Fruitbomen planten Bomen worden op verschillende manieren aangeboden: met de kale wortels, de wortels verpakt in doek of in een pot. De eerste twee kunnen alleen in het vroege voorjaar of laat in het jaar worden geplant. 1. Schep het plantgat uit. Dit moet ongeveer twee keer zo diep zijn als de pot of de wortelkluit. Is de grond van mindere kwaliteit of erg zwaar, maak het gat dan groter en dieper. De knobbel (entplaats) moet wel altijd boven de grond staan. 2. Maak de aarde in het plantgat goed los, ook aan de zijkanten. 3. Meng de aarde in het plantgat met compost. 4. Geef de boom in de pot veel water en gooi ook een emmer of gieter leeg in het plantgat. Wacht tot de aarde het water heeft opgenomen. 5. Nu ga je de boom planten. Haal de boom voorzichtig uit de pot of doek, zodat je de wortels niet beschadigt. 6. Til de boom aan de kluit op en zet hem in het plantgat. Zorg ervoor dat de kluit diep genoeg in de grond zit. Controleer of de boom recht staat. 7. Als de boom helemaal rechtop staat, vul je het plantgat met meer aarde en compost. Trap dit regelmatig voorzichtig aan. Zorg ervoor dat de grond in het plantgat weer dezelfde hoogte krijgt als het omringende gras of bloembed. 8. Geef de boom opnieuw water en voeg, als dat door de grond is opgenomen, eventueel nog wat aarde en compost toe. Zo wordt de bodem helemaal egaal. 9. Als het plantgat helemaal is opgevuld, hark je de laatste goede compost erover heen. Nu is je boom klaar om te groeien en bloeien. 10. Zorg voor een goede boomspiegel van één bij één meter. Op deze plaats rondom de stam mag geen gras of onkruid groeien. Bij schone grond kan het water rechtstreeks naar de wortels.