziekenhuis en zijn dus duurder! • patiënten hebben recht op adequate pijnbehandeling!!! • 14% van alle chronische pijn begint met een operatie; er zijn aanwijzingen dat een adequate behandeling van acute pijn, de kans op chronische pijn doet afnemen. Opvallende veranderingen t.o.v. bestaande praktijk voor 2004: Stap 1 paracetamol + NSAID’s De meeste patiënten krijgen vóór de OK ook analgetica in de vorm van meloxicam (Movicox) of paracetamol. Van de NSAID’s is in plaats van COX-1 remmers als naprosyne, diclofenac of ibuprofen voor de COX-2 remmer meloxicam (Movicox) gekozen, i.v.m. de verminderde kans op bloedingen en maag-darmklachten. Stap 2 zwakke opioïden Op basis van landelijk advies is Temgesic geheel komen te vervallen. Op dit niveau is voor tramadol (Tramal) gekozen. Stap 2 middelen worden altijd gecombineerd met een middel uit stap 1. Stap 3 sterke opioïden Dipidolor is vervangen door morfine. De twee zijn in grote lijnen vergelijkbaar terwijl morfine goedkoper is. Er komen geen vaste doseringsschema’s voor morfine bijv. 10 mg à 4 uur. Ook komt er geen duidelijk maximum dosis maar een dosis die aangepast wordt aan de behoefte van de patiënt en het effect op de pijnscore en het sedatieniveau. Morfine wordt op de verkoeverkamer en IC uitsluitend intraveneus toegediend. Op de verpleegafdelingen is gekozen voor subcutane toediening i.p.v. intramusculair opioïden. Bij grotere ingrepen wordt voor de PCA techniek gekozen, waar nu ook morfine i.v. wordt toegepast. Ook stap 3 middelen worden altijd gecombineerd met een middel uit stap 1. Stap 4 invasieve pijnbestrijding Naast de al bekende epidurale pijnbestrijding, wordt ook bekeken of in bepaalde gevallen meer gebruik gaat worden gemaakt van geleidingsanesthesie. Bij alle patiënten wordt een pijnscore bijgehouden en bij patiënten die opioïden gebruiken tevens een sedatiescore. Evaluatie van de pijn heeft steeds gevolgen voor het verdere beleid. Bij een hoge pijnscore volgt in principe een actie gevolgd door een nieuwe evaluatie kort daarna. Er worden met enige regelmaat nul-metingen verricht om de effectiviteit van een methode te controleren. Operatieve ingrepen worden bij voorbaat ingedeeld in groepen, die bepaald worden door het te verwachten pijnniveau. Indien de pijnbeleving van de patiënt onverwacht hoog is zal het beleid worden aangepast volgens protocol. Het is de bedoeling dat er een pijnverpleegkundige komt om te helpen bij het effectueren van dit protocol. Het protocol heeft tot doel: het regelen van de toediening van medicamenten ter bestrijding van pijn aan alle patiënten in opdracht van de anesthesist door het verpleegkundig personeel op de verkoeverkamer en verpleegafdelingen. Het wordt toegepast op alle afdelingen inclusief de spoedeisende hulp voor zover het om potentiële operatie patiënten gaat. Ook is er speciale aandacht voor postoperatieve pijnbestrijding bij kinderen. De coördinatie van het pijnbeleid in handen komt van een pijnverpleegkundige, Dhr. J. Lemmens die tevens ondersteuning krijg vanuit de verkoeverkamer. De traditie dat deze slechts 24 uur verantwoordelijk is voor het pijnbeleid is wettelijk gezien onjuist. In de praktijk kan deze verantwoordelijkheid worden overgedragen, maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij de anesthesioloog. Voor PCA pompen blijft de anesthesioloog te allen tijde verantwoordelijk. Voor epidurale pijnbestrijding is de anesthesioloog zelfs 24 uur na verwijderen van de epiduraal katheter hiervoor verantwoordelijk. Behandelend anesthesist geeft opdracht op het anesthesieverslag over pijnmedicatie die na de operatie maar ook eventueel vóór de operatie toegediend wordt. Dit wordt bij electieve ingrepen al met de patiënt besproken op de preklinische screening: stap 0 stap 1a stap 1b stap 2 stap 3a stap 3b stap 3 stap 4a middel geen pijnbestrijding nodig paracetamol meloxicam (Movicox) tramadol (Tramal) morfine PCA morfine continu sufentanil continu sufentanil + bupivacaine toedieningsroute tablet of zetpil (1 uur voor de operatie starten) tablet of zetpil (1 uur voor de operatie starten) intraveneus of tablet of zetpil intraveneus op recovery; subcutaan op afdeling intraveneus intraveneus epiduraal catheter Stap 4b bestaat uit regionale anesthesie al of niet gecombineerd met algehele anesthesie. Deze wordt uitsluitend op de OK toegepast. Voorbeelden zijn de plexus anesthesie bij ingrepen aan de bovenste ledematen en het caudaal blokje bij kinderen bij liesbreuken, circumcisies en dergelijke. De pijnbestrijding wordt verdeeld in een preoperatieve fase, een peroperatieve fase, een verkoever fase, een post-verkoever fase en eventueel een thuis fase bij dagbehandeling. Preoperatieve fase: Uit de literatuur blijkt dat verreweg de meeste patiënten gebaat zijn met een combinatie van middelen, bijvoorbeeld morfine met een NSAID of paracetamol. Om deze laatste twee werkzaam te laten zijn bij het einde van de operatie, dienen ze voor aanvang van de operatie gegeven te worden. Gekozen is voor paracetamol en meloxicam (Movicox) per os. Meloxicam is een zogenaamde COX-2 remmer, die qua sterkte vergelijkbaar is met middelen als diclofenac en naproxen, maar minder invloed heeft op de stolling en minder kans geeft op ernstige maagklachten. Het is echter nog niet geregistreerd voor kinderen onder de twaalf jaar. Meloxicam heeft geen voordeel boven de oudere NSAID’s als het gaat om patiënten met een slechte hart functie. Ook zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven mogen vooralsnog geen meloxicam gebruiken. Deze drie groepen zullen paracetamol krijgen. De afspraken worden gemaakt op de preklinische screening. Bij patiënten die niet op de PKS komen zoals kinderen en spoed ingrepen wordt per geval na telefonische overleg afgesproken. Patiënten die behandelingen ondergaan waarvan geen pijn verwacht wordt (voorbeeld: cardioversie) krijgen eveneens geen van beide middelen. Paracetamol is bestemd voor 1. patiënten die na de operatie ook kunnen volstaan met paracetamol (cataracten) 2. patiënten die cardiaal bekend zijn met een slechte pomp functie 3. kinderen onder de leeftijd van 12 jaar 4. zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven. 5. patiënten die prednison gebruiken hebben geen voordeel bij NSAID's en kunnen dus volstaan met paracetamol. Meloxicam is bestemd voor alle overige ingrepen behalve pijnloze ingrepen als cardioversies en patiënten die een epiduraal catheter krijgen. Patiënten die allergisch zijn voor NSAID's in het algemeen, zijn in minder dan 1% van de gevallen allergisch voor COX-2 remmers. Volwassen dosis paracetamol: 1000 mg per os 30-60 minuten voor de ingreep Postoperatief: 6 dd 500 mg als tablet of 3 dd 1000 mg als zetpil. De maximale dagdosis bedraagt 3000 mg voor de doorsnee volwassenen (exclusief de oplaad dosis). De dosering bij kinderen bedraagt 60-90 mg/kg/dag tablet of zetpil: lichaamsgewicht 3 kg 4 kg 5 kg 6 kg startdosis 60 mg supp 120 mg supp 180 mg supp 240 mg supp onderhouds dosis 3 dd 60 mg supp 3 dd 120 mg supp 4 dd 120 mg supp 3 dd 180 mg supp 7 kg 8 kg 9 kg 10 kg 11-15 kg 16-20 kg 21-25 kg 25-30 kg 31-35 kg > 35 kg + volwassenen 240 mg supp 360 mg supp 360 mg supp 500 mg supp 500 mg supp 740 mg supp 1000 mg supp of tablet 1000 mg supp of tablet 1000 mg supp of tablet 1000 mg supp of tablet 3 dd 180 mg supp 3 dd 240 mg supp 3 dd 240 mg supp 4 dd 240 mg supp 3 dd 360 mgsupp 3 dd 500 mg supp 4 dd 500 mg supp of tablet 5 dd 500 mg supp of tablet 3 dd 1000 mg supp of tablet 3 dd 1000 mg supp of tablet Tabel 2 Oplaaddosis en onderhoudsdosis paracetamol bij kinderen Volwassen dosis meloxicam (Movicox): 15 mg per os (bij uitzondering supp.) Bij lichaamsgewicht onder de 50kg: 7,5 mg per os of supp. Dit geldt ook voor kinderen vanaf 12 jaar. Meloxicam hoeft slechts éénmaal daags toegediend te worden. De combinatie van een NSAID van de COX 1 type (b.v. naproxen, diclofenac, ibuprofen of acetylsalicylzuur) met fraxiparine voorafgaand aan spinale of epidurale anesthesie kan resulteren in een verhoogde kans op epiduraal hematomen. Indien een patiënt een NSAID inclusief aspirine heeft ingenomen voor de ingreep dient de fraxiparine pas 2 uur na de spinaal of epiduraal punctie toegediend te worden. De COX 1 remmers die de patiënten voor de operatie gebruikten dienen de laatste 24 uur niet ingenomen te worden. Acetylsalicylzuur (Ascal, aspirine) dient 7 dagen tevoren gestaakt te worden (met uitzondering van cataract operaties). Bij kinderen die voor Sluder tonsillectomie komen wordt gebruik gemaakt van tramadol druppelvloeistof. 1 mg/kg (1 druppel = 2.5 mg). Daarnaast dienen deze bij het ontwaken paracetamol supp. te krijgen. Peroperatieve pijnbestrijding De pijnbestrijding die tijdens de operatie wordt gegeven kan consequenties hebben voor wat er nadien gebeurt. Bijvoorbeeld, bij spinaal anesthesie bij heup en knie operaties wordt 0,1 – 0,2 mg morfine spinaal toegediend. Dit heeft een werkingsduur van 10 – 12 uur, en kan betekenen dat de patiënt minder analgetica nodig heeft. Bij kinderen die urologische ingrepen ondergaan wordt een caudaal blok gezet, die gemiddeld 12 uur werkzaam is. De penisblok is ook effectief maar heeft een kortere werkingsduur. Bij de liesbreuk kan een ilioinguinaal blok worden gezet als alternatief voor de caudaal blok. Bij operaties aan de bovenste ledenmaten kan worden gedacht aan plexus anesthesie met langwerkende lokaal anesthetica zodat de patiënt de eerste 12 to 24 uur minder analgetica nodig heeft. Bij operaties waarbij de ultrakort werkende remifentanil wordt gebruikt wordt nog op de operatiekamer de eerste morfine al gegeven. Deze maatregelen worden uiteraard goed genoteerd en overgedragen. De grote behoefte aan opioïden tijdens de operatie kan een aanwijzing zijn dat de patiënt na de ingreep meer nodig zal hebben. Dit kan worden verwerkt in de opdrachten die gegeven worden. Verkoever fase De verkoever fase omvat de periode van aankomst op de verkoeverkamer tot vertrek naar de afdeling. Behalve hemodynamische en respiratoire parameters wordt ook gelet op de mate van sedatie, het herstel na regionaal anesthesie en de pijnbeleving. Ook andere zaken als misselijkheid, braken, jeuk en blaasretentie worden in de gaten gehouden. Het postoperatieve pijnbeleid wordt hier in gang gezet. Volgens landelijke richtlijnen dient bij alle patiënten regelmatig een pijnscore bij gehouden te worden in rust en bij bewegen (evt. bij hoesten of slikken afhankelijk van de soort operatie). Bij patiënten die opioïden krijgen dient tevens een sedatiescore bij gehouden te worden. De aemfrequentie is een minder betrouwbare maat voor overdosering omdat dit altijd vooraf wortdt gegaan door bewustzijnsvermindering (sedatie). Het ontslag beleid van de verkoeverkamer gebeurt volgens de Aldrete score Bij een score van 8 mag de patiënt ontslagen te worden. Voorwaarde is echter dat de pijnscore in rust niet meer dan 6 bedraagt, bij voorkeur niet meer dan 3. Bij patiënten die spinaal of plexus anesthesie hebben gehad kan soms de motoriek score als 2 worden geteld, m.a.w. de motoriek hoeft niet volledig hersteld te zijn voor vertrek naar de afdeling mits de overige parameters voldoende zijn hersteld. Bij binnenkomst wordt naast hemodynamische en respiratoire parameters wordt ook de VAS pijnscore en de sedatie score bepaald. Opdracht stap 1a: paracetamol per os of supp. Deze medicatie is vooral bestemt voor patiënten bij wie weinig of geen pijn verwacht wordt (cataracten) Ook patiënten die lichte tot matige pijn hebben met een contraindicatie voor meloxicam, komen in aanmerking voor paracetamol. De dosering bedraagt 6 dd 500 mg of 3 dd 1000 mg per os. Indien een patiënt niet kan slikken kan dit ook rectaal toegediend worden in de dosering 3 dd 1000 mg. De gegeven pijnmedicatie wordt genoteerd op het postoperatief voorschriften blad. Blijft de patiënt pijn houden, dan over naar opdracht stap 2. Dosering bij kinderen: indien de preoperatieve oplaaddosis niet is gegeven dient dit onmiddellijk na aankomst op de verkoeverkamer alsnog gegeven te worden (zie tabel 2): na de oplaad dosis volgt het onderhoud eveneens volgens tabel 1. Eventueel kan paracetamol intraveneus gegeven worden op de OK (Perfalgan i.v.) Opdracht stap 1b: meloxicam per os of supp. Deze medicatie is vooral voor kleinere ingrepen waarbij weinig pijn wordt verwacht, maar ook ‘botpijn’ en gewrichtspijn meespeelt. (Arthroscopie, septumcorrectie). De dosering bedraagt 1 dd 15 mg per os. Indien een patiënt niet kan slikken kan dit ook rectaal toegediend worden. Patiënt van tevoren inlichten over de pijnbehandeling. Contra-indicaties: kinderen onder de 12 jaar, zwangerschap, borstvoeding, slecht hartpomp functie, allergie voor meloxicam. De gegeven pijnmedicatie wordt genoteerd op het postoperatief voorschriften blad. Blijft de patiënt pijn houden, VAS pijn score meer van 4 in rust of 7 bij bewegen, dan over naar opdracht stap 2. Bij spoed ingrepen en bij patiënten die noch oraal noch rectaal medicatie kunnen krijgen kan worden overwogen in plaats van meloxicam, parecoxib (Dynastat) toe te dienen 40 mg i.v. Opdracht 2: tramadol i.v. of per os gecombineerd met meloxicam of paracetamol Deze medicatie wordt in principe altijd gecombineerd met meloxicam of paracetamol zoals boven beschreven. Indien de patiënt pijn heeft dan de voorgeschreven hoeveelheid tramadol geven 1,5 mg/kg i.v. De tramadol kan beter in 100 ml te worden opgelost omdat snelle injectie tot misselijkheid kan leiden. Deze dosis kan na een half uur herhaald worden. Blijft de patiënt pijn houden, VAS pijn score meer van 4 in rust of 7 bij bewegen, dan over naar opdracht 3. Contra-indicatie: overmatige sedatie (slecht wekbaar), allergie voor tramadol Patiënt van tevoren inlichten over de pijnbehandeling. De gegeven pijnmedicatie noteren op het postoperatief voorschriften blad.. Opdracht 3a: morfine i.v. gecombineerd met meloxicam of paracetamol Aankomst op de verkoeverkamer: patiënt heeft pijn, (VAS pijnscore in rust 4 of hoger of 7 bij bewegen; bij patiënten die dit niet goed kunnen aangeven, moet men dit afleiden van de indruk die de patiënt maakt) dan morfine i.v. afhankelijk van tensie O2 saturatie respiratie gewicht leeftijd aard operatie. overgevoeligheid voor medicijnen sedatie niveau Patiënt van tevoren inlichten over de pijnbehandeling De meest gebruikelijke dosering is 10 mg in één keer. Bij patiënten > 70 jaar of < 60 kg wordt de dosis aangepast tot 7,5 mg. Bij patiënten >70 jaar en < 60 kg wordt dit verder aangepast tot 5 mg. Blijft de pijn aanhouden dan na ongeveer 20 minuten dezelfde dosis morfine i.v. geven. De gegeven pijnmedicatie noteren op het postoperatief voorschriften blad. voorbeeld Tijd: 14:30 uur VAS 8 10 mg morfine Tijd: 14:50 uur VAS 7 10 mg morfine Tijd: 15:20 uur VAS 4 Opdracht 3b: P.C.A.pomp De PCA techniek wordt op de preklinische screening al uitgelegd aan de patiënt De schriftelijke info wordt aan de patiënt meegegeven. Bij uitzondering (spoed operaties) kan dit ook vlak voor de operatie plaats vinden. De PCA techniek is voor kinderen vanaf 5 jaar te begrijpen. Aankomst op de verkoeverkamer Verpleegkundig personeel volgt het protocol van de P.C.A. pomp eventueel in overleg met de anesthesist. Deze medicatie wordt in principe altijd gecombineerd met paracetamol of meloxicam zoals boven beschreven. De gegeven dosis wordt genoteerd op het verkoeververslag. Voordelen van PCA • betere pijnbeheersing • betere patiënttevredenheid • betere longfunctie • minder sedatie • minder opioïd consumptie • minder postoperatieve complicaties Graseby 3300 PCA-pomp Deze techniek is alleen geschikt voor patiënten die de techniek kunnen begrijpen. De pompen zijn beveiligd tegen overdosering. Continu achtergrond infusie geeft geen betere pijn score, maar wel meer bijwerkingen De patiënt krijgt een 50 ml spuit met 100 mg morfine; de lockout periode 5 minuten - in die tijd kan de patiënt wel op de knop drukken maar krijgt niets Er wordt opgestart met 5 – 10 mg morfine i.v. Dit wordt zonodig herhaald tot dat de pijn onder controle is. De patiënt krijgt een 1 mg bolus i.v. 5 – 10 keer per uur afhankelijk van het gewicht. Voor kinderen vanaf 5 jaar is er een alternatief schema waarbij het kind slechts 0,5 mg per keer krijgt. Opdracht 3c: sufenta perfusor i.v. Hier wordt soms voor gekozen omdat er een contra-indicatie is voor epidurale pijnbestrijding of omdat de patiënt niet in staat wordt geacht de PCA techniek te begrijpen of toe te passen. Aankomst op de verkoeverkamer: Opdracht stand 2ml. / uur. Bij gebruik van intraveneus sufentanil dient het infuus systeem te voorzien zijn van een antireflux klep. Blijft patiënt pijnklachten houden, dan perfusor stand verhogen naar 3 tot 4 ml. / uur, zonder direct overleg met de behandelend anesthesist. Afhankelijk van: tensie O2 saturatie respiratie aard OK. bewustzijn De verhoging van de dosis wordt later aan de anesthesist doorgegeven. Indien de patiënt erg suf is kan de pompstand verlaagd worden. Indien de dosis hoger moet zijn dan 3 ml/ uur, overleggen met behandelend anesthesist i.v.m. eventuele overplaatsing naar de verpleegafdeling. Patiënt van tevoren inlichten over de pijnbehandeling. De gegeven pijnmedicatie wordt genoteerd op het verkoeververslag. Opdracht 4a: sufenta-marcaine perfusor epiduraal De indicatie voor epidurale pijnbestrijding wordt gesteld op de preklinische screening. Bij uitzondering (zoals spoed ingrepen) wordt dit vlak voor de operatie gedaan. (zie protocol epidurale pijnbestrijding - webpagina in aanbouw). anatomie van het wervelkanaal Het inbrengen van een epiduraal catheter vindt plaats in de voorbereiding van de operatiekamer. Dit gebeurt doorgaans terwijl de patiënt recht op zit met gebogen rug. Meestal gebeurd dit in combinatie met algehele anesthesie; deze vindt aansluitend plaats. De vorm van de naald voorkomt dt de naald te diep komt, en zorgt ervoor dat de catheter in de juiste richting wordt ingebracht. Desondanks komt het in ongeveer 1% van de gevallen voor, bij de epiduraal punctie, dat men abusievelijk door de dura geprik. Dit kan geaccepteerd worden, maar resulteert in spinale (intrathecale) pijnbestrijding. Hierbij wordt een aangepaste dosering gehanteerd. Als de anesthesioloog per ongeluk door de dura gaat komt bij 30% van de patiënten nadien hoofdpijn voor. In sommige gevallen dient dan als behandeling een zogenaamde "Blood Patch" verricht te worden. Bij aankomst op de verkoeverkamer wordt de perfusor stand doorgegeven, doorgaans 2-3 ml / uur. Blijft de patiënt pijnklachten houden, dan wordt éénmaal de uurdosis als bolus gegeven waarna de stand met 1 ml/ uur wordt verhoogd. Deze procedure kan na een half uur herhaald worden tot 4 ml/uur. Tot deze stand kan de dosis verhoogd worden zonder direct overleg met de anesthesist. Dit wordt later doorgegeven aan de behandelend anesthesist. In principe wordt deze dosis de eerste 24 uur gehanteerd. Alleen bij overmatige sedatie of hinderlijke doofheid of tinteling en dient de dosering verminderd te worden. Er is geen maximum dosering voor overplaatsing naar de afdeling. Behalve de gebruikelijke parameters (bloeddruk, pols, temp, VAS pijnscore) dient ook de sedatie, blaasfunctie (de meeste patiënten zullen een blaascatheter hebben) en de motoriek gecontroleerd. De pompstand wordt genoteerd op het verkoeververslag. Opdracht 4b: combinaties met regionaal anesthesie Deze worden op de operatiekamer toegepast. Voorbeelden zijn het Pippa-blok bij schouderchirurgie en het caudaalblokje bij kinderen voor liesbreukjes, circumcisies etc. Op de verkoeverlijst wordt hier melding van gemaakt. caudaalblok bij een kind Postverkoever fase De fase na ontslag onderscheidt zich slechts op een aantal punten van de verkoeverfase: 1. In veel gevallen kan men van rectale toediening over op orale toediening van paracetamol. Meloxicam wordt voortgezet 1 dd zolang de patiënt nog pijn aangeeft. 2. De frequentie van pijn evaluaties neemt in de loop van de tijd af 3. morfine wordt subcutaan gegeven i.p.v. intraveneus 4. De terughoudendheid waarmee analgetica worden toegediend dient door middel van nascholing te worden tegengegaan. Hiervoor wordt nascholing georganiseerd. 5. De verkoeverlijsten zullen worden gebruikt om nul-metingen te doen. Dit houdt in dat daar waar getwijfeld wordt aan de effectiviteit van een bepaalde methode bij specifieke ingrepen, wordt aan de hand van de pijnscores gekeken of hiervoor niet een andere methode beter geschikt is. Thuis fase Omdat steeds meer mensen op de dag van de operatie al ontslagen worden moet worden omschreven wat de patiënten thuis mogen nemen. Als het om korte duur gaat kan overwogen worden om deze medicatie mee te geven. Doorgaans zal het gaan om paracetamol of meloxicam. Het zou nuttig zijn om de effectiviteit van pijnbestrijding na dagchirurgie te evalueren. P.S. De informatie over epidurale pijnbestriding en PCA pompen zijn nog niet geplaatst