Architectuurgeschiedenis Berlijn Voorwoord Berlijn, de hoofdstad van Duitsland, en een stad die een veelbesproken geschiedenis heeft. Ook heeft deze stad oude gebouwen met een mooie architectuur Daarom heb ik ervoor gekozen om van deze stad de geschiedenis te vertellen. Het gebouw dat ik heb gekozen om te onderbouwen en de architectuur te onderzoeken is het nieuwe Nederlandse Ambassade gebouw in Berlijn. Dit gebouw heb ik uitgekozen omdat de nieuwe moderne futuristische stijl me aanspreekt. Het is een pracht gebouw met veel lichtpuntjes. In dit verslag vertel ik eerst over de geschiedenis van Duistland en de Berlijnse muur en daarna over iets over Berlijn. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 1 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................. 1 Algemeen woord over Duitsland en Berlijn ............................................................................ 3 De West-Duitse economie tot 1990 ......................................................................................... 6 Keynesiaans interventionisme (1966-1982)............................................................................. 8 Industrie en verkeer ................................................................................................................ 10 Geschiedenis Vanaf 1945: ....................................................................................................... 11 Oprichting van de BRD (1949) ............................................................................................... 13 De Bondsrepubliek (1949-1963) ............................................................................................. 14 Wirtschaftswunder ................................................................................................................. 15 Wiedergutmachung ................................................................................................................ 15 Bouw van de Berlijnse Muur (1961) ...................................................................................... 17 Spiegel-affaire (1962) .............................................................................................................. 18 De regering Erhard (1963-1966) ............................................................................................ 19 Grote coalitie (1966-1969) ...................................................................................................... 20 De regering Brandt (1969-1974) ............................................................................................. 22 De regering Schmidt (1974-1982) .......................................................................................... 26 De regering Kohl (1982-1989) ................................................................................................ 28 De Deutsche Demokratische Republik (1949-1989 .............................................................. 30 De bouw van de Berlijnse Muur (1961) ................................................................................. 32 De jaren tachtig: de DDR failliet ............................................................................................ 34 De Revolutie van 1989-1990 .................................................................................................. 35 Escalatie en val van de Muur (1989) ...................................................................................... 37 Vrije verkiezingen en eenwording (1990) ............................................................................. 39 Politiek en regering ................................................................................................................. 40 Bundesverfassungsgericht ....................................................................................................... 42 De geschiedenis van Berlijn .................................................................................................... 43 Bezienswaardigheden in bepaalde wijken van Berlijn:......................................................... 44 Het huidige Berlijn .................................................................................................................. 46 Rem Koolhaas .......................................................................................................................... 47 Het Nederlandse Ambassade gebouw in Berlijn ................................................................... 49 Fotoimpressie Ambassade Gebouw ........................................................................................ 50 Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 2 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Algemeen woord over Duitsland en Berlijn Bevolking: Van de 82 miljoen inwoners in Duitsland wonen er ongeveer 15 miljoen mensen in het voormalige Oost-Duitsland en 3,5 miljoen in Berlijn. Berlijn is de grootste "Turkse stad" na Istanboel: er wonen er bijna 300.000. Dit komt mede door de oude Duitse regeling dat buitenlanders minstens 15 jaar in Duitsland moesten wonen voor ze het Duitse staatsburgerschap konden krijgen. Ook kinderen van buitenlandse ouders die toch in Berlijn (en heel WestDuitsland) werden geboren kregen niet de Duitse nationaliteit. Een nieuwe wet heeft de termijn van 15 jaar inmiddels verkort tot 8 jaar en in Duitsland geboren kinderen krijgen automatisch de Duitse nationaliteit en moeten eenmaal (tussen hun 18e en 23e levensjaar) beslissen of ze Duitser willen blijven of de nationaliteit van hun ouders willen krijgen Geografisch Berlijn heeft een oppervlakte van bijna 890 vierkante kilometer en de stadsgrens is 234 km. lang. Het schijnt dat een ritje rond Berlijn over de ringweg bijna 300 km is. 18 procent van Berlijn bestaat uit natuur en parken, het wateroppervlakte beslaat bijna 7%. Daarmee is Berlijn één van de groenste steden van Europa. Berlijn is hoofdstad en deelstaat van Duitsland, gelegen aan de Spree, waar deze uitmondt in de Havel. Voor de val van de muur besloeg Oost-Berlijn zo'n 400 km2. De stad is gebouwd op een redelijk vlak gebied, het hoogste punt is de Kreuzberg (35m, of 66 volgens een andere gids). De taal De taal is in Berlijn en Duitsland hoe kan het ook anders Duits. Duits is een Germaanse taal net als de Nederlandse taal. Maar in Duitsland worden ook dialecten gesproken zoals Fries en Beiers. Duits is voor ruim 100 miljoen mensen over de hele wereld de moedertaal De politiek van Duitsland is verdeeld in 3 delen: -De wetgevende macht == de bondsdag en de bondsraad -De uitvoerende macht == de bondsregering de bondskanselier en de bondspresident -De rechterlijke macht == het Bundesverfassungsgericht (hetzelfde als het gerechtshof in NL) Landschap Voor Europese begrippen is Duitsland, met zijn oppervlakte van 357.000 km², een groot land. Binnen de Europese Unie zijn alleen Frankrijk, Spanje en Zweden groter. De grootste oost-west afstand binnen de Bondsrepubliek is 632 kilometer. Het noordelijkste en zuidelijkste puntje van Duitsland liggen 876 kilometer uit elkaar. Door zijn omvang herbergt Duitsland een grote verscheidenheid aan landschappen en fysische kenmerken. Als je vanuit het noorden van het land langzaam naar het zuiden afzakt, zie je het landschap geleidelijk veranderen, van vlak laagland in het noorden via middelgebergte naar het hooggebergte van de Alpen. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 3 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Noord-Duitse laagland In het noorden van Duitsland ligt een laagland, met een licht glooiend landschap. Het NoordDuitse laagland maakt onderdeel uit van het Oost-Europees laagland, dat zich uitstrekt van de Baltische staten, langs de kusten van Polen en Duitsland tot de noordelijke provincies van Nederland. In het noorden wordt het laagland duidelijk afgegrensd door de Noord- en Oostzeekust. De eilanden die voor deze kust liggen - waaronder Rügen, met 926 km² het grootste eiland van Duitsland - behoren ook tot het laagland. In het zuiden wordt het laagland begrensd door verscheidene middelgebergten. De bodem van het laagland is gevormd tijdens de ijstijden. Dit heeft grote invloed gehad op onder meer de bodemsoorten die in het laagland te vinden zijn. In het noorden ligt een strook vruchtbare leemgronden. Dit gebied is erg geschikt voor de landbouw. Meer in het zuiden bevindt zich een strook van minder vruchtbare zandgronden. Deze strook is deels met heide bedekt (zoals de Lüneburger Heide). Rondom Maagdenburg, tenslotte, ligt een strook met het vruchtbare Löss, die ook in Zuid-Limburg in Nederland te vinden is. De ijstijden hebben niet alleen effect gehad op de bodemsoorten, maar ook op de vorming van het landschap. De lichte glooiing van het landschap is een gevolg van de stuwing van de ijskap. Daar waar het ijs ophield, zijn kleine heuvelruggen ontstaan. In het Noord-Duitse laagland zijn die onder meer te vinden in Mecklenburg-Vorpommern, net ten zuiden van de Oostzeekust. Dit gebied is rijk aan meren en bossen. Een ander landschappelijk gevolg van de ijstijd zijn de zogenaamde 'oerstroomdalen'. Dit waren vroeger de rivierbeddingen die het smeltwater van de ijskap afvoerden. Nu zijn ze slechts nog zichtbaar als iets lager liggende stroken in het landschap. Ze kunnen wel 20 kilometer breed zijn. Middelgebergte Grofweg tussen de denkbeeldige lijn 'Ruhrgebied - Hannover - Berlijn en de Donau ligt het gebied van het Duitse middelgebergte. Het is een aaneenschakeling van bergformaties, variërend in hoogte van ongeveer 500 meter (zoals het Egge-gebergte bij Bielefeld) tot bijna 1500 meter (het Zwarte Woud). Enkele bekende gebergten in dit gebied zijn de Harz, de Eifel, het Erz-gebergte en het Pfälzerwald. Al deze bergen kennen een eigen ontstaansgeschiedenis en zijn gevormd in verschillende perioden. In het hele middelgebergtegebied hebben rivieren diepe dalen uitgesneden in de bergketens. De Rijn is hiervan het bekendste voorbeeld. Deze van zuid naar noord stromende rivier heeft zich in de overwegend Oost-West liggende bergruggen ingesneden. Hetzelfde geldt voor de Main, de Moezel en de Neckar. De rivierdalen bieden meer beschutting dan de gebieden boven op de bergen, vandaar dat de meeste dorpen en steden in de rivierdalen zijn gebouwd. Daarnaast vinden toeristen het een aantrekkelijk landschap en zijn de hellingen langs de rivier erg geschikt voor wijnbouw. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 4 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Alpengebied Ten zuiden van de Donau gaat het middelgebergte langzaam over in de Alpen. Het grootste deel van het gebied vormt het zogenaamde Alpenvoorland; het overgangsgebied tussen het middelgebergte en de Alpen. Het gedeelte met het hooggebergte (de échte Alpen) is maar klein. Het beslaat slechts een smalle strook aan de grens met Oostenrijk. Voor veel toeristen is het Alpenvoorland een interessant gebied. Het landschap is afwisselend: een bosrijke omgeving met zowel heuvels als veel meren. In het uiterste zuiden van Duitsland, tussen de Bodensee en Salzburg, gaat het Alpenvoorland over in het hooggebergte. De hoogste toppen, de Zugspitze (2962 meter) en de Mädelegabel (2645 meter) vormen direct de grens met Oostenrijk. Dit ontoegankelijke gebied is het dunst bevolkt van heel Duitsland. De Alpen zijn een jonger gebergte dan de middelgebergten in Duitsland. Hierdoor zijn de toppen van de Alpen spitser dan die van bijvoorbeeld in het Zwarte Woud of het Erzgebergte. De Alpen zijn ontstaan tijdens de Alpine-plooiingsfase, door het op elkaar botsen van het Europese en Afrikaanse continent. In dezelfde periode zijn bijvoorbeeld ook de Pyreneeën ontstaan. In latere fasen is het Alpenlandschap vooral gevormd door erosie. Tijdens de ijstijden was het gebergte bedekt met vele gletsjers, die diepe, U-vormige dalen uit hebben gesneden. Ook zijn in deze perioden grote meren ontstaan, zoals het Meer van Genève en het Bodenmeer. Klimaat Net als in Nederland wordt het Duitse klimaat bepaald door de gematigde westenwinden van zee. Hierdoor komen extreme weersituaties of grote temperatuurschommelingen nauwelijks voor. Ook valt er, net als in Nederland, het hele jaar door neerslag. In het klimaatsysteem van Köppen wordt het Duitse klimaat als Cfb (zeeklimaat) getypeerd; alleen in het hooggebergte van de Alpen komt het toendraklimaat (ET) voor. Duitsland kent door zijn grootte wel enige variatie binnen het Cfb-klimaat. Zo neemt de invloed van de zee naar het zuiden en oosten toe af. Verder landinwaarts valt er dan ook minder neerslag en is de gemiddelde windsnelheid lager. Ook zijn de winters in het oosten van Duitsland wat strenger. In Essen in het westen van Duitsland zijn de temperatuurverschillen bijvoorbeeld tussen zomer en winter minder groot (door de matigende invloed van zee) en er valt over het hele jaar genomen meer neerslag dan in Cottbus. Vegetatie Bos is de natuurlijke (of beter 'oorspronkelijke') vegetatie in bijna geheel Duitsland. Aan het begin van onze jaartelling was Duitsland nog voor ongeveer 75 procent bedekt met bos. In 1800 was dit aandeel teruggelopen tot 20 procent. Nu is weer 28 procent van de oppervlakte van Duitsland bedekt met loof- of naaldbos. Duitsland bezit als een van de weinige landen in West-Europa nog echte stukken oerbos. De gebroeders Grimm bezaten een kasteel in deze oerbossen en deden daar inspiratie voor hun sprookjes op. Tegenwoordig worden de oerbossen bedreigd door luchtvervuiling en zure regen. Duitsland kent ook nog enkele andere vegetatietypen, zoals grasland, heiden, moerassen (vooral in het zuiden van Beieren) en hoogvenen (in de bergen). Deze vegetatietypen beslaan ongeveer 14 procent van het Duitse grondgebied. Tot het begin van de twintigste eeuw kwamen halfnatuurlijke landschappen, zoals beweide schrale graslanden en heide veel voor in Duitsland. Dit zijn natuurlijke landschappen die door de mens worden gebruikt (voor landbouw bijvoorbeeld), maar dan op zo'n manier dat de natuur wordt gespaard. Door de moderne landbouw en de verstedelijking zijn deze landschappen echter steeds verder teruggedrongen. Nu zijn ze bijna compleet uit Duitsland verdwenen. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 5 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De West-Duitse economie tot 1990 De sociale markteconomie in de Bondsrepubliek Duitsland behoort sinds geruime tijd tot de leidende industrielanden. Gerekend naar de omvang van het Bruto Nationaal Product (BNP) en de handel staat Duitsland op de derde plaats in de wereldrangorde (OECD 2004). Daar zag het direct na de Tweede Wereldoorlog niet naar uit, toen het land volledig in puin lag. De Duitse economie heeft dan ook een opmerkelijke groei doorgemaakt. De Duitse economische ordening wordt aangeduid met het begrip sociale markteconomie (Soziale Marktwirtschaft). De politieke vader van de term Soziale Marktwirtschaft is oud-minister van Economische Zaken Ludwig Erhard. Hij introduceerde in 1948 een nieuwe economische ordening: de sociale markteconomie. Het achterliggende idee is dat de markt pas dán zijn werk goed doet, als de overheid zorgt voor voldoende concurrentie en bovendien oog heeft voor rechtvaardige en sociale oplossingen. In de Duitse grondwet is vastgelegd dat de markt aan sociale grenzen is gebonden. Het motto van de sociale markteconomie in de Bondsrepubliek is: "Zo min mogelijk overheid, zo veel overheid als noodzakelijk." De introductie van de sociale markteconomie betekende een fundamentele doorbraak in de West-Duitse economie. Ze maakte competitieve krachten los waardoor het Wirtschaftswunder mogelijk kon worden. De Soziale Marktwirtschaft komt naast de economische politiek tot uitdrukking in de economische wetgeving en instituties. Hierbij moet worden gedacht aan: • Concurrentiewetgeving (bijvoorbeeld het kartelverbod) • Marktregulering (o.a. winkelsluitingswetten) • Onafhankelijke positie van de Bundesbank met betrekking tot het monetaire beleid • Stelsel van sociale zekerheid (o.a. werkloosheidsuitkering) • Tarifautonomie van werkgevers en werknemers: cao-onderhandelingen zonder beinvloeding van de overheid • Het systeem van Mitbestimmung: in elke onderneming moet een derde deel van de raad van commissarissen uit gekozen werknemers bestaan, in de zware industrie zelfs de helft. In de naoorlogse geschiedenis van de economische politiek van West-Duitsland tot 1990 zijn ruwweg drie periodes te onderscheiden: 1. 1949-1966 Wederopbouw en Wirtschaftswunder 2. 1966-1982 Keynesiaans interventionisme 3. 1982-1990 Van vraag naar aanbod Wederopbouw en Wirtschaftswunder (1949-1965) De West-Duitse economie kwam na de Tweede Wereldoorlog moeizaam op gang. Het land, de grote steden en de infrastructuur waren grotendeels verwoest. Veel mensen waren gedwongen te verhuizen en er was een groot tekort aan voedsel, grondstoffen en energie. Niemand vertrouwde de Reichsmark nog en handel met het buitenland bestond niet meer. Het duurde tot 1947 voor de eerste verbeteringen zichtbaar werden. Het herstel van de infrastructuur - de wegen, spoorwegen en kanalen - en van de mijnen speelde hierbij een zeer belangrijke rol. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 6 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De grote doorbraak kwam uiteindelijk in juni 1948, toen de D-Mark werd geïntroduceerd en de meeste rantsoeneringsmaatregelen werden afgeschaft. Vanaf dat moment maakte de Duitse economie een periode van ongekende groei door, mede ondersteund door de Marshall-hulp. De hulp was goed voor in totaal 1,4 miljard dollar tussen 1948 en 1952. Het economische herstel was onlosmakelijk verbonden met Ludwig Erhard. Zijn uitgangspunt was dat de economie zou worden gestimuleerd door vraag en aanbod vrij spel te geven. De overheid diende alleen de randvoorwaarden voor de economie te creëren. Deze filosofie lag ten grondslag aan de eerste regering van de Bondsrepubliek, met Konrad Adenauer als bondskanselier en Ludwig Erhard als minister van Economische Zaken. Na 1950 kreeg de Duitse economie vanwege de Korea-crisis een nieuwe impuls. Het Bruto Binnenlands Product (BBP) steeg van 1951 tot 1959 met gemiddeld 8 procent per jaar. De werkloosheid was aanvankelijk nog zeer hoog, maar nam snel af en bereikte rond 1960 zelfs extreem lage waarden (minder dan 1 procent van de beroepsbevolking). Deze gunstige ontwikkelingen waren onder meer te danken aan de volgende factoren: de Duitse arbeidsmoraal (iedereen wilde hard werken aan de wederopbouw), de enorme toestroom van mensen uit de DDR en de vroegere Duitse gebieden in Polen en Rusland (meer mensen die konden werken), het relatief hoge opleidingsniveau, de aanwezigheid van grondstoffen (o.a. de grote hoeveelheid steenkool in het Ruhrgebied) en de snelle liberalisering van de buitenlandse handel. Dit alles samen zorgde ervoor dat het vertrouwen in de West-Duitse economie snel groeide, zowel in binnen- als buitenland. In 1951 kwam de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal tot stand. Daarin kwamen Frankrijk, Italië, de Benelux-landen en West-Duitsland een gezamenlijk beleid voor de politiek gevoelige en economisch belangrijke kolen- en staalsector overeen. Mede gestimuleerd door de daarbij bereikte successen, werd vervolgens gestreefd naar een verbreding van de economische samenwerking. Met de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in 1957 (ondertekening van het Verdrag van Rome) kreeg de integratie van West-Duitsland in Europa een belangrijke impuls. Niet alleen de Duitse bedrijven ging het voor de wind, de economische groei was ook merkbaar voor Otto Normalverbraucher (Jan met de pet / Jan Modaal). De toegenomen welvaart stelde de burgers in staat om nu ook luxegoederen als koelkasten, auto's en televisies te kopen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Ludwig Erhard, die als grondlegger voor dit succes beschouwd werd, Konrad Adenauer opvolgde als bondskanselier in 1963. De economie begon in het midden van de jaren zestig echter vermoeidheidsverschijnselen te vertonen. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 7 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Keynesiaans interventionisme (1966-1982) Rond 1965 kwam er een eind aan het Wirtschaftswunder. De gemiddelde groei, begin jaren zestig nog 5 procent, zakte naar 2,8 procent. De werkloosheid liep op tot bijna een half miljoen (2,1 procent van de beroepsbevolking). Geleidelijk aan begon de Duitse economie weer in de pas te lopen met de andere Westerse economieën. Vele regeringen in Europa vertrouwden op het Keynesiaanse beleid: om een recessie in hun land tegen te gaan, grepen zij actief in met zogenaamde 'anti-cyclische' maatregelen. Dit hield in, dat wanneer het niet goed gaat in het land de overheid juist meer gaat besteden, om zo de economie te stimuleren. De Duitse regering wilde echter geen actievere rol innemen en toen in 1965 het begrotingstekort opliep werd er zelfs bezuinigd. Het gevolg was dat de recessie zich nog verscherpte. Daardoor verspeelde Erhard zijn vertrouwen bij de Duitse bevolking. Dat maakte de weg vrij voor een nationale grote coalitie, waarin de CDU/CSU en de SPD de regering vormden. Kiesinger werd de bondskanselier en Karl Schiller minister van Economische Zaken. Laatstgenoemde was voorstander van een Keynesiaans georiënteerd beleid. Daarnaast introduceerde hij de konzertierte Aktion, waarbij overheid, werkgevers en werknemers, en de Bundesbank probeerden tot een gezamenlijk gedragen economische politiek te komen. Hoewel dit streven weinig succesvol was, bloeide de economie toch weer sterk op. Na de verkiezingen van 1969 slaagde de SPD erin om zonder de CDU/CSU een regering te vormen. De economische politiek van deze regering onder leiding van SPD-bondskanselier Willy Brandt kenmerkte zich wel degelijk door Keynesiaans interventionisme. Daartoe behoorden in zijn ogen ook investeringen in de infrastructuur, communicatiemiddelen, het onderwijs en de gezondheidszorg. De economische groei was in die jaren bovengemiddeld. Tegelijk namen de slechte voortekenen wel weer toe. De inflatie liep steeds meer op, aangewakkerd door een loongolf die in 1969 doorbrak. De internationale monetaire verhoudingen raakten uit het lood na de teloorgang van het Bretton Woods systeem, het systeem waarin de valuta van veel Europese landen aan de Dollar waren gekoppeld. De Europese integratie verliep nu ook moeilijker. Klap op de vuurpijl was de oliecrisis van 1973 en de daarop volgende recessie in de gehele wereldeconomie. Inmiddels was Helmut Schmidt in 1974 Willy Brandt opgevolgd. Het Keynesiaans interventionisme bleef ook onder Schmidt voortbestaan tot aan het begin van de jaren tachtig. In toenemende mate leverde dit problemen op met het monetair beleid van de Bundesbank. Volgens de bank leidde de regeringspolitiek tot een opdrijving van de inflatie, ook door de te hoge financieringstekorten. De overheid zou juist moeten bezuinigen in plaats van een stimulerende rol te spelen. In een tijd dat de groei stagneerde en de werkloosheid vanwege de tweede oliecrisis sterk opliep was dat voor de SPD politiek niet haalbaar. Toen dat dus onvoldoende gebeurde, was de val van de regering-Schmidt niet meer te vermijden. Op het Europees vlak was ondertussen in 1979, op initiatief van Frankrijk en Duitsland, het Europees Monetair Stelsel (EMS) opgericht. Het EMS had als doel te sterke koersschommelingen van de Europese valuta tegen te gaan. Van vraag naar aanbod (1982-1990) In 1982 kwam de CDU/CSU, na dertien jaar oppositie te hebben gevoerd, weer aan het bewind in een kabinet onder leiding van Helmut Kohl. Hiermee veranderde ook het economisch beleid. Het overheidstekort was tijdens de voorafgaande jaren onvoldoende teruggelopen, mede door verzet van de SPD tegen het beleid van Schmidt. Liset Visser Pagina 8 van 53 Style & Design 3A April 2005 Architectuurgeschiedenis Berlijn De regering-Kohl zag het als haar taak het financieringstekort van Duitsland terug te dringen, en meer in het algemeen de aanbodkant van de economie te versterken. Dit zou alleen kunnen worden bereikt wanneer de overheid zich minder met de economie zou bemoeien. Hoe mooi op papier ook, de praktijk was weerbarstiger. Dat gold niet alleen voor het doorvoeren van bezuinigingen en het aanpassen van wet- en regelgeving, maar ook voor een verlaging van de belastingen. Het economisch herstel kwam mede daardoor maar moeizaam op gang. Pas vanaf 1986 trok de groei weer aan: de werkloosheid liep langzaam terug en het financieringstekort daalde. De Duitse economie werd vooral gestimuleerd doordat de wereldeconomie weer aantrok. Daarbij ontstond een hernieuwd economisch elan in de EU, vooral door de plannen van Jacques Delors. De Duitse export, sterk gericht op de Europese Unie, groeide aanzienlijk, en daarmee ook de Duitse economie. Die leek sterker dan ooit tevoren. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 9 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Industrie en verkeer Voor de eenwording in 1990 was Oost-Berlijn de grootste industriestad van de Duitse Democratische Republiek. West-Berlijn behoorde, samen met Hamburg en München, tot de drie grootste industriële centra van de Bondsrepubliek. Meer dan een derde van de beroepsbevolking is werkzaam in de elektronica-industrie. Voorts voedings- en genotsmiddelen industrie, machine bouw, fabricage van vervoermiddelen en chemische industrie. Tot de traditionele Berlijnse indrustrieën behoren o.a. porseleinfabricage (sinds 1764), grafische en filmindustrie. Ten opzichte van de jaren zeventig is de werkgelegenheid in de industriële sector drastisch verminderd ten gunste van de dienstensector. Berlijn heeft twee vliegvelden, in het noordwesten het in 1975 geopende vliegveld Tegel, dat het verkeer van de oude luchthaven Tempelhof heeft overgenomen; in het zuiden Schönefeld. Veel goederenvervoer geschiedt via de waterwegen (Oder-Spree-Kanal, Teltowkanal, Oder-Havel-Kanal). Het ondergrondse U-bahnnet heeft een lengte van meer dan 200 km. Diensten en recreatieve functies Bijna de helft van de beroepsbevolking is werkzaam in de tertiaire sector. Hoewel Berlijn zijn vroegere leidende positie op het gebied van vakbeurzen moest afstaan aan andere steden (Frankfurt a.M., Hannover, Keulen, Düsseldorf, Leipzig), worden er jaarlijks belangrijke beurzen gehouden. Er zijn vier congresgebouwen w.o. de Kongresshalle (1957), het congrescentrum ICC (1979) en het gebouw dat voor de vergaderingen van de Oost-Duitse Volkskammer diende. Jaarlijks vinden diverse festivals plaats, zoals de Berliner Festwochen (1951; concert, opera, toneel, beeldende kunst), het internationale filmfestival (Gouden en Zilveren Beer) en de Berliner Jazztage. De Zoologischer Garten (29 ha; aangelegd in 1841) geldt als een van de beste dierentuinen ter wereld. Er is een botanische tuin. Voorts een sterrenwacht en een planetarium. De stad beschikt over tal van radio- en televisiestudio's; vóór de eenwording waren in WestBerlijn vooral bekend de SFB (Sender Freies Berlin) en RIAS (Rundfunk im Amerikanischen Sektor). Er zijn vele sport- en recreatiemogelijkheden: het Olympiastadion (naar plannen van W. March) werd voor de Olympische Spelen van 1936 gebouwd. Van veel belang voor de recreatie zijn de bosgebieden aan de stadsranden: stadsbossen Grunewald, Spandau, Köpenick en Friedrichshain, evenals de Berlijnse meren: Wannsee, Havel, Tegeler See, Grosser Müggelsee, Langer See en Seddin See. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 10 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Geschiedenis Vanaf 1945: De naoorlogse periode (1945-1949) Duitsland bezet De geallieerden hadden na de Tweede Wereldoorlog geen vastomlijnde plannen klaarliggen over wat er met Duitsland moest gebeuren. Tijdens de conferentie van Potsdam in juli en augustus 1945 bespraken Amerika, Engeland en de Sovjet-Unie de toekomst van het grotendeels in puin liggende land. Al eerder, tijdens de Conferentie van Jalta in februari 1945, was afgesproken dat Amerika, Engeland, Frankrijk en de Sovjet-Unie alle vier een deel van Duitsland bezet zouden houden. Gezamenlijk zou dan de economische en politieke wederopbouw van Duitsland ter hand genomen moeten worden. In de praktijk kwam hiervan echter weinig terecht. Vooral Frankrijk - dat er aanvankelijk op uit was om Duitsland verdeeld en zwak te houden - blokkeerde een soepele samenwerking. Ook de toenemende vijandigheden tussen de voormalige bondgenoten Amerika en de Sovjet-Unie maakten in de jaren daarna een gezamenlijk beleid in Duitsland onmogelijk. Duitsland verloor uiteindelijk circa 25 procent van haar oorspronkelijke landoppervlakte. De Sovjet-Unie ontmantelde een groot deel van de industrie in haar bezettingszone in het Oosten van Duitsland om schadeloosstelling te krijgen voor de ravage die de oorlog had aangericht. Hele fabrieken werden afgebroken en naar de Sovjet-Unie verhuisd. De Engelsen en Amerikanen waren daarentegen van mening dat een economische wederopbouw van Duitsland op korte termijn wenselijk was. Allereerst om het 'communistische gevaar' geen voedingsbodem te geven. Maar ook omdat zij de bezetting - die immers veel geld kostte - niet langer wilden laten duren dan noodzakelijk. In 1947 voegden de Engelsen en Amerikanen hun zones samen tot een economische eenheid, de 'Bizone'. De Franse zone werd hier later bijgevoegd. Koude Oorlog en Marshall-plan In de loop van 1946 werd steeds duidelijker dat Europa in het teken kwam te staan van de tegenstellingen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Churchill sprak in een beroemd geworden rede van een ijzeren gordijn dat midden door Europa werd neergelaten. Aan de ene kant stond het democratische West-Europa, gesteund door Amerika, aan de andere kant het communistische Oost-Europa, onder invloed van de Sovjet-Unie. In maart 1947 formuleerde de Amerikaanse president de naar hem genoemde Truman-doctrine: elk land dat zich bedreigd voelde in zijn veiligheid kon op steun van Amerika rekenen. Enkele maanden later maakten de Amerikanen een groot herstelprogramma voor Europa bekend: het Marshallplan. Alle Europese landen - dus ook de Oost-Europese - konden een beroep doen op financiële steun. De Sovjets wezen deze steun echter van de hand en verboden de Oost-Europese landen de Marshall-hulp te accepteren. Daarom werden alleen West-Europese landen en de westelijke bezettingszones van Duitsland betrokken in het grootscheepse hulpprogramma. De scheiding in Europa - die dus ook dwars door Duitsland liep - begon zich hierdoor steeds scherper af te tekenen. De Koude Oorlog was begonnen. Blokkade van Berlijn Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 11 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De blokkade van Berlijn in 1948 was het eerste grote conflict tussen de beide kampen in de Koude Oorlog. Berlijn - de hoofdstad van Duitsland - was net als de rest van Duitsland verdeeld in vier bezettingszones, hoewel de stad midden in de Sovjet-zone lag. Na een conflict over het wel of niet invoeren van een Duitse munteenheid én de uiteindelijke invoering van de DMark in de westelijke zones van Berlijn, besloot de Sovjet-Unie uit protest de toegangswegen naar West-Berlijn te sluiten. De enige manier voor de westerse geallieerden om West-Berlijn nu nog te bereiken was door de lucht. De Amerikanen besloten daarom een grootschalige luchtbrug op te zetten om de twee miljoen West-Berlijners te bevoorraden. De Russen waren uiteindelijk niet bereid om een oorlog om Berlijn te riskeren - zij beschikten toen nog niet over atoomwapens - en hieven de blokkade in mei 1949 op. Politieke wederopbouw in de vier zones Voordat er begonnen kon worden aan een politieke wederopbouw in Duitsland moesten alle belangrijke nazi's opgespoord en voor de rechter gebracht worden. In de Sovjet-zone werd dit zeer grondig gedaan. Alle hoge Duitse functionarissen werden gecontroleerd en vele duizenden nazi's werden veroordeeld. In de westerse zones werd op een omslachtiger, zeer bureaucratische, wijze gezocht. Uiteindelijk betekende dit dat veel ex-nazi's niet werden gepakt. Een aantal van de nazi-kopstukken, die wel opgepakt waren, werd tijdens het Neurenberger Proces (1945-1946) veroordeeld. Zo werden Goering, Van Ribbentrop, Rosenberg en Seyß-Inquart ter dood veroordeeld. Rudolf Hess kreeg levenslang. Hitler, Himmler en Goebbels hadden al zelfmoord gepleegd. In de Sovjet-zone kreeg de communistische partij (KPD), gesteund door de Sovjets, al snel een overheersende positie. Zoals de latere leider van de DDR, Walter Ulbricht, het uitdrukte: "Het moet er democratisch uitzien, maar wij moeten alles in de hand hebben." Politieke tegenstanders werd zoveel mogelijk het zwijgen opgelegd. Eind 1945 werd onder grote druk van de Sovjetbezetters besloten om de KPD en de socialistische SPD samen te voegen tot één partij, de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands(SED). In theorie kregen de SPD'ers even veel zeggenschap binnen de partij als de communisten, maar in de praktijk hadden de communisten de macht. In de loop van 1947 werden geleidelijk de andere politieke partijen in de oostelijke zone uitgeschakeld. In de westelijke zones werden de Christlich Demokratische Union (CDU) en de SPD de dominante partijen. De voormalige burgemeester van Keulen, Konrad Adenauer, werd de belangrijkste man bij de Christen Democraten. Kurt Schumacher was de leider van de socialisten. Bij verkiezingen voor gemeenteraden en deelstaatparlementen in 1946 werden de verhoudingen duidelijk. De CDU behaalde ongeveer 30 procent van de stemmen, de SPD ongeveer 28. In 1947, tijdens de economische samenvoeging van de Engelse en de Amerikaanse zones, werden de Duitse politici betrokken bij de vorming van een centrale economische raad. Een jaar later vonden de Amerikanen het tijd worden om een zelfstandige Duitse staat in de westelijke zones op te richten. De toenemende tegenstellingen tussen Oost en West en de blokkade van Berlijn door de Sovjet-Unie hadden duidelijk gemaakt dat een Duitse eenheid voorlopig niet meer tot de opties behoorde. Liset Visser Pagina 12 van 53 Style & Design 3A April 2005 Architectuurgeschiedenis Berlijn Oprichting van de BRD (1949) In 1948 werd in de drie westelijke bezettingszones begonnen met het maken van een grondwet voor de toekomstige Bondsrepubliek. Op aandringen van de minister-presidenten van de deelstaten werd het voorlopige karakter van deze grondwet benadrukt. Als Duitsland weer een eenheid was, zou de definitieve versie gemaakt kunnen worden. Een parlementaire raad, gekozen door de parlementen van de deelstaten, kwam onder leiding van Konrad Adenauer bijeen om de grondwet op te stellen. Nadat in mei 1949 de drie westerse bezettingsmogendheden het grondwetsontwerp hadden goedgekeurd, vonden de verkiezingen plaats voor de Bondsdag, de Tweede Kamer van de nieuwe republiek. Het opkomstpercentage van 78,5 procent toonde dat de West-Duitse bevolking instemde met de oprichting van de Bondsrepubliek. De soevereiniteit van de BRD bleef overigens nog beperkt: volgens het zogenaamde bezettingsstatuut bleven de geallieerden op een aantal gebieden - bijvoorbeeld de buitenlandse en veiligheidspolitiek - de eindverantwoordelijken. De Bondsrepubliek mocht geen eigen leger hebben en ook een ministerie voor Buitenlandse Zaken was er nog niet. Oprichting van de DDR (1949) De communisten hadden in de Sovjet-zone met hulp van de Russen hun politieke vijanden grotendeels kunnen uitschakelen. De niet-communistische partijen werden gedwongen om met de SED samen te werken in de zogenaamde 'eenheidslijst'. In 1948 al werd een ontwerp voor een grondwet gemaakt door de Volksrat, een door de SED gedomineerd orgaan, maar pas begin oktober 1949 werd de Deutsche Demokratische Republik (DDR) opgericht. Het Westen kon zo de schuld gegeven worden van de Duitse deling omdat de Bondsrepubliek eerder werd opgericht. De eerste verkiezingen in de DDR toonden gelijk al het ware gezicht van de nieuwe 'arbeiders- en boerenstaat': de door de SED gecontroleerde eenheidslijst behaalde de onwaarschijnlijke uitslag van 99 procent van de stemmen. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 13 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De Bondsrepubliek (1949-1963) Tijdperk Adenauer Bij het maken van de grondwet voor de Bondsrepubliek speelden de lessen die uit de ondergang van de Weimar-republiek konden worden getrokken een grote rol. De politieke macht werd in de nieuwe republiek evenwichtiger verdeeld dan in de Republiek van Weimar het geval was geweest. Door van West-Duitsland een stabiele democratie te maken hoopten de geallieerden hernieuwde Duitse agressie te voorkomen. De Bondsrepubliek kreeg een federale structuur: de tien (later elf) deelstaten kregen wetgevende bevoegdheden op terreinen als onderwijs en media. Ook werd naast de Bondsdag, de Duitse Tweede Kamer, de Bondsraad opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelstaten. Alle grondwetswijzigingen en een groot deel van de wetsvoorstellen dient deze Bondsraad goed te keuren. Een ander belangrijk verschil met de Weimar-republiek was de positie van de president. Tijdens de Weimar-republiek had de president door middel van noodverordeningen buiten het parlement om kunnen regeren, met desastreuze gevolgen. In de Bondsrepubliek kreeg de president een voornamelijk representatieve functie, vergelijkbaar met de positie van de koningin in Nederland. De bondskanselier kreeg de zwaarste taken in de Bondsrepubliek: in feite stippelde hij de hoofdlijnen van het beleid uit. Konrad Adenauer, de eerste bondskanselier van de BRD, bleef van 1949 tot 1963 aan de macht. Der Alte, hij was al 73 jaar oud toen hij kanselier werd, regeerde op autoritaire wijze, maar was wel een overtuigd voorstander van de democratie. Met de leus Keine Experimente behaalde hij bij de verkiezingen in 1957 met zijn partij (CDU) en de CSU, de Beierse zusterpartij van de CDU, de absolute meerderheid in de Bondsdag. Het hoofdstuk Politiek bevat een uitgebreider overzicht van het politieke systeem. Hoewel het enthousiasme van de West-Duitsers voor zijn politiek aanvankelijk niet groot was, stonden de meeste van hen wel achter de Bondsrepubliek. Twee factoren hebben evenwel sterk bijgedragen aan de positieve waardering voor de nieuwe democratie. Ten eerste de anticommunistische, 'anti-totalitaire' politiek van Adenauer. De West-Duitsers konden van dichtbij de misstanden in het communistische Oost-Duitsland zien en de verhalen horen van de honderduizenden vluchtelingen uit de DDR. De politiek van Adenauer tegen 'het rode gevaar' (het communisme) werd dan ook door het overgrote deel van de bevolking gesteund. De tweede factor was het Wirtschaftswunder. Na enkele jaren van grote armoede herstelde de West-Duitse economie zich voorspoedig. Het succes van de Duitse economie en de groeiende welvaart werden dé bron van nationale trots (Wirtschaftspatriotismus). Aan het verleden werd daarentegen weinig aandacht besteed; men dacht liever aan een betere toekomst dan aan de verschrikkingen van het nazi-regime. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 14 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Wirtschaftswunder In 1945 lag Duitsland in puin. Van de infrastructuur en de industrie was weinig meer over. De eerste jaren na de oorlog waren dan ook tijden van grote armoede en honger. Met behulp van het in 1947 in werking getreden Marshall-plan kon de WestDuitse economie echter snel herstellen. In de jaren vijftig steeg het bruto binnenlands product (BBP) met gemiddeld 8 procent per jaar. De architect van dit Wirtschaftswunder was de toenmalige minister van Economische Zaken Ludwig Erhard. Hij liet de markt zo veel mogelijk haar werk doen, maar hij bouwde ook een systeem van sociale voorzieningen op, de zogenaamde sociale markteconomie. Andere factoren die bijdroegen aan het succes waren de goede arbeidsmoraal en het grote aantal arbeidskrachten dat door de stroom vluchtelingen uit het oosten beschikbaar was. Ook werd er goed samengewerkt door de werkgevers en werknemers. Er werd weinig gestaakt en de vakbonden stelden gematigde looneisen. Wiedergutmachung Adenauer vond het zoals gezegd van groot belang dat de Bondsrepubliek internationaal geaccepteerd zou worden. De Wiedergutmachung - schadeloosstelling voor mensen en landen die door de oorlog schade hadden geleden - was voor hem dan ook een belangrijk thema. In 1952 kwam de BRD met Israël overeen dat de Duitsers 3 miljard D-Mark aan de joodse staat zouden betalen en nog eens 450 miljoen D-Mark aan joodse hulporganisaties. Hoewel binnen zijn eigen CDU (en ook andere partijen) veel verzet bestond tegen deze Wiedergutmachung zette Adenauer met hulp van de oppositionele SPD zijn plannen door. De kritiek van de tegenstanders richtte zich dan vooral op het feit dat de tegoeden niet direct aan individuen ten goede zouden komen. In de loop van de jaren vijftig en zestig werden ook met talrijke andere landen regelingen getroffen. Zo kwam in 1963 een verdrag met Nederland tot stand. Westbindung en Europese samenwerking Konrad Adenauer had zich als een van de eersten neergelegd bij de Duitse deling. Voor de nieuwe Bondsrepubliek had hij een politiek van Westbindung voor ogen. Alleen een verregaande oriëntering op het Westen en integratie in de westerse bondgenootschappen kon volgens hem de Duitsers een derde rampzalige oorlog besparen en het democratiseringsproces in Duitsland veiligstellen. Een voorwaarde voor Adenauer was echter wel dat de Bondsrepubliek volledig geaccepteerd zou worden door de westerse geallieerden als soevereine staat. Pas dan zou de Bondsrepubliek een volwaardige partner van de westerse geallieerden kunnen worden. De Verenigde Staten steunden Adenauers plannen voor de west-integratie van de BRD. De Bondsrepubliek zou immers een belangrijke schakel kunnen vormen in het anti-communistische kamp onder leiding van de Amerikanen. De Britten en Fransen hadden aanvankelijk meer twijfels, maar ook zij zagen de noodzaak in van samenwerking met West-Duitsland. Als Duitsland volledig geïntegreerd zou zijn in westerse samenwerkingsverbanden, zou de kans op nog een oorlog met Duitsland aanzienlijk verkleind worden. De dreiging van de Koude Oorlog nam de laatste twijfels weg: ook Engeland en Frankrijk begrepen dat West-Duitsland van grote waarde voor het westerse kamp kon zijn. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 15 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) - een initiatief van de Fransen (het Schumann-plan) - in 1951 toonde de wil om met West-Duitsland samen te werken in Europa. In 1950 had Frankrijk al voorgesteld om een Europese Defensie Gemeenschap (EDG) op te richten. Frankrijk, Italië, de Benelux en West-Duitsland zouden militair hierin gaan samenwerken om zo het risico dat eventuele herbewapening van Duitsland met zich mee zou brengen te beperken. Het Franse parlement hield echter op het laatste moment de toetreding tot de EDG tegen. Dit was een tegenvaller voor Adenauer in zijn streven naar west-integratie en acceptatie van de BRD. In 1955 kon hij echter tevreden zijn met het NAVO-lidmaatschap dat West-Duitsland kreeg. In de Verdragen van Parijs werd de weg vrijgemaakt voor toetreding in het Atlantische bondgenootschap. Duitsland kreeg vrijwel zijn volledige soevereiniteit terug, waaronder ook het recht op een eigen leger viel. De nieuwe Bundeswehr bleef echter wel onder toezicht van de NAVO. In 1957 werden de verdragen van Rome getekend door West-Duitsland, Frankrijk, Italië en de Benelux-landen, over economische samenwerking in de Europese Economische Gemeenschap (EEG). De Franse president De Gaulle en de Duitse bondskanselier Adenauer - die goed bevriend raakten met elkaar - sloten in 1963 het Elysée-verdrag. In dit vriendschapsverdrag werd afgesproken dat de twee landen voortaan elkaars buitenlandse politiek meer op elkaar zouden afstemmen en vaker overleg zouden plegen. Het Elysée-verdrag bezegelde nog eens de Frans-Duitse verzoening - 'het einde van de erfvijandschap' - die onder meer in de Europese samenwerking vorm had gekregen. De goede Frans-Duitse relaties - denk ook aan de vriendschap van Schmidt en Giscard d'Estaing en Kohl en Mitterrand - zijn ook later van groot belang geweest voor de Europese integratie. Hallstein-doctrine (1955) In de grondwet van de BRD stond dat de regering moest streven naar opheffing van de Duitse deling. Adenauer probeerde dit te doen door ten opzichte van de DDR een Politik der Stärke te voeren. Hij ging ervan uit dat wanneer de Bondsrepubliek een welvarende democratische staat zou worden, de DDR vanzelf in elkaar zou storten, waarop de hereniging mogelijk zou worden. Adenauer wilde tevens duidelijk maken dat de Bondsrepubliek de enige legitieme vertegenwoordiger van het Duitse volk en van het Duitse Rijk was. Dit hield in dat de DDR niet erkend werd door West-Duitsland en zo veel mogelijk geïsoleerd moest worden. Volgens de daarvoor ontworpen Hallstein-doctrine (1955) zou West-Duitsland de diplomatieke verbindingen verbreken met elk land dat de DDR erkende (uitgezonderd de Sovjet-Unie). Pas eind jaren zestig zou hierin verandering komen met de nieuwe Ostpolitik van Willy Brandt. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 16 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Bouw van de Berlijnse Muur (1961) De bijzondere positie van West-Berlijn, midden in de DDR, vormde een groot probleem voor de communisten. De grenzen tussen de twee Duitslanden waren hermetisch afgesloten, maar door haar aparte status bleef West-Berlijn een poort naar het Westen. Sinds het ontstaan van de DDR vluchtten jaarlijks vele tienduizenden mensen via Berlijn naar de Bondsrepubliek. Op den duur was deze situatie onhoudbaar voor het economisch zwakke Oost-Duitsland. De opstand tegen het DDR-regime in juni 1953 had al duidelijk gemaakt dat de steun voor de communisten niet groot was, en een algehele leegloop zou fataal zijn voor het land. Ook de Sovjet-leider Chroesjtsjov zag dit in. Eind jaren vijftig probeerde hij daarom de bijzondere positie van Berlijn te beëindigen. In een ultimatum aan de westerse geallieerden eiste hij dat West-Berlijn een 'vrije' stad moest worden zonder westerse inmenging. Zo niet, dan zouden de toegangswegen naar Berlijn worden afgesloten. In het Westen werd afwijzend gereageerd. De westerse bondgenoten wilden wel met de SovjetUnie onderhandelen over de status van Berlijn. Maar ze waren niet bereid om hun troepen uit West-Berlijn terug te trekken. In augustus 1961 maakten de DDR en de Sovjet-Unie een eind aan het conflict door de Berlijnse Muur te bouwen. De grens tussen Oost- en West-Berlijn werd met beton en prikkeldraad hermetisch afgesloten. De Oost-Duitse grenswachters kregen de opdracht om met scherp te schieten op mensen die toch nog probeerden de grens over te steken. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 17 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Spiegel-affaire (1962) Begin jaren zestig begon Adenauer tekenen van vermoeidheid te vertonen. Er kwam steeds meer kritiek op de inmiddels 85-jarige kanselier met zijn autoritaire optreden. Ook zijn eigen partij stond niet meer geheel achter hem. Eerder hadden de Korea-oorlog, de Arbeidersopstand in de DDR en het Wirtschaftwunder hem politiek geen windeieren gelegd. In 1961 was echter als gevolg van de bouw van de Muur en zijn autoritaire, soms zelf wantrouwende houding ten opzichte van mogelijke rivalen, zijn positie minder sterk. Pas na flink getouwtrek werd hij herbenoemd tot bondskanselier: hij moest echter wel de toezegging doen op de helft van zijn termijn op te stappen. De zogenaamde Spiegel-affaire droeg eraan bij dat hij deze halve termijn niet uit zou zitten. De affaire luidde het einde in van zijn indrukwekkende politieke loopbaan. Het kritische tijdschrift Der Spiegel publiceerde in 1962 een artikel over de slechte toestand waarin de Bundeswehr verkeerde (de Bondsrepubliek had in de Verdragen van Parijs (1955) toestemming gekregen om een eigen leger te vormen). De minister van Defensie Franz Jozef Strauß beschuldigde hierop de schrijver van het artikel en de uitgever van Der Spiegel van landverraad. Het hoofdkantoor van het tijdschrift werd door de politie doorzocht en de uitgever, Rudolf Augstein, werd gearresteerd, evenals de schrijver Conrad Ahlers van het artikel. Deze overtrokken reactie, die deed denken aan de nazitijd, wekte een golf van verontwaardiging op. Een gerechtelijk onderzoek moest uitsluitsel geven over de beschuldigingen aan het adres van Der Spiegel. Adenauer beging vervolgens de blunder om voordat de resultaten bekend waren te spreken van landverraad. Toen uit het onderzoek bleek dat van landverraad geen sprake was geweest, weigerde Adenauer ook nog eens de minister van Defensie Strauß, die verantwoordelijk was geweest voor de arrestaties - hoewel hij dit eerst had ontkend -, te ontslaan. De FDP-ministers in het kabinet traden hierop allen af. Bij de vorming van de volgende regering was Adenauer nog wel betrokken, maar al snel daarna maakte hij plaats voor zijn opvolger Ludwig Erhard. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 18 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De regering Erhard (1963-1966) Binnenlandse politiek Na het aftreden van Konrad Adenauer in 1963 werd de architect van het Wirtschaftswunder, Ludwig Erhard (CDU), bondskanselier. Deze sympathieke Beier genoot vanwege zijn succesvolle financiële politiek in de jaren vijftig een grote populariteit bij de bevolking. Desondanks werd zijn kanselierschap geen succes. Vooral zijn starre vasthouden aan de Hallstein-doctrine werd hem niet in dank afgenomen. Na de bouw van de Muur was het duidelijk geworden dat de Politik der Stärke van Adenauer was mislukt. De DDR was niet ingestort en de buitenlandse politiek van West-Duitsland was aan herziening toe. Erhard en zijn minister van Buitenlandse Zaken Schröder leken echter niet in staat om met een alternatief te komen. Een recessie in de Duitse economie en de onenigheid tussen CDU en FDP over de te nemen maatregelen, bezegelden in 1966 het einde van de regering Erhard. Buitenlandse politiek De bouw van de Berlijnse Muur in 1961 betekende dat de Duitse deling compleet was. De DDR verzekerde zich door middel van deze drastische maatregel van relatieve rust in eigen land - de vluchtelingenstroom naar West-Duitsland was immers een halt toegeroepen. De Politik der Stärke van Adenauer was daarom achterhaald. De DDR was niet, zoals Adenauer had gedacht, vanzelf ingestort. Ook de Hallstein-doctrine - die bepaalde dat Duitsland de diplomatieke betrekkingen zou verbreken met landen die de DDR erkenden - leek haar langste tijd gehad te hebben. De NAVO-partners van de BRD hadden weliswaar beloofd zich aan de Hallstein-doctrine te houden, maar midden jaren zestig begonnen zij deze steeds meer te zien als een belemmering voor de beginnende 'ontspanning' - detente - tussen de twee kampen in de Koude Oorlog. De Bondsrepubliek werd onder druk gezet om de Hallstein-doctrine te herroepen. De regering Erhard (1963-1966) bleek echter niet in staat om een nieuwe buitenlandse politiek te ontwikkelen. Het grote struikelblok voor nieuwe initiatieven in de politiek ten opzichte van OostDuitsland werd gevormd door de weigering van de CDU/CSU om ook maar iets te doen dat op erkenning van de DDR zou kunnen lijken. De christen-democraten bleven halsstarrig vasthouden aan de Hallstein-doctrine. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 19 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Grote coalitie (1966-1969) Algemeen In 1966 werd de zogenaamde grote coalitie tussen de CDU/CSU en de SPD gevormd. De CDU'er Kurt Georg Kiesinger werd kanselier. De grote coalitie zag het als haar voornaamste taak om de economische problemen op te lossen. De overheid investeerde op grootschalige wijze in de infrastructuur, het onderwijs en de gezondheidszorg. Ook werd een overleggroep bestaande uit vertegenwoordigers van de regering, werknemers, werkgevers en deskundigen (de Konzertierte Aktion) in het leven geroepen om tot een evenwichtig beleid te komen. De economische groei trok weer aan en het vertrouwen in de economie werd hersteld. Protestgeneratie Midden jaren zestig mengde een nieuwe generatie, die na de Tweede Wereldoorlog was opgegroeid, zich in het politieke debat. Net als in veel andere westerse landen ontstonden er in West-Duitsland talrijke intellectuelen- en studentenbewegingen - de zogenaamde Ausserparlamentarische Opposition - die zware kritiek hadden op het functioneren van de democratie en de consumptiemaatschappij. In de Bondsrepubliek kwamen hier nog enkele specifiek Duitse factoren bij. Ten eerste had het ontstaan van de grote coalitie van CDU/CSU en SPD in 1966 serieuze oppositie in de Bondsdag onmogelijk gemaakt. De FDP was met zo'n 10 procent van de zetels als grootste oppositiepartij niet in staat om een vuist te maken. Velen zagen deze situatie als een gevaar voor de democratie. Ten tweede kwam de nieuwe generatie met kritische vragen over de rol van hun ouders en grootouders ten tijde van het nazi-regime. Het feit dat zowel kanselier Kiesinger als president Lübke een twijfelachtig oorlogsverleden schenen te hebben, versterkte de indruk dat de democratie in gevaar was. Een directe aanleiding voor de talrijke protesten midden jaren zestig vormde het wetsvoorstel van de regering voor de Notstandsgesetze. In tijden van een binnen- of buitenlandse crisis zou de regering speciale bevoegdheden krijgen. De Notstandsgesetze werden door velen - ook door bijvoorbeeld de schrijver Günter Grass - gezien als een aantasting van de vrijheid. In 1967 escaleerden de protesten. Tijdens een demonstratie tegen het bezoek van de Sjah van Perzië aan Duitsland werd de student Benno Ohnesorg doodgeschoten door de politie. De demonstraties kregen vanaf dat moment een gewelddadiger karakter. Een jaar later werd de linkse studentenleider Rudi Dutschke in Berlijn neergeschoten door een verwarde Bild-lezer. Het conservatieve uitgeversconcern Springer, dat Bild uitgaf, werd door de studentenbewegingen verantwoordelijk gehouden voor de aanslag. Tijdens gewelddadige demonstraties tegen het Springer-concern vielen twee doden en meer dan honderd gewonden. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 20 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Neue Ostpolitik Pas tijdens de Grote Coalitie van CDU/CSU en SPD (1966-1969) kwam er door toedoen van de minister van Buitenlandse Zaken Willy Brandt verandering in de starre houding van de BRD. De SPD'er Brandt burgemeester van Berlijn van 1957 tot 1966 - en zijn adviseur Egon Bahr hadden na de bouw van de Muur de zogenaamde neue Ostpolitik ontwikkeld. Kort gezegd was de nieuwe Ostpolitik gebaseerd op de gedachte dat door een voorzichtige toenadering van de BRD tot de DDR en tot Oost-Europa verandering in de status-quo gebracht kon worden: "Wandel durch Annäherung". Door de bestaande situatie te erkennen en de verhoudingen met de DDR vervolgens te verbeteren, kon volgens Brandt en Bahr langzaam naar de Duitse eenwording toegewerkt worden. Brandt besefte dat de hereniging van Duitsland niet zonder meewerking van de Sovjet-Unie zou kunnen plaatsvinden. De sleutel tot de Duitse eenwording lag in Moskou. Aan de andere kant mocht de samenwerking met de Verenigde Staten en West-Europa niet in gevaar komen. De nieuwe Ostpolitik moest dus behoedzaam en diplomatiek gevoerd worden. Tijdens de Grote Coalitie werden de eerste voorzichtige stappen gezet door Willy Brandt. Door het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met Roemenië (1967) en Joegoslavië (1968), twee landen die de DDR hadden erkend, werd afscheid genomen van de Hallstein-doctrine. De echte Ostpolitik zou echter pas na de regeringswissel in 1969 plaats kunnen vinden. De CDU had nog te veel bezwaren tegen erkenning van de DDR om voluit mee te kunnen werken aan de plannen van Brandt en Bahr. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 21 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De regering Brandt (1969-1974) Algemeen Na de verkiezingen van 1969 vormden de SPD en de FDP samen een regering onder leiding van Willy Brandt,de charismatische leider van de SPD. Het was de eerste regering sinds het ontstaan van de BRD zonder CDU en CSU. In reactie op de protesten van eind jaren zestig kwam Brandt met het motto "Mehr Demokratie wagen". Hij pleitte voor meer invloed van de burgers op de politiek, culturele openheid en een socialere politiek. Brandt kreeg met zijn ideeën een groot deel van de protestgeneratie achter zich. De hervormingen van de sociaal-liberale coalitie en de 'openheid van bestuur' herstelden bij velen het vertrouwen in de politiek. Vanaf 1972 werd echter duidelijk dat sommige van Brandts idealistische plannen te hoog gegrepen waren. De recessie ten gevolge van de oliecrisis in 1973 maakte bijvoorbeeld het uitgebreide en kostbare sociale stelsel dat de kanselier voor ogen had onmogelijk. De meeste energie van de regering Brandt zou gaan zitten in de buitenlandse politiek - de neue Ostpolitik. Weliswaar bereikte Brandts populariteit door zijn succesvolle buitenlandse politiek ongekende hoogtes bij de verkiezingen van 1972 - de SPD behaalde het beste resultaat van haar bestaan - maar de gigantische inspanningen voor de Ostpolitik wreekten zich na 1972. Een deel van de tweede regering Brandt (SPD en FDP) die in 1972 aantrad, leed overduidelijk aan 'regeermoeheid'. Brandt zelf bracht zelfs enige tijd in een ziekenhuis door om tot rust te komen. Ondanks de verkiezingswinst kreeg de sociaal-liberale coalitie na 1972 al gauw te maken met problemen. In 1971 had Brandt evenwel voor zijn inspanningen om te komen tot een internationale ontspanning tussen Oost en west, de Nobelprijs voor de vrede ontvangen. Doorbraak in de Ostpolitik (1970) In 1969 kwam de sociaal-liberale coalitie onder leiding van Willy Brandt met een krappe meerderheid aan de macht. De twee belangrijkste FDP'ers Walter Scheel en Hans Dietrich Genscher steunden de nieuwe Ostpolitik. De inzettende ontspanning tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie - in 1971 werd het SALT I-verdrag over wapenbeperking tussen beide landen getekend - zorgde internationaal voor een geschikt klimaat om de Ostpolitik in praktijk te brengen. Egon Bahr reisde in 1970 naar Moskou om met de Russen te onderhandelen over de status van de DDR, de door de BRD nooit ter sprake gekomen op dergelijke onderhandelingen en dus niet erkende Oder-Neisse-grens tussen Oost-Duitsland en Polen en de toekomst van West-Berlijn. Zonder een akkoord over deze kwesties zou de Sovjet-Unie geen toestemming geven aan de Oostblok-landen om de betrekkingen met de Bondsrepubliek te verbeteren. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 22 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Na vijf maanden onderhandelen bereikte Bahr overeenstemming met de Russische leiders. De West-Duitsers beloofden de DDR en de Oder-Neisse-grens feitelijk te erkennen. Tot een volkenrechtelijke erkenning van de DDR, die aanvankelijk werd verlangd, kon Bahr niet overgaan. Dat was tegen de grondwet van de Bondsrepubliek. De Sovjet-Unie liet van haar kant het verzet varen tegen de aanwezigheid van de westerse geallieerden in West-Berlijn. De financiële toezeggingen die de West-Duitsers aan de Sovjet-Unie deden in het akkoord, hebben als 'smeerolie' gefungeerd bij de totstandkoming van het verdrag. Op 12 augustus werd het Verdrag van Moskou, zoals het ging heten, door beide landen getekend. Het moest echter nog geratificeerd worden door de Duitse Bondsdag. Ook met andere Oost-Europese landen werden onderhandelingen gevoerd om tot een normalisering van de betrekkingen te komen. De traumatische ervaringen van de Tweede Wereldoorlog en de anti-Duitse propaganda die door de communisten was ingezet als 'bindmiddel' in het Oostblok, maakten dit tot een moeizaam proces. Willy Brandt deed er echter alles aan om het vertrouwen van de Oost-Europese landen te winnen. Het feit dat Brandt in 1933 naar Noorwegen was gevlucht om aan het nazi-regime te ontkomen, en dus het 'goede' Duitsland vertegenwoordigde, hielp hem hierbij aanzienlijk. Tijdens zijn bezoek aan Polen (1970) benadrukte Brandt nogmaals zijn goede bedoelingen door te knielen bij het monument voor de slachtoffers uit het joodse getto in Warschau, een gebaar dat in de hele wereld grote indruk maakte. In het Verdrag van Warschau van 7 december 1970 tussen de BRD en Polen werd overeengekomen dat de Oder-Neisse-grens voorlopig erkend zou worden. De definitieve erkenning zou door middel van een tot dan toe nog niet gesloten vredesverdrag met de vier geallieerden moeten plaatsvinden. Dit gebeurde uiteindelijk in 1991. Duits-Duitse onderhandelingen Ook op het vlak van de Duits-Duitse betrekkingen werd vooruitgang geboekt, nadat eenmaal overeenstemming was bereikt met de Sovjet-Unie. In maart 1970 bracht Brandt een bezoek aan de DDR, waar hij werd toegejuicht door een enthousiaste menigte: het "WILLY WILLY!!!!" ging al gauw over in "WILLY BRANDT!!!!" om duidelijk te maken dat niet de Oost-Duitse president Willi Stoph werd bedoeld. Na een tegenbezoek van Stoph aan de Bondsrepubliek in mei, konden de onderhandelingen tussen de twee Duitslanden beginnen. De machtswisseling in de DDR in 1971 had onder druk van de Sovjet-Unie plaatsgevonden. Zo was Ulbricht opzij gezet voor de jongere Erich Honecker. Met deze nieuwe leider verliepen de onderhandelingen relatief gezien soepel. In december 1972 kon het Grundlagenvertrag, Basisverdrag, tussen de BRD en de DDR getekend worden. Beide landen erkenden elkaars grenzen en soevereiniteit, zonder dat de Bondsrepubliek het streven naar eenheid geheel los liet. Volledige diplomatieke erkenning was er dus niet, maar wel werden 'surrogaat-ambassades' opgericht. Tevens werd het reizen tussen de twee landen enigszins vergemakkelijkt. West-Duitsers konden nu iets makkelijker hun familieleden aan de andere kant van de grens opzoeken. De Bondsrepubliek zegde aan Oost-Duitsland financiële steun toe. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 23 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Het Grundlagenvertrag maakte de weg vrij voor een lidmaatschap van de Verenigde Naties voor beide Duitslanden in september 1973. Ook werd de DDR nu door talrijke westerse landen erkend. Voor de Bondsrepubliek was het van groot belang dat de OostDuitse regering een gesprekspartner was geworden. De regering van de BRD kon nu meer doen om het lot van de Oost-Duitsers te verbeteren. Voor de DDR was vooral de financiële steun die Bonn had toegezegd van groot belang. De miljardenkredieten die in de jaren zeventig en tachtig naar Oost-Duitsland vloeiden, waren een zeer welkome (noodzakelijke) aanvulling op de krappe budgetten van de SED-leiders. Ratificatie van de Ostverträge Binnen de Bondsdag bestond sterk verzet tegen de verdragen met de Sovjet-Unie en Polen. De CDU beschuldigde Brandt ervan dat hij de constitutionele plicht om naar Duitse eenwording te streven niet nakwam. Door middel van een constructieve motie van wantrouwen probeerde de CDU-fractievoorzitter Barzel - die zelf ook politieke ambities koesterde - in april 1972 de regering Brandt ten val te brengen. Hij kwam hiervoor echter twee stemmen tekort. Op 17 mei 1972 werden vervolgens toch de verdragen van Moskou en Warschau door de Bondsdag aangenomen. De CDU en CSU onthielden zich van stemming omdat zij uiteindelijk niet de mislukking van de nieuwe Ostpolitikop hun geweten wilden hebben. Rote Armee Fraktion (RAF) In 1970 werd door een aantal leden van de linkse protestbewegingen de Rote Armee Fraktion (RAF) opgericht. De RAF stelde zich ten doel om door middel van geweld het staatsapparaat te ontwrichten en een revolutie tegen de 'fascisten' - zoals zij de West-Duitse regering onder leiding van Brandt noemden - te ontketenen. In de jaren 1971 en 1972 pleegden de RAF-terroristen talrijke aanslagen en overvallen. In de zomer van 1972 kwam echter een voorlopig einde aan het geweld, toen de harde kern van de RAF werd gearresteerd. Een paar jaar later zou de Rote Armee Fraktion voor een nieuwe golf van aanslagen zorgen. In de herfst van 1977 - het hoogtepunt van de RAF-terreur - werd de voorzitter van de Duitse werkgeversorganisaties Hanns-Martin Schleyer door de RAF ontvoerd. De ontvoerders eisten de vrijlating van verscheidene sympathisanten in Duitse gevangenissen. Bondskanselier Schmidt weigerde echter in te gaan op deze eisen. Een grootscheepse zoektocht naar Schleyer werd ingezet. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 24 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Vervolgens werd door een andere groep terroristen, een radicale groep Palestijnen, het Lufthansa-vliegtuig Landshut gekaapt om de eisen van de RAF kracht bij te zetten. Schmidt was echter nog steeds niet tot concessies bereid. In de nacht van 17 op 18 oktober werd de Landshut door Duitse commando's bestormd. De meeste gijzelnemers kwamen bij deze actie om het leven. De volgende ochtend werd het lichaam van Schleyer na een tip van de ontvoerders in de Franse stad Mulhouse gevonden. In reactie op deze dramatische gebeurtenissen pleegden een aantal gevangen RAF-kopstukken zelfmoord. Heel Duitsland was tijdens deze angstige tijden in de ban geweest van het terrorisme. Na de herfst van 1977 nam de intensiteit van de terreur snel af. Oliecrisis (1973) In 1973 brak de oliecrisis uit. Naar aanleiding van de Jom-Kippoer-oorlog tussen Israël en diens buurlanden verhoogden de Arabische olieproducerende landen de olieprijzen. Deze prijsstijging veroorzaakte in de meeste westerse landen een economische crisis. Ook West-Duitsland kreeg te maken met een stijging van de werkloosheid en een daling van de productie. De zichtbaar uitgebluste kanselier Brandt wist geen passend antwoord te vinden op deze problemen. Het vertrouwen in de kanselier nam af en ook binnen zijn eigen partij gingen er stemmen op om de economisch geschoolde Helmut Schmidt als zijn vervanger aan te wijzen. In 1974 leidde een spionageaffaire tot het einde van Brandts kanselierschap. Guillaume-affaire (1974) In 1973 was de West-Duitse inlichtingendienst erachter gekomen dat een medewerker van Brandt, Günter Guillaume, voor de DDR spioneerde. Door een reeks blunders werd hij pas in 1974 gearresteerd. Tot veler verrassing nam Brandt de volledige verantwoordelijkheid voor deze toch niet wereldschokkende affaire op zich en besloot hij af te treden. Waarschijnlijk werd de Nobelprijswinnaar van 1971 hiertoe gedwongen door tegenstanders binnen zijn eigen partij. Tijdens het onderzoek van de inlichtingendienst naar de Oost-Duitse spion was gebleken dat Brandt veelvuldig kortstondige affaires had gehad. Hoewel nooit helemaal duidelijk is geworden wat er precies gebeurd is, heeft SPD-fractievoorzitter Wehner, die Helmut Schmidt graag als kanselier zag, deze affaire waarschijnlijk aangegrepen om Brandts ontslag af te dwingen. Hij zegde zijn vertrouwen in Brandt op en deze kon niet veel anders dan aftreden. De SPD'er Helmut Schmidt werd op 16 mei 1974 door de Bondsdag gekozen als zijn opvolger. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 25 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De regering Schmidt (1974-1982) Monetair beleid De oliecrisis van 1973 had voor de exportnatie Duitsland grote gevolgen. De hoge inflatie, de zwakke dollar en de hoge olieprijzen waren funest voor de handel. De economische groei stokte en de werkloosheid steeg onrustbarend. De econoom Schmidt probeerde door een politiek van bezuinigingen en overheidsinvesteringen de inflatie tegen te gaan. Ook werd samen met de Europese partners een plan opgesteld om een stabiele geldmarkt in te stellen. In 1978 werd hiertoe het Europees Monetair Stelsel (EMS) opgericht. De wisselkoersen van de verschillende munten werden binnen een bepaalde marge vastgelegd. In het geval van te grote schommelingen van de koersen moesten de centrale banken door middel van steunaankopen de stabiliteit van de valuta's garanderen. De maatregelen van Schmidt leken vruchten af te werpen. Midden jaren zeventig trok de economie weer aan en de werkloosheid daalde licht. In 1979 ontstond echter de tweede oliecrisis. Weer kwam de klap hard aan in de Bondsrepubliek. Schmidt dacht met dezelfde maatregelen als in 1973 de crisis op te kunnen lossen. De depressie in West-Europa was nu echter nog ernstiger dan in 1973 en Schmidts beleid faalde. De werkloosheid steeg flink en ook de inflatie ging omhoog. De economische malaise zorgde binnen de sociaal-liberale coalitie voor grote onenigheid. De FDP maakte zich sterk voor grootscheepse bezuinigingen terwijl een deel van de SPD juist meer overheidsinvesteringen wilde uitvoeren. Europees Monetair Stelsel (EMS) (1978) Mede dankzij de goede relatie tussen de Franse president Giscard d'Estaing en bondskanselier Schmidt werd in 1978 een nieuwe stap gezet op weg naar verregaande Europese integratie. Om tot een stabiele geldmarkt te komen werd het Europees Monetair Stelsel (EMS) opgericht. In dit stelsel werden de wisselkoersen van de valuta van de Europese partners aan elkaar gekoppeld. Te hevige koersschommelingen zouden door de centrale banken van de deelnemers moeten worden opgevangen. Het uiteindelijke doel van de monetaire samenwerking werd een gemeenschappelijke Europese munt. Midden jaren zeventig waren de Amerikanen en Russen verwikkeld in onderhandelingen over een SALT II-akkoord ter vermindering van hun wapenarsenalen. Bondskanselier Schmidt leverde in 1977 felle kritiek op de Amerikanen die volgens hem in hun enthousiasme om tot een akkoord te komen de Europese belangen uit het oog verloren. De NAVO-wapens voor de middellange afstand waren namelijk verouderd, terwijl de Russen met plaatsing van moderne SS-20-raketten met een actieradius van 5000 kilometer waren begonnen. In de SALT-II onderhandelingen besteedden de Verenigde Staten, volgens Schmidt, te weinig aandacht aan deze ontwikkeling. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 26 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De Amerikanen reageerden aanvankelijk afwijzend op deze kritiek. In 1979 kwam hierin echter verandering. Tijdens een bijeenkomst van de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en de BRD werd een twee-sporenbeleid voor de NAVO uitgedacht. De Amerikanen zouden er bij de Sovjet-Unie op aandringen dat de SS-20-raketten verwijderd moesten worden. Wanneer dat niet de gewenste reactie van de Russen zou opleveren, dan zou het NAVO-arsenaal in Europa uitgebreid worden. In december 1979 werd dit beleid door de NAVO bekrachtigd in het zogenaamde NAVO-dubbelbesluit. Dit betekende dat de West-Europese regeringen instemden met de eventuele plaatsing van kruisraketten op eigen bodem. Vooral in Nederland en de Bondsrepubliek veroorzaakte dit een golf van protesten. Deze vredesbewegingen kregen honderdduizenden mensen op de been. In de Bondsrepubliek werd de vredesbeweging gesteund door een deel van Schmidts eigen SPD. Het kostte Schmidt dan ook moeite om de steun van zijn partij te behouden. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 27 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De val van Schmidt Het Navo-dubbelbesluit van 1979, dat voorzag in de plaatsing van kruisraketten in de WestEuropese landen, veroorzaakte een storm van protesten in de Bondsrepubliek. Ook binnen Schmidtseigen SPD bestond er veel tegenstand tegen het dubbelbesluit. De problemen binnen zijn eigen partij deden de positie van de bondskanselier geen goed. De grootste zorg bleef echter de Duitse economie. Vooral binnen de FDP bestond weinig vertrouwen meer in de economische politiek van Schmidt en dit leidde in 1982 tot de ondergang van de kanselier. Door een constructieve motie van wantrouwen van de CDU-leider Helmut Kohl, gesteund door de FDPfractie, kwam hij ten val. De over het algemeen toch zeer succesvolle en gewaardeerde Schmidt werd opgevolgd door de CDU'er Helmut Kohl. De regering Kohl (1982-1989) Algemeen Helmut Kohl was een typische partijpoliticus, die in de deelstaat Rijnland-Palts carrière had gemaakt. In 1973 was hij voorzitter van de CDU geworden. Zijn grote voorbeeld was Konrad Adenauer. Bij de verkiezingen van 1983 beloofde Kohl een Wende in de binnenlandse politiek; de overheidsfinanciën moesten op orde gebracht worden en hij wilde het vertrouwen in de politiek vergroten. De CDU/CSU behaalde bijna 50 procent van de stemmen. Het was duidelijk dat de kiezers de interne strijd in de SPD niet konden waarderen. Het begrotingstekort was volgens Kohl onder de SPD veel te hoog opgelopen. Door bezuinigingen, het voorkomen van inflatie en het stimuleren van de economische groei wilde Kohl de overheidsfinanciën weer op orde krijgen. Een lastenverlichting voor de bedrijven moest meer werkgelegenheid creëren. De opleving van de internationale economie begin jaren tachtig kwam het handelsland Duitsland ten goede en de economie trok onder de nieuwe regering weer aan. Van een grote breuk met het beleid van Schmidt was echter geen sprake. De regering Kohl ging de meest ingrijpende hervormingen uit de weg. De in 1988 groots aangekondigde belastinghervorming bleef steken in geldgebrek en vervolgens ging het begrotingstekort zelfs weer omhoog. Het nieuwe vertrouwen in de politiek dat Kohl met zijn Wende wilde wekken, werd ernstig ondermijnd door talrijke schandalen. Zo had de liberaal Otto Graf von Lambsdorff, voormalig minister van Economische Zaken, met belastingen gesjoemeld om de partijkas te spekken. Het grootste schandaal ontstond in 1987 toen de CDU-premier van Sleeswijk-Holstein, Uwe Barschel, zijn SPD-rivaal Björn Engholm had laten bespioneren. Nadat dit bekend was geworden, werd Barschel onder mysterieuze omstandigheden dood aangetroffen in een Zwitserse hotelkamer. Later zou blijken - tijdens de Spendenaffäre in 1999-2000 - dat meerdere politieke partijen zich in deze en latere periodes op partijfinancieringsgebied hadden misdragen. Helmut Kohl en CDUpartijvoorzitter Schäuble zouden hiervan de grootste slachtoffers worden. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 28 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Nieuwe omgang met het verleden Kohl wilde met zijn Wende ook een nieuwe omgang met het verleden bewerkstelligen. Dit betekende dat ook aandacht moest worden besteed aan de positieve kanten van het Duitse verleden, dat verder reikte dan de donkere periode 1933-1945. Kohl zelf deed de herwaardering van het verleden geen goed door een paar onhandige uitspraken over het nazi-verleden te doen. Ook zijn plan om samen met de Amerikaanse president Reagan de 'gewone' Duitse soldaten te eren op de militaire begraafplaats Bitburg zorgde voor veel ophef, toen bleek dat op dezelfde begraafplaats ook leden van de Waffen-SS begraven lagen. Geenszins was hij van plan deze mensen te eren, maar de media doken er uiteraard bovenop met een flinke rel als gevolg. Bondspresident Richard von Weizsäcker wist met zijn beroemde 8 mei-rede in 1985 over de hele wereld positievere reacties op te wekken. In deze indrukwekkende, evenwichtige toespraak ter herdenking van de capitulatie van Duitsland op 7-8 mei 1945 stelde von Weizsäcker dat de achtste mei gezien moest worden als een dag van bevrijding, ondanks het leed dat zoveel landgenoten daarna en daardoor ondervonden. Bovendien besteedde hij aandacht aan de vele soorten slachtoffers van het nazi-regime. Historikerstreit Een jaar na de rede van von Weizsäcker barstte een debat tussen historici, een Historikerstreit, los. Aanleiding hiertoe was de publicatie van twee artikelen. Eén artikel was van de hand van de conservatieve historicus Ernst Nolte. Hij probeerde aan te tonen dat de holocaust niet als een unieke gebeurtenis kon worden beschouwd, door een vergelijking te maken met de misdaden van het Sovjet-regime. De filosoof Jürgen Habermas en andere links-georiënteerde wetenschappers reageerden fel. Zij vonden dat Noltes standpunt een gevaarlijke was: het argument zou namelijk extreem-rechtse groepen een argument kunnen bieden om de holocaust in zijn geheel weg te relativeren. Duitsland moest volgens Habermas en zijn medestanders inzien, dat de schuld aan de holocaust het land er juist toe dwong om het nationalisme af te zweren en een post-nationale staat te worden. De Historikerstreit kwam na enige tijd tot rust toen Nolte steeds radicalere standpunten begon in te nemen en zich zo in een isolement plaatste. Buitenlandse politiek De regering-Kohl zette de Ostpolitik van de twee vorige regeringen voort. Dit ondanks het feit dat de CDU aanvankelijk felle kritiek had gehad op het beleid dat Brandt en Schmidt ten aanzien van de DDR voerden. De kredieten aan Oost-Duitsland bleven gehandhaafd en in 1987 bracht Honecker zelfs voor het eerst een officieel staatsbezoek aan de Bondsrepubliek. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 29 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De verdere ontwikkeling van de Europese integratie was voor Kohl het belangrijkste punt in de buitenlandse politiek. Een intensieve samenwerking met Frankrijk was hiervoor noodzakelijk. Duitsland mocht immers niet de indruk wekken dat het te veel macht naar zich toetrok in Europa. Kohl kon het goed vinden met de Franse president Mitterrand en samen wisten zij de in het slop geraakte Europese Gemeenschap nieuw leven in te blazen. In 1988 werd een plan van de voorzitter van de Europese commissie, Jacques Delors, om een gemeenschappelijke markt op te richten aangenomen. Daarna zou de kwestie van een Europese munt geregeld moeten worden. De Deutsche Demokratische Republik (1949-1989) Algemeen De Deutsche Demokratische Republik (DDR) werd vanaf haar ontstaan in 1949 beheerst en geleid door de communistische partij, de SED. Gesteund door de Sovjet-Unie had de SED in de jaren na de oorlog een centrale machtspositie opgebouwd in Oost-Duitsland. De militaire en economische steun uit Moskou bleef ook daarna van groot belang voor de DDR. Dit bleek eind jaren tachtig toen de Sovjet-leider Gorbatsjov de DDR-leiders te kennen gaf dat zij niet meer op de Sovjet-Unie hoefden te rekenen in het geval van binnenlandse problemen. De DDR was toen niet in staat om op eigen benen te staan en op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur. Nauwelijks een jaar later hield de DDR op te bestaan en werd de Duitse eenwording een feit. Tijdens de veertig jaar van haar bestaan heeft de DDR voortdurend met twee structurele problemen te kampen gehad. In de eerste plaats de moeizame economische ontwikkeling (zie hiervoor ook het hoofdstuk Economie). In de tweede plaats een gebrek aan politieke geloofwaardigheid in eigen land. Deze problemen leidden tot grote ontevredenheid bij de OostDuitse bevolking. Honderdduizenden burgers vluchtten in de jaren vijftig naar het Westen. De bouw van de Berlijnse Muur in 1961 maakte een einde aan deze vluchtelingenstroom. De problemen waren hierdoor echter niet opgelost. Ook na de bouw van de Muur bleef de OostDuitse planeconomie ondanks enkele kleine economische successen inefficiënt en gebrekkig functioneren. Een deel van de bevolking ondersteunde vanaf het begin het 'communisme op Duitse bodem' niet. In 1953 brak zelfs een opstand uit tegen het SEDregime, die door Russische tanks werd neergeslagen. De SED heeft voortdurend geprobeerd om door onderdrukking van de oppositie, felle propaganda, het jagen op economische successen en het streven naar internationale erkenning de legitimiteit van de DDR te vergroten. In de jaren tachtig werd echter duidelijk dat de propaganda niet werkte en dat het vertrouwen in de SED-regering, mede door de terreur van de Stasi - de gevreesde geheime dienst - een absoluut dieptepunt had bereikt. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 30 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Vooral in de eerste jaren van haar bestaan kon de DDR echter ook op enige steun uit de bevolking rekenen. De SED presenteerde zichzelf - en werd door velen aanvankelijk ook zo gezien - als een antifascistische beweging die 'het goede' van de Duitse samenleving vertegenwoordigde. Vooral voor vele intellectuelen was hierin in het begin de grote aantrekkingskracht van de DDR gelegen. Het verzet van de communisten tegen het nazi-regime had bij hen veel goodwill gekweekt. Walter Ulbricht (1949-1971) Onder leiding van Walter Ulbricht, de secretaris-generaal van de SED, ontwikkelde de DDR zich tot een communistische eenpartijstaat naar het voorbeeld van de Sovjet-Unie. De SED controleerde in dit systeem het staatsapparaat, de economie en de rechtspraak. Hoewel er in theorie meerdere partijen bestonden was er van oppositie nauwelijks sprake. Tegenstanders van de communisten werden vervolgd door de Stasi, het Ministerium für Staatssicherheit - de Oost-Duitse geheime dienst. Ook de media en het onderwijs kwamen in het teken te staan van de communistische propaganda. Op het vlak van de buitenlandse politiek moest de DDR zich houden aan de richtlijnen uit Moskou. Tijdens een partijdag van de SED in 1950 formuleerde de regering de wederopbouw van de economie als haar belangrijkste taak. In navolging van de Sovjet-Unie werd een vijfjarenplan opgesteld, dat de economie moest versterken. De zware industrie kreeg hierin absolute voorrang. Dit bleek een grote misrekening, omdat hierdoor de consumptie-industrie verwaarloosd werd. De eerste levensbehoeften bleven schaars, wat leidde tot ontevredenheid bij de bevolking. Opstand van 17 juni (1953) De ontevredenheid over de economische situatie werd versterkt door de, politieke, onderdrukking van talrijke tegenstanders van de SED. Vooral de tegenwerking van de Evangelische Kerk, waarvan 80 procent van de bevolking lid was, zorgde voor veel onrust. Na de dood van Stalin in maart 1953 zag de SED zich genoodzaakt om haar harde politiek ten opzichte van de bevolking af te zwakken. De hoge arbeidsnormen voor de gewone arbeiders bleven echter gehandhaafd. Dit leidde begin juni 1953 tot een staking van bouwarbeiders in Berlijn, die zich razendsnel uitbreidde over de meeste grote steden in de DDR. Op 17 juni werd in meer dan driehonderd steden gedemonstreerd en er ontstonden gevechten met de politie. De demonstraties kregen ook steeds meer een politiek karakter - vrije verkiezingen werd een van de eisen van de actievoerders. De SED-leiders wisten zich geen raad met de situatie; moesten de leiders van de Arbeiders- en Boerenstaat geweld gebruiken tegen de eigen arbeiders en boeren? De Russische commandant in Berlijn maakte een einde aan de aarzelingen door zijn tanks op de demonstranten af te sturen. Volgens de officiële lezing van de DDR waren er negentien dodelijke slachtoffers gevallen, maar het zijn er waarschijnlijk enkele honderden geweest. De Sovjet-Unie had duidelijk gemaakt dat zij bereid was geweld te gebruiken om het SED-regime in het zadel te houden. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 31 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De bouw van de Berlijnse Muur (1961) Vanaf de oprichting van de DDR vluchtten elke maand duizenden mensen vanuit deze staat naar West-Duitsland. In de periode na de juni-opstand in 1953 groeide dit aantal zelfs tot meer dan vijftigduizend 'vertrekkers' per maand. De grens tussen de beide Duitslanden was toen al hermetisch afgesloten, maar de bijzondere positie van Berlijn maakte van deze stad een poort naar het Westen. Oost-Duitsers konden West-Berlijn binnengaan en van daaruit naar de Bondsrepubliek reizen. Op den duur werd het grote aantal vluchtelingen een serieuze bedreiging voor het voortbestaan van de DDR. De uittocht van arbeidskrachten betekende een gigantische aderlating voor de economie. Ook werd de politieke stabiliteit van het land in gevaar gebracht. De SED kon de eigen bevolking moeilijk laten geloven in het succes van de socialistische maatschappij, als elke maand duizenden mensen vertrokken. In 1961 besloten Ulbricht en de Sovjet-leider Chroesjtsjov een einde te maken aan de leegloop. In de nacht van 12 op 13 augustus werd begonnen met de bouw van de Berlijnse Muur. In enkele weken tijd werd een zwaarbewaakte betonnen hindernis opgeworpen rondom West-Berlijn. De grenswachten hadden bevel om te schieten op mensen die probeerden de grens over te steken. Dit betekende overigens niet dat niemand meer probeerde te vluchten. Gedurende de bijna dertig jaar dat de Muur bestond zijn talrijke pogingen ondernomen om uit de DDR te ontsnappen. Hierbij zijn naar schatting ongeveer 190 doden gevallen. Erich Honecker (1971-1989) In de jaren zestig was de West-Duitse kanselier Willy Brandt met zijn nieuwe Ostpolitik begonnen, die tot doel had de betrekkingen tussen de beide Duitslanden en de situatie van de bevolking in de DDR te verbeteren. Ulbricht zag dit als een bedreiging voor de stabiliteit van de DDR en weigerde mee te werken aan de ontspanning tussen beide landen. Vanuit Moskou werd echter druk uitgeoefend op de DDR om wel samen te werken met de Bondsrepubliek. In 1971 moest Ulbricht daarom wijken voor Erich Honecker. Deze nieuwe leider van de SED toonde zich soepeler in de onderhandelingen over een basisverdrag met West-Duitsland, dat dan ook in 1972 tot stand kwam. De beide Duitslanden erkenden elkaar - hoewel niet volkenrechtelijk - en de betrekkingen werden enigszins genormaliseerd. De voordelen voor de DDR van deze toenadering lagen voornamelijk op het economisch vlak en meer vrijheden voor de bevolking. De Bondsrepubliek gaf de DDR economische steun in harde westerse valuta. Ook werden producten uit de DDR zonder invoerrechten toegelaten op de EG-markt, omdat de DDR niet als buitenland werd beschouwd. Nadat het basisverdrag tussen de twee Duitslanden was getekend, werd de DDR door tal van landen erkend. De toenadering tussen de DDR en de BRD had ervoor gezorgd dat de DDR internationaal geaccepteerd werd. Op 18 september 1973 traden de DDR en de BRD gezamenlijk toe tot de Verenigde Naties. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 32 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Honecker zag in dat het zonder economische successen moeilijk was om de Oost-Duitse bevolking voor het socialisme te winnen. Onder zijn leiding werd de consumptie-industrie verbeterd en een actievere sociale politiek gevoerd. Deze nieuwe koers leek zijn vruchten af te werpen; er werden duizenden nieuwe woningen gebouwd en de schaarste aan consumptiegoederen nam af. In de jaren tachtig zou echter blijken dat Honeckers beleid op lucht was gebaseerd. De subsidies voor de woningbouw en de consumptiegoederen werden namelijk voor het grootste deel betaald met geld dat in het buitenland geleend werd. Abgrenzung en Stasi-dictatuur Tegelijk met de internationale ontspanning en de verbetering van de economie, voerde Honecker in eigen land een politiek van Abgrenzung. Om de identiteit van de DDR te versterken werd geprobeerd om verwijzingen naar het begrip Duitsland - en daarmee naar een mogelijke eenwording - zo veel mogelijk te onderdrukken. Organisaties moesten hun naam veranderen en term 'sozialistischer Staat deutscher Nation'werd veranderd in 'sozialistischer Staat der Arbeiter und Bauern'. Ook werd de onderdrukking van de tegenstanders van het SED-regime opgevoerd. Talrijke intellectuelen en kunstenaars - zoals de populaire zanger Wolf Biermann - werden het land uitgezet. De Stasi werd in de jaren zeventig een steeds machtigere instelling. Tienduizenden agenten en verklikkers hielden de Oost-Duitse bevolking in de gaten. Goede vrienden of zelfs echtgenoten van verdachte mensen werden door de Stasi geronseld om informatie door te spelen. Critici van het regime werden in de gevangenis gezet of uitgewezen. De Stasi kon zelfs rekenen op veel meer medewerkers dan de Gestapo, de geheime dienst van Hitler. De lengte van het archief van de Stasi, waarin alle informatie over de bevolking was opgeslagen, bedroeg maar liefst 180 kilometer. Populariteit van de West-Duitse televisie Een groot probleem voor de propagandamachine van de SED was de West-Duitse televisie. In grote delen van de DDR konden de West-Duitse zenders ontvangen worden. Een avondje televisie kijken was genoeg om in te zien dat de DDR economisch gezien ver achter lag bij de Bondsrepubliek. Het was duidelijk dat men in West-Duitsland niet jaren moest wachten op de levering van een nieuwe auto, zoals in de DDR. En bananen en andere tropische vruchten waren in de Oost-Duitse supermarkten niet te vinden. De geloofwaardigheid van het SED-regime heeft altijd bijzonder te lijden gehad onder de vergelijking die de Oost-Duitse burgers via de televisie konden maken met de Bondsrepubliek. Pogingen om de West-Duitse televisie te verbieden zijn op niets uitgelopen. Ook toen de communistische jeugdorganisaties de daken op werden gestuurd om antennes weg te draaien, bleven de meeste Oost-Duitsers de eigen televisiezenders negeren. Alleen naar sportuitzendingen op de Oost-Duitse televisie werd goed gekeken. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 33 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De jaren tachtig: de DDR failliet In de jaren tachtig verslechterde de economische situatie van de DDR verder. De staatsschuld van de DDR werd steeds hoger en de industrie en infrastructuur waren sterk verouderd. Investeringen in nieuwe technologie waren er nauwelijks en er werd veelal nog gewerkt met een machinepark uit de jaren twintig en dertig. De grootschalige exploitatie van bruinkool had bovendien voor een gigantische milieuvervuiling gezorgd. (Zie voor de economische problemen ook het hoofdstuk Economie.) Het gebrek aan buitenlandse harde valuta vormde het grootste probleem voor de DDR. Jarenlang was er geld geleend om de sociale politiek van Honecker te kunnen betalen, zonder dat daar voldoende eigen inkomsten tegenover stonden. Om de rente over de buitenlandse leningen te kunnen betalen moesten weer nieuwe leningen worden gesloten. Midden jaren tachtig werd het duidelijk dat de DDR zo niet langer door kon gaan. De SED-leiders hielden het nieuws echter geheim en sloten zich steeds meer voor de realiteit af. Ook voor de onvrede van de bevolking hadden Honecker en de zijnen geen oog meer. Berichten over de groeiende problemen werden eenvoudigweg niet meer gelezen. De aanhoudende problemen zouden in 1989 door de hervormingen van de Russische leider Gorbatsjov naar de oppervlakte komen en leiden tot grote demonstraties en ten slotte het einde van de DDR. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 34 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De Revolutie van 1989-1990 Algemeen In de jaren 1989/90 gebeurde datgene wat weinigen voor mogelijk hadden gehouden. De macht van de Sovjet-Unie takelde in snel tempo af en vrijwel zonder enig geweld gingen de communistische regimes in het Oostblok ten onder. Voor de beide Duitslanden hadden deze ontwikkelingen verstrekkende gevolgen. In minder dan een jaar tijd stortte de DDR in en kon de Duitse eenwording plaatsvinden. Een combinatie van interne en externe factoren heeft hierbij een rol gespeeld. De beslissing van de Sovjet-Unie in 1988 om de regeringen van de Oostbloklanden niet meer te ondersteunen in het geval van binnenlandse problemen is het feitelijke doodsvonnis van de DDR geweest. Zonder de steun uit de Sovjet-Unie kon het DDR-regime de ontevreden bevolking niet meer in toom houden. De hervormingen in andere Oostbloklanden, zoals in Polen en Hongarije, en het openen van de grens tussen Hongarije en Oostenrijk zorgden voor een verdere destabilisatie van Oost-Duitsland. De tot dan toe sluimerende economische en morele crisis kon in volle hevigheid losbarsten. Na de val van de Berlijnse Muur heeft vooral het doortastende optreden van bondskanselier Kohl en enkele van zijn naaste medewerkers de weg vrijgemaakt voor de Duitse eenwording. Hij wist met hulp van de Amerikaanse president Bush zowel de westerse bondgenoten als de Sovjet-Unie en de Oost-Europese staten te winnen voor zijn plannen om de Duitse deling op te heffen. Ook in eigen land verzekerde hij zich behendig van voldoende steun om de eenwording van de twee Duitslanden te bewerkstelligen. Op 3 oktober 1990 vond de officiële Wiedervereinigung plaats. Hervormingen in de Sovjet-Unie De Sovjet-leider Gorbatsjov maakte vanaf zijn aantreden in 1985 het Oostblok duidelijk dat het tijd was voor hervormingen. In eigen land probeerde hij door zijn glasnost, openheid, en perestroika, hervormingen, te komen tot een verbetering van het communistische systeem. Hiertoe voerde hij westerse elementen in het oosterse systeem. Vanaf 1988 kwamen deze ontwikkelingen in een stroomversnelling; de Sovjet-leider liet de communistische satellietstaten weten dat zij zelf mochten bepalen hoe zij wilden hervormen en dat de Sovjet-Unie niet meer in zou grijpen in het geval van binnenlandse problemen. Liset Visser Pagina 35 van 53 Style & Design 3A April 2005 Architectuurgeschiedenis Berlijn De SED-leiders raakten flink in verwarring van de nieuwe geluiden uit Moskou. Hervormingen werden echter door Honecker van de hand gewezen met het argument dat de DDR al verder was dan de Sovjet-Unie. Zoals Kurt Hager, lid van het Politbüro, het zei: "Wanneer de buren nieuw behang nemen, dan hoef je zelf toch ook niet te gaan behangen." Ook bleef de SED vasthouden aan haar harde politiek ten opzichte van critici van het regime. De veranderingen in de Sovjet-Unie en ook in Polen en Hongarije, waar de oppositie steeds meer te zeggen kreeg, bleven echter niet zonder invloed op de ontevreden Oost-Duitse bevolking. De roep om verandering werd sterker. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 36 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Escalatie en val van de Muur (1989) Op 2 mei 1989 opende Hongarije zijn grenzen met Oostenrijk. Hierdoor werd het weer mogelijk voor DDR-burgers om het eigen land te ontvluchten: het was immers geen probleem voor de Oost-Duitsers om naar Hongarije te reizen. Langzaam maar zeker kwam een enorme vluchtelingenstroom op gang van Oost-Duitsers die via Hongarije en Oostenrijk naar WestDuitsland vluchtten. De SED reageerde krampachtig, terwijl de spanning in het land zienderogen toenam. In Leipzig ontstonden ondanks hard optreden van de politie grootschalige protestbijeenkomsten. Elke maandagavond vond een grote demonstratie in de stad plaats. Op 7 oktober maakte Gorbatsjov tijdens de viering van het veertigjarige bestaan van de DDR nog eens duidelijk dat de Sovjet-Unie niet militair zou ingrijpen om de SED te redden. Twee dagen later stond er weer een demonstratie in Leipzig gepland. De grote vraag was nu of de DDRautoriteiten geweld zouden gebruiken om de orde te herstellen. Zowel de 75.000 demonstranten als de zwaarbewapende politie bleef echter rustig. De door velen verwachte burgeroorlog was uitgebleven. Binnen de SED was inmiddels ook het besef doorgedrongen dat er veranderingen doorgevoerd moesten worden. Op 18 oktober werd Honecker afgezet en opgevolgd door Egon Krenz. De nieuwe regering kon echter geen einde maken aan de talrijke demonstraties. De hervormingen van de regering Krenz gingen de oppositie niet ver genoeg. De critici van het regime lieten hun eisen zien op de spandoeken die werden meegedragen: "Visafrei bis Hawaii", "Freie Wahlen ohne falsche Zahlen" en "Wir sind das Volk". Net als in Polen kwamen er ronde-tafel-gesprekken op gang tussen de regering en de oppositie, verenigd in de partij Neues Forum. Er werd onderhandeld over een democratischer socialisme. De ronde-tafel-gesprekken werden echter al snel achterhaald door de roep van de bevolking om de eenwording van Duitsland. De leuze "Wir sind das Volk" had plaatsgemaakt voor "Wir sind ein Volk". Op 9 november hield de SED-functionaris Schabowski een persconferentie, die vrij rommelig verliep. Hij maakte bekend dat de regering had besloten om vrij reizen aan de DDR-burgers toe te staan, maar leek zich niet bewust van het feit dat dit besluit pas de volgende ochtend in zou gaan. Het werd niet helemaal duidelijk wat deze reistoestemming inhield. Direct na de uitzending gingen duizenden mensen in Berlijn naar de grensovergangen met West-Berlijn. De regering was echter vergeten om de grenswachten te instrueren over de nieuwe wet. Toen de mensenmassa's bij de grens te groot werden, besloten enkele officieren om dan maar op eigen gezag de grens te openen. Zonder geweld viel zo de Berlijnse Muur, het symbool van de communistische onderdrukking. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 37 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Over de hele wereld waren de beelden te zien van de feestende en dolgelukkige Berlijners. De vluchtelingstroom vanuit de DDR naar West-Duitsland nam in de weken na de val van de Muur alleen nog maar toe. De confrontatie met het Westen bleek een extra stimulans te zijn om het land te verlaten. In totaal zijn in 1989 bijna 400.000 mensen uit de DDR vertrokken. Het land dreigde in een complete chaos te geraken. De SED had de greep op de gebeurtenissen verloren. Kohls 10-puntenplan voor de Duitse eenwording In West-Duitsland was men het niet eens over de vraag hoe er gereageerd moest worden op de chaotische taferelen in de DDR. Bondskanselier Kohl toonde zich in deze fase een groot strateeg door met zijn zogenaamde 10-Puntenplan, dat de twee Duitslanden naar de eenwording moest leiden, het initiatief te nemen. De Bondsrepubliek zou Oost-Duitsland in dit eenwordingsproces financieel steunen, op voorwaarde dat er vrije verkiezingen zouden komen en economische hervormingen. Kohl was er enerzijds van overtuigd dat de vluchtelingenstroom uit het Oosten een halt moest worden toegeroepen. De opvangcentra in de Bondsrepubliek begonnen namelijk al overvol te raken. Anderzijds zag hij dat er snel gebruik gemaakt moest worden van de omstandigheden om als het ware 'de eenwording erdoor te drukken'. Met de steun van de Amerikaanse president Bush kon de bondskanselier de verschillende partijen die in het eenwordingsproces een rol speelden voor zijn plannen winnen. De West-Europese partners waren aanvankelijk allerminst enthousiast over de ontwikkelingen in Duitsland. De Franse president Mitterrand en de Engelse premier Thatcher waren bezorgd dat de Duitse eenwording de verhoudingen in Europa geen goed zou doen. Duitsland zou té groot en té machtig worden. Kohl en Bush konden hen echter op andere gedachten brengen, door te verzekeren dat ook een herenigd Duitsland lid zou blijven van de NAVO én van de Europese Gemeenschap. De Westbindung zou met andere woorden geen gevaar lopen. Ook werd het de West-Europese leiders duidelijk dat het eenwordingsproces moeilijk meer te stoppen was. De houding van de Sovjet-Unie met betrekking tot de plannen van Kohl was van groot belang. Een veto vanuit Moskou zou het eenwordingsproces ernstig kunnen vertragen. Gorbatsjov liet in maart 1990 weten dat een lidmaatschap van de NAVO van Oost-Duitsland uitgesloten was. Gewapend met een flinke zak geld vertrok Helmut Kohl in de zomer van 1990 naar de Kaukasus om de Russische leider op andere gedachten te brengen. In ruil voor financiële en technische steun ter waarde van vele miljarden Mark ging de door economische problemen in eigen land geplaagde Gorbatsjov akkoord met de plannen van Kohl. De beide leiders kwamen overeen dat zodra de Russische troepen uit Oost-Duitsland zouden zijn teruggetrokken het NAVOlidmaatschap zou ingaan. Het was overigens niet alleen het geld dat Gorbatsjov over de brug deed komen. De Russische leider had zelf ook al ingezien dat de Duitse eenwording moeilijk meer tegen te houden was. Hij had echter de steun van het congres van de communistische partij nodig gehad om met Kohl te kunnen onderhandelen. In de zomer van 1990 had de partij hem die steun gegeven. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 38 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Vrije verkiezingen en eenwording (1990) Op 18 maart werden de eerste vrije verkiezingen in OostDuitsland gehouden. De Oost-Duitse CDU, gesteund door de CDU/CSU uit het Westen, werd met 48 procent van de stemmen de grote winnaar van de verkiezingen. De CDU, die samen met enkele kleine partijen de Allianz für Deutschland had gevormd, had zich tijdens de campagne krachtig uitgesproken voor de Duitse eenwording. Het streven van de CDU naar een snelle eenwording had weerklank gevonden bij de kiezers. De SPD behaalde slechts 22 procent van de stemmen. Dit teleurstellende resultaat was voor een groot deel te wijten aan de weifelende houding van de SPD-leiders ten aanzien van de vereniging van Duitsland. Een meerderheid van de Oost-Duitsers waren ontstemd door de waarschuwingen van de SPD'er Oskar Lafontaine, dat de eenwording zeer hoge kosten met zich mee zou brengen. Liever hadden ze gezien dat deze 'socialist' zich bereid toonde de rekening van de eenwoording voor lief te nemen. Daarbij lagen de blühende Landschaften die Helmut Kohl hen voorhield vanzelfsprekend beter in het gehoor. De duidelijke boodschap van de Oost-Duitse kiezers en de toestemming van de grote mogendheden hadden de weg vrij gemaakt voor de vereniging van Duitsland. Op 3 oktober 1990 vond officieel de Duitse eenwording plaats. De grondwet van de Bondsrepubliek werd nu, afgezien van enkele kleine wijzigingen, van kracht voor heel Duitsland. Het hoofdstuk Politiek behandelt de Duitse grondwet uitvoeriger. In de paragrafen Binnenlandse politiek en Buitenlandse politiek van het hoofdstuk Geschiedenis na 1990 wordt dieper ingegaan op de situatie in het verenigde Duitsland. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 39 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Politiek en regering Centrale regering Algemeen In Duitsland zijn de drie machten bij de centrale regering als volgt verdeeld: - wetgevend: de Bondsdag en de Bondsraad. - uitvoerend: de Bondsregering en bondskanselier - rechtsprekend: het Bundesverfassungsgerichten de rechterlijke macht in het algemeen Bondsdag De Bondsdag wordt door het Duitse volk om de vier jaar gekozen en is te vergelijken met de Nederlandse Tweede Kamer. De belangrijkste taken van de Bondsdag zijn: de wetgeving, het controleren van de regering en het kiezen van de bondskanselier. De Bondsdag telt momenteel 603 afgevaardigden, die allen over het recht beschikken een wetsontwerp in te dienen. De huidige president van de Bondsdag is Wolfgang Thierse (SPD). In 1999 is de Bondsdag van Bonn naar Berlijn verhuisd. De Rijksdag heeft tegenwoordig een glazen koepel op het dak die toegankelijk is voor bezoekers. Vanuit deze koepel hebben de bezoekers een prachtig uitzicht over de stad en een goed zicht op de vergaderzaal van het parlement. Dit symboliseert de openheid en toegankelijkheid van de Duitse democratie voor haar burgers. Bondsraad De Bondsraad wordt gevormd door afgevaardigden van de zestien Duitse deelstaatregeringen en telt 69 leden. Afhankelijk van het aantal inwoners heeft elke deelstaat drie tot zes leden stemmen - in de Bondsraad. De Duitse Bondsraad is enigszins te vergelijken met de Nederlandse Eerste Kamer: beide moeten bijvoorbeeld hun goedkeuring aan wetsvoorstellen geven. Het grote verschil met de Nederlandse Eerste Kamer zit in het federatieve karakter van de Bondsraad. De raad heeft namelijk een grote stem bij de totstandkoming van wetten die de deelstaten betreffen. De politieke machtsverhoudingen in de Bondsraad zijn afhankelijk van de partijsamenstelling van de deelstaatregeringen. Zo kan de Bondsraad een andere meerderheid hebben dan de Bondsdag. Bondsregering en bondskanselier De bondskanselier wordt op voordracht van de bondspresident door de Bondsdag gekozen. De kanselier is verantwoording schuldig aan het parlement (Bondsdag) en kan afgezet worden door een zogenaamde 'constructieve motie van wantrouwen'. In de Duitse naoorlogse geschiedenis is het tot nu toe één keer voorgekomen dat een kanselier door zo'n motie naar huis werd gestuurd ( Helmut Schmidt, 1982). Dit systeem moet een hoge mate van stabiliteit garanderen. Dat dit ook inderdaad het geval is, blijkt uit de relatief lange zittingsduur van de verschillende bondskanseliers. De gemiddelde zittingsduur van de naoorlogse kanseliers is acht jaar. De Bondskanseliers Konrad Adenauer(1949-1963) en Helmut Kohl(1982-1998) zijn de langstzittende naoorlogse kanseliers. Liset Visser Pagina 40 van 53 Style & Design 3A April 2005 Architectuurgeschiedenis Berlijn Overzicht naoorlogse bondskanseliers: 1949-1963 Konrad Adenauer(CDU) 1963-1966 Ludwig Erhard(CDU) 1966-1969 Kurt Georg Kiesinger(CDU) 1969-1974 Willy Brandt(SPD) 1974-1982 Helmut Schmidt(SPD) 1982-1998 Helmut Kohl(CDU) 1998Gerhard Schröder(SPD) De bondskanselier stelt de Bondsregering, kabinet, samen. De bondskanselier is de voorzitter van de regering en is tevens het enige gekozen lid van het kabinet, want de ministers worden door de kanselier benoemd. Bovendien stippelt de kanselier de richtlijnen voor het regeringsbeleid uit, zogenaamde Richtlinienkompetenz, waardoor hij over grote macht binnen het kabinet beschikt. Bondspresident De bondspresident is het staatshoofd van Duitsland. De president wordt door de bondsvergadering voor een periode van vijf jaar gekozen. De bondsvergadering komt alleen voor de verkiezing van de president bijeen en bestaat uit alle bondsdagafgevaardigden en evenveel afgevaardigden van de deelstaatparlementen. De president ondertekent nieuwe wetten, waarna ze in werking treden. De functie van de bondspresident is te vergelijken met die van de Nederlandse koningin: het is een overwegend representatieve functie. Hij (of zij) vertegenwoordigt zijn (of haar) land in het buitenland. Toch zit er een duidelijk verschil tussen beide functies: de Duitse president kan namelijk op eigen titel gevoelige thema's aansnijden, hij heeft zelfs de taak om maatschappelijke debatten te initiëren, terwijl de Nederlandse koningin geen politieke uitspraken mag doen. Overzicht naoorlogse bondspresidenten: 1949-1959 Theodor Heuss (FDP) 1959-1969 Heinrich Lübke (CDU) 1969-1974 Gustav Heinemann (SPD) 1974-1979 Walter Scheel (FDP) 1979-1984 Karl Carstens (CDU) 1984-1994 Richard von Weizsäcker(CDU) 1994-1999 Roman Herzog (CDU) 1999-2004 Johannes Rau (SPD) 2004Horst Köhler (CDU) Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 41 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Bundesverfassungsgericht De hoogste rechtsprekende macht in Duitsland is het constitutioneel gerechtshof in Karlsruhe, het Bundesverfassungsgericht. Dit gerechtshof is in 1951 opgericht en waakt over de grondwet. Het bestaat uit twee senaten van elk acht rechters. De rechters van elke senaat worden voor de helft gekozen door de Bondsraad en voor de andere helft door een kiescommissie van de Bondsdag. Het Bundesverfassungsgerichtkan beslissingen nemen over onder andere: • Klachten over de interpretatie van de grondwet • Onenigheid over de bevoegdheden van staatsorganen, of tussen de centrale overheid en de overheid op deelstaatniveau, • Over de overeenstemming van de grondwetten van de deelstaten met de grondwet van heel Duitsland • Over het opheffen van een politieke partij, omdat deze zich niet aan de grondwet houdt. Een partij kan dan als Verfassungswidrig worden beoordeeld en moet in dat geval worden opgeheven. Als een groepering, partij of Duits staatsburger het niet eens zijn over de interpretatie van de grondwet dan kan het Bundesverfassungs gericht gevraagd worden een oordeel te vellen. Dat betekent dat niet alleen deelstaten een klacht kunnen deponeren bij het gerechtshof, maar ook individuen. Zo kan het gebeuren dat er een geschil ontstaat tussen een deelstaat en de centrale overheid, of tussen deelstaten onderling (Duitsland is immers een federale staat). Het is ook mogelijk voor elke Duitse staatsburger om een klacht bij het gerechtshof neer te leggen. De uitspraak van het Bundesverfassungs gericht is bindend voor alle staatsorganen, partijen en personen. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 42 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn De geschiedenis van Berlijn Berlijn was vroeger een kleine stad in het staatkundig sterk versnipperd Duitsland. Duitsland was in de negentiende eeuw een land dat bestond uit allerlei kleine landjes en provincies. Het kende een heleboel hoofdsteden. Berlijn was gewoon een klein stadje dat verder niet echt veel invloed had. Na de overwinning op Napoleon komt er steeds meer drang om Duitsland één geheel te laten worden. Een machtig land dat veel invloed zou kunnen hebben in Europa. Het samenvoegen van al die kleine staatjes en provincies zou er ook voor zorgen dat er minder revoluties en opstanden zouden ontstaan. Het duurde een tijd voordat Duitsland één land werd. Pruisen, een staat in Duitsland, werd in de loop van de tijd heel machtig. Uiteindelijk, ± 1880, heeft de leider van Pruisen Otto von Bismarck ervoor gezorgd dat de Duitse eenwording een feit werd. Berlijn werd de hoofdstad. Berlijn kreeg een belangrijke staatkundige taak. In diezelfde tijd komt de industrialisatie stevig op gang. Er komt daardoor veel werkgelegenheid in Berlijn. Vanuit heel Europa trekken er veel mensen naar Berlijn, omdat er veel werkgelegenheid is. Omdat er in korte tijd zoveel mensen naar Berlijn kwamen, groeide Berlijn zeer sterk. Het inwonersaantal in Berlijn groeide binnen 10 jaar met ±200.000 inwoners. Berlijn is als Metropool dus eigenlijk nog maar een jonge stad. Ondanks dat Berlijn zo jong is, kun je wel zeggen dat er in de jaren dat Berlijn fungeert als hoofdstad er veel is gebeurd. Berlijn is waarschijnlijk de stad met de meest bewogen geschiedenis van de 20ste eeuw. Deze geschiedenis van Berlijn is als het ware “vastgelegd in de stad”: Overal kom je de sporen van het verleden tegen. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 43 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Bezienswaardigheden in bepaalde wijken van Berlijn: Het vooroorlogse Berlijn kon worden onderscheiden in drie gebieden: de Altstadt of Kurfürstenstadt, die in de 17de en 18de eeuw door de bouw van Dorotheen- en Friedrichstadt naar het westen tot aan de Tiergarten werd uitgebreid. Deze Altstadt werd in de 19de eeuw omgeven door de Wilhelminische Grossstadgürtel, waarin allengs oude stedelijke kernen en dorpen (NeuCölln, Tempelhof, Charlottenburg e.a.) werden opgenomen. Dit gebied wordt gekenmerkt door gesloten bebouwing. In de tweede helft van de 19de eeuw zijn hier als gevolg van grondspeculatie huurkazernes gebouwd met binnenhoven en een minimum aan woonruimte en -comfort. In de Aussenstadt, die als een brede ring rond de Wilhelminische ligt, overheerst een min of meer verspreide bebouwing. De in het stadsgebied opgenomen stadjes en dorpen zijn door hun aanleg nog duidelijk herkenbaar. De wederopbouw en herstel van het oostelijk deel van de stad, waar het grootste deel van de vooroorlogse representatieve gebouwen lag, vorderde onder het Oost-Duitse regime zeer langzaam. Pas na de eenwording van Duitsland en het besluit dat Berlijn de facto hoofdstad van de vergrote Bondsrepubliek zou worden, zijn in hoog tempo bouwactiviteiten ontwikkeld. Unter den Linden Het oude centrum wordt doorsneden door de pronkalle Unter den Linden, aan het einde afgesloten door de Brandenburger Tor (1791). Hieraan liggen de barokke Alte Bibliothek (1780), de Staatsoper (1740-1743; na brand in 1843 gereconstrueerd) van Georg Wenzeslaus von Knobelsdorff en de Humboldt-universiteit (1753) die sinds 1810 in dit gebouw is gehuisvest. Het Zeughaus (1695-1706) is het belangrijkste barokgebouw van Berlijn; in de zgn. Schlüterhof de beroemde Schlütermaskers van stervende krijgers. De classicistische Neue Wache (1818) van Karl Friedrich Schinkel, in 1966 gewijd aan de slachtoffers van fascisme en militarisme, is sinds 1993 officieel het eerste monument in Duitsland ter nagedachtenis aan de slachtoffers van oorlog en geweld; in het interieur een sculptuur van Käthe Kollwitz: Moeder met dode zoon. Aan de Gendarmenmarkt wordt het Deutsche Schauspielhaus (1821) van Schinkel, aan weerszijden geflankeerd door de Deutsche en Französische Dome (beide 1780-1785). De Friedrichswerdersche Kirche (1824-1830) van Schinkel, bevat een aan diens werk gewijd museum. De St. Hedwigskathedraal (1747-1773) werd in 1963 in gewijzigde vorm herbouwd. In de Berliner Dom (1894-1905), in Italiaanse renaissancestijl, bevindt zich de crypte waarin meer dan 90 leden van de familie Hohenzollern zijn bijgezet. De musea op het hierachter gelegen Museuminsel (ingericht in het begin van de 19de eeuw) zijn o.a. het Pergamon-Museum (voltooid 1930), de Alte Nationalgalerie (1867-1876), het Alte Museum (1824-1830) van Schinkel in het Bode-Museum. En zo kan de lijst van gebouwen nog wel voortgezet worden... Alexanderplatz en omgeving De Alexanderplatz is van belang als commercieel centrum en verkeersknooppunt in het oostelijk deel van Berlijn. In de herstelde Marienkirche (14de eeuw) bevindt zich de oudste Dodendans (1485) van Duitsland. Uit de tweede helft van de 19de eeuw dateert het 'rode raadhuis' (1861-1870), in rode baksteen. In het gerestaureerde Nikolaiviertel staat de Nikolaikirche, de oudste kerk van Berlijn, een van oorsprong romaanse basilica, na een stadsbrand in 1380 als gotische hallenkerk hersteld (na oorlogsschade gerestaureerd). Geschiedde de wederopbouw van het vroegere Oost-Berlijn aanvankelijk in een sterk op de Russische architectuur gelijkende pronkstijl (de Karl-Marx-Allee is hiervan een voorbeeld), later brak een meer functionele architectuur door: Kongresshalle (1958-1962; Henselmann), Haus des Lehrers (1964; Henselmann), Hotel Stadt Berlin, alle gelegen aan de beroemde Alexanderplatz. De inclusief de antenne- 365 m hoge Fernsehturm werd tussen 1965 en 1969 gebouwd. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 44 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn In de voormalige sectoren van de geallieerden in het westelijk deel van Berlijn is de oorlogsschade in snel tempo hersteld. West-Berlijn had in belangrijke mate de functie van etalage naar het oosten te zijn. Kurfürstendamm Bekendste verkeersader is de 3, 5 km lange, prestigieuze Kurfürstendamm, met theaters, bioscopen, galeries, restaurants een centrum van het Berlijnse sociale leven. Aan het begin staat de Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche (1891-1895), door F. Schwechten gebouwd, die zwaar werd beschadigd, maar waarvan de ruïne (een 63 m hoge toren) bewaard bleef; E. Eiermann nam in 1961 de ruïne op in het nieuwe kerkcomplex, bestaande uit een achthoekige laagbouw en een 53 m hoge zeshoekige toren. Vlak ernaast staat het 20 verdiepingen hoge Europa-Center (1965). Tiergarten In de Tiergarten, bij de Branderburger Tor ligt het voormalige Rijksdaggebouw (1884-1894), gebouwd in neorenaissancestijl; het brandde in 1933 uit en werd in 1945 zwaar beschadigd. Na herstel (voltooid 1970), waarbij de koepel niet werd herbouwd, bood het op 4 oktober 1990 ruimte aan de eerste parlementaire bijeenkomst van het herenigde Duitsland. In 1995 werd het gebouw 'ingepakt' door Christo; na afloop van deze kunstmanifestatie is begonnen met verbouwingen, die de vml. Rijksdag geschikt moeten maken als permanente zetel van de Bundestag. De verbouwing is in handen van architect Norman Robert Foster, die het gebouw o.a. van een 30 m hoge glazen koepel zal voorzien. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 45 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Het huidige Berlijn Tegenwoordig lijkt Berlijn op een gigantisch bouwterrein omdat het stadsbeeld voortdurend verandert door nieuwe ontwikkelingen. Een ondergrondse spoorbaan, oftewel U-Bahn, verbindt de Berlijnse wijken met elkaar. In het stadscentrum staan grote winkels, hotels, hoge kantoorgebouwen en straatcafés. De twee beroemdste straten van Berlijn zijn de Kürfurstendamm en de Unter den Linden. Berlijn vormt een wereldcentum voor opera, theater en klassieke muziek. In de weekenden en vakanties gaan veel Berlijners naar de vele rivieren, bossen en meren in de omgeving van de stad. Hoewel Berlijn weer de hoofdstad van Duitsland is, vinden activiteiten die in andere landen in de hoofdstad plaatsvinden, in Duitsland in verschillende steden plaats. Duitsland bestond voor 1871 uit verschillende staten. Dat is de oorzaak waarom sommige activiteiten niet in Berlijn plaatsvinden maar ergens anders: •Hamburg is het centrum van de pers, veel belangrijke weekbladen worden daar uitgegeven. Frankfurt is de financiële hoofdstad van Duitsland, De Bundesbank, Duitslands centrale bank, en de hoofdkantoren van belangrijke banken zijn er gevestigd. Niet alle activiteiten vinden dus in Berlijn plaats. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 46 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Rem Koolhaas Rem Koolhaas (geboren 17 november 1944) is een Nederlands architect. Koolhaas werd geboren te Rotterdam, als zoon van de schrijver en filmcriticus Anton Koolhaas. Zijn grootvader was de architect Dirk Roosenburg (1887-1962).Tussen 1952 en 1956 woonde het gezin-Koolhaas in Indonesië. In Nederland ging Koolhaas naar de Nederlandse Filmacademie, waar hij zich specialiseerde in scenarioschrijven en samen met Jan de Bont, Frans Bromet, Renee Daalder, en Samuel Meyering in 1965 de 1,2,3 Groep vormde. Hij schreef onder andere het scenario voor De Blanke Slavin (1969; samen met Daalder). Ook werkte hij als journalist bij de Haagse Post. Van 1968 tot en met 1972 studeerde hij architectuur aan de Architectural Association School (AA) in Londen. In 1975 richtte Koolhaas met de architect Elia Zenghelis en hun beider echtgenotes, de beeldend kunstenaars Madelon Vriesendorp en Zoe Zenghelis, het architectenbureau Office for Metropolitan Architecture (OMA) op, dat vanaf dat moment een belangrijke rol zou spelen in het wereldwijde architectuurdebat, zij het in het begin, vooral als "papieren architect"; dat wil zeggen dat OMA bekend was van lezingen, prijsvragen, discussies en publicaties, maar niet van gebouwen. Een invloedrijk boek van hun hand is Delirious New York, a retroactive manifesto, dat in 1978 verscheen en waarin OMA probeerde om met terugwerkende kracht de onderliggende filosofie van Manhattan bloot te leggen. Een filosofie die nooit expliciet geformuleerd is (wie had dat moeten doen?) maar die tot uiting komt in de verschillende ontwikkelingen die Manhattan en New York gevormd hebben; van Coney Island tot Radio City Music Hall en van Central Park tot Rockefeller Center. De cover van het boek, een schilderij van Madelon Vriesendorp, toont het Empire State Building samen met het Chrysler Building in bed nadat ze de liefde hebben bedreven; een prachtig icoon voor de erotiek en de opwinding van "Delirious New York" Enkele thema's in het boek zijn "The Culture of Congestion" en wat die aan meerwaarde oplevert. Koolhaas zal gefascineerd blijven door plekken op de aarde waar bijzondere dingen gebeuren doordat veel mensen en menselijke activiteiten op een klein stuk grond worden geconcentreerd, en door het oxymoron, het met elkaar in verbinding brengen van twee onverenigbare grootheden (bijvoorbeeld het drijvende zwembad waarmee Russische Constructivisten de Stille Oceaan overstaken door de andere kant op te zwemmen) en dat bepalend zal zijn voor Koolhaas' niet aflatende pogingen om elk nadeel, elk probleem, elke negativiteit tot haar tegendeel om te vormen. Een houding die telkens weer bijzondere oplossingen genereert voor bijna onmogelijke opgaven en een bijzonder (cultuur)positieve en optimistische bijdrage levert aan de internationale discussie over architectuur en stedenbouw. Koolhaas brak in 1992 internationaal door met de bouw van de Kunsthal in Rotterdam. Andere ontwerpen waarmee Koolhaas zichzelf op de kaart zette zijn het Nederlands Danstheater in Den Haag, de Rotterdamse busterminal en de Nederlandse ambassade in Berlijn. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 47 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn In 1995 verscheen het "OMA: S,M,L,XL" een vuistdikke 'architectuurroman' waarin Koolhaas samen met grafisch vormgever Bruce Mau in een autobiografische/encyclopedische stijl zijn werken en denken tot op dat moment uiteen zette. Tot 1997 maakte OMA deel uit van de "De Weger" adviesgroep te Rotterdam. Daarna van de "Royal Haskoning" groep te Nijmegen (tot 2002). Eind jaren negentig besloot Koolhaas AMO op te zetten, een eigen research instituut dat een aantal samenwerkingsverbanden van het bureau (vooral die met Harvard Design School in Massachusetts) formaliseert en een eigen continuiteit geeft. AMO werkt aan thema's als identiteit, cultuur, organisatie en programma en was onder andere betrokken bij de opdrachten voor Prada, het onderzoek naar de verplaatsing van Schiphol en de visuele communicatie rond de Europese Unie. Als resultaat van langdurig onderzoek aan de Harvard universiteit verschenen in 2001 "The Harvard Design Guide to Shopping" (over de opkomst van de shopping mall, de rol van de roltrap en de manier waarop 'shopping' in alle lagen van onze cultuur is doorgedrongen) en "The Great Leap Forward" (geschiedenis van China, met name gericht op de ultrasnelle groei van stedelijke agglomeraties als The Pearl River Delta). Publicaties over Lagos en De Romeinse Stad zijn in voorbereiding. Gelijktijdig met de grote overzichtstentoonstelling 'Content' (Berlijn, Rotterdam 2003-2004) verscheen "Content", een als tijdschrift vormgegeven vervolg op S,M,L,XL Werken Pas in de jaren tachtig werden Koolhaas' eerste projecten gerealiseerd. Vlak daarvoor echter maakt hij het spraakmakende, internationaal zeer invloedrijke ontwerp voor de uitbreiding van de Tweede Kamer in Den Haag. Het waren overigens wel Nederlandse steden waar Koolhaas' eerste ontwerpen werden gerealiseerd: Amsterdam (het IJ-plein in Amsterdam-Noord; stedenbouwkundig plan en woongebouw); Den Haag (gebouw voor het Nederlands Danstheater); en Groningen (een tweetal woongebouwen). In 2002 won Koolhaas de prestigieuze Pritzker-prize Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 48 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Het Nederlandse Ambassade gebouw in Berlijn Het nieuwe ambassadegebouw voor Nederland zit aan Roladufer. En dat was de eerste vestiging in Berlijn. Voordat de muur de stad in tweeën scheidde was Berlin-Mitte het hart van de hoofdstad. Door de koude oorlog heen werd dit gebied het regeringsgebied voor de DDR. Kort nadat de muur werd afgebroken, in 1989, besloot de Duitse regering de Bundestag terug te laten keren in Berlijn. Na 1999, toen de regering was verhuis van Bonn naar hun nieuwe locatie, werd Berlin-Mitte opnieuw het centrum, van de regeringsadministratie van Duitsland. In het programma van alle vragen van het Ministerie van Buitenlandse, stond een verzoek voor een solitair gebouw, duidelijk zichtbaar met een ander uiterlijk dan in zijn stedelijke omgeving. De zoning voor deze locatie eiste een sluiting van het traditionele Berlijnse Blok. Een andere wens voor het gebouw was de uitdrukking van de Nederlandse openheid van het gebouw. Rekening te houden met beide wensen en om te gaan met de wensen van de locale autoriteiten. Het concept werd uitgesneden in een glazen bol en gepresenteerd op een pilaar, een solitair gebouw maar met connectie naar de al bestaande naaste gebouwen. De oplossing om een conflict te verkomen tussen een rijtjes gebouw en een vrijstaand gebouw is het combineren van beide. Bij het bestuderen van het gebouw op papier kon er uit op worden gemaakt dat het gebouw van de ambassade als een villa beschouwd kan worden. De ambassade maakte zijn eigen context: tegen de al bestaande vuurmuur wordt verder gebouwd. De appartementen van het ambassade personeel vormen een theatrale achtergrond van het gebouw. Het gebouw wordt gescheiden door een toegangsweg langs de achterkant. De directie en organisatie van het project houdt rekening met de relatie tussen de omgeving de River Spree, de tv toren, het park en de appartementen. Uitzicht naar de stad is altijd mogelijk, het is zelfs mogelijk om diagonaal door het gebouw heen te kijken doormiddel van een baan in het gebouw. De gevel is gebouwd van niet reflecterend glas. Het glasladingverband draagt de gevel en geeft steun aan de appartementen. De ruimtes kunnen in 2 delen gesplitst worden: publiek en privé. De publieke ruimtes zijn geplaatst langs de baan terwijl de privé kantoren tussen de baan en gevel zijn geplaatst. Gemeenschappelijke ruimtes zoals conferentie ruimtes en ontmoet kamers voor bezoekers met de ambassade, die door meer dan een departement gebruikt worden, worden in de publieke zone geplaatst . Het ambassade gebouw is een gebouw zonder buizen; alle diensten zijn in de architectuur geïntegreerd. De onder baan handelt als buis. Verse lucht wordt via de openingen in de muren ingebracht. De muren die de baan van de werkruimtes scheiden hebben 2 functies: structureel en als kast, opslag toiletten etc. Op het 2de en 3de niveau loopt de promenade langs de volledige breedte. De Klostestraat handelt als galerij die loopt via de stad naar de rivier. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 49 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Fotoimpressie Ambassade Gebouw Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 50 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 51 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Conclusie Door het maken van dit verslag ben ik meer te weten gekomen over de geschiedenis van Berlijn en van Duitsland. Het was toch leerzamer dan van te voren had gedacht. Ook het ambassade gebouw is een super mooi gebouw. Ik ben blij dat ik dit gebouw heb uitgekozen omdat ik zo heb kunnen zien dat Berlijn tussen alle oude historische gebouwen ook nog mooie nieuwe Design gebouwen heeft, en dan nog wel van een Nederlandse Architect. Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 52 van 53 Architectuurgeschiedenis Berlijn Liset Visser Style & Design 3A April 2005 Pagina 53 van 53