Plantinstructies Van Den Berk

advertisement
Plantinstructies Van Den Berk
Om te zorgen voor een optimale hergroei van een nieuw aangeplante boom is het raadzaam
een aantal zaken goed in het oog te houden. In geval van problemen, twijfel of complexe
plantsituaties is het raadzaam een gespecialiseerd bedrijf in te schakelen. Van den Berk
Boomkwekerijen kan hierbij behulpzaam zijn.
1. Standplaats en soortkeuze
Zorg dat er in het ontwerp voldoende ruimte voor de boom is gereserveerd, bovengronds en
ondergronds. Verzeker u ervan dat de gekozen boom of struik past bij de standplaats. Kijk
naar grondsoort en kies een soort die daar geschikt voor is. Kijk ook naar andere factoren
zoals bv. windgevoeligheid, bestandheid tegen verharding, strooizout, winterhardheid etc.
Het boek 'Van den Berk over Bomen' kan uitkomst bieden. Met behulp van symbolen zijn de
kenmerken van 800 laanbomen in een zoeksysteem terug te vinden.
2. Timing
Voor het goed aanslaan is het belangrijk dat bomen, en zeker grote bomen, tijdig worden
geplant. Dat betekent wanneer de boom in volledige rust is en de sapstromen nog geenszins
op gang zijn gekomen. Grofweg gezegd wanneer het blad van de bomen af is en de knoppen
nog niet aan het uitlopen zijn. Op deze manier kan de boom, wannéér de sapstromen
eenmaal op gang komen, direct nieuwe wortels ontwikkelen op z’n definitieve standplaats
en wordt de ‘stress’ van het verplanten tot een minimum teruggebracht. Een exacte periode
voor het planten is niet te geven omdat dit klimaat- en weersafhankelijk is. Bovendien is de
plantperiode niet voor iedere boomsoort precies gelijk. Het is belangrijk hier rekening mee
te houden bij het maken van de projectplanning. Het verkoopteam kan u hier verder over
informeren.
3. De bodem
Controleer de bodem op de aanwezigheid van storende lagen en verdichting. Speciaal bij
nieuwe projecten kan de grond dicht gereden zijn door bouwverkeer waardoor er te weinig
lucht in de grond aanwezig is en water niet weg kan (verstoorde lucht/water verhouding). In
zo’n bodem kun je niet planten omdat de wortels zullen verstikken of wegrotten. Dat laatste
kan ook gebeuren als de grondwaterstand te hoog is. In natte gebieden is dit daarom ook
een aandachtspunt. Controleer als laatste of de pH (KCL) waarde niet te hoog of te laag is.
De optimale pH voor de gemiddelde laanboom ligt rond de 5,5. Wanneer er geen problemen
zijn en de bodem is in orde kan er aangeplant worden. Zorg voor royale plantgaten en maak
de grond onderin de plantgaten goed los, liefst tot één meter.
Oorzaak van problemen
Gelukkig gaat het meestal goed maar een enkele keer heeft een boom na aanplant
problemen met de hergroei. Daarvoor zijn twee hoofdredenen aan te wijzen en beide
hebben te maken met vocht.
De meest voorkomende oorzaak van de problemen is dat de net aangeplante boom te
weinig water krijgt. Zoals bekend bestaat er een natuurlijke balans tussen de kroon en
wortelpruik van een boom. Wanneer een boom wordt gerooid wordt deze balans verstoord
omdat de boom een gedeelte van zijn wortels is kwijt geraakt. Ook reiken de wortels nog
niet verder dan de kluit dus de plant heeft minder mogelijkheden om water en voedsel uit
de bodem te halen. Een boom moet daarom in het begin een beetje geholpen worden.
Om uitdroging van de boom of struik te voorkomen moet de kluit voortdurend vochtig
worden gehouden. Vochtig maar niet kletsnat, want dat kan rotting van de wortels tot
gevolg hebben en daar kan een boom ook aan bezwijken. Hierbij is het beter regelmatig in
één keer een flinke hoeveelheid water te geven dan iedere dag een klein beetje.
Hoeveelheden voor bewatering zijn niet te geven; het is maatwerk. Weersomstandigheden,
klimaat, de soort en de maat boom en de groeiplaatsomstandigheden zijn bepalend. Deze
factoren moeten goed ingeschat worden en dat vraagt enige ervaring. De vochtigheid van de
kluit valt in geval van twijfel te controleren door direct naast de kluit een smal gat te graven.
Let op: In het geval van zeer hoge buitentemperaturen verdampt het blad meer water dan
de wortels kunnen aanvoeren wat verdroging veroorzaakt ondanks dat de grond misschien
wel nat is. Dan helpt meer water geven niet maar zorgt alleen maar voor verstikking van de
bodem. Dit 'verdrogingsprobleem' kan eenvoudig worden voorkomen door direct na
aanplant de balans te herstellen door in de kroon te snoeien.
Plantinstructies
Afhankelijk van de situatie kunt u kiezen voor bovengrondse of ondergrondse verankering:
Planten met bovengrondse verankering
Het plantgat moet, afhankelijk van de
omstandigheden, ruim zijn in verhouding tot de
kluit. De bodem van het gat goed los/rul maken
alvorens de boom te planten.
De boom laten rusten op een voorwerp, zodat de
takken niet beschadigen. Jute aanbrengen rond de
stam ter bescherming van de bast, daar omheen de
strop aanbrengen. De boom dragen aan de kluit (of
stam).
De boom met behulp van band en/of de strop
rechtopstaand in het plantgat zetten. De strop
alleen gebruiken wanneer de sapstroom in rust is.
De bovenkant van de kluit moet gelijk zijn (of iets
hoger) aan de boven kant van het maaiveld. De
kluit mag NOOIT te diep staan.
LET OP: het gaas en de jute van
de draadkluit mogen NIET verwijderd worden.
Het plantgat aanvullen met grond.
De grond in het plantgat (tussentijds) stevig
aandrukken.
Belangrijk!
De kluit mag
NOOIT te diep
staan!
Leg de verankeringslatten op de grond, zodat
precies gemeten kan worden waar de gaten in de
grond geboord moeten worden.
Sla de boompalen stevig in de grond en verbind de
boom en palen met boomband aan elkaar.
Sla de boomband en lat met spijkers stevig vast.
Het eindresultaat.
Planten met ondergrondse verankering
Het plantgat moet, afhankelijk van de
omstandigheden, ruim zijn in verhouding tot de
kluit. De bodem van het gat goed los/rul maken
alvorens de boom te planten.
De boom laten rusten op een voor werp, zodat de
takken niet beschadigen. Jute aanbrengen rond de
stam ter bescherming van de bast, daar omheen de
strop aanbrengen. De boom dragen aan de kluit (of
stam).
De boom met behulp van de strop rechtopstaand
in het plantgat zetten. De strop alleen gebruiken
wanneer de sapstroom in rust is.
De bovenkant van de kluit moet gelijk zijn (of iets
hoger) aan de boven kant van het maaiveld. De
kluit mag NOOIT te diep staan.
LET OP: het gaas en de jute van
de draadkluit mogen NIET verwijderd worden.
Het plantgat voor 1/3 deel aanvullen met grond.
De grond in het plantgat stevig aandrukken.
De gaten voor de ondergrondse verankering in de
grond boren.
De palen stevig in de grond slaan.
De palen stevig vastzetten met spanbanden. Deze
ook goed in de palen vastslaan.
De spanbanden goed aantrekken en, indien nodig, de
bevestigingspalen op de gewenste hoogte afzagen.
Het plantgat opvullen met grond en de groed
aandrukken.
Belangrijk!
De kluit mag
NOOIT te diep
staan!
Planten van bomen met kokoskluit
Kies voor verankering van de boom één van de methodes hierboven. Indien er onder de
kokoskluit geen extra draadkluit is aangebracht, is bovengrondse verankering aan te
bevelen.
Vouw de draad en de kokos terug.
Vouw de draad en de kokos terug.
Vouw de draad en de kokos terug.
Laat de teruggevouwen draad en kokos op de bodem van het plantvak liggen.
Het plantgat voor 1/3 deel aanvullen met grond.
De grond stevig aandrukken, het plantgat verder
opvullen met grond en nogmaals goed aandrukken.
Bewatering
Water is van essentieel belang voor de succesvolle hergroei van aangeplante bomen of struiken. Bij het rooien
van planten verliezen deze onvermijdelijk een deel van hun wortels waardoor ze minder wortels beschikbaar
hebben voor wateropname. Daarom moeten ze het eerste jaar na aanplant in het voorjaar en de zomer worden
geholpen met extra watergiften. Exacte hoeveelheden en frequenties voor het geven van water zijn niet te geven.
Dit is afhankelijk van het weer, de klimatologische omstandigheden, de bodem en andere externe factoren.
Van groot belang is dat de
kluiten vochtig blijven en niet uitdrogen, ook in de jaren daarna.
(note; teveel water geven kan ook; verzuip de planten niet!)
Voor de watervoorziening van de nieuw geplante bomen zij er verschillende methodes. U kunt denken aan:
Drainage
Breng de drainagebuis net onder het maaiveld aan.
Het plantgat verder aanvullen en egaliseren, laat
het uiteinde van de buis juist boven het maaiveld
uitsteken.
Gietrand
Breng een opstaande rand op het maaiveld aan.
De rand moet iets groter zijn dan de diameter van
de kluit.
Download