GEBOEID/PROMETHEUS DE ROOVERS/BLOET VZW Op een warme herfstavond heb ik in een Brussels café afgesproken met Jan Decorte. Dit monument uit het Vlaamse theater is momenteel druk bezig met de voorbereiding van zijn nieuwste stuk Geboeid/Prometheus. Op 19 november bezoekt zijn Bloet VZW in samenwerking met De Roovers de Werft om er hun bewerking van de originele tragedie van Aischylos ten berde te brengen. Deze Griek uit de vijfde eeuw voor Christus is de eerste tragediedichter van wie de geschreven teksten zijn bewaard. Tijdens de uitgebreide theaterloopbaan van Decorte passeerden eerder al teksten van Sophokles en Euripides de revue. De relevantie van die tragedies uit de Griekse Oudheid als inspiratiebron voor hedendaagse theatermakers is volgens de regisseur tweeërlei. Jan Decorte: “Die stukken zijn nog steeds van belang omdat die over twee belangrijke politieke gegevens gaan. Namelijk de taal en de ‘condition humain’, dus de menselijkheid. Daar gaan die stukken altijd over. Je moet nooit vergeten dat het Griekse theater een politiek theater was. Daarom dat ik altijd alle koren schrap, behalve hier de dochters van Okeianos, dat kon er nog net bij. Al die koorzangen gaan over: ‘Zijt braaf. Doe niet wat je hier ziet. Don’t try it at home en houdt gewoon uw mond’…. Het publiek kreeg geld om naar het theater te gaan in het oude Griekenland. Die kregen obolen. Die kregen een cent en dan konden ze naar het theater, een hele dag en een hele nacht. En daar werden komedies en tragedies afgewisseld.” Geboeid/Prometheus vormt volgens Decorte een uitzondering binnen dat belerende theater uit de Griekse Oudheid. Jan Decorte: “Dit stuk is uitzonderlijk. Die menselijkheid, die ‘condition humain’, daar gaat het precies over. De held die hoog staat. Die gevat wordt door hybris, hoogmoed, en die op het einde alleen maar kan vallen. Daar is dit stuk een heel mooi voorbeeld van. We hebben een scène waarin Prometheus voorspelt dat ook Zeus uit de hemel zal vallen. En daar hebben we, ik heb het vandaag nog gezien, een bepaalde lichtstand voor, compleet speciaal uitgelicht voor die val van Zeus… Dat is nog straffer dan gewoonlijk in de Griekse tragedie. Niet alleen valt het hele boeltje op zijn gat, maar ook de goden vallen er bovenop. Dat is echt uniek aan dit stuk. Dat is een visioen van Prometheus. Hij voorspelt dat.” In Geboeid/Prometheus rooft Prometheus het vuur van de goden en geeft het aan de mensen. Zo brengt hij hen beschaving, wetenschap en kunst. En hij schenkt de sterfelijke mensen ook het vergeten, zodat zij hun eigen dood niet zouden voorzien. Dit niet-weten breng rust. Zeus is zo woedend dat hij Prometheus aan een rots laat ketenen. Elke dag pikt een adelaar aan zijn lever die ‘s nachts weer aangroeit, zodat er geen einde komt aan de pijn. Prometheus is kwaad en niet geneigd te buigen voor de macht. Hij weet als enige hoe Zeus van zijn troon gestoten kan worden, maar weigert zijn geheim prijs te geven. De zekerheid, dat Zeus hem ooit nodig zal hebben, stelt hem in staat om zich niet over te geven. Decorte herleidt in zijn bewerkingen de Griekse tragedies uit de Oudheid tot hun essentie. Dit stuk biedt volgens hem een uitgelezen kans om te spreken over onderwerpen die er toe doen. Jan Decorte: “Geboeid/Prometheus stelt ons in de mogelijkheid om in onmenselijke omstandigheden over leed, verdriet en pijn te kunnen spreken. Dus allemaal voor mij politieke onderwerpen die over de mens gaan. De mens die zo grotesk is en zo belachelijk is en die toch doorwroet om ergens te komen waarvan hij vermoedt dat het er is. Daar gaat dit stuk specifiek over. Die krankzinnigheid van Prometheus heeft veel met de krankzinnigheid van de kunstenaar te maken. Die creëert en niet weet waar hij naartoe gaat. Of toch maar een deel van de oplossing in het zicht heeft. De rest is proberen. En daar gaat dit stuk heel sterk over. Dit stuk zegt altijd hetzelfde: Prometheus zegt: ‘Neen, ik onthul het einde van Zeus niet!’, en de anderen zeggen: ‘Jamaar ge moet dat doen anders raakt ge hier nooit weg.’ Dat vind ik zo leerzaam aan die stukken. Dat vind ik zo, niet beleerderig he, zeker niet, maar een democratie van de schoonheid is dat, een democratie van de welwillendheid en de tegenstrijdigheid.” De regisseur staat tijdens de voorstelling ook op de bühne als acteur. Samen met zijn vaste ‘partner in crime’ Sigrid Vinks, Sara De Bosschere en Michael Vergauwen brengt Decorte de Griekse tragedie tot leven. Als ik peil naar de rolverdeling en de wijze waarop hij die klassieke vorm in een hedendaagse setting tracht te brengen, verklaart hij zijn visie op theater en zijn bedoeling ermee. Jan Decorte: “Het gaat meer over de acteurs zelf, dan over de rollen die ze spelen. Dus je hebt een Michael, een Sara, een Sigrid en een Jan. En die spelen een tekst. En op zich is dat een abstractie. Het publiek wordt er niet toe verplicht, maar kan zich van alles voorstellen bij die tekst. En om die, nog eens, democratie te vestigen, hebben zij een abstractie nodig. Een beeld van die tekst en in dat beeld lopen wij in het licht, uit het licht, in het oog, uit het oog. Wij zijn daar en werken mee aan dat beeld. En dat beeld is precies wat in de ‘Gestaltpsychologie’ een ‘Gestalt’ is. Dus de eeuwige wet: het beeld is meer dan de som van zijn delen. Alles hoopt zich op aan betekenissen en alles speelt zich eigenlijk in het hoofd van de toeschouwer af. En daarin, in die beeldvorming, spelen wij een rol. Dat doen wij. Ge zoudt kunnen zeggen, Sigrid is Prometheus bijvoorbeeld, maar ik ben ook Prometheus en Michael is Hefaistos of Hermes. Want de rollen wisselen dus ook.” De toeschouwer staat centraal in deze opvatting, maar de theatermaker laat het publiek vrij in zijn beleving en verwacht niets van hen. Jan Decorte: “De toeschouwer, misschien heeft hij geen verbeelding… Misschien heeft hij gewoon een plezante avond. Voor mij is dat ook goed. Ik zit niet in het hoofd van de toeschouwer en wil daar ook niet in kruipen. Dus wij zijn ook tegen psychologisch spel en al die flauwekul van Stanislavski en zo. Daar zijn we allemaal tegen. Dus wij spelen gewoon een tekst. Dat gegeven. In een beeld. Dat gegeven. Met een meerduidigheid. Dus alle betekenissen van de wereld zitten daarin. De toeschouwer mag er uithalen wat hij wil. Of ook niet. Als hij buiten komt en zegt: ‘Ik vond het maar niks.’ Dan kan ik daar niet mee bezig zijn, verstaat ge. Iedereen moet met zo’n voorstelling kunnen doen wat hij wil. De regisseur is niet gemaakt om te zeggen: daar moet je staan, dat moet je zeggen. Dat is daar niet voor gemaakt. Veel acteurs willen dat graag. Een regisseur wil dat niet. Men werkt aan een beeld.” Het decor, het licht en de kostuums leveren een zeer belangrijke bijdrage aan de vorming van dat beeld. Decorte werkt al jaren met dezelfde medewerkers om deze facetten tot stand te brengen. Hij licht zijn werkwijze toe. Jan Decorte: “We hebben een hele goede lichtman Luc Schaltin, met wie ik al jaren werk, het decor is van Johan Daenen, de kostuums zijn van Sofie D’Hoore… Dus dat zijn allemaal mensen die ge duizend procent kunt vertrouwen. Dus ik heb met Johan gepraat en ik heb gezegd: ‘Ik wil vier hoge stoelen.’ En hij antwoordt daar dan twee maanden later op, we hebben mekaar niet meer gezien of niet meer gesproken, met zijn stoelen. Zijn stoelen, niet meer de mijne. Het is dus een wisselwerking. Daarom staat er ook altijd Jan Decorte/Johan Daenen. Ik geef geen bevelen. Ik zeg mijn gedacht en hij antwoordt met zijn gedacht. Weer in die abstractie he… En dat helpt mee aan het beeld en dat is magnifiek. Want het moet wel magnifiek zijn voor ik het goedkeur he… En met de kostuums is dat precies zo. Ik zeg aan Sofie: voilà, dat willen we en zij antwoordt daar twee maanden later op en we hebben onze kostuums. En als dat nu niet goed is dan hebben we altijd tijd genoeg. Mocht het decor begin van deze week niet voldoen, dan hebben we tijd genoeg om een ander te maken. Zo vindingrijk zijn we dan wel.” Tenslotte benadrukt hij zijn engagement als theatermaker en geeft hij nog de volgende boodschap mee aan het Geelse publiek, alvorens zij de schouwburg betreden. Jan Decorte: “Dat hun mening echt hun mening is. Ik heb altijd gewerkt aan drie emancipaties: die van de acteur, die van het publiek en die van de vrouw. Sigrid speelt Prometheus, dat is duidelijk. Allez, dan wel met de nuances die ik voordien heb vermeld. En elke toeschouwer heeft het recht om zo slim of zo dom te zijn als hij of zij wil.” Hierna neem ik afscheid van de vriendelijke theaterfilosoof. Ik verlaat het etablissement terwijl Jan Decorte ondertussen alweer enthousiast in gesprek is met de andere stamgasten. Zijn woorden zinderen nog na in mijn hoofd. Gelukkig biedt onze hoofdstad genoeg gelegenheid en gelegenheden om de nieuwe inzichten op gepaste wijze te verwerken…