Een zwarte ooievaar - IVN Hellendoorn

advertisement
Kost om van te kotsen
Soms zie ik dat beeld weer voor me. Van die
gevangene uit de film, die door honger
gedreven een vette spin van zijn koude celvloer
oppakt en pardoes in zijn mond stopt.... Hoe
zou dat voelen zo’n harig kriebelend beest in je
mond? Zo’n beestje zal overigens nog wel door
je lichaam verwerkt moeten worden. En of een
mensenlichaam dat lukt, is nog maar de vraag.
Hoe doen anderen dat, bijvoorbeeld vogels? Die
slikken toch ook hele insekten, en sommige
soorten zelfs hele muizen naar binnen?
Vogels hebben een uiterst efficiënt
spijsverteringsstelsel, omdat zij, daar zij zulke
aktieve vliegers zijn, hun voedsel buitengewoon
snel moeten opnemen. Een ukkie als het
Goudhaantje –ons kleinste vogeltje- eet per dag
wel een derde van zijn lichaamsgewicht. Onder
de vogels zijn er herbivoren (planteneters),
carnivoren (vleeseters) en omnivoren
(alleseters). De herbivoren hebben een wat
ingewikkelder spijsverteringsstelsel dan de
carnivoren, omdat planten nu eenmaal
moeilijker verteren dan vlees. Van de mond
loopt de slokdarm naar een opslagzak, de krop,
die bij vogels die zich met granen voeden, zoals
de duiven, erg goed ontwikkeld is. In de krop
wordt het voedsel geweekt voor het naar de
tweekamerige maag gaat. In het eerste deel, de
kliermaag, wordt het gemengd met
spijsverteringssappen en in het tweede deel, de
dikwandige sterke spiermaag, wordt het tot
pulp vermalen.
Herbivore vogels slikken vaak kleine steentjes
in, die moeten helpen het voedsel in de maag
te vermalen. Toch kun je aan de uitwerpselen
vaak zien wat een vogel gegeten heeft. Veel
vogels poepen de pitten uit de gegeten
vruchten uit en dragen zo bij tot de
verspreiding van die plant. In de uitwerpselen
van bijvoorbeeld de Groene Specht zijn de
onverteerbare chitineresten (dit zijn de harde
skeletten van insekten) te vinden. Veel andere
vogels, zoals roofvogels, uilen, kraaien en
meeuwen, maar ook reigers en ooievaars
proberen niet eens om de beenderen en haren
of huid van hun prooi te verteren. Zij
verzamelen de onverteerbare delen in de
spiermaag. Hier worden deze samengeperst tot
een bal, die wordt uitgebraakt als hij een
bepaalde grootte heeft bereikt. Veel
braakballen zijn met slijm bedekt, waardoor ze
gemakkelijk de slokdarm kunnen passeren. Dit
slijm zorgt er tevens voor, dat de ballen niet
voortijdig uit elkaar vallen. Bij hun passage
door de slokdarm krijgen de braakballen hun
uiteindelijke vorm. De diameter van de
slokdarm is bepalend voor de dikte van de bal.
U kunt daardoor aan de grootte van de braakbal
al een beetje zien van welke vogel hij komt. De
vorm hangt ook nog tot op zekere hoogte met
de soort samen.
Die braakballen kunt u op uw wandeling
tegenkomen. Het interessantst zijn de grijze
braakballen van uilen, omdat daar ‘alles’ nog in
zit: schedels en onbeschadigde botjes van hun
prooidieren verpakt in een kluwen van haren.
Omdat uilen vaak kleine knaagdieren en
vogeltjes in hun geheel inslikken, kunt u door
de inhoud van zo’n braakbal te onderzoeken
precies te weten komen wat de uil gegeten
heeft. Tenminste als u niet al te kritisch bent.
U kunt al snel zien of het insekten, vogeltjes of
muizen betreft. Wilt u echter weten welke
muizesoort, dan moet u heel gedetailleerd aan
het werk, daar de verschillen soms miniem zijn
(u moet dan letten op de kiezen). Naar de
snavels en klauwen van vogels moet u niet
zoeken: die worden in de uilemaag verteerd.
Een roofvogel heeft heel andere maagsappen,
daardoor kunt u in hun braakballen weer wèl de
hoorn van snavels en klauwen tegenkomen. De
botten van knaagdieren zijn echter veelal
verteerd. Daardoor leveren deze braakballen
ons veel haren, maar weinig informatie op. De
braakballen van de kraaiachtigen en meeuwen
zijn meestal minder stevig. Na een regenbui
vallen ze al snel uit elkaar. Vindt u ze wel dan
ziet u bij de kraaien dikwijls steentjes en
resten van planten. Meeuwen zijn alleseters, u
vindt dan ook van alles in hun braakballen:
botjes, haren, planteresten, pitten, insekten,
schelpen. Kijkt u niet gek op als u stukjes
plastic of bijvoorbeeld het loodje van een
rookworst tegenkomt. Of een ring om een
vogelpootje.
Niet voor niets zat er bij de oude vuilstort aan
de Zuidelijke Hoofddijk een kolonie meeuwen:
zij aten dat wat u weggooide.
januari 1993
Ton Kappert
Download