Bescherming van De gezondheid en de veiligheid

advertisement
Bescherming van
De gezondheid
en de veiligheid
op het werk in
de landbouw, veehouderij,
tuinbouw en bosbouw
Europese
Commissie
Deze publicatie wordt ondersteund door het programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (2007-2013) van de Europese Unie (Progress).
Dit programma wordt uitgevoerd door de Europese Commissie. Het beoogt de uitvoering van de doelstellingen van
de Europese Unie op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen financieel te ondersteunen
en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op deze gebieden.
Dit programma, met een looptijd van zeven jaar, richt zich op alle belanghebbenden die kunnen bijdragen aan
de ontwikkeling van goede en doeltreffende wetgeving en beleid inzake werkgelegenheid en sociale zaken in de
EU-27, de EVA-landen, de EER-landen, de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten.
Nadere informatie vindt u online (http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=327).
Niet-bindende leidraad voor de toepassing van beste
werkmethoden met het oog op een betere naleving van
de richtlijnen betreffende
gezondheid en veiligheid op het
werk in de landbouw, veehouderij,
tuinbouw en bosbouw
Europese Commissie
Directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie
Eenheid B.3
Manuscript voltooid in december 2011
Noch de Europese Commissie, noch enige persoon die optreedt in naam van de Commissie kan verantwoordelijk worden
gesteld voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de gegevens in deze publicatie.
De links in deze publicatie klopten toen de tekst werd afgesloten.
Voor elk gebruik of elke reproductie die niet valt onder het auteursrecht van de Europese Unie, dient rechtstreeks van de
auteursrechthouder(s) toestemming te worden verkregen.
© Omslagfoto: 123RF
Europe Direct helpt u antwoord te vinden
op uw vragen over de
Europese Unie
Gratis nummer (*):
00 800 6 7 8 9 10 11
(*) De informatie wordt gratis verstrekt en bellen is doorgaans gratis, maar
sommige operatoren, telefooncellen of hotels kunnen kosten aanrekenen.
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op internet
via de Europaserver (http://europa.eu).
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2015
ISBN 978-92-79-43408-2
doi:10.2767/61564
© Europese Unie, 2015
Overneming met bronvermelding toegestaan.
3
VOORWOORD
Beste landbouwer,
De landbouwsector in Europa wordt met almaar grotere uitdagingen en problemen geconfronteerd. Over
sommige daarvan heeft u geen controle: de wereldeconomie, klimaatverandering, extreme weersomstandigheden, plattelandsvlucht. Wat u wel in eigen handen heeft, is uw werkvermogen en de mogelijkheid om de
veiligheids- en gezondheidsproblemen aan te pakken waarmee u wordt geconfronteerd.
Het spreekt vanzelf dat uw gezondheid en veiligheid en die van uw werknemers, samen met een veilig milieu,
absolute vereisten voor een levensvatbare exploitatie zijn. Om binnen uw onderneming een goed niveau van
gezondheid en veiligheid te verwezenlijken, zijn systematische inspanningen nodig. Het is ook uw morele en
wettelijke verantwoordelijkheid als werkgever om ervoor te zorgen dat uw werknemers in veiligheid en goede
gezondheid verkeren.
Gezondheid en veiligheid zijn zaken waarover u zelf controle heeft. Het ligt immers binnen uw mogelijkheden
om het aantal ongevallen en ziektegevallen en het risico van verlies van bezittingen en productiemiddelen te
beperken. Gebruik deze leidraad om u op weg te helpen.
Deze leidraad biedt u achtergrondinformatie over wat gezondheid en veiligheid precies inhouden, welke aspecten
van uw onderneming ermee verband houden, welke zaken de meeste aandacht vereisen en hoe u zich kunt
organiseren om er meer controle over te krijgen. Bovenal biedt hij u een instrument om gevaren op het werk te
onderkennen en te beoordelen: de risicobeoordeling. Er worden 128 courante gevaren opgesomd die u bij uw
risicobeoordeling kunt gebruiken: er is dus al veel werk voor u verricht — om u kosten, tijd en moeite te besparen.
Trek wat tijd uit om de suggesties in deze leidraad te lezen. Misschien kunt u er een mensenleven mee redden.
4
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
INHOUDSOPGAVE
hoofdstuk 1: Inleiding tot deze leidraad
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
Doel van deze leidraad
Landbouw — een sector vol gevaren
De acht belangrijkste doodsoorzaken in de landbouw
Toepassingsgebied van deze leidraad
Voor wie is deze leidraad bedoeld?
Hoe gebruikt u deze leidraad?
hoofdstuk 2: Inleiding tot gezondheid en veiligheid
2.1
2.2
2.3
2.4
Definitie van gezondheid en veiligheid
Gezondheid en veiligheid — een wettelijke verplichting
Nationale instanties voor gezondheid en veiligheid
Waarom moet u zich om gezondheid en veiligheid zorgen maken?
hoofdstuk 3: Organisatie van gezondheid en veiligheid
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
Beheer van gezondheid en veiligheid
Kennis van uw wettelijke verplichtingen
Overleg met uw werknemers
Modernisering van uw infrastructuur
Planning van een activiteit
Melding van gezondheidsproblemen en ongevallen
hoofdstuk 4: Risicobeoordeling
10
10
10
11
11
11
11
13
13
13
14
14
15
15
16
16
17
17
17
19
4.1 Wat is risicobeoordeling?
19
4.2 Stapsgewijze aanpak van risicobeoordeling
20
4.3Gegevensbewaring
24
4.4 Aan de slag!
24
Casestudy26
hoofdstuk 5: Planning
27
5.1 Het belang van planning
27
5.2 Uw werk organiseren en plannen
27
5.3 Taken organiseren
28
Casestudy29
hoofdstuk 6: Opleiding
30
6.1 Soorten opleidingen
30
6.2Opleidingsbehoeften
30
6.3Licentieverlening
31
6.4Opleidingsregisters
32
6.5 Doeltreffendheid van de opleiding
32
Casestudy33
5
hoofdstuk 7: Arbeidskrachten
34
7.1 Blootstelling van werknemers aan gevaren
34
7.2 Betrokkenheid van werknemers
35
7.3 Kwetsbare werknemers
35
7.4Voorzieningen
36
7.5 Bijkomende welzijnsmaatregelen
36
7.6 Geweld tussen personeelsleden
36
Casestudy37
hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
38
8.1Gezondheidsproblemen
38
8.2Gezondheidstoezicht
38
8.3Zoönosen
39
8.4Allergieën
39
8.5Vaccinaties
40
8.6 Gehoor-, gezichts- en cardiovasculaire tests
40
8.7Astma
40
8.8 Aandoeningen aan het bewegingsapparaat
41
8.9 Weersgebonden gezondheidseffecten
42
8.10Huidaandoeningen
42
8.11 Eerste hulp
42
Casestudy43
hoofdstuk 9: Persoonlijke beschermingsmiddelen
44
9.1 PPE-keuze44
9.2 Gebruik en onderhoud van PPE
45
9.3 Veelgebruikte PPE
46
9.4Kleding
47
Casestudy48
hoofdstuk 10: Paraatheid en reactie op noodsituaties
49
10.1 Planning van reacties op noodsituaties
49
10.2 Bijkomende maatregelen bij bosbouwwerkzaamheden
50
10.3Brandpreventiemaatregelen
50
10.4Brandbestrijding
51
10.5 Overstromingen en stormen
51
10.6 Contact tussen machines en bovengrondse elektriciteitskabels
51
Casestudy52
hoofdstuk 11: Kinderen
53
11.1 Wiens kinderen treft men doorgaans aan op een boerderij?
53
11.2 Veelvoorkomende oorzaken van ongevallen
53
11.3 Factoren die tot ongevallen leiden
54
11.4 Eenvoudige maatregelen om kinderen te beschermen
55
Casestudy56
6
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 12: Bezoekers en derden
57
12.1 Soorten bezoekers
57
12.2Loonwerkers/vertegenwoordigers van overheidsinstanties/werknemers
van nutsbedrijven/werknemers van bouw- en onderhoudsaannemers
57
12.3 Informatieverstrekking aan derden
58
12.4 Preventieve maatregelen
58
12.5 Toeristen/schoolkinderen/gastenkamers op de boerderij
59
Casestudy60
hoofdstuk 13: Infrastructuur
61
13.1 Perimeterbescherming en toegang
61
13.2 Houd het bedrijf net en ordelijk
62
13.3 Elektrische installatie
63
13.4 Watertoevoer en -voorraad
64
13.5 Werken op hoogte
65
13.6 Werken op de grond
67
13.7 Besloten ruimten
67
13.8 Opslagplaatsen, magazijnen, stapelen en arbeidsplaatsen
68
13.9 Brandstofvoorraden en brandpreventie
69
13.10Asbest
69
13.11Boerderijwinkels en gastenkamers
69
Casestudy70
hoofdstuk 14: Machines en materiaal
71
14.1 Aan machines verbonden gevaren
71
14.2 Aankoop van machines
73
14.3 Ingebruikneming van machines
73
14.4 Veilig gebruik van machines
73
14.5 Kinderen en machines
74
14.6Accessoires
74
14.7 Onderhoud en reparaties
75
14.8Ontmanteling
76
14.9 Werktuigen en arbeidsplaatsen
76
Casestudy77
hoofdstuk 15: Vervoer en voertuigen
15.1 Voertuigen in de landbouw
15.2 Veilig gebruik van trekkers
15.3 Terreinvoertuigen (ATV’s)
15.4 Zelfrijdende machines op wielen
15.5 Laden en lossen
15.6 Planning van de rit
15.7 Oorzaken van verkeersongevallen
15.8 Menselijke vaardigheden en gedrag
15.9Noodsituaties
15.10Voertuigonderhoud
15.11Veevervoer
15.12 Verkeersregeling binnen het bedrijf
78
78
78
79
80
80
81
81
82
82
82
83
83
7
15.13 Voor vervoer gebruikte dieren
84
15.14 Vervoer over water
84
Casestudy85
hoofdstuk 16: Gevaarlijke stoffen
86
16.1 Gevaarlijke stoffen op boerderijen
86
16.2 Welke schade kunnen ze aanrichten?
86
16.3 Wijzen van contact
86
16.4Opslagoverwegingen
87
16.5Veiligheidsinformatiebladen
87
16.6 Contact met gevaarlijke stoffen
87
16.7 Gebruik van gevaarlijke stoffen
88
16.8 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
88
16.9 Etikettering en signalering
88
16.10 Brandstoffen en oliën
89
16.11 Stof van graankorrels/tarwe/graangewassen/diervoeders
89
16.12 Dierlijke vloeistoffen en drijfmest
89
16.13Asbest
90
Casestudy91
hoofdstuk 17: Signalering
92
17.1 Belang van borden
92
17.2Signaleringsoverwegingen
93
17.3 Akoestische signalen
94
17.4Waarschuwingsborden
94
17.5 Gebruik van handsignalen
95
Casestudy96
hoofdstuk 18: Teelt van gewassen
97
18.1 Fasen van de groeicyclus van gewassen
97
18.2 Soorten gewassen
97
18.3 Perceel- en bodemvoorbereiding
97
18.4Planten/zaaien
98
18.5Telen
98
18.6Snoeien
99
18.7Oogsten
99
Casestudy101
hoofdstuk 19: Veehouderij
19.1 Gezonde kuddes
19.2 Gedrag van dieren
19.3 Contact met dieren
19.4Zoönosen
19.5Voederen
19.6 Behandeling van dierlijke mest
19.7 Vervoer van dieren
19.8 Consumptie van dierlijke producten
19.9Plagen
19.10 Gevaren voor het bewegingsapparaat
102
102
102
103
104
104
105
105
106
106
106
8
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
19.11Ademhalingsproblemen
107
19.12 Chemische stoffen
107
19.13 Bijkomende punten om aandacht aan te besteden
108
19.14 Dieren en het publiek
108
Casestudy109
hoofdstuk 20: Glastuinbouw
110
20.1 Aan glastuinbouw verbonden gevaren
110
20.2 Materiaalgebonden gevaren
111
20.3 Werkomstandigheden in broeikassen
111
20.4 Systemen ter beheersing van de omgevingsfactoren
111
20.5 Manueel hanteren van lasten en spierbelasting
112
20.6 Hoe gevaren voor het bewegingsapparaat verkleinen?
112
20.7 Pesticiden en meststoffen
112
20.8Broeikasonderhoud
113
20.9 Aanvullende overwegingen
113
Casestudy114
hoofdstuk 21: Bosbouw
115
21.1Planning
115
21.2Personeelsbeheer
116
21.3 Bomen planten
116
21.4Kampementen
117
21.5Bosonderhoud
117
21.6Houtwinning
117
21.7 Half omgevallen bomen, uitslepen
118
21.8Houtvervoer
118
21.9 De kettingzaag
118
21.10Handsignalen
119
21.11 Touwen en klimmateriaal
120
21.12 Eerstehulp- en noodvoorzieningen
120
21.13Bosbranden
120
Casestudy121
9
De bijlagen zijn genummerd zoals de overeenkomstige hoofdstukken.
bijlage 1.1: Glossarium
122
bijlage 1.2: Referenties
123
bijlage 2.1: Nationale instanties voor gezondheid
en veiligheid
125
bijlage 2.2: Europese richtlijnen inzake gezondheid
en veiligheid
127
bijlage 4.1: Risicobeoordelingsinstructie
130
bijlage 4.2: Risicobeoordelingsformulier
132
bijlage 4.3: Voorbeelden van gevaren
136
bijlage 4.4: Risicobeoordelingsmodellen
158
bijlage 4.5: Gevaarlijke activiteiten
161
bijlage 5.1: Werkmethodeomschrijving
165
bijlage 19.1: Zoönosen
168
10
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 1
Inleiding tot deze leidraad
Momenteel bestaat er op Europees niveau geen enkele richtlijn die specifiek over de bescherming
van de gezondheid en de veiligheid op het werk in alle aspecten van de landbouw, met inbegrip
van de veehouderij, de tuinbouw en de bosbouw, handelt. De kaderrichtlijn (89/391/EEG) en
diverse afzonderlijke richtlijnen zijn echter op deze sectoren van toepassing. Er moet ook worden
benadrukt dat de werknemers door de bijzondere kenmerken van deze sectoren — zoals werken
in de openlucht, in kassen, met zware machines, met dieren, gering sociaal contact op het werk,
lage opleidingsniveaus, gebruik van chemische stoffen en gewasbeschermingsmiddelen — aan
grotere risico’s worden blootgesteld, wat ook blijkt uit het hogere ongevallenpercentage dan
gemiddeld in andere sectoren.
1.1
Doel van deze leidraad
Deze leidraad heeft tot doel om u praktische tips en adviezen over gezondheid en veiligheid in uw onderneming te geven.
Hij geeft geen opsomming van uw wettelijke verplichtingen en
vervangt evenmin wettelijke vereisten waaraan u eventueel moet
voldoen. U moet hem veeleer zien als een gids die u wijst op alles
waarop u moet letten en waarover u bezorgd moet zijn. Hij stelt
ook manieren voor om binnen uw onderneming een hogere mate
van veiligheid te bereiken.
Beschouw deze leidraad als een instrument dat u helpt om:
Denk eraan: zelfs de
kleinste verandering
kan een groot verschil
maken.
• bewust te worden van veiligheids- en gezondheidsproblemen
in uw onderneming;
• oplossingen te vinden voor veiligheids- en gezondheidsproblemen;
• de werkomstandigheden te verbeteren; en ten slotte
• het maximum uit uw onderneming te hale.
1.2
Landbouw — een sector vol gevaren
Landbouwer zijn is geen gemakkelijk beroep: in feite is het zelfs een van de meest gevaarlijke
beroepen. Beroepen uit de land- en bosbouwsector bekleden systematisch de derde of vierde plaats
in het rijtje van meest gevaarlijke beroepen in de Europese Unie.
Deze informatie is gebaseerd op een beoordeling van de ongevallen en gezondheidsproblemen die aan de lokale
overheden zijn gemeld. Heel veel ongevallen, gezondheidsproblemen of zelfs overlijdens worden echter niet
gemeld… de toestand is dus in werkelijkheid nog veel slechter. Op veel boerderijen wordt niet alleen gewerkt,
maar ook gewoond. Kinderen en ouderen worden aan onnodige risico’s blootgesteld en worden met bijkomende
gevaarlijke situaties geconfronteerd.
11
1.3
De acht belangrijkste doodsoorzaken in
de landbouw
Wat zijn de meest voorkomende doodsoorzaken in deze sector?
• Ongevallen met voertuigen (overreden worden of onder een
gekanteld voertuig terechtkomen)
• Vallen van een hoogte (uit bomen, door daken)
• Geraakt worden door vallende of bewegende voorwerpen
(machines, gebouwen, balen, boomstammen)
• Verdrinken (in waterreservoirs, drijfmesttanks, graansilo’s)
• Omgaan met vee (aangevallen of verpletterd worden door
dieren, zoönosen)
• Contact met machines (onbeschermde bewegende onderdelen)
• Vast komen te zitten (onder ingestorte constructies)
• Elektriciteit (elektrocutie)
1.4
Toepassingsgebied van deze leidraad
Deze leidraad heeft betrekking op de:
•
•
•
•
landbouw
tuin- en glastuinbouw
veehouderij
bosbouw.
Hij richt zich op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de Europese Unie.
1.5
Voor wie is deze leidraad bedoeld?
Deze leidraad is voor u bestemd, als u
•
•
•
•
een landbouwer bent;
een bosbouwaannemer bent, of in de tuinbouwsector actief bent;
een zelfstandig ondernemer bent;
een manager of werknemer bent.
1.6
Hoe gebruikt u deze leidraad?
Deze leidraad is in 21 hoofdstukken verdeeld.
Als u deze leidraad op een computer bekijkt,
kunt u direct naar een bepaald hoofdstuk gaan door
er in de inhoudsopgave op te klikken. Elk hoofdstuk
bevat informatie over een bepaald onderwerp, belicht
veelvoorkomende gevaren en reikt manieren aan om
ermee om te gaan. Omdat veel van deze gevaren van
meerdere factoren afhankelijk zijn of vanuit verschillende oogpunten kunnen worden bekeken (bv. machines,
voertuigen, dieren), vindt u kruisverwijzingen tussen
hoofdstukken die u voor meer informatie naar een ander
deel van deze leidraad verwijzen.
12
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Goede werkmethoden worden met een groen vinkje aangeduid, slechte werkmethoden met een rood kruisje.
Deze leidraad bevat onder andere:
1. voorbeelden van gevaren die u in de landbouw, tuinbouw, veehouderij en bosbouw kunt aantreffen
(bijlage 4.3: Voorbeelden van gevaren);
2. risicobeoordelingsmethoden aan de hand waarvan u uw eigen risicobeoordelingen kunt uitvoeren
(hoofdstuk 4: Risicobeoordeling);
3. een glossarium waarin u afkortingen of technische termen kunt opzoeken (bijlage 1.1: Glossarium);
4. een afdeling met referenties en een bibliografie (bijlage 1.2: Referenties);
5. een lijst van nationale instanties voor gezondheid en veiligheid (bijlage 2.1: Nationale instanties
voor gezondheid en veiligheid).
U kunt deze leidraad helemaal lezen om vertrouwd te raken met de verschillende aspecten van gezondheid en
veiligheid of u kunt er bepaalde hoofdstukken uitpikken die bepaalde activiteiten of onderwerpen behandelen
waarbij u hulp nodig heeft.
13
hoofdstuk 2
Inleiding tot
gezondheid
en veiligheid
2.1
Definitie van gezondheid en veiligheid
Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) is gezondheid het bevorderen en in stand houden van
de hoogste graad van fysiek, mentaal en sociaal welzijn van werkenden van alle beroepen. Met
andere woorden, gezondheid is dat wat u fysiek en mentaal fit en gezond houdt.
Veiligheid is de afwezigheid van onaanvaardbaar risico of schade. Veiligheid is dus het creëren van
omstandigheden waarin de kans op schade zo klein mogelijk wordt gemaakt.
2.2
Gezondheid en veiligheid — een wettelijke verplichting
Gezondheid en veiligheid zijn in heel Europa gereglementeerd en worden geregeld door nationale en
EU-regelgeving (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl en
https://osha.europa.eu/nl/legislation/directives).
De Europese regelgeving legt de minimumvoorschriften vast die elke lidstaat moet aannemen of eventueel verder kan uitbreiden. De Europese Unie heeft enkele richtlijnen betreffende gezondheid en veiligheid
uitgevaardigd die betrekking hebben op:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
minimumnormen voor arbeidsplaatsen
trillingen
elektromagnetische velden
manueel hanteren van lasten
biologische, chemische en fysische agentia
zwangere vrouwen en jonge werknemers
arbeidsmiddelen
beeldschermen
persoonlijke beschermingsmiddelen
lawaai
signalering
asbest
mobiele bouwplaatsen.
(bijlage 2.2: Europese richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid)
Gezondheids- en veiligheidsinspecteurs controleren
of werkgevers de gezondheids- en veiligheidswetgeving naleven.
De gezondheids- en veiligheidswetgeving heeft tot doel de werkomstandigheden te verbeteren, het
aantal werkgerelateerde ongevallen en ziekten te verminderen en de arbeidsplaatsen veilig en
gezond te maken voor de werkenden.
Hoewel het onderliggende concept in alle EU-lidstaten hetzelfde is, kan de nationale wet- en regelgeving
verschillen afhankelijk van de noden, kenmerken en ervaringen van de diverse lidstaten.
14
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
2.3
Nationale instanties voor gezondheid en veiligheid
De verantwoordelijkheid van de overheid op het gebied van gezondheid en veiligheid berust bij de arbeidsinspectie, gezondheidsdienst of een gelijkwaardige instantie. Het is belangrijk dat u uw nationale instantie
voor gezondheid en veiligheid op het werk kent. Contacteer uw plaatselijk kantoor voor advies en meer
informatie over uw verantwoordelijkheden (bijlage 2.1: Nationale instanties voor gezondheid en veiligheid).
2.4
Waarom moet u zich om gezondheid en veiligheid zorgen maken?
U moet gezondheid en veiligheid actief beheren, want een ernstig ongeval of een overlijden op uw bedrijf
kan ernstige gevolgen hebben.
Het kan daarbij gaan om financieel verlies en leed voor uzelf, uw gezin of uw werknemers.
Als werkgever of zelfstandige wilt u de volgende kosten graag beperken of vermijden:
•
•
•
•
•
•
•
•
medische (inclusief voor eerste hulp) en farmaceutische kosten;
verzekeringskosten;
juridische kosten ten gevolge van burgerlijke en strafrechtelijke procedures;
stilstandtijd en bedrijfssluiting;
schade aan machines en infrastructuur;
aanwerving en opleiding van nieuwe en tijdelijke arbeidskrachten;
negatieve publiciteit en imagoschade;
productieverlies.
Als werknemer of zelfstandige kunt u geconfronteerd worden met:
•
•
•
•
•
•
Ongevallen kunnen een grote impact op uw werkvermogen hebben.
leed, pijn en letsels;
ziekenhuisopname;
medische kosten;
(tijdelijke of blijvende) arbeidsongeschiktheid;
blijvende invaliditeit;
verlies van inkomen om uzelf en uw gezin te
onderhouden.
15
hoofdstuk 3
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
Organisatie van
gezondheid en
veiligheid
Uit gegevens die het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het
werk heeft verzameld, blijkt dat er in de Europese Unie om de drie en een halve
minuut iemand door een arbeidsongeval om het leven komt, velen van hen in de
land- en bosbouw.
• Beheer van gezondheid en
veiligheid
• Kennis van uw wettelijke
verplichtingen
• Overleg met uw
werknemers
• Modernisering van uw
infrastructuur
• Planning van een activiteit
• Melding van gezondheidsproblemen en ongevallen
Ervan uitgaan dat er wel niets zal gebeuren, is geen oplossing.
3.1
Beheer van gezondheid en veiligheid
Ook al beschouwt u gezondheid en veiligheid momenteel niet als uw allerhoogste prioriteit, de tijd en het
geld die/dat u aan gezondheid en veiligheid besteedt, moet u als een investering zien en niet als een
nutteloze uitgave.
Het bedrag dat u aan preventie besteedt, zal immers veel kleiner zijn dan uw kosten voor medische behandelingen, vervangende arbeidskrachten, schadevergoedingen of boetes die u zult moeten betalen als er in uw
bedrijf een ongeval gebeurt.
Voor de organisatie van gezondheid en veiligheid binnen uw bedrijf, moet u:
• uw wettelijke verplichtingen kennen;
• weten hoe en in welke mate u uw werknemers erbij moet betrekken;
• de aanvaardbare norm op het gebied van infrastructuur/apparatuur en machines voor uw bedrijf
kennen, en
• weten hoe u uw dagelijks werk moet plannen en uitvoeren.
Wees proactief —
Wacht niet tot er een ongeval gebeurt —
Plan uw werk.
Overleg regelmatig met uw werknemers.
16
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
3.2
Kennis van uw wettelijke
verplichtingen
U moet de wetgeving kennen en weten wat van u op
het gebied van gezondheid en veiligheid wordt verwacht. Er kunnen diverse wetten en regels bestaan die
op u van toepassing zijn, de ene al vanzelfsprekender
dan de andere. Wetgeving wordt ook vaak herzien.
U moet van alle wijzigingen en alle nieuwe wet- of
regelgeving op de hoogte zijn. Neem contact op met
uw regelgevende autoriteit of uw brancheorganisatie
voor meer informatie: start en onderhoud een relatie
met hen. Schrijf de zaken op waarvan u vroeger niet op
de hoogte was. Deze kennis en de beheersmaatregelen
die u neemt, zullen ongevallen en gezondheidsproblemen binnen uw bedrijf helpen voorkomen. Doen ze
zich toch voor, dan kunnen ze u ook tegen juridische
procedures beschermen.
3.3
Overleg met uw werknemers
Zelfs als u een eenmanszaak heeft en een beroep doet op uw gezinsleden of tijdelijke arbeidskrachten, moet
u met alle werkenden overleg plegen over gezondheid en veiligheid. Gezondheid en veiligheid gaan erom
dat u en uw werknemers op een veilige manier samenwerken om een gezamenlijk doel te bereiken:
veilig produceren.
U en uw arbeidskrachten staan hierin dus aan dezelfde kant en het overleg zou niet tot meningsverschillen
of conflicten mogen leiden. Het zou een gedachtewisseling moeten zijn waaruit iedereen voordeel kan
halen. Luister naar de meningen en problemen van uw werknemers en vraag hen om samen met u naar
oplossingen te zoeken.
Uw arbeidskrachten zijn waarschijnlijk het best geplaatst om de veiligheids- en gezondheidsproblemen in uw bedrijf vast te stellen, aangezien zij er elke dag mee te maken hebben. Betrek hen
bij het onderkennen en beoordelen van gevaren. Als uw nationale wetgeving dit vereist (en afhankelijk
van de grootte van uw bedrijf), moedig hen dan aan om veiligheidsvertegenwoordigers te kiezen, richt
veiligheidscomités op, organiseer vergaderingen en houd notulen bij van wat er wordt gezegd. Maak
er optimaal gebruik van.
17
3.4
Modernisering van uw infrastructuur
Misschien zijn aanpassingen aan uw gebouwen en terreinen noodzakelijk. Als u al weet wat er moet
gebeuren, maak dan een actieplan voor de uitvoering ervan op. Zo niet, gebruik deze leidraad om ze te
identificeren. Aan de hand van de risicobeoordeling die in hoofdstuk 4 wordt uiteengezet, kunt u vaststellen
welke aanpassingen noodzakelijk zijn. De risicobeoordeling zal een „todolijst” opleveren met onder
andere de punten die u op uw bedrijf moet verbeteren. U zult ook moeten denken aan zaken zoals:
reinheid en netheid van het bedrijf;
scheiding van verkeer, werkactiviteiten, mensen en drukke zones;
signalering;
als u mensen in dienst heeft, zult u afhankelijk van de activiteiten ook sanitair en rustvoorzieningen,
schoon drinkwater, kantines of lunch- en pauzezones, toiletten, douches en kleedkamers, voorzieningen voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, communicatiemogelijkheden
en een rookbeleid moeten hebben;
• nood- en evacuatieregelingen, eerstehulpverlening, vervoer naar een plaats van medische behandeling
(als dit nodig blijkt).
•
•
•
•
Deze en vele andere onderwerpen komen in de volgende hoofdstukken aan bod.
3.5
Planning van een activiteit
Alle activiteiten vereisen planning. Dit hoeft niet noodzakelijk op een formele manier te gebeuren: zet
eerst alles even op een rijtje:
•
•
•
•
•
•
Beschik ik over de juiste gereedschappen en werktuigen?
Wat kan er verkeerd lopen?
Bestaat er een betere en veiligere manier om de taak te verrichten?
Welke acties zijn noodzakelijk voordat het werk begint?
Weten mijn werknemers wat ze doen?
Zijn mijn werknemers bekwaam en voldoende opgeleid voor de taak?
Na afloop van de taak moet u zich afvragen:
• Is alles volgens plan verlopen?
• Kan ik iets doen om de taak in de toekomst beter te laten verlopen?
• Zijn mijn werknemers en ik tevreden dat we het werk op een dusdanige
manier hebben verricht dat de risico’s voor de gezondheid en de veiligheid
zo klein mogelijk waren?
3.6
Leer uit ervaring.
Melding van gezondheidsproblemen en ongevallen
Volgens EU-recht moeten arbeidsongevallen en arbeidsgerelateerde gezondheidsproblemen aan de
arbeidsinspectie of aan een gelijkwaardige nationale autoriteit worden gemeld.
Telkens wanneer zich een ongeval voordoet, moet u, nadat de gewonde is verzorgd:
•
•
•
•
het ongeval aan de autoriteiten melden, zoals vereist door het nationaal recht;
het ongeval onderzoeken om de oorzaken ervan vast te stellen;
een verslag over het ongeval opstellen, zoals vereist door het nationaal recht;
het ongeval in een logboek registeren.
18
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Het verdient aanbeveling om ook bijna-ongevallen te registreren, omdat hieruit blijkt welke gebieden een
groter risico inhouden.
Ongevallen en gezondheidsproblemen melden helpt om de Europese kennis te vergroten en om statistische
analyses te maken waaruit conclusies kunnen worden getrokken. Op die manier kunnen dan meer specifieke
adviezen en beheersmaatregelen worden geformuleerd ter bevordering van de gezondheid en veiligheid op
het werk voor alle werkenden.
19
hoofdstuk 4
Risicobeoordeling
4.1
Wat is risicobeoordeling?
Om een veilige en gezonde werkomgeving te kunnen garanderen, moet u eerst een risicobeoordeling uitvoeren. Risicobeoordeling vormt de basis voor uw gezondheids- en
veiligheidsbeheer en behoort tot uw wettelijke verplichtingen.
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Stapsgewijze aanpak van
risicobeoordeling
• Gevarenbeoordeling om
het risiconiveau te bepalen
• Vaststelling van preventieve en beschermende
maatregelen
• Actie ondernemen
• Controle en evaluatie
• Gegevensbewaring
• Aan de slag
• Casestudy
Risicobeoordeling is het proces waarbij een evaluatie wordt gemaakt van de gevaren
op de werkvloer die een risico vormen voor de gezondheid en veiligheid van uzelf,
uw werknemers en uw eventuele gezinsleden. Het is een systematisch onderzoek, gericht
op alle aspecten van het werk, waarbij naar de volgende punten wordt gekeken:
• Wat kan schade of letsels veroorzaken?
• Kunnen gevaren worden weggenomen en, zo niet,
• welke preventieve of beschermende maatregelen zijn of moeten worden genomen om de risico’s te beheersen
(Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk: http://osha.europa.eu/nl)?
Een risicobeoordeling is een schriftelijke procedure.
Beoordeling van gevaren
Ernst
Kans
HOOG
GEMIDDELD
LAAG
HOOG
GEMIDDELD
LAAG
Hoog risico
Substantieel risico
Gemiddeld risico
Substantieel risico
Gemiddeld risico
Minimaal risico
Gemiddeld risico
Minimaal risico
Verwaarloosbaar risico
20
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Interpretatie van de resultaten
Risicoclassificatie
16-25 Hoog
Herstelmaatregelen en tijdsbestek
STOP de activiteit tot maatregelen zijn genomen en het risiconiveau is verlaagd. (raadpleeg gespecialiseerde
bronnen)
10-15 Substantieel Maak de situatie veilig binnen een week. Neem intussen tijdelijke maatregelen.
7-9 Gemiddeld Maak de situatie veilig binnen een maand.
4-6 Minimaal Maak de situatie veilig binnen een jaar.
1-3 Verwaarloosbaar Blijf de huidige beschermende en preventieve maatregelen toepassen — blijf de situatie opvolgen.
4.2
Stapsgewijze aanpak van risicobeoordeling
Er zijn vijf basisstappen in de uitvoering van een risicobeoordeling:
STAP 1 Gevaren onderkennen en inventariseren
STAP 2 Gevaren beoordelen om het risiconiveau te bepale
STAP 3 Preventieve en beschermende maatregelen vaststellen
STAP 4 Actie ondernemen
U moet eerst weten
welke gevaren U en
UW WERKNEMERS
bedreigen voor u er iets
aan kunt doen.
STAP 5 Controleren en evalueren
STAP
1 Gevaren onderkennen en inventariseren
U moet binnen uw bedrijf alle mogelijke gevaren onderkennen en nagaan wie risico loopt. U moet ervoor
zorgen dat u alle factoren en aspecten van uw bedrijf bekijkt.
Een gevaar is alles wat schade kan berokkenen, gaande van materiële schade, geringe letsels of gezondheidsproblemen tot letsels die invaliditeit, een slechte gezondheid of zelfs de dood tot gevolg kunnen hebben.
Om te voorkomen dat gevaren over het hoofd worden gezien of bepaalde aspecten van uw activiteiten meer
aandacht krijgen dan andere, helpt de MUOPO-methode (mens, uitrusting, omgeving, product en organisatie)
u om het hele plaatje te zien.
Denk aan de volgende factoren in verband met uw onderneming:
• Mens: gebrek aan fysiek of mentaal vermogen, gebrek aan kennis of vaardigheden, gebrek aan competentie,
de juiste houding of het juiste gedrag.
• Uitrusting: machines, handgereedschap, software en hardware, tafels of stoelen.
• Omgeving: licht, lawaai, klimaat, temperatuur, trillingen, luchtkwaliteit of stof.
• Product: gevaarlijke stoffen, zware lasten en scherpe of warme voorwerpen.
• Organisatie: inrichting van de arbeidsplaats, taken, werkuren, pauzes, ploegenstelsels, opleiding, werksystemen, communicatie, teamwerk, contact met bezoekers, sociale steun of autonomie (Europees Agentschap
voor veiligheid en gezondheid op het werk).
21
Loop rond in uw bedrijf en let op:
De MUOPO-methode
•
•
•
•
•
•
•
•
de goede en slechte werkmethoden van uw werknemers;
veilige en gevaarlijke (onbeheerde) machines en materiaal;
gevaarlijke plaatsen;
onstabiele of zachte ondergrond;
putten in de grond en grote hoogteverschillen;
structurele zwakheden of schade;
de toegangsplaatsen voor het publiek;
de mensen die gevaar lopen (werknemers, leveranciers,
onderaannemers, bezoekers, uw gezinsleden);
• chemische stoffen en de manier waarop ze worden opgeslagen
en waarmee er wordt omgegaan;
• voertuigen en voertuigbewegingen.
Organisatie
Mens
Product
Uitrusting
Omgeving
Denk aan alle zones binnen uw bedrijf en al uw werkactiviteiten (bijlage 4.5: Gevaarlijke activiteiten).
• Het is mogelijk dat u ingewikkelde activiteiten in eenvoudigere taken
moet opdelen om gevaren op een meer gedetailleerde manier te kunnen
onderkennen.
• Bespreek mogelijke gevaren met de mensen die op uw bedrijf werken.
De mensen die bij de activiteiten betrokken zijn, zijn waarschijnlijk het best
geplaatst om de gevaren te herkennen en oplossingen voor te stellen. Onder
„mensen” worden werknemers, leveranciers en onderaannemers verstaan.
De term kan echter ook op uw gezinsleden slaan.
• Bij het onderkennen van de gevaren mag u zich niet tot uw hoofdactiviteiten
beperken. Denk ook aan ondersteunende werkzaamheden zoals onderhoudswerkzaamheden, schoonmaak- en voorbereidende werkzaamheden,
inventarisopmaak, boren van boorputten: werkzaamheden die maar af en
toe gebeuren, maar zelfs gevaarlijker kunnen zijn net omdat ze niet vaak
hoeven te worden gedaan.
• Vergeet ook de werkzaamheden niet die buiten uw bedrijf plaatsvinden, zoals het vervoer van
gewassen of dieren.
• Als er werknemers en hun gezinnen op het bedrijf wonen of als uw gezin op de boerderij woont, moet
u bijzondere aandacht besteden aan hun veiligheid en gezondheid en aan hun dagelijkse behoeften.
• Als uw bedrijf door scholen, toeristen of klanten wordt bezocht, mag u niet vergeten dat zij nog
kwetsbaarder zijn omdat ze niet vertrouwd zijn met uw bedrijf, en dat u voor hen verantwoordelijk bent.
• Kinderen, zwangere vrouwen, ouderen en mensen met gezondheidsproblemen lopen meer gevaar en
kunnen speciale noden hebben.
• Gast- en seizoenarbeiders mogen niet worden vergeten.
Denk aan problemen en incidenten die
zich in het verleden hebben voorgedaan,
en aan hun gevolgen.
In de statistieken duiken bijna-ongevallen later vaak op als ongevallen.
Leer uit ervaring, uw eigen ervaring maar
ook die van uw collega’s en buren.
De „ongevallendriehoek”
Dodelijk of ernstig ongeval
Ernstige letsels
Eerste hulp vereist
Materiële schade
Bijna-ongevallen (geen letsel of schade)
1
3
50
80
400
Aan elk dodelijk ongeval zijn 400 bijna-ongevallen voorafgegaan waaraan geen aandacht is besteed.
The accident triangle, Tye and Pearson (1974/75).
22
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
bijlage 4.1: Risicobeoordelingsinstructie bevat aanbevelingen over het soort vragen dat u zich moet stellen
en waaraan u moet denken om gevaren te onderkennen. In bijlage 4.2 vindt u een voorbeeld van een risicobeoordelingsformulier dat u kunt gebruiken om gevaren te registreren, en in bijlage 4.3 vindt u voorbeelden van
gevaren waarop u zich bij uw risicobeoordeling kunt baseren.
Stel uzelf de
vraag: „Wat
kan er verkeerd
lopen?”
Gevaren registreren
Wanneer u de gevaren heeft onderkend, Gevaren inventariseren helpt,
moet u:
• vermijden dat u gevaren vergeet;
• er een lijst van maken en
• vermijden dat u gevaren dubbel vermeldt;
• ze nummeren.
• bij de risicobeoordeling.
STAP
2 Gevarenbeoordeling om het risiconiveau te bepalen
Zodra u de gevaren heeft geïnventariseerd, moet u ze beoordelen om het risiconiveau ervan te bepalen. Het
risico hangt af van diverse factoren zoals.
•
•
•
•
kans (waarschijnlijkheid) dat het gevaar zich voordoet;
ernst van de impact wanneer het gevaar zich heeft voorgedaan;
frequentie en duur van de blootstelling aan het gevaar;
populatie: het aantal blootgestelde personen.
Om praktische redenen concentreert men zich doorgaans op twee van deze factoren (beoordelingsparameters):
kans en ernst.
Kans (of waarschijnlijkheid) is de kans dat er schade zal zijn. Ze varieert afhankelijk van de veiligheids- en
voorzorgsmaatregelen die al zijn genomen. Als een hooizolder bijvoorbeeld met een leuning is beveiligd, is de
kans op valpartijen kleiner.
Ernst slaat op de omvang van de gevolgen (letsels, gezondheidsproblemen, verlies, schade). Ze varieert
afhankelijk van de aard van het gevaar. Registreer de mogelijke gevolgen van een gevaar om de ernst ervan
te kunnen bepalen. Bij een val van een hoogte bijvoorbeeld is de ernst automatisch heel groot omdat een
dergelijke val fataal kan zijn.
De kans op letsels door het omkantelen van een trekker varieert afhankelijk van de
aanwezige bescherming (voor de bestuurder).
Risicobeoordeling is niet moeilijk. In ons hoofd voeren we een risicobeoordeling uit telkens wanneer we een weg
oversteken. We weten allemaal dat een weg oversteken op het platteland andere risico’s inhoudt dan een drukke weg
in de stad oversteken.
Trekker zonder bescherming voor
de bestuurder
Trekker met kantelbeveiliging
Trekker met cabine
Hoog risico
Gemiddeld risico
Laag risico
23
De combinatie van de geselecteerde factoren bepaalt het risico. In bijlage 4.4 worden twee risicobeoordelingsmodellen voorgesteld.
STAP
3
Vaststelling van preventieve en beschermende maatregelen
Het risiconiveau bepaalt het tijdsbestek waarbinnen maatregelen moeten worden genomen, zoals wordt
uiteengezet in bijlage 4.4: Risicobeoordelingsmodellen.
Stel de maatregelen vast die moeten worden genomen om het risico zo veel mogelijk te beperkend.
bijlage 4.3 bevat per gevaar voorstellen van preventieve maatregelen. Houd bij het kiezen van de maatregelen
de algemene beginselen van preventie in gedachten:
1. risicobeperking in onderstaande volgorde:
a) wegnemen van de risicobron,
b) vervangen van de risicobron,
c) beperken van de gevaren die voortkomen uit de bron,
d) isoleren van de risicobron,
e) beschermen van het personeel met persoonlijke beschermingsmiddelen of andere middelen;
2. terugdringing van menselijke fouten, en
3.gezondheidstoezicht.
Geef mensen de verantwoordelijkheid voor de toepassing van beheersmaatregelen en bepaal een tijdsbestek voor de uitvoering ervan.
STAP
4 Actie ondernemen
Pas de gekozen maatregelen toe zoals gepland. Vraag geregeld na bij de mensen die met de uitvoering
ervan zijn belast, hoever het ermee staat. Neem voor problemen die niet onmiddellijk definitief kunnen worden
verholpen, tijdelijke maatregelen tot de definitieve oplossing kan worden toegepast.
De letselkans bij het werken met een kettingzaag hangt af van de kenmerken van de
kettingzaag en de beschikbare persoonlijke beschermingsmiddelen.
Onopgeleide kettingzaaggebruiker zonder persoonlijke beschermingsmiddelen
Opgeleide kettingzaaggebruiker met een complete
set persoonlijke beschermingsmiddelen
Hoog risico
Laag risico
24
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
STAP
5 Controle en evaluatie
Vergeet niet dat u niet alle gevaren kunt wegnemen, maar u kunt ze wel beheersen. Het restrisico is het
risico dat blijft bestaan nadat passende beheersmaatregelen zijn genomen. Nadat de beheersmaatregelen zijn
genomen, moet het gevaar opnieuw worden beoordeeld in het licht van de nieuwe omstandigheden. De kans
dat het gevaar zich nu voordoet, zal dankzij de genomen maatregelen waarschijnlijk kleiner zijn. De ernst zal
gelijk blijven, aangezien de gevolgen niet anders zijn als het gevaar zich toch voordoet.
Wanneer eindigt dit proces? Nooit. Geregeld evalueren en controleren blijft noodzakelijk. Werknemers worden
vervangen, faciliteiten zijn onderhevig aan slijtage, apparatuur en machines worden vervangen, voertuigen
worden met toebehoren uitgerust en de technologie evolueert en u moet uw risicobeoordelingen up-to-date
houden. Sommige gevaren verdwijnen vanzelf als hun bron wordt weggenomen (bv. als u een oude trekker door
een moderne vervangt). Er kunnen echter ook nieuwe gevaren ontstaan. Gevaren kunnen ook seizoensgebonden
zijn. Wat in de zomer veilig is, kan in de winter gevaarlijk zijn (bv. gladde oppervlakken, plagen). U moet altijd
op basis van de actuele situatie werken. Evalueer en beoordeel dus mogelijke gevaren en risico’s opnieuw
na elke belangrijke wijziging. Er zullen altijd dingen zijn waarop u moet letten zo lang mensen werkzaamheden
uitvoeren, ongeacht of ze nu eenvoudig of ingewikkeld zijn.
4.3
Gegevensbewaring
Bewaar de schriftelijke risicobeoordelingen. Ze zijn nuttig om:
• de gevaren te beoordelen die u heeft onderkend, en de risico’s en de beheersmaatregelen te bepalen;
• informatie en kennis door te geven aan de betrokken personen;
• de opleidingsbehoeften van uw werknemers te beoordelen, indien wordt vastgesteld dat opleiding een
beheersmaatregel is;
• geregeld te beoordelen of de nodige beheersmaatregelen worden toegepast;
• bewijsstukken voor te leggen aan de autoriteiten;
• in rechtszaken bewijs voor te leggen dat aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan;
• nieuwe gevaren te registreren als de omstandigheden wijzigen.
Bijlage 4.2: Risicobeoordelingsformulier biedt u een blanco werkblad waarop u de gevaren kunt noteren. Met
de interactieve risicobeoordeling bij deze leidraad kunt u de risicobeoordeling uitvoeren, elektronisch opslaan
en een archief van de uitgevoerde risicobeoordelingen aanmaken.
4.4
Aan de slag!
Ga aan de slag met uw risicobeoordeling:
• gebruik het risicobeoordelingsformulier als template (bijlage 4.2).
• selecteer de activiteit uit de activiteitenlijst (bijlage 4.5).
• selecteer gevaren uit de lijst van voorbeelden van gevaren (bijlage 4.3), vink ze af en kopieer ze samen
met hun gevolgen en de voorgestelde beheersmaatregelen.
• beoordeel de gevaren op basis van het kwalitatieve model uit bijlage 4.4.
• selecteer beheersmaatregelen uit de lijst van voorgestelde beheersmaatregelen, stel een verantwoordelijke
aan voor hun uitvoering en leg een tijdsbestek voor hun uitvoering vast;
• voer de beoordeling van het restrisico slechts uit nadat de beheersmaatregelen zijn genomen.
Bij deze leidraad hoort een cd waarmee u uw eigen elektronische risicobeoordeling kunt aanmaken.
25
Ongeveer 128 gevaren zijn al beoordeeld om een initiële gegevensbank te vormen. Door de optie „Mijn
boerderij/Mijn onderneming” te kiezen, kunt u:
uw sector kiezen (optioneel);
de activiteit selecteren die u wilt beoordelen;
de eraan verbonden gevaren uit de lijst van 128 gevaren bekijken;
de gevaren kiezen die op uw situatie van toepassing zijn;
alle aanpassingen aanbrengen die u noodzakelijk acht (bv. naargelang de kans, de beheersmaatregelen
die moeten worden genomen);
• nieuwe gevaren of nieuwe activiteiten toevoegen;
• uw eigen samenvattingsformulier opstellen.
•
•
•
•
•
Als u hiermee klaar bent, moet u uw werk opslaan voor u met een volgende activiteit begint. Met dit instrument
kunt u risicobeoordelingen opstellen voor zo veel activiteiten als u maar wenst.
U kunt de 128 al beoordeelde gevaren ook bekijken en overwegen:
• per sector: landbouw, bosbouw, tuinbouw, veehouderij;
• per risicobron: materiaal en machines, gereedschap, voertuigen, infrastructuur, werk op het veld, bosbouw,
gevaarlijke stoffen, vee, arbeidskrachten, bezoekers;
• per risiconiveau: verwaarloosbaar, minimaal, gemiddeld, substantieel, hoog.
Mijn risicobeoordeling
Volg deze instructies om toegang te krijgen tot de cd.
Als u Excel versie 2003 gebruikt:
• Klik op „OK” wanneer u het wachtwoord wordt gevraagd.
• Klik op „OK” in het volgende waarschuwingsvenster.
• Klik op „Macro’s inschakelen” wanneer u dit wordt gevraagd.
Als u Excel versie 2007 gebruikt:
• Open de spreadsheet: u ziet in de linkerbovenhoek een beveiligingswaarschuwing: „Macro’s zijn uitgeschakeld”.
• Klik op „Opties” naast de waarschuwing en kies „Deze optie
inschakelen”.
• Klik op „OK”; als de beveiliging van uw computer is ingesteld
op hoog, is het mogelijk dat de macro’s niet werken en dat u het
beveiligingsniveau moet verminderen.
26
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
Een zesjarig jongetje kwam tijdens de zomervakantie op bezoek bij zijn grootouders. Hij was graag bij
zijn opa die hem meenam naar het veld, hem liet
rondlopen op de boerderij, op de trekker zitten, aardappelen rapen of spelen met de kippen en konijnen
van zijn oma. Toen hij op een dag uit het zicht van
zijn grootouders bij de vijver aan het spelen was,
gleed hij uit, viel in de vijver en verdronk. De vijver
was niet omheind.
Wat had de landbouwer moeten doen?
De landbouwer had een eenvoudige risicobeoordeling van zijn bedrijf moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
•
•
•
•
•
verdrinken in de vijver;
vast komen te zitten in de bewegende onderdelen van machines;
een ongeval met de trekker of andere voertuigen of werktuigen;
consumeren van oneetbare/schadelijke stoffen;
vallen van een hoogte tijdens het klimmen.
Hoe groot is de kans dat een van deze mogelijkheden zich voordoet?
Groot, gezien
• de nieuwsgierigheid van het kind;
• het feit dat hij niet vertrouwd is met de omgeving;
• het gebrek aan toezicht.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, overlijden.
Welke beheersmaatregelen had de landbouwer moeten nemen om de risico’s te
beperken?
Hij had
• de vijver en andere gevaarlijke zones moeten omheinen;
• het kind over de gevaren op de boerderij moeten vertellen en het enkele eenvoudige regels opleggen;
• het kind niet zonder toezicht mogen laten spelen op de boerderij.
27
hoofdstuk 5
Planning
5.1
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Werk organiseren en
plannen
• Een taak organiseren
• Casestudy
Het belang van planning
Planning is van cruciaal belang om de veiligheid en gezondheid van mensen op het werk te garanderen. Een
correcte planning is de eerste stap om te garanderen dat een taak veilig wordt uitgevoerd. Een doeltreffende
planning helpt u om risico’s te ondervangen en ongevallen te voorkomen. Ze benadrukt wat moet worden
gedaan voordat het werk begint, kan de stress verminderen en problemen op het laatste moment voorkomen.
Deze leiden immers vaak tot halfslachtige oplossingen, het nemen van risico’s en onnodige haast: allemaal
veelvoorkomende oorzaken van ongevallen.
5.2
Uw werk organiseren en plannen
Organiseer uw werk in termen van personeel, materiaal, voorzieningen en kenmerken van de werklocatie.
Plan het werk om rekening te houden met de externe factoren waarover u geen controle heeft (bv. weersomstandigheden, seizoenen, beschikbaarheid van werkkrachten, bepaalde kenmerken van de werklocatie en files
op de openbare weg).
Personeel
Denk aan de:
• vaardigheden die nodig zijn voor het werk;
• beschikbaarheid van geschikte arbeidskrachten;
• werktijden;
• taakroulatie;
• rustpauzes;
• lunchpauzes.
Voorzieningen
Zorg ervoor dat uw werknemers beschikken over:
• schoon drinkwater;
• toiletten en sanitaire voorzieningen;
• maaltijden;
• voorzieningen om de maaltijden te nuttigen en de
rustpauzes door te brengen;
• kleed- en droogruimten;
• vervoersmogelijkheden;
• telecommunicatiemogelijkheden.
Materiaal
• Bepaal welk materiaal is vereist (gereedschap,
machines en persoonlijke beschermingsmiddelen).
• Zorg ervoor dat het materiaal geschikt en beschikbaar is.
• Controleer of het materiaal goed functioneert
en goed onderhouden is en of u over alle nodige
licenties en bijbehorende certificaten beschikt.
• Regel hun veilige vervoer naar de werklocatie.
• Zorg ervoor dat de operator beschikbaar is en over
de nodige licenties beschikt.
Kenmerken van de werklocatie
Verduidelijk de volgende zaken:
• Gaat het om een vaste werklocatie?
• Moeten de werknemers vaak van werklocatie
veranderen?
• Zijn alle arbeidskrachten vertrouwd met het
landschap?
• Zijn er landschapselementen die mogelijk gevaarlijk kunnen zijn (kliffen, verlaten groeven, steile
hellingen, rivieren, vijvers, meren, modder en/
of vroegere aardverschuivingen, oneffen terrein,
schietbanen, kampeerterreinen)?
• Is de werklocatie gemakkelijk toegankelijk?
• Zijn er planten die schadelijk kunnen zijn of dieren
die gevaarlijk kunnen zijn (dichte begroeiing, wilde
dieren, insecten, slangen enz.)?
28
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Plan uw werk rekening houdend met:
• de weersomstandigheden die de werkzaamheden
kunnen hinderen (bv. extreme temperaturen,
windsnelheid, zichtbaarheid, regen-/stormweer,
zonnestraling);
• het aantal uren daglicht en de beste tijd van de
dag of de nacht om het werk uit te voeren;
• de seizoenen (bv. plant-, oogst-, jachtseizoen,
voortplantings- en paartijd voor vee of wilde
dieren).
Wees voorbereid op noodsituaties:
• Met welk soort noodsituatie kunt u worden geconfronteerd? (bv. iemand raakt verdwaald, gewond, ziek,
er is een storm, een aardverschuiving, een brand)
• Hoe zult u de situatie aanpakken?
• Hoe zult u de noodcommunicatie verzorgen?
• Hoe zult u het noodvervoer/de evacuatie organiseren?
Noodplanning komt uitgebreider aan bod in hoofdstuk 10: Paraatheid en reactie op noodsituaties.
5.3
Taken organiseren
Sommige taken zijn ingewikkelder of gevaarlijker dan andere en vereisen daarom een meer gestructureerde
planning en de opmaak van een werkmethodeomschrijving.
Voorbeelden van dergelijke taken zijn:
•
•
•
•
•
•
•
•
dakreparaties;
bouwwerkzaamheden;
afvalverwijdering;
veevervoer,
vulling van brandstoftanks;
aanleg van boswegen;
reparatiewerkzaamheden aan kassen;
vervoer van machines en producten.
Een werkmethodeomschrijving is een document waarin de manier waarop een taak zal worden uitgevoerd,
gedetailleerd wordt beschreven zodat ze zo veilig mogelijk wordt uitgevoerd. U kunt uw werkmethodeomschrijvingen opstellen om:
• de stappen, de volgorde ervan, het materiaal of de voorzorgsmaatregelen van de taak te verduidelijken;
• formeel een veilige werkprocedure op te stellen en ze te gebruiken om die procedure aan uw werknemers
mee te delen.
Werkmethodeomschrijving
E en werkmethodeomschrijving bevat gedetailleerde
informatie over:
Beschrijving van de activiteit
Uitgiftedatum: …………………….
Naam van de uitgever:………………………
1. Te overwegen elementen bij het plannen van de activiteit
Werkaspecten
Werkparameters
Dichtbij of
veraf?
Moeilijk of
gemakkelijk
toegankelijk?
Wanneer?
Te kort of te
lang?
Extreme druk?
Welk weer is het?
Warm of
koud?
Extreme
weersomstandigheden?
Rampen?
Welke?
Eigen of
gehuurd?
Onderhouden
of niet?
Reparatie
vereist of
niet?
Locatie
Timing
Weer
Benodigde machines &
materiaal
Mensen
Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Opmerkingen
Waar?
Oneffen of
effen terrein?
Wie?
Voldoende in
aantal?
Opgeleid of niet?
Ervaren of
niet?
Welke?
Voldoende in
aantal?
Gebruiksklaar?
Weten de
betrokkenen
hoe ze ze
moeten
gebruiken?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
locatie;
timing;
weer;
materiaal en machines;
personeel, opleiding, vaardigheden, beperkingen;
kenmerken van het werk (alleen werken, werken in besloten
ruimten enz.);
noodzaak aan persoonlijke beschermingsmiddelen;
noodplanning;
risicobeoordeling van de taak;
beschrijving van de verschillende stappen van de taak
Na afloop van het werk kunt u de werkmethodeomschrijving
corrigeren of verbeteren, afhankelijk van de ervaring die u heeft
opgedaan. De herziene werkmethodeomschrijving zal kennis
bevatten die in vergelijkbare situaties kan worden gebruikt.
Achteraan deze leidraad, in bijlage 5.1 vindt u een gebruiksklaar
model van een werkmethodeomschrijving.
29
Casestudy
Een team van twaalf bosbouwwerknemers was na een
week met stormweer en stortregens bomen aan het
kappen diep in het bos. Ze hadden de voorbije week niet
kunnen werken door de extreme weersomstandigheden en
hadden zich naar hun werkplek gehaast om de verloren
tijd in te halen. Ze werden het slachtoffer van een aardverschuiving. Drie van hen lieten het leven, bedolven onder
tonnen modder en stenen.
Wat hadden de bosbouwwerknemers moeten doen?
Ze hadden een eenvoudige risicobeoordeling van de locatie moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• aardverschuivingen;
• half omgevallen bomen, en
• onstabiel terrein ten gevolge van de storm.
Hoe groot is de kans dat een van deze mogelijkheden zich voordoet?
Groot, gezien:
• de dagenlange extreme weersomstandigheden;
• de kenmerken van het landschap/terrein.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, overlijden.
Welke beheersmaatregelen hadden ze moeten nemen, indien ze de situatie
vooraf hadden beoordeeld?
Zij hadden:
• de toestand van de bodem moeten beoordelen;
• de werkzaamheden moeten uitstellen tot de werklocatie veilig was.
In dergelijke situaties:
• moeten teams de timing van dergelijke werkzaamheden plannen en noodplannen achter de hand houden zodat ze niet in
zones met een hoog risico moeten werken na een storm;
• moeten bosbouwwerknemers opgeleid zijn om de tekenen van een dreigende aardverschuiving (of een andere natuurramp)
te herkennen voordat een aardverschuiving zich voordoet:
——Zijn er verschillen in het landschap te merken zoals lichte grondverschuivingen, bodembewegingen, kleine aardverschuivingen, stroompjes, bomen die steeds schuiner gaan staan?
——Kan er op nieuwe plaatsen water door het grondoppervlak sijpelen?
——Is gerommel hoorbaar (eerst licht en daarna steeds luider naarmate de snelheid van de aardverschuiving toeneemt)?
——Zijn ongewone geluiden zoals het kraken van bomen te horen?
30
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 6
Opleiding
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Soorten opleidingen
• Opleidingsbehoeften
• Licentieverlening voor
bestuurders en operatoren
• Opleidingsregisters
• Doeltreffendheid van de
opleiding
• Casestudy
Opleiding is van essentieel belang om te garanderen
dat u en uw werknemers bekwaam zijn (m.a.w. u en uw
werknemers moeten voldoende opgeleid zijn om over de kennis,
het bewustzijn, de vaardigheden en de houding te beschikken
die nodig zijn om het werk veilig en correct uit te voeren, ook al
onderneemt u het voor het eerst). Wanneer u en uw werknemers opgeleid en bekwaam zijn, is de
kans dat iemand een letsel oploopt of een ongeval veroorzaakt, veel kleiner dan bij niet-opgeleide
en onervaren mensen.
6.1
Soorten opleidingen
Er zijn twee soorten opleidingen:
• lessen (theoretisch), waarbij u en/of uw werknemers lessen of presentaties bijwonen over het onderwerp
in kwestie, en
• praktijkopleidingen (praktisch), waarbij aan u en/of uw werknemers wordt getoond hoe ze bepaalde
machines moeten gebruiken of hoe ze een taak in de praktijk moeten uitvoeren.
6.2
Opleidingsbehoeften
U moet ervoor zorgen dat u en uw werknemers zich van alle werkgerelateerde gevaren bewust zijn en weten
hoe deze gevaren moeten worden beheerst en/of weggenomen. Deze opleiding kan formeel of informeel zijn. Ze
kan de vorm aannemen van korte sessies door externe adviseurs of, als u daartoe over de nodige competenties
beschikt, kunt u de opleiding zelf geven. Ze kan ook minder formeel zijn en bijvoorbeeld bestaan uit korte
gesprekjes met de werknemers na hun pauze voordat ze het werk hervatten, over specifieke kwesties of taken
(bv. de controle over voertuigbewegingen en snelheid, opruimen en het netjes houden van de werkplekken enz.).
Diverse Europese richtlijnen vereisen gespecialiseerde opleidingen
voor bepaalde gezondheids- en veiligheidsaspecten, zoals het
manueel hanteren van lasten, lawaai, trillingen, carcinogene
agentia, mutagene agentia, asbest.
Informele opleiding over specifieke onderwerpen.
Leid jonge werknemers op, die doorgaans weinig ervaring
hebben. Veel jonge en onervaren werknemers zijn al het slachtoffer geworden van ernstige en dodelijke ongevallen omdat ze
op een te enthousiaste manier willen tonen dat ze het werk
aankunnen. Wijs op de risico’s van elke activiteit die aan hen
wordt toevertrouwd of waarbij ze worden betrokken. Zeg hun
dat ze nooit risico’s mogen nemen en u of hun chef bij de minste vraag of twijfel onmiddellijk moeten raadplegen. Ervaren
arbeidskrachten moeten ook worden herinnerd aan wat
hun is geleerd: zorg voor geregelde opleiding en bijscholing
voor iedereen.
31
Maak er een punt van werknemers op te leiden:
• voordat ze op de werklocatie beginnen te werken;
• over het belang van orde en netheid en het naleven van de regels die op de
werklocatie gelden;
• over het tillen van lasten;
• met geregelde tussenpozen;
• over het gebruik van werkmateriaal;
• als ze een opdracht voor het eerst uitvoeren;
• als u heeft beslist om een taakroulatiesysteem in te voeren.
Selecteer competente werknemers en leid ze op:
• over het gebruik van kettingzagen of bosmaaiers;
• over lastechnieken;
• over het gebruik van ladders, klimuitrusting, werkzaamheden op hoogwerkers,
op daken en op hoogte in het algemeen;
• over hoe machines moeten worden gebruikt om ongevallen te voorkomen en
belasting van het bewegingsapparaat te verminderen;
• over de technieken voor het vellen van bomen, inclusief half omgevallen bomen;
• over bomen kappen.
Veiligheidsopleiding van jonge werknemers
inzake aftakassen.
Bied enige opleiding over mogelijke noodsituaties aan en voer minstens één keer per jaar een noodoefening
uit om de theorie in de praktijk om te zetten (hoofdstuk 10: Paraatheid en reactie op noodsituaties):
hieruit zal blijken of uw werknemers of gezinsleden begrepen hebben wat ze moeten doen en of het noodplan
haalbaar en doeltreffend is.
6.3
Licentieverlening
Voertuigbestuurders en operatoren van bepaalde soorten machines zoals hefwerktuigen, moeten over
een licentie beschikken. Controleer of alle bestuurders en operatoren over de nodige licenties beschikken voor
het voertuigtype of het materiaal waarmee ze werken. Controleer hoe vaak licenties vervallen en plan vooruit
zodat ze tijdig worden verlengd. Spuitmachines (voor pesticiden) en ander materiaal moeten misschien worden
geïnspecteerd en gecertificeerd. Vraag dit na bij uw plaatselijke inspectie. Zorg ervoor dat u bij een inspectie
alle certificaten kunt voorleggen.
Als de nationale wetgeving dit vereist, moeten werknemers die met bepaalde soorten pesticiden
werken, over een licentie beschikken. De licentieverlening hangt af van het soort pesticide, zijn toxiciteit
en andere kenmerken.
Voertuigbestuurders en operatoren
van bepaalde soorten machines zoals
hefwerktuigen, moeten over een licentie
beschikken.
32
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
6.4
Opleidingsregisters
Het verdient aanbeveling om de bewijzen
van gevolgde opleidingen bij te houden,
in welke vorm ze ook worden afgeleverd:
• een officieel opleidingscertificaat van
de opleidingsinstantie;
• een bevestigingsbrief van de opleider;
• een aanwezigheidslijst van een opleiding binnen het bedrijf met vermelding van het onderwerp, ondertekend
door alle deelnemers.
6.5
Doeltreffendheid van
de opleiding
CERTIFICAAT
Hierbij wordt verklaard dat
de heer ABC
met succes een opleidingssessie over
„het gebruik van hefwerktuigen”,
heeft gevolgd die op 21 februari 2008 heeft
plaatsgevonden.
Opleider
Directeur
Als u externe opleiders of leveranciers betaalt om werknemers op te leiden, vergewis u er dan van dat
• de opleider bekwaam is en dat de opleidingsinstantie in dat geval erkend is;
• u tijdens de sessie alle vragen stelt die u of uw werknemers eventueel hebben, en dat u het maximum uit
uw tijd en geld haalt.
Zorg er in ieder geval voor dat u en/of uw werknemers volledig begrijpen wat er is verteld.
33
Casestudy
Een landbouwer had een verreiker (met operator) gehuurd om een kunststof watertank
op zijn dak te plaatsen. Door een gracht kon de verreiker niet tot tegen het gebouw
rijden en moest hij op enige afstand worden geparkeerd. De verreiker kon de gewenste
installatieplaats bereiken, maar de operator kon deze niet zien. De landbouwer bood
zelf aan om de operator door het proces te leiden en stond op een zichtbare plaats
om via armbewegingen aan de operator instructies te geven. Wanneer de tank enkele
bovengrondse elektriciteitskabels dreigde te raken, begon de landbouwer in paniek
met zijn armen te zwaaien in een poging om de operator te waarschuwen. Helaas
begreep de operator de gebaren van de landbouwer niet en raakte de tank de elektriciteitskabel. De operator werd geëlektrocuteerd.
GEVAAR
Wat had de landbouwer moeten doen?
De landbouwer had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• verkeerd begrip van de handgebaren door de operator;
• contact met de bovengrondse elektriciteitskabels;
• mogelijk omkantelen van de verreiker.
Hoe groot is de kans dat een van deze mogelijkheden zich voordoet?
Groot, aangezien:
• de locatie moeilijk toegankelijk was;
• de operator de plaats waar de tank moest komen, niet kon zien;
• aan de operator via handgebaren aanwijzingen moesten worden gegeven;
• de operator en de landbouwer niet vooraf hadden afgesproken welke handgebaren zouden worden gebruikt;
• ze nog nooit eerder hadden samengewerkt, en
• er bovengrondse elektriciteitskabels aanwezig waren.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, elektrocutie, overlijden.
Welke beheersmaatregelen had de landbouwer moeten nemen,
indien hij de activiteit vooraf had beoordeeld?
Hij had:
• een beter toegankelijke plaats voor de watertank moeten kiezen;
• aan de verhuurder van de verreiker moeten vragen om een opgeleide assistent mee te sturen om de
operator instructies te geven;
• met de operator de betekenis van de te gebruiken handgebaren vooraf moeten afspreken.
34
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 7
Arbeidskrachten
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Blootstelling van werknemers aan gevaren
• Betrokkenheid van
werknemers
• Kwetsbare werknemers
• Voorzieningen
• Bijkomende
welzijnsmaatregelen
• Geweld tussen
personeelsleden
• Casestudy
Aangezien de sterkte van een onderneming in belangrijke
mate van haar arbeidskrachten afhangt, is het van essentieel belang dat ze bekwaam zijn en ervoor wordt gezorgd dat
ze veilig, gezond en gelukkig zijn. Op veel boerderijen vormen de
landbouwers zelf, hun echtgenoten, kinderen en familieleden de
enige arbeidskrachten. Op drukke momenten doen sommigen
een beroep op betaalde arbeidskrachten afhankelijk van de
behoeften, terwijl anderen meer permanente afspraken maken.
Familiebanden of arbeidscontracten spelen echter geen rol wanneer het gaat om het garanderen van de gezondheid en veiligheid van de mensen die voor u werken.
7.1
Blootstelling van werknemers aan gevaren
De personen die het meest aan gevaren worden blootgesteld, zijn de personen die de werkzaamheden
uitvoeren: u en uw werknemers.
Wanneer gevaren niet worden beheerst, kunnen u en/of uw werknemers:
•
•
•
•
bij een ongeval gewond raken;
een ziekte oplopen;
gehandicapt raken;
overlijden.
Ook al treft de werknemer zelf schuld bij het ongeval, dit ontslaat de landbouwer helemaal niet
van de verantwoordelijkheid die op hem rustte om voorafgaand aan het ongeval alle haalbare stappen te
ondernemen om een veilige en gezonde werkomgeving te creëren.
Historisch gezien is de landbouw één van de meest gevaarlijke sectoren in de Europese Unie, met 400 tot
500 doden per jaar.
Werknemers worden blootgesteld aan:
•
•
•
•
•
•
extreme weersomstandigheden;
repetitief manueel werk;
bediening van machines en voertuigen;
contact met biologische agentia;
contact met gevaarlijke stoffen;
valpartijen, verplettering enzovoort.
Neem de tijd om na te denken over hoe u hun werk veiliger en
gezonder kunt maken. Gezonde en veilig werkende werknemers zijn productiever dan overwerkte, gestreste, slecht
behandelde of gewonde werknemers.
Betrokkenheid van uw arbeidskrachten.
35
7.2
Betrokkenheid van werknemers
Maak uw werknemers bewust van gezondheids- en veiligheidskwesties en van de risico’s
waaraan ze worden blootgesteld. Betrek uw werknemers bij het onderkennen en inventariseren van gevaren (hoofdstuk 4: Risicobeoordeling), vergader geregeld met hen, luister
naar hun problemen en vraag naar hun mening en suggesties (hoofdstuk 3: Organisatie van
gezondheid en veiligheid). Betrokkenheid van werknemers is een wettelijke verplichting.
7.3
Kwetsbare werknemers
Werknemers zijn
vaak goed geplaatst
om praktische en
doeltreffende oplossingen
voor gevaren op het werk
te vinden.
7.3.1 Jonge werknemers hebben doorgaans weinig ervaring en zijn geneigd impulsief
te handelen. Ze hebben opleiding en nauw toezicht nodig tot ze een toereikend bekwaamheidsniveau hebben
bereikt (hoofdstuk 6: Opleiding).
7.3.2 Oudere werknemers zijn gevoeliger voor weersomstandigheden, moeheid en stress. Hun mogelijkheden kunnen beperkter zijn door hun leeftijd of ze kunnen aan chronische aandoeningen lijden. Hun
gezichtsvermogen, gehoor, kracht, reflexen, bewegingssnelheid en zelfs hun productiecapaciteit kunnen
geringer zijn. Ze moeten werk krijgen dat voor hen geschikt is, er moet nauw toezicht worden
gehouden om de risico’s voor hen te beheersen en ze moeten frequent gezondheidstoezicht
krijgen (hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement).
7.3.3 Gezinsleden kunnen bereid zijn om te helpen of hun hulp kan noodzakelijk zijn, maar
u moet in gedachten houden hoe ver hun bekwaamheden voor elke taak reiken, aangezien het
mogelijk is dat zij op dat ogenblik nog geen opleiding hebben gekregen en daarom meer
gevaar lopen.
7.3.4 Bij zwangere werknemers: moet worden gekeken welke activiteiten ze veilig
kunnen uitvoeren zonder enig gevaar voor een miskraam of enige andere complicatie voor de moeder of
de foetus.
7.3.5 Aan werknemers met een handicap: moeten werkzaamheden worden toegewezen die
binnen hun mogelijkheden vallen. Het is ook mogelijk dat met andere elementen rekening moet worden
gehouden afhankelijk van behoeften en bekwaamheden.
7.3.6 Van kinderarbeid mag geen gebruik worden gemaakt (hoofdstuk 11: Kinderen).
Wanneer kinderen van het landbouwersgezin met hun ouders meegaan als ze bepaalde taken
verrichten, moet rekening worden gehouden met de eraan verbonden gevaren en risico’s, moeten
deze zo nodig aan de kinderen worden uitgelegd en moeten ze worden beheerst zodat geen
enkel kind aan onaanvaardbare risico’s wordt blootgesteld.
7.3.7 Bij buitenlandse werknemers: zijn er vaak extra punten die aandacht vereisen.
• Communicatieproblemen: het gebruik van verschillende talen kan tot verkeerde interpretaties,
misverstanden en/of ongevallen, ziekte of gezondheidsproblemen leiden. In dit geval moet
u cruciale veiligheids- en gezondheidsinformatie en -instructies vertalen in de taal van de
personen die het werk verrichten. U kunt ook gebruikmaken van praktische demonstraties
tijdens het werk, animaties, afbeeldingen, eenvoudige commando’s en gebarentaal. Geef
geen ingewikkelde instructies, roep niet, word niet boos of uit geen ongenoegen wanneer ze
iets niet begrijpen.
• Culturele verschillen: doe moeite om meer te weten te komen over enkele basisbeginselen van de
culturele achtergrond van uw werknemers. Zo kunt u onaangename verrassingen en misverstanden voorkomen. Sommige culturen hebben strikte eet- en drinkregels. Bepaalde gebaren kunnen door sommigen
als aanstootgevend worden ervaren.
• Godsdienst: kan een belangrijke rol spelen in het leven van uw werknemers. Sommige godsdiensten hebben
strengere regels dan andere. Probeer hiermee rekening te houden.
36
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Buitenlandse werknemers verblijven soms op het bedrijf en brengen soms hun gezinnen mee. In dat
geval moet u deze gezinnen van degelijke huisvesting en toegang tot schoon drinkwater en tot
medische verzorging voorzien. U moet aan alle veiligheids- en gezondheidsrisico’s denken waaraan zij
kunnen worden blootgesteld, en hun beheersing garanderen. Als uw werknemers vinden dat hun gezinnen
veilig en goed verzorgd zijn, zullen ze vlotter met u samenwerken en de instructies over gezondheids- en
veiligheidsnormen beter opvolgen.
7.4
Voorzieningen
Voorzie uw arbeidskrachten altijd van geschikte toiletten en sanitaire voorzieningen. Het gaat hierbij om:
•
•
•
•
•
propere toiletten;
koud en warm water;
zeep en wegwerphanddoeken (of gelijkwaardige producten) om de handen te wassen en te drogen;
indien nodig douches en kleedruimten;
aparte voorzieningen voor mannen en vrouwen als u zowel mannelijk als vrouwelijk personeel heeft.
7.5
Bijkomende welzijnsmaatregelen
Zorg er indien nodig voor dat de werknemers op een bevredigende manier met hun gezinnen kunnen communiceren,
vooral als ze ver weg zijn en niet vaak kunnen worden
bezocht.
• Geef informatie, instructies, opleiding en passend toezicht
in een vorm die begrijpelijk is.
• Regel medische verzorging telkens wanneer dit nodig is.
• Stel gratis de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking (hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen).
• Geef alle nodige informatie voor de specifieke taken die
moeten worden uitgevoerd.
• Zorg voor geschikt vermaak als de werknemers op uw
bedrijf wonen (bv. satelliettelevisie).
• Zorg voor voldoende rusttijd en heb er begrip voor dat
werknemers moe kunnen zijn (moeheid kan het risico van ongevallen vergroten).
• Houd rekening met de behoeften van de werknemers — praat met hen en heb altijd aandacht voor hun
bekommernissen.
• Vraag de werknemers indien nodig naar hun mening (hoofdstuk 3: Organisatie van gezondheid en
veiligheid).
7.6
Geweld tussen personeelsleden
Wees u er ten slotte van bewust dat er tussen werknemers gewelddadige incidenten kunnen plaatsvinden.
Er zijn gevallen bekend van werknemers die in gevechten betrokken raken of worden beschuldigd van
pesterijen, seksueel ongewenst gedrag, verkrachting of aanvallen. Zorg ervoor dat u uw werknemers goed
leert kennen. Bespreek alle vragen of problemen die ze eventueel hebben. Op die manier zult u weet hebben
van eventuele onderlinge conflicten of meningsverschillen en zult u kunnen voorkomen dat het conflict in
geweld ontaardt. Uw gedrag, uw houding en het niveau van toezicht kunnen hun gedrag zowel
positief als negatief beïnvloeden.
37
Casestudy
Een werknemer op een varkenskwekerij had de opdracht gekregen
de diervoedersilo’s te reinigen zodat ze de volgende dag opnieuw
konden worden gevuld. Het was de bedoeling dat hij dit werk
samen met een collega zou uitvoeren. Omdat de collega plots
ziek was geworden, besliste hij om het werk op zijn eentje te doen.
Bij het afdalen in de silo is hij gevallen en bij zijn val heeft hij zijn
hoofd tegen de wand van de silo gestoten: zeven uur later is hij
dood aangetroffen.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Hij had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• De werknemer kon gewond raken terwijl hij in de silo aan het werk was.
• De werknemer kon in de silo vast komen te zitten zonder hulp in de buurt.
• De werknemer kon vallen van een hoogte.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, aangezien:
• de werknemer alleen aan het werk was.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, coma, overlijden.
Welke beheersmaatregelen had de landbouwer moet nemen, indien
hij de situatie vooraf had beoordeeld?
Hij had
• de zieke collega moeten vervangen;
• de werknemers een werkmethodeomschrijving moeten geven;
• geregeld toezicht moeten houden op het werk.
38
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 8
Gezondheidsmanagement
Als gezondheid en veiligheid ter sprake komen, gaat veiligheid
vaak met de meeste aandacht lopen en raken gezondheidsrisico’s op de achtergrond. Doorgaans is dit omdat een gebrek
aan veiligheidsvoorzorgen tot ongevallen met onmiddellijke
of fatale letsels kan leiden, terwijl gezondheidsproblemen
doorgaans geleidelijk erger worden en soms in het begin
niet duidelijk zijn. Gezondheidsproblemen ten gevolge van
werkactiviteiten zouden eigenlijk moeten worden beschouwd
als ongevallen in slow motion die dikwijls even erge of
soms zelfs ergere gevolgen hebben dan veel courante
ongevallen.
8.1
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gezondheidseffecten
Gezondheidstoezicht
Zoönosen
Allergieën
Vaccinaties
Toezicht
Astma
Aandoeningen aan het
bewegingsapparaat
Weersgebonden
gezondheidseffecten
Huidaandoeningen
Eerste hulp
Melding van gezondheidsproblemen en ongevallen
Casestudy
Gezondheidsproblemen
Bij gezondheidsproblemen is het doorgaans zo dat ze:
•
•
•
•
•
zich geleidelijk ontwikkelen;
moeilijk te identificeren zijn;
lang blijven duren;
moeilijk aan hun oorzaak te koppelen zijn;
vaak niet officieel worden gediagnosticeerd.
De gezondheid van werknemers op een boerderij kan in
gevaar worden gebracht door:
•
•
•
•
•
•
overmatige stress;
zoönosen;
allergieën;
belasting van het bewegingsapparaat;
blootstelling aan extreme weersomstandigheden;
contact met aarde, flora, fauna, biologische agentia
(huidaandoeningen), dieren.
8.2
Gezondheidstoezicht
Het toezicht op de gezondheid van werknemers
is gereglementeerd. Dit betekent dat, als dit wettelijk
Werknemers op een boerderij worden vaak blootverplicht is, een werknemer zich op vooraf bepaalde
gesteld aan fysieke lasten die gevaarlijk zijn voor de
tijdstippen op kosten van de werkgever door een dokter
gezondheid of onnodig vermoeiend zijn.
moet laten onderzoeken. Het doel hiervan is na te gaan of
werkgerelateerde activiteiten de werknemer gezondheidsproblemen bezorgen of zijn gezondheidsproblemen
erger maken. De werknemer wordt onderzocht op gezondheidseffecten die kunnen optreden gezien het soort
39
werk dat hij moet verrichten. Daarnaast helpt het gezondheidstoezicht ook om
te bepalen of een werknemer geschikt is voor het werk dat aan hem wordt
toegewezen. Van een werknemer met astma bijvoorbeeld zou niet mogen
worden verwacht dat hij met hooi of diervoeders moet werken, terwijl een
werknemer met hart- en vaataandoeningen of een visuele beperking niet als
chauffeur zou mogen werken.
Gezondheidstoezicht moet proactief zijn. Het helpt om werkgerelateerde
gezondheidsproblemen te onderkennen voordat er bij de werknemer ernstige
schade optreedt. Alle werkgerelateerde gezondheidsproblemen moeten
onmiddellijk aan een dokter worden gemeld en er moet passende actie
worden ondernomen.
Bij werkzaamheden waarbij de werknemer aan bepaalde chemische stoffen wordt blootgesteld, is medisch toezicht verplicht.
Het is nuttig dat de landbouwer voor elk van zijn werknemers een dossier
bijhoudt waarin alle chronische ziekten, allergieën of gezondheidsaandoeningen worden vermeld die kunnen verergeren, evenals de geneesmiddelen
die ervoor worden genomen
8.3
Zoönosen
Waar mensen in contact komen met dieren, bestaat altijd het risico
van besmetting met een zoönose. Niet alle dierenziekten zijn op mensen
overdraagbaar, maar velen zijn dat wel — zie de tabel van zoönosen in
bijlage 19.1.
U kunt het besmettingsrisico verkleinen door uw veehouderijpraktijken te verbeteren, voor doeltreffende ventilatie
te zorgen, frequente vaccinatie van uw dieren te plannen, zieke dieren in quarantaine te plaatsen en er een
goede persoonlijke hygiëne op na te houden.
Als u vermoedt dat u een zoönose heeft opgelopen, moet u onmiddellijk uw dokter raadplegen.
8.4
Allergieën
Allergieën voor insectensteken en reptielenbeten kunnen allerlei gevolgen hebben, van lichte zwelling
tot anafylactische shock en overlijden. Mensen zijn zich vaak niet bewust van allergieën die ze
al sinds hun geboorte hebben of die ze later in hun leven hebben ontwikkeld. Raadpleeg bij een
incident, ook al zijn de effecten onschuldig, altijd een dokter. Hij zal u zeggen hoe u de allergie moet
behandelen en of u verdere allergietesten moet ondergaan.
Helaas kunnen niet alle allergieën aan de hand van tests worden vastgesteld en kunt u nooit vooraf
zeker weten hoe uw lichaam op een gegeven moment op een steek of een beet zal reageren, ook al
bent u vroeger al gestoken of gebeten.
Een bijensteek kan ernstige gevolgen
hebben voor personen die allergisch
zijn voor insecten.
Als een steek of beet moet worden verzorgd, is het essentieel dat de dokter of verpleegkundige weet om welk
soort insect of reptiel het ging, om het juiste tegengif te kunnen geven. U moet ook goed beseffen dat er een
bepaalde tijdspanne is waarbinnen het slachtoffer het tegengif toegediend moet krijgen. Uw dokter kan u
daarover meer informatie geven.
De meeste slangen zijn niet giftig, maar het is nuttig als u de giftige slangen uit uw streek kunt herkennen.
Pesticiden en gevaarlijke stoffen in het algemeen kunnen, als ze worden ingeademd, ingeslikt of opgenomen
door de huid, allergische reacties, anafylactische shock of zelfs de dood veroorzaken. De symptomen kunnen
variëren in ernst. Ze kunnen kortstondig zijn of de gezondheid geleidelijk en na verloop van tijd
ernstig schaden.
40
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
8.5
Vaccinaties
Raadpleeg uw dokter als u nog niet bent ingeënt tegen tetanus of hepatitis of als u nog een ander vaccin moet
krijgen dat u tegen een mogelijk levensbedreigende ziekte kan beschermen.
8.6
Gehoor-, gezichts- en cardiovasculaire tests
Blootstelling aan hoge geluidsniveaus en sterke trillingen moet zo veel mogelijk worden beperkt en wanneer
blootstelling door de aard van het werk onvermijdelijk is (bv. gebruik van kettingzagen, gebruik van machines
en voertuigen), moeten de mogelijke gezondheidseffecten in de gaten worden gehouden en zo vaak worden
beoordeeld als een specialist noodzakelijk acht. U moet bij uw nationale instantie navragen hoe lang de
blootstelling maximaal mag duren en hoe groot de blootstelling maximaal mag zijn. Bij de evaluatie van
blootstelling aan lawaai en trillingen moet u rekening houden met:
•
•
•
•
•
de intensiteit;
de frequentie (van de uitstoot);
de duur van de blootstelling (al dan niet aanhoudend);
de nabijheid van de bron;
het gecombineerde effect van meerdere bronnen.
Gefluister
Normaal gesprek
Kiestoon van een telefoon
Stadsverkeer in een wagen
Metrostel
30
60-70
80
85
95
dB
dB
dB
dB
dB
Ter informatie, een scheermachine produceert 80 dB; een terreinvoertuig, trekker
of maaimachine 85 dB; een grondboor
95 dB; een irrigatiepomp 100 dB en een
kettingzaag 110 dB.
Niveau waarboven frequente of langdurige blootstelling
tot permanent gehoorverlies kan leiden
Motorfiets
Motorzaag
Rockconcert
85
100
110
115
dB
dB
dB
dB
Pijn begint
Pneumatische klinkhamer
Straalmotor
125
125
140
dB
dB
dB
Doofheid
180
dB
Testen van het gezichtsvermogen en
onderzoeken van het cardiovasculaire
systeem zijn belangrijk, vooral als u
machines bedient, voertuigen bestuurt of
op hoogte werkt. Het gezichtsvermogen
gaat er doorgaans geleidelijk op achteruit
en bijgevolg worden gezichtsproblemen
vaak onderschat.
8.7
Astma
Werknemers met astma zouden volgende werkzaamheden moeten vermijden:
•
•
•
•
•
•
werken met hooi, diervoeders, zaden, bloesems;
werken met pluimvee;
werken in stoffige omgevingen;
werken in heel warm en zonnig weer;
werken in zones met een sterke geur;
werken in silo’s en andere besloten ruimten.
Voorkomen is beter dan genezen.
Houd uw medicatie altijd
binnen handbereik.
41
8.8
Aandoeningen aan het bewegingsapparaat
Reiken bij de fruitpluk, zich vooroverbuigen om te planten, onkruid te verwijderen en fruit of groenten van
laagblijvende planten te plukken, zware lasten tillen en dragen, machines hanteren, lange afstanden rijden,
allerlei activiteiten waarbij moet worden getrokken en geduwd — deze taken zorgen er nagenoeg altijd voor
dat de landbouwer of landbouwwerknemer diverse aandoeningen aan het bewegingsapparaat krijgt, waaronder
lage rugpijn, overbelasting en verzwikking van de ruggengraat, benen, handen, schouders en nek.
Tabaksoogsters bijvoorbeeld krijgen polsaandoeningen door de voortdurende polsbewegingen die ze bij het
manueel oogsten van de tabaksbladeren moeten maken. Dit is ook het geval bij melkveehouders,
zelfs als ze mechanisch melken.
Er zijn veel dingen waarop u moet letten bij het tillen van lasten:
• Beoordeel eerst het exacte gewicht van de last die u moet tillen.
• Beslis dan afhankelijk van het gewicht, de vorm en de verpakking of u de last alleen kunt tillen of
de hulp van een opgeleide collega of een mechanisch hulpmiddel nodig heeft.
• Voor u iets optilt, moet u altijd eerst beslissen naar waar u het zult verplaatsen en hoe u het veilig
kunt verplaatsen.
• Zorg indien mogelijk voor werkoppervlakken op hoogte zodat het tillen, hanteren en neerzetten
van lasten gemakkelijker wordt.
• Gebruik zo vaak mogelijk mechanische systemen (bv. handkarren, steekkarren, telescoopladers
of trekkers met heftoebehoren).
• Gebruik waar mogelijk getrokken systemen.
• Beperk tilbewegingen bij het werk zo veel mogelijk.
• Als lasten tillen toch deel uitmaakt van het werk, leer uw werknemers dan de juiste technieken en
houdingen aan voor het tillen en dragen van lasten.
• Draag passende kleding zodat u dicht bij de te tillen last kan komen (bv. overall).
• Probeer nooit iets te tillen dat de grenzen van uw kunnen benadert.
Bij het tillen van lasten:
Het manueel hanteren van
zware lasten kan ernstige
rug-, schouder- en nekproblemen veroorzaken.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Houd uw rug recht en buig door uw knieën.
Verplaats uw gewicht naar uw benen.
Breng de last zo dicht mogelijk bij uw lichaam.
Verdeel het gewicht gelijkmatig over uw armen.
Bescherm uw handen met handschoenen als de last een ruw oppervlak heeft.
Indien mogelijk, duw of trek de last in plaats van hem op te tillen.
Lasten met handgrepen zijn doorgaans gemakkelijker op te tillen.
Lasten tussen elleboog- en schouderhoogte zijn het gemakkelijkst op te tillen.
Vraag voor zwaardere lasten hulp aan een opgeleide collega en verdeel het
gewicht over u beiden.
• Verdeel grote lasten indien mogelijk in meerdere kleinere.
• Las korte pauzes in.
Volgens Eurostat is landbouw de sector
met het grootste aantal werkgerelateerde
aandoeningen aan het bewegingsapparaat.
Gebruik hefwerktuigen wanneer u zware lasten
hanteert.
42
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
8.9
Weersgebonden gezondheidseffecten
Blootstelling aan extreme weersomstandigheden op het veld kan leiden tot onderkoeling, bevriezing, zonnesteek, hitteberoerte, uitdroging en huidkanker.
Wat kunt u doen?
• Plan het werk zodat het in optimale werkomstandigheden kan worden verricht.
• Zorg voor kleding die aan de weersomstandigheden is aangepast.
• Draag bij warm en zonnig weer een hoed,
een zonnebril en zonnecrème, drink
water en rust uit in de schaduw.
• Kleed u bij koud en nat weer warm aan,
draag een waterdichte overall, neem na
het werk een warm bad en trek onmiddellijk andere kleding aan.
• Plan uw activiteiten zodat u zo weinig
mogelijk aan extreme weersomstandigheden wordt blootgesteld.
• Stel activiteiten uit die bij ongunstige
weersomstandigheden risico’s voor u kunnen
inhouden.
8.10
Tabaksoogsters die de tabaksbladeren met de hand plukken,
kunnen huidinfecties ontwikkelen door het voortdurende contact
met aarde, pesticiden, meststoffen en nicotine
Huidaandoeningen
Huidinfecties komen heel vaak voor in de land- en bosbouwsector. Voortdurend contact met biologische
agentia, aarde, flora, pesticiden en meststoffen, steenslag, dieren, dierlijke mest en hout kan leiden tot infecties,
zwellingen, littekens en schimmelvorming. Bescherm uw handen zo veel mogelijk door handschoenen
te dragen en raadpleeg uw dokter als huidafwijkingen blijven duren.
Bij veel zoönosen zoals antrax, tinea capitis en orf verloopt de besmetting via huidcontact.
8.11
Eerste hulp
Zorg ervoor dat er altijd een aangepaste EHBO-koffer op het bedrijf aanwezig is en dat hij vlot
bereikbaar is. Apothekers verkopen kant-en-klare EHBO-koffers en kunnen u een lijst bezorgen van wat een
EHBO-koffer minstens moet bevatten, indien dit vereist is in uw nationale wetgeving.
Het is heel nuttig als u, een ander lid van uw gezin of één van uw arbeidskrachten een EHBO-cursus volgt
en in geval van nood onmiddellijk hulp kan bieden.
Houd een lijst met telefoonnummers bij de hand van:
•
•
•
•
de hulpdiensten — 112
het dichtstbijzijnde ziekenhuis
uw dokter
het antigifcentrum.
43
Casestudy
A.J. heeft jarenlang voor een aardappelteler gewerkt. Haar werk
bestond erin aardappelen te rooien, ze in kisten te laden en de
kisten op een vrachtwagen te laden. Ze heeft dit werk 15 jaar lang
gedaan. Nu heeft ze last van aandoeningen aan de ruggengraat en
eist ze een schadevergoeding van haar voormalige werkgever voor
haar huidige gezondheidsprobleem.
Wat had de landbouwer moeten doen?
De landbouwer had een eenvoudige risicobeoordeling van het aardappeloogstproces moeten uitvoeren om
vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• chronische ruggengraat-, spier- en rugproblemen.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, gezien
• het tillen en dragen van zware lasten;
• het herhaaldelijk vooroverbuigen;
• een slechte houding;
• de lange werkuren.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• chronische ruggengraat-, spier- en rugproblemen.
Als de landbouwer de toestand vooraf had beoordeeld, welke
beheersmaatregelen had hij dan moeten nemen?
Hij had
• het proces zo veel mogelijk moeten mechaniseren;
• voor ergonomische kisten moeten zorgen als deze door de werknemers moesten worden opgetild;
• ervoor moeten zorgen dat de til- en draaibewegingen uit het werkproces werden gehaald;
• de mogelijkheden en geschiktheid van elke werknemer moeten beoordelen;
• voor voldoende rustpauzes en rusttijd moeten zorgen;
• zijn werknemers een opleiding moeten aanbieden zodat ze de juiste tiltechnieken kenden;
• ervoor moeten zorgen dat de werknemers geen zwaardere lasten moesten tillen en niet meer uren moesten
werken dan ze aankonden;
• gezondheidstoezicht moeten houden: de gezondheid van de werknemers had periodiek gecontroleerd
moeten worden.
44
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 9
Persoonlijke beschermingsmiddelen
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• PPE-keuze
• Gebruik en onderhoud van
PPE
• PPE in de landbouw
• Andere soorten kleding
• Casestudy
Wanneer u voorzorgsmaatregelen voor de gezondheid en veiligheid op het werk overweegt, moet
u persoonlijke beschermingsmiddelen (Personal Protective Equipment, PPE) als laatste
redmiddel beschouwen. Ze mogen alleen worden gebruikt nadat alle andere middelen om het risico
te beheersen, zijn uitgeput. De reden hiervoor is dat PPE mensen alleen beschermen en het ongeval
niet voorkomen. Wat erger is, ze beschermen de drager ook vaak maar gedeeltelijk en milderen
slechts het ernst van de gevolgen.
9.1
PPE-keuze
Bij het kiezen van PPE moet u het volgende denkproces
doorlopen:
• Welke taak wilt u uitvoeren?
• Tegen welke gevaren moet u zich beschermen?
• Welk deel of delen van het lichaam probeert u te
beschermen?
• Aan welke specificaties moeten de PPE voldoen (schrijf
ze op)?
• Wie zijn de gebruikers (zorg ervoor dat de PPE geschikt
zijn en passen — juiste soort en maat)?
Het is belangrijk PPE te gebruiken die aangepast zijn
aan de taak die moet worden verricht.
Voor u PPE aankoopt, moet u ervoor zorgen dat aan de
specificaties die u hebt vastgelegd, wordt voldaan.
Bij het bespuiten van appelbomen met pesticiden met behulp van draagbare spuitapparatuur bijvoorbeeld (vaak
rugspuit genoemd), zijn de gevaren:
• spatten of morsen van het pesticide tijdens het klaarmaken,
mengen of reinigen;
• huid- of oogcontact;
• inademen of inslikken van het pesticide tijdens het spuiten;
• manueel hanteren en vallende voorwerpen.
De PPE-specificaties zijn:
• Flexibele, ongevoerde handschoenen in pvc zijn geschikt
— lederen/stoffen handschoenen zijn wegens hun sterke
doordringbaarheid onaanvaardbaar en wegwerphandschoenen
zijn slechts voor bepaalde taken geschikt.
• Kuitlaarzen in pvc met stalen neus bieden passende bescherming tegen morsen en tegen vallende voorwerpen.
• Volledige gelaatsbescherming is te verkiezen boven een
veiligheidsbril, die alleen de ogen beschermt.
• Een wasbare hoed met brede rand kan ter bescherming van
het hoofd worden gebruikt.
Zorg er daarnaast voor dat:
• de juiste maat wordt gebruikt;
• u met de producent of plaatselijke leverancier overlegt zodat
alleen PPE met de juiste specificaties worden aangekocht;
• alle PPE worden aangetrokken voordat ook maar één pesticidenverpakking wordt geopend en dat iedereen die geen
geschikte PPE draagt, uit de vastgestelde gevarenzone
wegblijft.
45
9.2
Gebruik en onderhoud van PPE
Persoonlijke beschermingsmiddelen beschermen de gebruiker tegen een gevaar op voorwaarde dat de volgende
regels in acht worden genomen.
• De PPE zijn geschikt voor de activiteit die moet worden verricht.
Als u bijvoorbeeld veiligheidsschoenen koopt, bedenk dan welke activiteiten er allemaal mee moeten
worden uitgevoerd.
Chemische stoffen spuiten
•
•
•
•
•
beschermende neus
antislipzool
antiperforatietussenzool
slijt- en snijvast
bestand tegen chemische stoffen (brandstoffen, oliën, vetten, oplosmiddelen, zwakke of verdunde zuren,
fytosanitaire producten)
Onderhoudswerkzaamheden
•
•
•
•
•
stalen neus
antislipzool
slijtvaste beenbescherming
binnenzijde met antizweetlaag
gespoten zool voor ventilatie van de voet en zweetbeheersing.
Lassen
•
•
•
•
•
waterafstotend
antislipzool
bestand tegen gloeiende sintels
rubberen zool bestand tegen koolwaterstoffen en contactwarmte
snelsluitingen.
Werken in heel koude omgevingen
•
•
•
•
•
•
•
•
•
isolerende voering
ademend
antislipzool
isolerende zool
PU+N bestand tegen extreme koude – 40 °C
licht
stalen binnenzool
niet-metalen neus
schokdempend.
Wanneer u bijvoorbeeld een kettingzaag gebruikt om hout te zagen, bedenk dan
welk type PPE u moet gebruiken.
• Helm met geïntegreerde gelaatsbescherming en oorkappen om u te beschermen tegen
terugslag, vallende takken, rondvliegende stukjes hout en steentjes, lawaai.
• Antisnijwondbeenkappen gemaakt van speciale stof (gebaseerd op de classificatie van
de maximumsnelheid van de kettingzaag).
• Kettingzaaghandschoenen gemaakt van snijbestendige stof.
• Kettingzaaglaarzen gemaakt van stof die bescherming biedt tegen de impact van een
kettingzaag, met een stalen neus.
46
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Zorg ervoor dat:
• alle PPE voorzien zijn van CE-markering;
• de instructies van de fabrikant worden opgevolgd;
• de maat van alle gebruikte PPE aan de gebruiker is aangepast/ze
de gebruiker passen;
• de PPE niet langer worden gebruikt dan door de fabrikant wordt
aanbevolen;
• de PPE naar behoren worden gereinigd en onderhouden;
• de gebruiker een opleiding over het gebruik van de desbetreffende
PPE heeft gekregen;
• de uiterste gebruiksdatum van de PPE niet is verstreken (zelfs
veiligheidshelmen en veiligheidsbrillen hebben een uiterste
gebruiksdatum);
• de PPE niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan de door de
fabrikant vermelde doeleinden;
• de gebruikte PPE niet met andere, onverenigbare PPE worden gebruikt.
Veiligheidsschoenen met stalen neuzen
beschermen uw voeten tegen letsels.
Vraag altijd advies aan uw plaatselijke leverancier, de fabrikant of een specialist.
Koop geen PPE in winkels waar u geen gespecialiseerd advies kunt krijgen.
PPE zijn gewoonlijk ontworpen voor een enkele gebruiker, aangezien hun keuze
afhankelijk is van de maat, het draagcomfort en andere persoonsgebonden kenmerken.
Als PPE door anderen moeten worden hergebruikt, moeten ze eerst worden gereinigd en
gedesinfecteerd. Het is belangrijk dat werknemers weten hoe ze hun PPE moeten
verzorgen, reinigen, onderhouden en opbergen om de blijvende doeltreffendheid
ervan te garanderen.
PPE moeten door de werkgever gratis ter beschikking worden gesteld. De werkgever
moet de werknemers bij de keuze van de PPE betrekken en een lijst met de gemaakte keuzes
bijhouden. De werkgever moet de werknemers opleiden en gepaste instructies geven voor
het veilige gebruik van de PPE.
Algemeen genomen, mogen PPE niet worden gebruikt voor niet-werkgerelateerde activiteiten: het
is beter dat de PPE in kastjes op het bedrijf worden bewaard dan dat de werknemers hun PPE mee naar
huis mogen nemen. Wanneer werknemers hun PPE mee naar huis mogen nemen, kan het zijn dat hun een
bijdrage in de kosten voor de PPE wordt gevraagd. Sommige arbeiders zoals bosbouwwerknemers die vaak
van de ene naar de andere werklocatie trekken, bewaren hun PPE in hun voertuigen.
9.3
Veelgebruikte PPE
Tot de persoonlijke beschermingsmiddelen behoren
doorgaans:
• handschoenen om de handen te beschermen tegen contact met gevaarlijke stoffen, warme of koude oppervlakken, steken, ruwe oppervlakken of scherp gereedschap;
• wegwerphandschoenen om te gebruiken bij de behandeling van zieke dieren of bij bevallingen;
• veiligheidsschoenen of -laarzen om, afhankelijk van hun eigenschappen, bescherming te bieden tegen
vallende materialen, dieren die op uw voeten trappen, slangenbeten, onkruid, gladde oppervlakken, statische
elektriciteit, doordringen van scherpe voorwerpen of water;
• een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegende deeltjes en rook tijdens het verwijderen
van onkruid, lassen, snijden, bij werkzaamheden in de arbeidsplaats of bij kans op oliespatten;
• oordoppen en oorkappen om uw gehoor te beschermen tegen hoge geluidsniveaus veroorzaakt door
bepaalde machines, zoals kettingzagen, of dieren, zoals varkens in gesloten ruimten;
• gelaatsbescherming die tijdens het lassen moet worden gebruikt om uw ogen, neus en mond te beschermen
tegen de rook, de hitte en rondvliegende metaaldeeltjes;
47
• gelaatsbescherming die moet worden gedragen tijdens het mengen, spuiten of aanbrengen van chemische
stoffen of bij het gebruiken van oplosmiddelen, alsook bij het slijpen van metaal of het zagen van hout;
• een veiligheidshelm om letsels veroorzaakt door vallende voorwerpen te voorkomen;
• een ademhalingsapparaat bij het werken in besloten ruimten zoals silo’s;
• een veiligheidsharnas dat moet worden gebruikt bij werken op hoogte. Een veiligheidsharnas is echter
alleen nuttig als het aan een ankerpunt is bevestigd dat het gewicht van de werknemer kan dragen en hem
dus tegen een verticale val en tegen zijdelingse klappen kan beschermen. Gebruik nooit een veiligheidsharnas
als u alleen werkt. Vergeet niet dat als u in een harnas hangt en niet naar beneden kunt, u dit fataal kan
worden. U heeft hoogstens 30 minuten om gered te worden. Zorg dus altijd voor een noodreddingsplan
voor personen die een veiligheidsharnas gebruiken. Hangtrauma, ook Harness Hang Syndrome (HHS)
genoemd, treedt op wanneer het menselijk lichaam een zekere tijd rechtop blijft zonder te bewegen (bv.
een persoon die vastzit in een veiligheidsharnas). Wanneer de persoon in dergelijke gevallen bewusteloos
raakt, maar in een verticale positie blijft hangen, kan dit hem fataal worden omdat zijn hersenen niet de
nodige zuurstof krijgen;
• beschermende kleding ter bescherming tegen chemische stoffen die geschikt is voor het type chemische producten die de werknemer spuit, hanteert of gebruikt (raadpleeg het veiligheidsinformatieblad
van de fabrikant of de leverancier);
9.4
Kleding
Kledingstukken worden alleen als persoonlijke beschermingsmiddelen beschouwd als ze zijn ontworpen,
getest en gecertificeerd om tegen vooraf bepaalde gevaren te beschermen.
De vesten die werknemers bijvoorbeeld in koude omgevingen (bv. in vriescellen) dragen, bieden bescherming
in specifieke temperatuurbereiken en kettingzaagbroeken beschermen de drager
tegen kettingzaagverwondingen.
Kleding en accessoires spelen een belangrijke rol in de dagelijkse veiligheid.
Kleding kan u beschermen:
✔✔ Bij warm en zonnig weer moet u lichtgekleurde kleding, een hoed en zonnebril
dragen om de warmte te reflecteren en u tegen verblinding te beschermen.
✔✔ In koude omstandigheden moet u warme kleding dragen.
✔✔ Bij regen of sneeuw moet u voor een waterdichte overall kiezen.
Kleding en zelfs PPE kunnen het risico vergroten als ze niet met zorg zijn
gekozen.
✘✘ Draag geen losse veiligheidsvesten, losse hemden, jassen, mouwen of linten
wanneer u een machine bedient. U loopt immers het risico in de machine verstrikt
te raken.
✘✘ Houd lang haar uit de buurt van machines. Houd het samengebonden.
✘✘ Draag geen oude kleding die los kan zitten of anders ongeschikt kan zijn — draag altijd een aansluitende
overall of vergelijkbare kleding.
✘✘ Draag geen juwelen.
✘✘ Draag geen verkeerde handschoenen of gelaatsmaskers, want deze kunnen het risico bij het spuiten of
hanteren van pesticiden nog vergroten.
48
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
De landbouwer was een pesticide aan het klaarmaken om zijn boomgaard te bespuiten. Hij volgde
de instructies van de fabrikant op de voet omdat
hij wist dat deze stoffen zeer giftig waren. Hij
gebruikte altijd handschoenen bij het hanteren van
chemische stoffen om zijn handen te beschermen
en verkoos daarvoor wegwerphandschoenen die
hij na elk gebruik kon weggooien. Hij had in de
supermarkt een doos medische handschoenen van
uitstekende kwaliteit gekocht. Nadat hij ze enkele
uren had gebruikt, verscheen er echter ernstige
huiduitslag op zijn handen: roodheid, pijn, gloeien
en zwellen.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Hij had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
•
•
•
•
huidirritatie
inslikken
inademing van nevels
blootstelling aan toxische stoffen.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, gezien
• de ongeschiktheid van de handschoenen en van de persoonlijke beschermingsmiddelen in het algemeen.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• irritatie, ontsteking, ziekte, anafylactische shock, overlijden.
Welke beheersmaatregelen had de landbouwer moeten nemen om
het risico te beperken?
Hij had
• de veiligheidsinformatie op de verpakking en het veiligheidsinformatieblad moeten lezen;
• de juiste handschoenen moeten kiezen, rekening houdend met hun specificaties zoals permeatiesnelheid,
doorbraaktijd en degradatie;
• alle relevante PPE (gelaatsbescherming, handschoenen, schoenen en overall) moeten kiezen en gebruiken.
49
hoofdstuk 10
Paraatheid
en reactie op
noodsituaties
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Planning van reacties op
noodsituaties
• Bijkomende maatregelen bij
bosbouwwerkzaamheden
• Brandpreventiemaatregelen
• Brandbestrijding
• Overstroming
• Storm
• Casestudy
Hoe meer afgelegen uw werklocatie is, hoe onbetrouwbaarder de telecommunicatie zal zijn; hoe gevaarlijker uw werkzaamheden, hoe meer u op noodsituaties voorbereid moet zijn.
10.1
Planning van reacties op noodsituaties
Wanneer u zich op mogelijke noodsituaties voorbereidt, moet u aan het volgende
denken:
Met welke soorten noodsituaties kan ik worden
geconfronteerd?
Er bestaan twee soorten noodsituaties:
• natuurrampen zoals overstromingen, stormen, droogtes, aardverschuivingen,
aardbevingen en vulkaanuitbartstingen, en
• ongevallen door toedoen van menselijk handelen zoals brand, verdrinking, stroomonderbrekingen, morsen of lekken, ongevallen met voertuigen of
machines, contact met bovengrondse elektriciteitskabels, vastzitten in een
besloten ruimte, aanval door een geagiteerd dier.
Wat kan ik doen om voorbereid te zijn?
Handel proactief, stel een actieplan op en wees klaar om het uit te voeren.
Maak een lijst op van alles wat moet worden gedaan en door wie. Wie geeft het signaal om het actieplan in
werking te zetten? Wie belt de hulpdiensten? Wie schakelt de stroomtoevoer uit, schakelt machines uit of zondert
ze af? Maak een lijst van alle taken en spreek met uw werknemers af wie voor welke taak verantwoordelijk zal
zijn. Houd rekening met onvoorziene gebeurtenissen. Bepaal bijvoorbeeld wie voor elke taak verantwoordelijk
is als de oorspronkelijke verantwoordelijke niet beschikbaar is.
Wat heb ik nodig?
Uit het actieplan zal blijken wat u nodig heeft. U heeft gemakkelijk toegankelijke vluchtroutes uit alle
binnenruimten nodig, met inbegrip van veestallen, schuren, silo’s, opslagruimten en arbeidsplaatsen.
Afhankelijk van de aard van uw bedrijf kunt u ook detectie- en waarschuwingssystemen nodig
hebben. Een waarschuwingssysteem moet op het bedrijf hoorbaar zijn en kan zo worden geprogrammeerd
dat uw mobiele telefoon wordt gebeld. Het is mogelijk dat u noodverlichting, borden of panieksluitingen op
binnendeuren moet installeren. U moet een verzamelpunt aanduiden in geval van evacuatie. U moet kunnen
vertrouwen op telecommunicatie: Is ze in mijn omgeving betrouwbaar? Heeft u een satelliettelefoon nodig
voor noodsituaties? Wilt u dat uw waarschuwingssysteem met de regionale brandweerkazerne is verbonden?
Heeft u een lijst van noodnummers opgehangen op diverse toegankelijke locaties? Loont het om automatische
brandbestrijdingssystemen te laten installeren? U heeft zeker blusapparaten op strategische plaatsen nodig. Weet
u hoe u ze moet gebruiken? U heeft EHBO-koffers nodig en, indien mogelijk, mensen met een eerstehulpopleiding.
Heeft u een stroomgenerator voor noodgevallen nodig? Zo ja, is hij juist geïnstalleerd?
Wees voorbereid op noodsituaties
voordat ze zich voordoen.
50
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Is mijn plan praktisch haalbaar?
Test de praktische haalbaarheid van uw noodplan uit in de praktijk: controleer hoe lang het duurt
om het verzamelpunt te bereiken, of de verantwoordelijken zich van kritieke acties bewust zijn
en of alle materiaal beschikbaar is. Dergelijke oefeningen zouden geregeld moeten worden gehouden,
minstens één keer per jaar, en alle werknemers zouden eraan mee moeten doen. Afhankelijk van de omvang en
uitgestrektheid van uw bedrijf moeten eventueel ook de hulpdiensten bij deze oefeningen worden betrokken.
Laat de blusapparaten geregeld door de fabrikant nakijken en laat ze door hem bijvullen. Leer uit de oefeningen,
voer de nodige wijzigingen door en verfijn uw noodplannen. Dit is de enige manier om er zeker van te zijn dat
uw noodplannen zullen werken als dat ooit nodig is.
Wat is er veranderd?
Blusapparaten moeten
binnen handbereik zijn.
Pas uw plan aan wanneer de mensen, infrastructuur, uitrusting en gevaren veranderen. Herinner
iedereen aan zijn of haar taken in een noodsituatie. Het is belangrijk dat zij hun rol echt ter harte nemen,
anders zal het plan niet werken. Leer uit ieder incident of uit iedere keer dat een blusapparaat wordt gebruikt
of eerste hulp wordt geboden. Wat is er verkeerd gelopen? Had het erger kunnen zijn? Heeft het noodplan goed
gewerkt? Kan het actieplan worden verbeterd?
10.2
Bijkomende maatregelen bij bosbouwwerkzaamheden
Als u in het bos aan het werk bent en voortdurend van werklocatie verandert, moet u een plan hebben voor
hoe u in een noodsituatie kunt communiceren, hoe men u kan lokaliseren en hoe u kunt worden geëvacueerd.
Denk eraan dat uw noodplan misschien dagelijks moet worden aangepast: het zal worden beïnvloed door de
windrichting, het aantal aanwezigen, de gebruikte machines, uw locatie en de topografie.
Zorg ervoor dat u betrouwbare communicatiemiddelen bij de hand heeft:
• Als u een mobiele telefoon gebruikt, controleer dan of u een goed bereik heeft en of u 112 (hulpdiensten)
kunt bellen als u geen bereik heeft.
• Als u een radio gebruikt, controleer dan of alle gebruikers zich binnen het zendbereik ervan bevinden.
• Gebruik een satelliettelefoon in gebieden met slecht of onbetrouwbaar bereik.
U moet ook een aangepaste EHBO-koffer voor onverwachte incidenten bij de hand hebben. Tref regelingen
met de plaatselijke overheden of met private hulpdiensten over de wijze waarop een noodsituatie zal worden
aangepakt en waarop de hulpdiensten u kunnen bereiken (bv. inzet van een helikopter) (hoofdstuk 21: Bosbouw).
Als u alleen werkt, bedenk dan wie u in geval van nood zult contacteren en hoe u dat zult doen.
10.3
Brandpreventiemaatregelen
Voorkom dat brand uitbreekt door:
• de werklocatie netjes te houden, vrij van afval, onkruid en ontvlambare
materialen;
• chemische stoffen en brandstofreserves veilig achter slot te bewaren;
• brandstoflekdetectoren te installeren;
• vulprocedures voor brandstoffen op te stellen;
• rook- en warmtedetectoren te installeren;
• graan, hooi, organische en andere ontvlambare stoffen op veilige afstand
van ontstekingsbronnen op te slaan (bv. arbeidsplaats, lassen, gebruik
van machines);
• roken binnen het bedrijf te verbieden;
• een omheining te plaatsen om onbevoegden buiten te houden;
• elektrische installaties en elektriciteitskasten te inspecteren: ze mogen
niet oververhit raken;
• ervoor te zorgen dat het materiaal niet oververhit raakt;
• ventilatieopeningen niet af te sluiten;
• dierlijke mest geregeld te verwijderen;
• indien mogelijk, brandvertragende materialen bij bouwwerken te gebruiken;
51
• een brandvertragende zone te creëren door binnen een perimeter rond uw bedrijf alle onkruid te verwijderen: maak de zone zo breed mogelijk (tot 10 m) afhankelijk van de grootte van uw terrein;
• een bliksemafleider te installeren.
10.4
Brandbestrijding
Installeer indien nodig automatische brandbestrijdingssystemen (bv. sprinklers, kooldioxide) afhankelijk
van de materialen en andere eigenschappen van de locatie. Denk eraan dat water niet altijd een geschikt
blusmiddel is.
Installeer blusapparaten en zorg ervoor dat ze geschikt zijn. Er bestaan verschillende soorten blusapparaten — water, schuim, droog poeder en CO2 — en bij de keuze ervan moet rekening worden gehouden met
de bron van de brand die moet worden bestreden, en met de eigenschappen van de locatie. Waterblussers
bijvoorbeeld zijn niet geschikt om branden te bestrijden die door ontvlambare vloeistoffen zijn veroorzaakt of
zijn uitgebroken op plaatsen met elektrische leidingen. Bevestig blusapparaten aan muren op goed bereikbare
plaatsen. Hang borden op om hun locatie aan te duiden en zorg ervoor dat uw werknemers worden
opgeleid zodat ze ze kunnen gebruiken.
•
•
•
•
•
•
•
Bestrijd een brand niet zelf als dat voor u of uw werknemers gevaarlijk is.
Bel onmiddellijk de brandweer.
Ga niet binnen in een brandend gebouw.
Spuit geen water op elektrische installaties, elektriciteitskasten, olie of brandstof.
Probeer niet om een brandende zone over te steken.
Als uw kleding vuur vat, ga dan op de grond liggen en rol heen en weer om de vlammen te doven.
Als er gasflessen of acetyleenflessen aanwezig zijn, evacueer dan de zone en licht de hulpdiensten in,
aangezien deze krachtige ontploffingen kunnen veroorzaken.
10.5
Overstromingen en stormen
Door het plots overstromen van gronden of gebouwen ten gevolge van aardverschuivingen, hevige regenval
of zelfs beschadigde waterleidingen kunnen u of uw werknemers het risico lopen te verdrinken, aangezien het
waterpeil snel kan stijgen. Als een werklocatie wegens overstroming moet worden geëvacueerd, evacueer dan
eerst de mensen en daarna de dieren. Stel uw vertrek niet uit om persoonlijke bezittingen te verzamelen. Neem
alleen geneesmiddelen en communicatiemiddelen mee (mobiele telefoon, gps enz.). Schakel indien mogelijk de
hoofdschakelaar van de elektriciteit uit, op voorwaarde dat u en de schakelaar droog zijn en dat u op een droog
oppervlak staat. Probeer dit NIET als dit niet het geval is. Haal de stekker van elektrische apparaten alleen uit
het stopcontact als het veilig is om dat te doen.
Als u plots in een storm terechtkomt waarbij het ook bliksemt, ga dan niet onder hoge bomen staan
en verwijder alle metalen voorwerpen omdat deze de bliksem aantrekken. Als u in een auto of een
ander voertuig zit, blijf er dan in zitten. Stop alle bosactiviteiten. Beoordeel bij alle andere soorten
stormen (bv. sterke wind, hevige regen, sneeuwstorm) of het veilig is om het werk voort te zetten.
10.6
Contact tussen machines en bovengrondse elektriciteitskabels
Als een machine of een van zijn hulpstukken een bovengrondse elektriciteitskabel raakt, kan dit
fataal zijn voor iedereen die de machine aanraakt. Vertrouw niet op rubberen banden of laarzen
met rubberen zolen voor bescherming — ze bieden geen isolatie tegen sterke stroomstoten. Banden
kunnen in brand schieten en laarzen kunnen vernield worden.
STAP 1: Blijf kalm. Schakel de machine rustig uit. Neem indien mogelijk afstand. Bel de hulpdiensten
en vertel hen waar u zich precies bevindt. Blijf in de cabine.
STAP 2: Als het risico groter wordt (banden roken of vatten vuur), spring zo ver mogelijk weg van
de machine en houd anderen op afstand. Stap niet uit via het opstapje. Raak nooit tegelijk de
machine en de grond aan.
52
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
Een jonge werknemer is vertrappeld en platgedrukt door geagiteerde runderen nadat hij door
grote dieren in een hoek was gedreven in een
omheinde ruimte met een enkele uitgang die werd
geblokkeerd.
Wat had de landbouwer moeten doen?
De landbouwer had een eenvoudige risicobeoordeling van de activiteit moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• De in het nauw gedreven werknemer kan gewond raken bij een aanval door de dieren.
• De werknemer kan door geagiteerde dieren worden vertrappeld of verpletterd.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Gemiddeld, gezien:
• het onvoorspelbare gedrag van dieren (hoewel de meeste boerderijdieren vrij mak zijn);
• de kans dat dieren tot de aanval overgaan als ze zich gestrest of bedreigd voelen of pijn hebben;
• het gebrek aan een tweede uitgang uit de omheinde ruimte.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, hersenschudding, coma, overlijden.
Als de landbouwer de toestand vooraf had beoordeeld, welke
beheersmaatregelen had hij dan moeten nemen?
Hij had:
• ervoor moeten zorgen dat de werknemer bekwaam en geschikt was voor de taak;
• moeten zorgen voor een voertuig dat als toevluchtsoord kon worden gebruikt bij een aanval van de dieren;
• ervoor moeten zorgen dat er een tweede uitgang beschikbaar was die voor de werknemer gemakkelijk
toegankelijk was;
• de werknemers moeten aanmoedigen om per twee te werken (in plaats van alleen);
• een alarmsignaal of enig ander waarschuwingstoestel moeten plaatsen.
53
hoofdstuk 11
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
Kinderen
Volgens de Internationale Vereniging voor sociale zekerheid (International Social
Security Association, ISSA) is twee derde van de kinderen die in de landbouw
om het leven komen, jonger dan vijf jaar.
Plattelandskinderen hebben dubbel zoveel kans om bij een ongeval om het leven te komen
als stadskinderen (alle soorten ongevallen samengenomen). Het merendeel van de kinderen
die bij ongevallen op de boerderij overlijden, zijn kinderen van landbouwers, niet kinderen die
op bezoek komen.
• Wiens kinderen treft men
doorgaans aan op een
boerderij?
• Veelvoorkomende oorzaken
van ongevallen
• Factoren die tot ongevallen
leiden
• Eenvoudige maatregelen
om kinderen te beschermen
• Casestudy
Het komt vaak voor dat echtgenoten, kinderen en familieleden meewerken op de boerderij,
vaak ongeacht hun leeftijd, competentie, opleiding of veiligheid. Bijgevolg is de landbouwsector
de sector met het hoogste aantal dodelijke ongevallen met kinderen.
11.1
Wiens kinderen treft men doorgaans aan op een
boerderij?
•
•
•
•
•
De kinderen van de landbouwer, die doorgaans op het bedrijf wonen.
Vrienden van de kinderen van de landbouwer.
De kleinkinderen van de landbouwer kunnen geregeld op bezoek komen.
De kinderen van werknemers die op het bedrijf wonen — vaak immigranten.
Bezoekende kinderen — inclusief tijdens formele educatieve uitstappen van
scholen, verenigingen enz.
• Kinderen van toeristen — als de boerderij accommodatie aanbiedt als een
extra bron van inkomsten of als er een boerderijwinkel is waar de eigen
producten worden verkocht.
• Kinderen die zonder toestemming het bedrijf betreden.
11.2
Kinderen zijn de meest kwetsbare groep op de boerderij,
ongeacht of ze er wonen of slechts een keertje op bezoek komen.
Veelvoorkomende oorzaken van ongevallen
Kinderen van landbouwers of landbouwwerknemers onderschatten vaak de gevaren omdat deze deel uitmaken
van hun dagelijkse leven en ze ze dus eigenlijk te goed kennen. Bezoekende kinderen, met inbegrip van
schoolvrienden, buurkinderen, kinderen van andere bezoekers, toeristen of kinderen die zonder toestemming
het bedrijf betreden, zijn niet vertrouwd met het bedrijf en zijn zich niet bewust
van de vele gevaren. Alle kinderen zijn dus in gevaar.
Veelvoorkomende oorzaken van ongevallen zijn:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
vallen uit voertuigen;
geraakt worden door bewegende voertuigen of voorwerpen;
contact met machines;
besturen van voertuigen;
vallen van een hoogte;
verdrinken en stikken;
vergiftiging;
brand, en
contact met dieren.
Omhein het bedrijf en gevaarlijke locaties om kinderen te
beschermen.
54
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
11.3
Factoren die tot ongevallen leiden
De volgende factoren kunnen helaas tot ongevallen leiden:
• De aangeboren nieuwsgierigheid en de zin voor
avontuur van kinderen.
• De houding van de landbouwer (vaak de ouder)
ten aanzien van veiligheid.
• Landbouwers laten hun kinderen vaak meerijden
op de trekker zonder de juiste voorzorgsmaatregelen te treffen, zoals een eigen zitplaats en
veiligheidsgordel.
• Kinderen die zonder behoorlijk toezicht op het
bedrijf spelen.
• Van kinderen wordt verwacht dat ze meehelpen
met het dagelijkse werk op de boerderij. Ze
krijgen bepaalde taken/karweitjes toegewezen
die onaangepast kunnen zijn aan hun leeftijd
of vaardigheden (kinderarbeid is in heel Europa
verboden tot een leeftijd die van land tot land
verschilt). Zoek uit wat in uw land van toepassing
is. Als de boerderij tegelijk het familiebedrijf en
de gezinswoning is, is het echter moeilijk een
onderscheid te maken tussen kinderen die werken, die dingen leren door met hun ouders mee
te gaan en die karweitjes opknappen.
• Hoewel het verboden is, denken ouders vaak dat
het aanvaardbaar is om kinderen van slechts
Kind zonder behoorlijk toezicht.
zeven tot negen jaar met een trekker te laten
rijden (vraag de leeftijdsgrens na bij de bevoegde instanties).
• Ouders geloven vaak niet dat het voor hun kind gevaarlijk is om zich binnen een straal van 3 m van een
roterende machine te bevinden. Ouders moeten stilstaan bij het gevaar van uitgestoten materiaal en bij
wat kinderen leren uit de manier waarop zij met gevaar omgaan.
• Landbouwers laten vaak na om gepaste omheiningen of hekken te plaatsen of andere maatregelen te nemen
om te verhinderen dat kinderen zonder toestemming het bedrijf of gevaarlijke zones betreden.
Bescherm de gezondheid en de veiligheid van kinderen:
wanneer ze op uw boerderij zijn, bent u voor hen
verantwoordelijk.
55
11.4
Eenvoudige maatregelen om kinderen te
beschermen
✔✔ Verwijder de beschermingsinrichtingen van machines niet.
✔✔ Houd kinderen op afstand wanneer gevaarlijke activiteiten
worden uitgevoerd.
✔✔ Omhein het bedrijf en gevaarlijke locaties.
✔✔ Gebruik waarschuwingsborden om gevaar aan te duiden.
✔✔ Bedek en sluit waterputten, tanks, putten en greppels af.
✔✔ Bewaar ladders, chemische stoffen, diergeneesmiddelen en
gevaarlijke stoffen (verf, oplosmiddelen, pesticiden enz.) achter
slot.
✔✔ Sluit de toegang tot gevaarlijke zones af (bv. arbeidsplaatsen,
silo’s).
✔✔ Verwijder sleutels uit terreinvoertuigen, sluit trekkers en andere
voertuigen af.
✔✔ Sluit elektriciteitskasten af.
✔✔ Stapel producten op een veilige manier. Schik ze zo dat het zwaartepunt zo laag mogelijk ligt om te
verhinderen dat ze omvallen en dat een kind verpletterd wordt of vast komt te zitten.
✔✔ Leg de gevaren uit aan kinderen en leg hun eenvoudige, maar duidelijke veiligheidsregels op.
✔✔ Zorg voor voldoende toezicht.
Kinderen hebben een ander beeld
van gevaar dan volwassenen en het
valt niet te voorspellen hoe ze zullen
reageren.
Neem de tijd om uw boerderij veiliger
te maken voor kinderen.
Zorg ervoor dat kinderen geen toegang hebben tot gevaarlijke locaties.
✘✘ Laat kinderen nooit in omheinde ruimten samen met dieren.
✘✘ Laat kinderen nooit zonder toezicht boerderijproducten eten of drinken (onbehandelde melkproducten of
recent bespoten fruit kunnen dodelijk zijn).
✘✘ Laat kinderen geen machines of werktuigen bedienen of voertuigen besturen: zet deze altijd uit en houd
de sleutels achter slot.
✘✘ Laat kinderen niet meerijden op trekkers of andere landbouwvoertuigen.
✘✘ Geef kinderen geen taken die hen in gevaar kunnen brengen.
✘✘ Zorg voor voldoende toezicht, vooral bij bezoekende kinderen.
56
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
Een landbouwer had zijn driejarig dochtertje op zijn
schoot in de cabine van zijn maaimachine terwijl
hij aan het werk was op het veld. Opgeschrikt door
een binnenvliegende bij gleed ze van zijn schoot
en viel ze tegen de deur, die openvloog. Voordat
de landbouwer kon reageren, viel het kind uit de
cabine en werd ze verpletterd onder het achterwiel
van de maaimachine.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Hij had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• Het kind valt uit de cabine en wordt overreden.
• Het kind leidt de bestuurder af waardoor er een ongeval gebeurt.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, aangezien
• kinderen van nature moeilijk kunnen stilzitten;
• landbouwmachines en -materiaal doorgaans niet ontworpen zijn om kinderen als passagiers mee te nemen;
• de bestuurder/operator zich moet concentreren om ongevallen te vermijden.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, hersenschudding, coma, overlijden.
Welke beheersmaatregelen had de landbouwer moeten nemen,
indien hij de risico’s had beoordeeld?
• Hij had zijn dochter niet met hem mee mogen laten rijden.
• Hij had haar veilig thuis moeten laten onder toezicht.
57
hoofdstuk 12
Bezoekers en
derden
Naast uw gezin en uw arbeidskrachten zullen er ook altijd andere mensen zijn die de
boerderij bezoeken. Misschien krijgt u niet iedere dag bezoekers over de vloer, maar
toch moet u altijd bekommerd zijn om de veiligheid van eventuele bezoekers.
12.1
Soorten bezoekers
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Soorten bezoekers
• Loonwerkers/vertegenwoordigers van
overheidsinstanties/werknemers van nutsbedrijven/
werknemers van bouw- en
onderhoudsaannemers
• Informatieverstrekking aan
derden
• Preventieve maatregelen
• Toeristen/schoolkinderen/
gastenkamers op de
boerderij
• Casestudy
• Loonwerkers die voor uw rekening werk verrichten (planten, spuiten, oogsten, producten
of dieren laden of lossen, vervoer, dierenartsen).
• Bouw- en onderhoudsaannemers die de richtlijn tijdelijke of mobiele bouwplaatsen
moeten naleven.
• Vertegenwoordigers van overheidsinstanties zoals veiligheids- en gezondheidsinspecteurs, hygiëne-inspecteurs, landbouwinspecteurs, landbouwconsulenten of -adviseurs, dierenartsen.
• Werknemers van nutsbedrijven voor de installatie of het onderhoud van netwerken of substations
(elektriciteit, water, telecommunicatie).
• Leveranciers van diervoeders, meststoffen, pesticiden, machines enz.
• Klanten: coöperatieven die melk of gewassen komen ophalen, individuele kopers als u op het bedrijf een
boerderijwinkel uitbaat.
• Toeristen: als u op uw boerderij gastenkamers aanbiedt.
• Schoolkinderen: als uw boerderij voor educatieve bezoeken of als stageplaats wordt
gebruikt.
• Anderen: zoals afvalophalers.
Uiteraard zijn de noden van elk van deze categorieën verschillend. Hieronder vindt u enkele
nuttige tips.
12.2
Loonwerkers/vertegenwoordigers van overheidsinstanties/
werknemers van nutsbedrijven/werknemers van bouw- en
onderhoudsaannemers
Besteed bijzondere aandacht aan de activiteiten van loonwerkers of bouwaannemers die met
hun werk de boerderijactiviteiten kunnen verstoren of behoorlijk in de war sturen.
Ze kunnen ook aanwezig zijn om uw maaimachine uit elkaar te halen, dieren te vaccineren (en
mogelijk te agiteren) of aan het elektriciteitsnet te werken. U en al uw werknemers moeten
weten dat deze activiteiten plaatsvinden. Ongevallen gebeuren vaak omdat werknemers niet
weten wat er aan de gang is of omdat er tegelijk onverenigbare activiteiten worden verricht:
• mensen kunnen machines proberen te gebruiken die niet geschikt zijn voor de taak of
slecht onderhouden zijn;
• werknemers kunnen na een vaccinatie worden aangevallen door dieren die anders mak
zijn; of
• werknemers kunnen er onterecht van uitgaan dat de stroomtoevoer uitgeschakeld is.
58
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Het verdient aanbeveling een logboek bij te houden van
alle soorten aannemers en bezoekers op uw bedrijf en om
een eenvoudige risicobeoordeling van de gevolgen van
hun aanwezigheid op de boerderij uit te voeren zodat u
• ervoor kunt zorgen dat onverenigbare activiteiten niet
gelijktijdig worden uitgevoerd;
• niet vergeet om uw werknemers over de geplande
werkzaamheden en de noodzakelijke beheersmaatregelen in te lichten;
• een register kunt bijhouden van de activiteiten op de
boerderij (wie heeft wat gedaan, wanneer, waar,
hoe).
12.3
Informatieverstrekking aan derden
U moet ook alle aannemers en bezoekers informeren over alles wat hun veiligheid kan beïnvloeden:
• basisveiligheidsregels op het bedrijf en verboden zones;
• problemen met de nutsvoorzieningen (bv. gebrekkige elektrische installatie, onvoltooide werkzaamheden);
• structurele problemen (bv. beschadigde muren, zwakke daken of dakramen die hun gewicht niet kunnen
dragen);
• gevaarlijke of mogelijk agressieve dieren;
• gevaarlijke zones (putten, waterputten, tanks, greppels, silo’s, opslagruimten voor chemische stoffen,
explosieve atmosfeer).
Daarnaast moeten alle aannemers die op de boerderij werken, vertrouwd zijn met de lay-out ervan.
Leid bezoekers rond zodat ze weten waar alles zich bevindt: wijs hen op de risico’s en toon hen de beperkt
toegankelijke zones, de noodplannen, het brandbestrijdings- en eerstehulpmateriaal, de voorzieningen die ze
mogen gebruiken — toiletten en ruimten waar ze hun pauze kunnen doorbrengen. Zorg ervoor dat ze weten
wanneer ze op het bedrijf worden verwacht, welke in- en uitgangen ze moeten gebruiken, welke andere werkzaamheden aan de gang zijn. Stel vast wie van hen verantwoordelijk is voor de coördinatie van noodprocedures.
Houd altijd toezicht op uitbesteed werk. Voor de start van de werkzaamheden moeten de contracteisen,
disciplinaire procedures en een reeks op het bedrijf geldende en na te leven veiligheidsregels worden vastgelegd
en overeengekomen. Als ze op een onveilige manier werken, onderneem dan onmiddellijk actie of annuleer
zelfs het contract. Zorg dat de werklocatie na afloop van de werkzaamheden opnieuw veilig is.
12.4
Preventieve maatregelen
Informeer alle betrokkenen als er machines of structuren ‘s nachts of tijdens het weekend onbeheerd zullen
worden gelaten en scherm deze zones af om te verhinderen dat iemand ze per ongeluk betreedt. Informeer
alle betrokkenen over de risico’s en breng hen op de hoogte als de werkzaamheden voltooid zijn en de toestand
opnieuw veilig is. Zo nodig moet u de stroomtoevoer afsluiten, goed isoleren en duidelijk merken om
te voorkomen dat deze wordt gebruikt.
UITGANG
Als er op uw bedrijf dikwijls voertuigen rondrijden, moet u de te gebruiken routes voor iedereen duidelijk
aangeven en een verkeersbeheerplan opstellen. Duid in- en uitgangen duidelijk aan. Voer eenrichtingsverkeer
in of leg kleine rotondes aan zodat voertuigen niet moeten achteruitrijden. Maak een plan voor leveringen en
ophalingen zodat uw leveranciers elkaar niet hinderen of een activiteit verstoren.
59
12.5
Toeristen/schoolkinderen/gastenkamers op de boerderij
Als u een groep mensen of een schoolgroep op bezoek krijgt, moet u enkele eenvoudige regels opleggen:
•
•
•
•
•
De bezoekers moeten zich ordelijk gedragen zoals het hoort.
Er moet voldoende toezicht door leerkrachten/volwassenen zijn.
Alle contact met dieren of machines moet op een gecontroleerde manier en onder toezicht verlopen.
Er moet toestemming worden gevraagd voordat landbouwproducten worden gegeten of gedronken.
Er moeten bepaalde hygiënevoorschriften worden nageleefd, in het bijzonder voordat er iets wordt gegeten
of gedronken.
• De bezoekers moeten altijd samen blijven.
Houd het bedrijf net en ordelijk. Laat geen dieren vrij rondlopen en houd zieke dieren apart. Denk na over een
evacuatieplan dat u in noodgevallen kunt gebruiken.
Als u gastenkamers aanbiedt op de boerderij of als u ter plaatse een boerderijwinkel uitbaat, zorg er dan voor
dat u:
• veilige parkeermogelijkheden en veilige toegangs- en uitgangswegen aanbiedt;
• beperkt toegankelijke zones omheint en markeert;
• de winkel of het hoofdgebouw gemakkelijk toegankelijk maakt;
• chemische stoffen, diergeneesmiddelen en andere schadelijke
producten labelt en achter slot houdt;
• gaten in de grond afdekt;
• de locatie netjes houdt;
• onlangs bespoten fruit labelt;
• de toegang tot dieren beperkt;
• duidelijke instructies geeft;
• over een volledige EHBO-koffer beschikt.
Overweeg om iemand op de boerderij te hebben die een gespecialiseerde eerstehulpopleiding heeft gevolgd.
B&B
60
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
Bij een pluimveehoudster die vloeibaar petroleumgas (lpg) gebruikte om de pluimveestallen te
verwarmen, stonden lpg-flessen aan de buitenkant
van elke stal. Er gold een rookverbod en er was voor
gezorgd dat iedereen dit wist en ernaar handelde.
Hoewel er rookverbodsbordjes waren opgehangen,
vervaagden deze snel. Een leverancier die diervoeding kwam leveren, gooide een sigarettenpeukje uit
het raam van zijn vrachtwagencabine. De sigaret
deed onkruid ontvlammen waardoor er brand
ontstond en de lpg-flessen ontploften. Er raakte
niemand gewond, maar de schade was aanzienlijk
en de landbouwster verloor 22 000 kuikens door
de brand.
NIET ROKEN
Wat had de landbouwster moeten
doen?
De landbouwster had een eenvoudige risicobeoordeling van het
bedrijf moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• Iemand die zich niet aan het rookverbod houdt, kan in het
bedrijf een brand veroorzaken.
• Bezoekers aan het bedrijf zijn mogelijk niet op de hoogte
van het rookverbod en van de risico’s.
• Sabotage of vandalisme.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, aangezien
• de rookverbodsbordjes vervaagd waren;
• het bedrijf vaak door derden werd bezocht;
• het onkruid niet was verwijderd;
• er grote hoeveelheden lpg aanwezig waren.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• brand, materiële schade, brandwonden, verstikking, overlijden.
Als de landbouwster de toestand vooraf had beoordeeld, welke
beheersmaatregelen had zij dan moeten nemen?
Zij had:
• de locatie anders moeten inrichten zodat derden niet in de buurt van de lpg-opslagzone moesten komen;
• de toegang van derden tot het bedrijf moeten controleren;
• alle leveranciers/aannemers van het rookverbod op de hoogte moeten brengen;
• het onkruid binnen de perken moeten houden of verwijderen;
• de vervaagde bordjes moeten vervangen.
61
hoofdstuk 13
Infrastructuur
Een goede infrastructuur op de boerderij is heel belangrijk voor de productiviteit en
voor de gezondheid en veiligheid van iedereen die op de boerderij werkt. U moet
over de infrastructuur beschikken die u voor uw onderneming nodig heeft en die
bij uw niveau van activiteit past. Ze moet aan passende normen beantwoorden, in
goede staat worden gehouden en goed worden onderhouden
13.1
Perimeterbescherming en toegang
Het is belangrijk om de grenzen van uw bedrijf
duidelijk aan te geven door te zorgen voor natuurlijke grenzen, afscheidingen, hekken en muren.
Er bestaan vele soorten afscheidingen: in hout,
draad, prikkeldraad, schrikdraad. Zorg ervoor dat
uw afscheiding geschikt is voor het beoogde doel.
Afscheidingen houden onbevoegden en wilde dieren
buiten en uw vee binnen. Let op het volgende:
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Perimeterbescherming en
toegang
• Orde en netheid
• Elektrische installaties
• Watertoevoer en -voorraad
• Werken op hoogte
• Grondwerken
• Besloten ruimten
• Opslagplaatsen, magazijnen en arbeidsplaatsen
• Brandstofvoorraden en
brandpreventie
• Asbest
• Boerderijwinkels en
gastenkamers
• Casestudy
• De deklaag van houten omheiningen kan gevaarlijk zijn (controleer of ze door uw bevoegde nationale
instantie is toegelaten).
• Als u zelf een afscheiding plaatst, neem dan de nodige voorzorgsmaatregelen om te verhinderen dat u door
losschietende draad wordt geraakt, vooral in het gezicht en de ogen.
• Prikkeldraad moet worden gemarkeerd en er moeten waarschuwingsbordjes worden geplaatst, want wie
erin verstrikt raakt, kan verwondingen oplopen.
• Markeer schrikdraad duidelijk op regelmatige tussenafstanden.
„Natuurlijke” barrières zoals planten en struiken, met inbegrip van haagplanten, kunnen
een alternatief zijn.
Een waakhond is een andere manier om
het bedrijf tegen indringers en wilde dieren
te behoeden en uw vee te beschermen: zorg
ervoor dat uw hond goed afgericht is.
Als er dikwijls voertuigen uw bedrijf binnenrijden, moet u:
•
•
•
•
•
•
de toegang tot uw bedrijf controleren en geoorloofde toegang plannen;
voertuigen en voetgangers zo veel mogelijk gescheiden houden om ongevallen te voorkomen;
duidelijk begrijpbare veiligheidsbordjes ophangen;
de in- en uitgangen van uw bedrijf duidelijk markeren;
een rotonde aanleggen of eenrichtingsverkeer invoeren zodat voertuigen minder achteruit moeten rijden;
spiegels en/of camera’s gebruiken om de zichtbaarheid te verbeteren.
Als u in een gebied werkt waar zich al vaak aardverschuivingen of incidenten met omvallende bomen hebben
voorgedaan, moet u naast een omheining mogelijk ook een greppel plaatsen of constructies op voertuigen
ter bescherming tegen vallende voorwerpen, afhankelijk van het risico.
62
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
U kunt overwegen om een brandvertragende zone aan te
leggen rond de perimeter van uw boerderij om te voorkomen dat een brand overslaat op uw bedrijf (hoofdstuk 10:
Paraatheid en reactie op noodsituaties).
Isolatiematerialen zijn vaak licht ontvlambaar. U moet
hun voordelen opwegen tegen de kans en de gevolgen van
het ontstaan of de verspreiding van brand.
Op boerderijen raken mensen vaak gewond door
instortende muren of constructies. Als uw boerderij oud is en structurele zwakheden vertoont,
vraag dan zeker advies aan een deskundige
en neem de passende maatregelen.
Vermijd het gebruik van tijdelijke constructies of barakken, aangezien ze kunnen instorten
en ernstige letsels veroorzaken. Constructies op
boerderijen zijn vaak oud. Daarom is bij dakwerkzaamheden grote omzichtigheid geboden. Het is mogelijk
dat het dak of delen ervan uw gewicht niet meer kunnen dragen.
Om dezelfde reden kan het ook gevaarlijk zijn om bestaande constructies uit te breiden.
Besteed aandacht aan schade aan muren of gebouwen en stel reparaties niet uit. De toestand kan immers
erger worden en tot ernstige ongevallen leiden.
13.2
Houd het bedrijf net en ordelijk
Uw bedrijf en materiaal moeten altijd schoon en netjes worden gehouden. Op een ordelijk en net bedrijf is de
kans op brand, plagen of letsels door struikel-, glij- of valpartijen kleiner.
Wat kunt u doen:
•
•
•
•
•
•
Voorzie in een specifieke, ordelijke ruimte voor machines, materiaal, reserveonderdelen en gereedschap.
Verwijder oude, kapotte machines, werktuigen en voertuigen.
Verwijder afval en puin.
Verwijder onkruid.
Maak schoon als er olie of chemische stoffen zijn gemorst.
Zorg voor een omheining of veilig deksel voor tanks, vijvers, waterbronnen, grachten en drijfmestputten;
sluit ze waar nodig af en pas een ongediertebestrijdingsprogramma toe.
• Plaats een afscheiding of leuning op plaatsen waar valgevaar bestaat.
• Hang waar nodig waarschuwingsbordjes op, in het bijzonder als u vaak bezoekers over de vloer krijgt.
63
•
•
•
•
Maak geregeld schoon.
Houd de toiletten schoon, voorzie in zeep, warm stromend water en wegwerphanddoeken.
Voorzie indien nodig in douches en kleedkamers.
Voorzie in schoon drinkwater en een propere zone waar de werknemers hun lunchpauzes kunnen doorbrengen.
13.3
Elektrische installatie
De elektrische installatie is van cruciaal belang voor uw onderneming. U moet ervoor
zorgen dat deze zowel veilig als betrouwbaar is.
Laat een deskundige alle elektrische installaties met differentiaalschakelaars
uitrusten om het risico van kortsluitingen te voorkomen.
Alleen gediplomeerde elektriciens mogen worden ingeschakeld om elektrische
installaties te ontwerpen, plaatsen, onderhouden en repareren. Anders loopt de
werknemer of de gebruiker van de voorziening een ernstig risico van elektrocutie
en overlijden.
Inspecties door derden zijn aan te bevelen en zijn in sommige landen verplicht.
Houd uw elektriciteitskast, stopcontacten en schakelaars schoon, stofvrij,
droog en beschermd tegen weersinvloeden en misbruik.
Label schakelaars op het bedieningspaneel zodat u of een andere gebruiker weet
met welke schakelaar u een bepaalde zone of bepaald materiaal kunt uitschakelen
als dat voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden noodzakelijk is. Hang het
telefoonnummer van uw elektricien uit. Controleer de toegang tot de kast of tot
andere elektrische installaties.
64
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Een stroomuitval kan rampzalig zijn voor uw bedrijf,
bijvoorbeeld als u de elektrische installatie gebruikt
om verse lucht, afkoeling of warmte te geven aan
pluimvee, biggen of andere warmtegevoelige dieren.
Als u een stroomgenerator gebruikt, houd hem dan
in goede staat, laat hem geregeld nakijken en test zijn
gebruik. Garandeer een veilige brandstofopslag.
13.4
Watertoevoer en -voorraad
Verdrinking in vijvers of reservoirs is een veelvoorkoHoud generatoren in goede staat
mende doodsoorzaak, vooral bij kinderen. Omhein of
voorkom op een andere manier toegang tot waterreservoirs, tanks, greppels of grachten.
Omhein of voorkom op een andere manier toegang tot
waterreservoirs, greppels of grachten.
Als u water uit uw eigen waterbron gebruikt, laat dit water dan jaarlijks chemisch en microbiologisch testen
in een laboratorium om er zeker van te zijn dat het inderdaad drinkbaar is. Het wijdverspreide gebruik van
meststoffen, de aanwezigheid van dierlijke mest, het begraven van karkassen, het accidenteel morsen van
brandstof enz. kunnen uw drinkwater vervuilen en ondrinkbaar maken.
Veteranenziekte
De kwaliteit van het irrigatiewater kan ook mensenlevens in gevaar brengen. De legionellabacterie
bijvoorbeeld, gedijt in watertemperaturen van 25-45 °C
(77-113 °F) en kan bij inademing fatale gevolgen hebben. U kunt waterdruppels inademen als u dicht bij een
watervernevelaar of koeltoestel staat voor de koeling
van pluimvee, bloemen of groenten in broeikassen.
Terwijl de bacteriën zich bij de hierboven genoemde
temperaturen voortplanten, komt het grootste gevaar
van water met een temperatuur van ongeveer 35 °C (95 °F), dat stilstaand is, ongebruikt of zich in vuile
leidingen bevindt.
Materiaal en accessoires moeten compatibel zijn en
mogen alleen worden gebruikt voor de doeleinden
waarvoor ze bestemd zijn.
Controleer geregeld de
irrigatiesystemen.
65
Wat kunt u doen?
•
•
•
•
Recycleer uw watervoorraden.
Houd de watertanks en leidingen schoon.
Zorg dat er geregeld water in en uit reservoirs en materiaal stroomt.
Vraag bij twijfel advies aan een deskundige.
U kunt bijvoorbeeld beslissen om ronde opslagtanks op een platform te plaatsen dat voor rechthoekige
watertanks is ontworpen. Hierdoor zullen echter open ruimten op het platform ontstaan en wie de tanks
moet bereiken, loopt het risico van een hoogte te vallen.
13.5
Werken op hoogte
Ongeveer 24 % van alle fatale arbeidsongevallen is het gevolg van een val van een hoogte.
Op een boerderij gebeurt werken op hoogte in de vorm van:
•
•
•
•
occasionele dakwerkzaamheden;
de installatie of het onderhoud van gebouwen/kassen;
toegang tot silo’s, hooizolders en verhoogde hooischuren;
toegang tot hoger gelegen watertanks.
Door de zware hoofdletsels die ermee gepaard gaan, is vallen van een hoogte vaak fataal. Vraag zo nodig
om hulp.
13.5.1 Veilig gebruik van ladders
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gebruik ladders alleen als het gebruik van ander, veiliger materiaal niet gerechtvaardigd is.
Controleer of de ladder in goede staat is.
Controleer of de gebruiker en de last niet te zwaar zijn voor de ladder.
Plaats de ladder op een effen, schoon, slipvast, duurzaam en droog oppervlak, weg van paden.
Zet ladders in A-vorm en schuifladders helemaal open zodat ze vastklikken en de verschillende delen
onderling niet kunnen verschuiven.
Plaats de ladder in een veilige hoek van 75° of pas de 1:4-regel toe (1 eenheid naar voren en
4 eenheden omhoog).
Zorg ervoor dat de ladder lang genoeg is om voldoende boven het werkniveau uit te steken (minstens 1 m).
Zorg ervoor dat de sporten horizontaal blijven.
Verzeker de stijlen aan, of dicht bij de bovenkant en de
onderkant.
Beklim de ladder met het gezicht naar de ladder gericht.
Klim niet hoger dan de voorlaatste sport bovenaan.
Houd altijd op drie punten contact met de ladder (m.a.w.
twee voeten en een hand).
Reik nooit ver opzij: als u ergens niet bij kunt, is het veiliger
om af te dalen, de ladder te verplaatsen en hem opnieuw
te beklimmen.
Bewaar werktuigen in een gereedschapshouder aan een
riem zodat u de handen vrij heeft tijdens het klimmen.
Zorg ervoor dat iemand de ladder vasthoudt of met zijn voet tegenhoudt of gebruik een andere
manier om te voorkomen dat de ladder beweegt.
Gebruik geen metalen ladders voor elektriciteitswerkzaamheden.
Bewaar ladders achter slot of bevestig een metalen plaat aan de laagste sporten zodat ze niet
zonder toezicht kunnen worden gebruikt (vooral door kinderen).
Instructies over het veilig gebruik van ladders vindt u in de arbeidsmiddelenrichtlijn (2001/45/EG).
66
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
13.5.2 Veilig werken op hoogte
Bij ingewikkelde of gevaarlijke werkzaamheden zoals het reinigen en schilderen van grote schuren, het vervangen van kapotte dakbedekking, het vervangen van nylondoeken op kassen enz. moet u een beroep doen
op geschoolde aannemers/technici en niet op uw eigen werknemers of gezinsleden.
Algemeen genomen, als u werk op hoogte verricht:
• zorg ervoor dat uw schoenen goed aansluiten en slipvast zijn;
• betreed uitsluitend stevige, stabiele, duurzame, effen en
droge oppervlakken;
• zorg ervoor dat u weet welke dakplaten in slechte staat zijn
en loop er niet op en loop evenmin op dakramen, die soms
moeilijk te zien kunnen zijn omdat ze vuil of verkleurd zijn;
• gebruik een vijf- of zevenpuntsharnas verbonden aan een
ankerpunt dat voldoende hoog en sterk is;
• zorg ervoor dat u opgeleid bent om het veiligheidsharnas
te gebruiken;
• zorg ervoor dat er een collega op de grond aanwezig is om
u te helpen.
Werk met platen op zwakke daken.
Denk eraan:
• altijd de voorkeur te geven aan collectieve boven persoonlijke beschermingsmiddelen;
• uitsluitend op hoogte te werken wanneer de weersomstandigheden uw veiligheid niet in gevaar brengen;
• op veilige afstand van bovengrondse elektriciteitskabels te blijven.
Klimmateriaal inclusief touwen en verankering moeten zo vaak worden gecertificeerd als volgens de
nationale wetgeving verplicht is en moeten voor elk gebruik worden geïnspecteerd.
Het is doorgaans veiliger om stellingen te gebruiken; deze moeten altijd de voorkeur krijgen als de taak ingewikkeld of tijdrovend is. Als u niet over de juiste vaardigheden beschikt, is het beter om werkzaamheden
op hoogte of op stellingen uit te besteden aan deskundige aannemers.
Lees voor meer informatie de niet-bindende leidraad voor werken op hoogte uitgegeven door het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie.
13.5.3 Werken in de buurt van bovengrondse elektriciteitskabels
Wanneer u in de buurt van bovengrondse elektriciteitskabels werkt, moet u op het volgende letten:
• U moet de hoogte van uw machine en het maximumbereik van de uitschuifbare delen kennen.
• Probeer te regelen dat de elektriciteitskabels worden verplaatst.
• Zorg voor een veilige vrije ruimte wanneer u in de buurt van elektriciteitskabels werkt; denk eraan dat de veilige
vrije ruimte afhangt van de spanning (bv. 7 m afstand bij 275-400 kV).
• Plaats veiligheidsborden om machinebedieners te waarschuwen en er zeker van te zijn dat ze zich bewust zijn
van het gevaar.
• Breng het traject van de bovengrondse elektriciteitskabels boven uw bedrijf in kaart en plaats waar nodig
afsluitingen.
• Informeer werknemers en aannemers van de trajecten van de bovengrondse elektriciteitskabels en van alle
veiligheidsmaatregelen.
67
13.6
Werken op de grond
In geval van ondergrondse leidingen of kabels moet u hun locatie op plannen aanduiden en hun exacte positie
met hiervoor bedoelde signalering aangeven. Op die manier zult u bij eventuele graafwerken weten waar
ondergronds gevaar dreigt. Dit is vooral belangrijk als er op uw terreinen ondergrondse elektriciteits-, gas- of
brandstofleidingen lopen. Zorg bij graafwerken voor adequate bescherming tegen het instorten van putten of
zijwanden. Wanneer u niet in de put aan het werk bent, moet u hem afschermen en waar mogelijk afdekken en
waarschuwingsbordjes plaatsen. Maak de put zo snel mogelijk opnieuw dicht. Vergeet niet dat dergelijke putten
een risico van verdrinking vormen als ze zich met water vullen.
13.7
Besloten ruimten
Silo’s, graanopslagkuilen, koelcellen en andere gesloten ruimten in combinatie met gevaarlijke omstandigheden
of stoffen worden als besloten ruimten beschouwd. Besloten ruimten kunnen gevaarlijk zijn omdat:
•
•
•
•
•
•
de hoeveelheid lucht en de luchtkwaliteit er onvoldoende kunnen zijn;
de zuurstofgehalten er laag kunnen zijn;
nevels, giftige gassen, dampen en explosieve gassen of stof de ruimte kunnen vullen;
de temperatuur en de vochtigheidsgraad er extreme waarden kunnen bereiken (hoog of laag);
er onvoldoende verlichting kan zijn;
u het moeilijk kunt hebben om eruit te raken.
Organiseer uw bedrijf en uw werkzaamheden zo dat er zo weinig mogelijk in besloten ruimten
moet worden gewerkt.
Mensen die aan claustrofobie lijden, kunnen een paniekaanval krijgen wanneer ze zich in een besloten ruimte
bevinden. Hun onvermogen om uit de besloten ruimte weg te raken, kan verstikking, een hitteberoerte, onderkoeling, uitdroging of een verergering hiervan veroorzaken. U moet ervoor zorgen dat besloten ruimten:
• niet vaak worden betreden en alleen als daar een goede reden toe is;
• alleen worden betreden nadat daarvoor toestemming is gegeven en onder toezicht;
• worden geventileerd en getest voordat ze worden betreden (test vooraf de luchtkwaliteit met een geschikte
gasdetector — gebruik nooit een naakte vlam om de luchtkwaliteit te testen aangezien dit een
ontploffing kan veroorzaken);
• voldoende en op een geschikte wijze worden verlicht.
Zorg ervoor dat silo’s voldoende
worden verlucht nadat ze zijn
ontsmet en voordat ze worden
betreden.
Gebruik geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (bv. ademhalingsapparaat) wanneer u mestputten, silo’s of andere ruimten betreedt waar de lucht mogelijk niet inadembaar is.
Werk altijd in teams van minstens twee personen: één persoon die in de besloten ruimte het werk
verricht, en een andere die erbuiten blijft om zo nodig noodhulp te bieden.
Er moeten nood- en evacuatieplannen, communicatieregelingen en alarmen beschikbaar zijn en deze
moeten allemaal getest zijn. Denk aan:
• alternatieve uitgangen;
• hoe u zult communiceren met de persoon die u helpt;
• hoe u alarm zult slaan als u hulp nodig heeft of in nood verkeert.
Gemakkelijk buiten raken: rust koelcellen
uit met noodontgrendelingsgrepen.
Vergeet niet dat in silo’s opgeslagen graankorrels en graangewassen heel licht ontvlambaar zijn.
Uw bedrijf moet zo zijn ingericht dat de silo’s op ruime afstand van ontstekingsbronnen gelegen zijn.
Laat roken nergens anders op de boerderij toe dan op de speciaal daartoe voorziene plaatsen.
Toegang tot besloten ruimten.
68
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
13.8
Opslagplaatsen, magazijnen, stapelen en arbeidsplaatsen
13.8.1 Opslagplaatsen en magazijnen
Bewaar chemische stoffen en diergeneesmiddelen achter slot (hoofdstuk 16: Gevaarlijke stoffen).
Zorg ervoor dat opslagruimten van chemische stoffen voldoende worden geventileerd.
Sla onverenigbare of gevaarlijke materialen nooit samen op.
Sla eetbare en niet-eetbare producten nooit samen op om kruisbesmetting of accidentele consumptie te
vermijden.
• Temperatuur en vochtigheidsgraad moeten worden beheerst, vooral in opslagruimten voor chemische stoffen.
• Als u grote hoeveelheden graankorrels en graangewassen opslaat, bestaat het gevaar dat er een explosieve
atmosfeer ontstaat (hoofdstuk 16: Gevaarlijke stoffen).
•
•
•
•
13.8.2 Stapelen
• Wees voorzichtig wanneer u producten, dozen of zakken stapelt. Ze
kunnen immers vallen en u ernstig verwonden.
• Zorg ervoor dat de stapels stabiel zijn en gebruik hekken of stangen
om zo veel mogelijk te verhinderen dat ze omvallen of wegrollen.
• Mobiele machines zoals verreikers of trekkers met frontladers moeten
zijn uitgerust met een constructie ter bescherming tegen vallende
voorwerpen (FOPS) om de bestuurder te beschermen.
• Controleer houten pallets aangezien ze kunnen rotten en breken.
• Stapel zoals door de fabrikant/leverancier wordt aanbevolen.
• Elke pallet moet een stevige basis hebben waarop hij kan worden
neergezet.
13.8.3 Arbeidsplaatsen
Als u binnen het bedrijf over een arbeidsplaats beschikt, mag u niet vergeten dat deze een hoogrisicogebied
is door het soort werkzaamheden dat er wordt verricht, en door de aanwezigheid van verschillende machines,
materialen en werktuigen.
Houd zeker de volgende regels in acht:
• Houd de arbeidsplaats net en ordelijk om de kans op ongevallen te verkleinen.
• Zorg ervoor dat de machines van hun beschermingsinrichtingen zijn voorzien en dat de instructies van de
fabrikant worden opgevolgd.
• Bewaar gereedschap en materiaal ordelijk en op daartoe voorziene plaatsen (hoofdstuk 14: Machines en
materiaal).
• Zorg voor voldoende verlichting in de arbeidsplaats.
• Als u in uw arbeidsplaats laswerkzaamheden verricht, zorg er dan voor dat ze goed verlucht wordt.
• Zorg ervoor dat er gebruiksklare (poeder-)blussers aanwezig zijn.
• Beheer de toegang tot de arbeidsplaats of houd ze waar nodig altijd gesloten.
69
13.9
Brandstofvoorraden en brandpreventie
Als u op uw bedrijf brandstof opslaat, zorg er dan voor dat:
• de opgeslagen hoeveelheden minimaal zijn;
• ze op geruime afstand van de hoofdgebouwen van de boerderij of van andere
frequent gebruikte zones van de boerderij worden opgeslagen;
• u de richtsnoeren van de leverancier op het gebied van veiligheidsafstanden
naleeft;
• de toegang ertoe kan worden beheerd;
• de installatie veilig is;
• de houders in goede staat zijn (controleer ze op gaten, corrosie, schade).
• u de zone onkruidvrij en vrij van puin houdt;
• er een detectiesysteem voor lekken en morsen is geïnstalleerd — inclusief
een hoorbaar waarschuwingssignaal;
• u maatregelen heeft getroffen met het oog op brandpreventie, brandbeheersbaarheid en brandbestrijding;
• u alle ontstekingsbronnen uit de buurt verwijdert;
• u mensen in of dicht bij de opslagzone verbiedt om te roken;
• de leverancier die uw brandstoftanks komt vullen, er veilig toegang toe heeft en tijdens het vullen de
veiligheidsprocedures naleeft.
13.10
Asbest
In veel landen zijn asbesthoudende platen als dakbedekking op oude boerderijen
heel gebruikelijk. Asbestvezels in asbestproducten en -platen zijn gevaarlijk
en kankerverwekkend als ze vrijkomen.
• Asbestdaken zijn relatief veilig als ze intact blijven. Loop niet op asbestdaken.
Ze zijn immers fragiel en breken nagenoeg altijd onder het gewicht van wie ze
betreedt.
• Als u een asbestdak heeft, probeer deze dan nooit zelf te verwijderen.
Contacteer een gekwalificeerd en gemachtigd aannemer om het te verwijderen. Zij zijn wettelijk verplicht om de bevoegde instantie op de hoogte te
stellen telkens wanneer ze de verwijdering van elk type asbest of asbesthoudend
materiaal inclusief asbesthoudende platen plannen.
• Verwijder alle asbesthoudende materialen via een erkend aannemer.
• Zaag of boor nooit in asbesthoudende elementen — als u dit doet, komen er vezels in de lucht en worden
ze veel gevaarlijker.
• Asbesthoudende waterleidingen zijn ook relatief veilig zolang ze niet worden verwijderd en intact blijven.
13.11
Boerderijwinkels en gastenkamers
Als u gastenkamers aanbiedt of een boerderijwinkel uitbaat, zorg er
dan voor dat uw gasten en klanten (hoofdstuk 12: Bezoekers en
derden) niet worden blootgesteld aan risico’s en niet op gevaarlijke
plaatsen kunnen komen. Sluit deze zones af, plaats bordjes of
een omheining om te verhinderen dat mensen, vooral kinderen,
ze betreden.
Begeleid bezoekers in de buurt van de dierenverblijven en laat
niet toe dat ze omheinde ruimten met dieren betreden. Bezoekers
zijn mogelijk niet vertrouwd met het gedrag en de gewoonten van
dieren en merken het daarom misschien niet op wanneer een dier
angstig of geagiteerd is.
Sla brandstoffen veilig op.
70
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
De eigenaar van een veebedrijf probeerde een baal
hooi op te tillen met zijn vorkheftruck. De ronde
balen waren te hoog gestapeld en waren instabiel: de balen raakten los, rolden naar beneden
en verpletterden de bestuurder omdat de cabine
van zijn vorkheftruck niet was uitgerust met een
constructie ter bescherming tegen vallende voorwerpen (FOPS). De man moest drie maanden in
het ziekenhuis blijven en heeft nog altijd ernstige
wervelkolomproblemen. Omdat hij het werk op zijn
boerderij niet meer alleen aankan, moet hij nu een
beroep doen op bezoldigde arbeidskrachten.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Bij het stapelen van de balen had hij een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen dat:
Wat kan er verkeerd lopen?
•
•
•
•
ronde balen onstabiel kunnen worden
ronde balen kunnen moeilijk veilig te benaderen en te verwijderen zijn
ronde balen kunnen naar beneden rollen/vallen
ronde balen kunnen machines beschadigen en mensen verpletteren.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, gezien
• de vorm, de grootte en het gewicht van ronde hooibalen;
• het feit dat wanneer ronde balen te hoog worden gestapeld, de hele stapel uit balans raakt als er één baal
wordt weggenomen;
• het feit dat de vorkheftruck niet was uitgerust met een constructie ter bescherming tegen vallende voorwerpen
(FOPS).
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• schade aan machines, ernstig letsel, overlijden.
Welke beheersmaatregelen had hij moeten nemen om de risico’s te
beperken?
Hij had
• de ronde balen minder hoog en in een stabiele configuratie moeten stapelen;
• de ronde balen veiliger moeten schikken en hun stabiliteit in de gaten moeten houden;
• de vorkheftruck moeten uitrusten met een constructie ter bescherming tegen vallende voorwerpen (FOPS).
71
hoofdstuk 14
Machines en
materiaal
Bij nagenoeg elk type landbouwactiviteit worden machines gebruikt.
Ongeacht het soort bedrijf dat u uitbaat of de mate van mechanisering, u maakt
onvermijdelijk in zekere mate gebruik van machines. Deze kunnen de vorm aannemen van een voertuig met een cabine waarin de bestuurder zit en tijdens het
rijden de besturingsorganen bedient (bv. trekker, maaimachine, vorkheftruck)
of van een stationaire machine die door een aftakas (Power Take-Off, PTO) van een
trekker wordt aangedreven, of door elektriciteit, water of met de hand.
14.1
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Aan machines verbonden
gevaren
• Aankoop van machines
• Ingebruikneming van
machines
• Veilig gebruik van machines
• Kinderen en machines
• Accessoires
• Onderhoud en reparaties
• Ontmanteling van
machines/materiaal
• Werktuigen en
arbeidsplaatsen
• Casestudy
Aan machines verbonden gevaren
Hoewel machines onze levens in de eerste plaats gemakkelijker maken, kunnen ze ook gezondheids- en
veiligheidsproblemen veroorzaken.
Het bedienen van een machine kan de gebruiker aan verschillende gevaren blootstellen, die verbonden
zijn aan beweging of aan mechanische acties zoals snijden of plooien. Typische voorbeelden zijn:
•
•
•
•
•
ronddraaiende assen, wielen of schijven;
ronddraaiende boren, wormen of spiralen in een behuizing;
ronddraaiende trommels, puntrollers of grondstampers;
knelpunten;
heen-en-weer-, oscillerende of schuifbewegingen.
Een eenvoudige methode om met aan machines verbonden gevaren rekening te houden, is uzelf vijf basisvragen stellen in verband met de machine en de ernst van mogelijke letsels in aanmerking nemen.
1. Gekneld zitten: kan ik een letsel oplopen doordat een ledemaat bekneld raakt of verpletterd wordt als de
machine zich sluit of voorbijrijdt (bv. kuilvoergrijper, verpletterd door een traag rijdend voertuig)?
2.Impact: kan ik een letsel oplopen door de bewegingssnelheid (bv. geraakt door bewegende voertuigen,
heipaalrammers)?
3.Contact: kan ik een letsel oplopen door contact met scherpe, onder spanning staande, warme of koude
onderdelen (bv. kettingzaagblad, cirkelzaag)?
4.Verstrikt raken: kan ik een letsel oplopen doordat ik in de machine wordt getrokken of verstrikt raak
in de bewegende delen (bv. PTO-as, klepelmaaiers, maaidorser)?
72
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
5. Uitwerpen: kan ik een letsel oplopen door materialen die door
de machine worden uitgeworpen, met kracht uitgestoten (bv.
houtversnipperaar, cirkelzagen)?
Het is belangrijk op te merken dat een machine meer dan één van
de bovenstaande risico’s kan inhouden (bv. een cirkelzaag kan
letsel veroorzaken door contact met het zaagblad en door hout dat
wordt uitgeworpen, en een maaidorser kan letsel veroorzaken door
impact en door verstrikking).
Om de aan machines verbonden risico’s met succes te beheersen, is
het belangrijk in te zien dat mechanische beschermingsinrichtingen,
hoewel ze van essentieel belang zijn en niet mogen worden verwijderd, niet alle risico’s kunnen wegnemen. Het is ook noodzakelijk zich passend te gedragen in de buurt
van machines, eenvoudige regels na te leven en beheer en toezicht te houden (bv. door niet te snel te rijden,
een duwlat te gebruiken bij de cirkelzaag, machines uit te schakelen voor u hinderende elementen wegneemt).
Veel ongevallen met machines gebeuren bij het installeren, het verhelpen van defecten en het onderhoud van
machines. Deze handelingen mogen alleen door deskundigen en met de grootste omzichtigheid worden verricht.
Daarnaast bestaan nog bijkomende risico’s die niet louter mechanisch van aard zijn, waaronder elektrische
en hydraulische risico’s, temperatuurgebonden risico’s, trillingen, lawaai enz.
Aan elektriciteit verbonden gevaren:
• elektrische schok door direct contact met onderdelen onder stroom (accidenteel contact met onderdelen die
normaal onder stroom staan) of indirect contact (contact met onderdelen die na een defect onder stroom
zijn komen te staan);
• brandwonden;
• brand of ontploffing door elektrische vonken of door oververhitting van elektrisch materiaal.
Voorbeeld: contact met versleten draden van lasapparatuur
Extreme temperaturen:
• contact met of nabijheid van heel warme machineonderdelen, met pijn en brandwonden tot gevolg;
• contact met heel koude onderdelen, met gevoelloosheid of bevriezing tot gevolg.
Voorbeeld: contact met een bewegend machineonderdeel dat in werking is geweest
Lawaai: langdurige blootstelling aan machinegeluiden is de belangrijkste oorzaak van gehoorschade door beroepsmatige blootstelling aan lawaai. Het is belangrijk op te merken dat dit soort gehoorschade niet met hoorhulpmiddelen
kan worden verholpen. De schade aan het gehoor is cumulatief en onomkeerbaar, maar meestal is de aan lawaai
blootgestelde persoon zich niet bewust van de schade die wordt aangericht. Blootstelling aan hoogenergetisch
geluid kan tot plots gehoorverlies leiden. Blootstelling aan geluid wordt ook in verband gebracht met andere
gehoorstoornissen zoals tinnitus (waarneming van geluid zonder dat er een externe bron aanwezig is).
Voorbeeld: kettingzaaggebruik
Trillingen: blootstelling aan trillingen die via de voeten of de zitplaats op het hele lichaam worden overgedragen,
kan spier- en skeletaandoeningen zoals rugpijn en beschadiging van de wervelkolom veroorzaken of verergeren.
Blootstelling van het hand-armsysteem aan trillingen kan schade veroorzaken aan bloedvaten in de vingers en
handen („witte vingers”) en aan het perifere zenuwstelsel, pezen, spieren, botten en gewrichten van de handen
en armen. Dit wordt nog verergerd door roken dat de bloedvaten vernauwt.
73
Voorbeeld: trekker
Glij-, struikel- en valpartijen: wees voorzichtig op bepaalde machineonderdelen zoals treeplanken, werkplatformen, loopbruggen, paden, hellingen, trappen, trapladders, ladders, vloeren enz.
Snij- of prikwonden: vooral aan verroeste metalen onderdelen (bv. bij het gebruik van een heggenschaar).
14.2
Aankoop van machines
Wanneer u een machine, werktuig, accessoire of ander materiaal aankoopt, moet u het volgende in gedachten
houden:
• Is de machine geschikt voor het werk?
• Kunt u het werk met de machine op een veilige, gemakkelijke, snelle en comfortabele manier uitvoeren?
• Is de machine voorzien van CE-markering en beschikt ze over een certificaat van overeenstemming
als bewijs dat ze aan de betrokken richtlijnen/normen voldoet?
• Is de zitplaats/cabine voor de operator gemakkelijk toegankelijk voor de operator (opstap, ladders,
deuren)?
• Kunt u de machine snel en gemakkelijk verlaten als dat nodig is?
• Is de zitplaats van de operator ergonomisch en zijn de besturingsorganen ergonomisch geplaatst,
gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen?
• Zijn er armleuningen, een rugleuning en voetsteunen aanwezig?
• Zijn er maatregelen getroffen om de blootstelling van de operator aan trillingen te verminderen?
• Is de machine uitgerust met een zwaailicht?
• Is ze uitgerust met klimaatregeling en een stoffilter?
• Wat is het geluidsniveau van de machine? Zijn er geluidsabsorberende materialen aangebracht? Is
de cabine voorzien van geluidsisolatie?
• Wordt het zicht van de operator belemmerd?
• Wordt de operator beschermd tegen dampen?
• Zijn veiligheidsgordels noodzakelijk — zijn ze aanwezig?
• Moet ze met een noodstopknop of uitschakelschakelaar voor de aftakas (PTO) zijn uitgerust?
• Heeft de fabrikant de machine uitgerust met basisveiligheidsinrichtingen ter bescherming tegen
omkantelen, vallende voorwerpen, binnendringende voorwerpen en brand?
• Wie zal de machine onderhouden?
• Wie zal de opleiding in verband met het veilig gebruik ervan geven?
Door in de aankoopfase de juiste vragen te stellen, kunt u latere problemen voorkomen.
14.3
Ingebruikneming van machines
Voor u de machine in gebruik neemt, is het van levensbelang dat u goed begrijpt hoe u
de machine veilig kunt gebruiken. Probeer nooit om de machine te bedienen of laat
nooit toe dat iemand anders de machine bedient zonder te weten hoe ze correct
en veilig moet worden bediend. Ongeacht of de leverancier u zal opleiden of dat u zelf
de handleiding leest, zorg er altijd voor dat u de basisfuncties en de veiligheidsvoorzieningen
van de machine goed begrijpt. Wanneer de machine is gestart, kan het immers moeilijk zijn
om de machine onder controle te houden, te manoeuvreren, te stoppen of in een andere
modus te zetten. Leid meer dan één gebruiker op zodat ze elkaars problemen kunnen
oplossen en elkaar veilig kunnen aflossen.
14.4
Veilig gebruik van machines
Bij het gebruik van machines en materiaal
moet de handleiding altijd worden gevolgd.
Gebruik machines altijd volgens de instructies van de fabrikant. Zorg ervoor dat de beschermingsinrichtingen
van bewegende machineonderdelen of transmissieassen altijd gemonteerd zijn. Verwijder nooit beschermingsinrichtingen en negeer evenmin noodstopfuncties.
74
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Verklein het risico om in bewegende onderdelen
verstrikt te raken door geen losse jassen of vesten,
losse mouwen, losse schoenveters, juwelen, losse
kragen of lang haar los te dragen. Werk niet met
machines als u alcohol heeft gedronken, drugs
heeft gebruikt of geneesmiddelen heeft ingenomen die slaperigheid kunnen veroorzaken.
Werk niet met machines als u zich slaperig,
moe of onwel voelt, als u onvoldoende bent
opgeleid en als de weersomstandigheden de
zichtbaarheid beperken of het gebruik van
de machine op om het even welke manier
onveilig maken.
Om sommige machines op wielen te mogen besturen, moet de
Bij langdurig machinegebruik worden operatoren
operator over een licentie beschikken — zorg ervoor dat u voor
blootgesteld aan vermoeidheid, stress en angst,
alle gebruikers over alle nodige licenties beschikt.
door lawaai veroorzaakt gehoorverlies, aandoeningen aan het bewegingsapparaat (Musculoskeletal Disorders, MSD’s), lichamelijke klachten als gevolg
van repeterende bewegingen (Repetitive Strain Injuries, RSI’s), hand-armtrillingen die kunnen leiden tot de
ziekte van Raynaud, witte vingerziekte enz.
Inspecteer machines altijd voor elk gebruik. Controleer onder andere of de beweegbare transmissieassen
en beschermingsinrichtingen intact zijn. Controleer ook de remmen, bandenspanning, zij- en achteruitkijkspiegels,
het water-, olie- en brandstofpeil, de alarm- en stoplichten en hoorbare waarschuwingssignalen (bv. het
achteruitrijdsignaal). Besteed ook aandacht aan de tankprocedure: de motor/machine moet uitgeschakeld
zijn, de slangen moeten correct worden geplaatst. Houd het brandstofpeil in de gaten, rook niet en houd
brandbestrijdingsmateriaal bij de hand.
14.5
Kinderen en machines
Als kinderen in een landbouwomgeving overlijden, zijn er vaak machines in het spel. Sluit machines af als ze
niet worden gebruikt en bewaar de sleutels buiten het bereik van kinderen. Laat niet toe dat uw of andere
kinderen in machines spelen of ze bedienen. Dat is illegaal en gevaarlijk (hoofdstuk 11: Kinderen).
Vermijd het gebruik van bepaalde machines als er kinderen of bezoekers aanwezig zijn.
14.6
Accessoires
Accessoires die aan de machine worden bevestigd, moeten op de trekhaak worden gemonteerd en daarbij
moeten de instructies strikt worden opgevolgd. Breng geen „eigen” wijzigingen aan machines aan, want deze
zijn gewoonlijk heel onveilig. De fabrikant heeft deze niet gepland en ze kunnen andere gebruiken hinderen
of veiligheidsfuncties uitschakelen. Daardoor kan het materiaal niet geschikt zijn voor het werk waarvoor
u het gebruikt.
Til achteraan gemonteerde accessoires op in bochten.
Ga traag en zonder schokken te werk bij het optillen en
neerlaten ervan.
Om kracht van een zelfrijdende machine naar een accessoire
of een aparte machine over te brengen, kan een aftakas (PTO)
worden gebruikt. PTO-assen zijn een veel voorkomende oorzaak van letsels in de landbouwsector. Deze ongevallen zijn
het vaakst te wijten aan een kledingstuk, soms niet groter
dan één draad, dat door een ronddraaiend onderdeel wordt
gegrepen. Het kledingstuk en de persoon die het draagt,
worden in minder dan een seconde in de as getrokken, vaak
met een amputatie of zelfs de dood tot gevolg.
75
PTO-assen mogen NOOIT worden gebruikt zonder de beschermingsinrichting die de draaiende as veilig afschermt, zonder U-vormige
bescherming over de asstomp en O-vormige bescherming op het
koppelpunt tussen de PTO en de machine. Zelfs als alle beschermingsinrichtingen aanwezig zijn, blijft voorzichtigheid geboden in
de buurt van PTO-assen die door een trekker worden aangedreven.
Zorg er ook voor dat de kettingen die moeten verhinderen dat de
beschermingsinrichting zelf gaat draaien, bevestigd zijn. Vergeet
niet dat als de beschermingsinrichting niet correct gemonteerd is
of als ze op enige wijze beschadigd is, ze waarschijnlijk niet de
verwachte bescherming en vaak helemaal geen bescherming zal
bieden. Beschermingsinrichtingen moeten perfect passen en van
CE-markering zijn voorzien. Volg de instructies van de fabrikant
op de voet wanneer u PTO-assen aankoppelt en beschermingsinrichtingen monteert.
Beschermingsinrichtingen voor aftakassen zijn de laatste jaren enorm verbeterd; u kunt echter voorkomen
dat ze beschadigd raken door ze correct te onderhouden, wat ook correct invetten en smeren inhoudt —
dit zal de levensduur van de beschermingsinrichtingen aanzienlijk verlengen. Het is ook belangrijk om
er voorzichtig mee om te gaan zonder schokken wanneer u ze met mobiele apparatuur gebruikt. Door
onzorgvuldig rijgedrag, in het bijzonder bij het nemen van scherpe bochten en het achteruitrijden, kunnen
ze immers beschadigd raken.
14.7
Onderhoud en reparaties
Onderhoud en reparaties mogen alleen door bekwame/geschoolde mensen
worden uitgevoerd. Anders loopt u de kans dat er zich op de meest onverwachte momenten een probleem voordoet en dat de reparatie u veel meer kost
dan een routineonderhoud door een gediplomeerd technicus of mecanicien.
Ongeschoolde mensen die op hun eentje onderhoud of reparaties uitvoeren,
lopen ook een groter risico om zelf gewond te raken.
Tref de nodige regelingen zodat het onderhoud plaatsvindt op de door de fabrikant
voorgestelde tijdstippen en zorg ervoor dat een geschoold technicus of mecanicien
het routineonderhoud uitvoert. Hang een kaart op de machine of in de cabine
met de datum van de volgende onderhoudsbeurt. Stel reparaties niet uit. Als het
materiaal is uitgerust met inrichtingen voor onderlinge vergrendeling, moeten deze
worden gecontroleerd en onderhouden en mogen ze nooit worden uitgeschakeld
om de machine toch te kunnen gebruiken. Mechanische problemen verdwijnen
nooit vanzelf: integendeel, ze kunnen erger worden en een directe bedreiging
vormen voor uw leven of dat van anderen. Sluit defecte machines af of markeer
ze om te voorkomen dat ze worden gebruikt. Verwijder de sleutels en plaats een
nota of een slot op de machine/het contactslot of de versnellingspook.
Het is aan te bevelen en in sommige landen is het wettelijk verplicht om een
onderhouds- en reparatieboekje bij te houden. Dit kan in de vorm van een
register zijn waarin de werkzaamheden aan de machine worden genoteerd, of
het kan voldoende zijn om de rekeningen van de technicus met een beschrijving
van het uitgevoerde werk bij te houden. Het is belangrijk om de geschiedenis
van de machine te kennen. Ongeacht of dit al dan niet wettelijk verplicht is,
is het nuttig en vraagt het niet veel tijd om dit te doen telkens wanneer uw
machine wordt onderhouden of gerepareerd.
Voer onderhoud uit in uw arbeidsplaats voor
u problemen krijgt op het veld.
Gebruik nooit materiaal of
machines die niet goed zijn
onderhouden.
76
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
14.8
Ontmanteling
Wanneer uw machine versleten is of aan vervanging toe is, moet u een veilige en doeltreffende manier vinden
om ze af te danken. Kapot of ongewenst materiaal ergens op uw terrein dumpen is geen oplossing omdat
achtergelaten machines gaan roesten, ongedierte aantrekken en gevaarlijk kunnen zijn voor kinderen die ze
als een aantrekkelijke en opwindende speelplek beschouwen. Om te voorkomen dat een kind bij het spelen in
uw oude machine gewond raakt, moet u ze door de leverancier of een recyclagebedrijf laten weghalen. Zij zijn
doorgaans wettelijk verplicht om de machine te recycleren en zullen dit maar zelden weigeren (vooral niet als
u nieuw materiaal bij hen aankoopt of als er een recyclingprogramma loopt).
14.9
Werktuigen en arbeidsplaatsen
Hand- en werkbankgereedschap worden dan wel niet als zware
machines beschouwd, toch kunnen ze een even groot gevaar
vormen. Let er bij hun aankoop op dat ze aan de specificaties
voldoen en met beschermingsinrichtingen zijn uitgerust. Zorg er
altijd voor dat u:
• de instructies van de fabrikant opvolgt;
• het gereedschap schoon, correct onderhouden en in goede staat
houdt;
• het gereedschap alleen gebruikt voor het doel waarvoor het
bestemd is;
• de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen draagt.
Een kettingzaag bijvoorbeeld is in de land- en bosbouwsector een van de meest gevaarlijke handgereedschappen
en is elk jaar verantwoordelijk voor letsels en dodelijke letsels bij landbouwers en zelfs bij veel beroepshouthakkers. Voor meer informatie over kettingzagen, lees hoofdstuk 21: Bosbouw.
Als u een arbeidsplaats heeft:
✔✔ houd die dan net en ordelijk (hoofdstuk 13:
Infrastructuur);
✔✔ zorg ervoor dat de elektrische installatie wordt gecontroleerd en dat de naam en het telefoonnummer van
een gediplomeerd elektricien op de elektriciteitskast
is aangebracht;
✔✔ zorg voor passende verluchting en verlichting van de
arbeidsplaats;
✔✔ zorg voor geschikte (poeder)blusapparaten binnen
handbereik;
✔✔ dank ongeschikt gereedschap af (versleten, beschadigd);
✔✔ neem werktuigen niet vast bij hun bladen;
✔✔ laat kinderen of niet-opgeleide personen niet toe tot
uw arbeidsplaats (hoofdstuk 11: Kinderen).
77
Casestudy
Een landbouwer vond het de moeite niet meer waard om zijn
katoenplukmachine te laten repareren en dumpte haar in een
veld in de buurt. De plek werd al snel een geliefd speelterrein
voor schooljongens uit het nabijgelegen dorp. Door roest en slijtage is de cabine plots ineengezakt terwijl er zes jongens in aan
het spelen waren. Ze liepen allemaal schrammen en builen op
en een van hen moest met een tetanusinfectie in het ziekenhuis
worden opgenomen omdat een roestig stuk metaal zijn been had
doorboord.
Wat had de landbouwer moeten doen?
De landbouwer had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• Letsels bij kinderen die het als speelterrein gebruiken
• Letsels door contact met het materiaal
• Gebruik als nestplaats door ongedierte.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, gezien:
• de ongecontroleerde toegang tot de locatie;
• de nieuwsgierigheid van mensen en vooral van kinderen;
• het geleidelijk verroesten van het materiaal;
• ongedierte in ongebruikte machines.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, tetanusinfectie (mogelijk met fatale afloop).
Welke beheersmaatregelen had hij moeten nemen, indien hij de
situatie vooraf had beoordeeld?
Hij had
• toegang tot de locatie kunnen voorkomen;
• de machine kunnen laten weghalen;
• een vakman kunnen vragen om het materiaal te ontmantelen/recycleren;
• het materiaal als metaalschroot kunnen verkopen.
Wanneer u materiaal weggooit, blijft u er verantwoordelijk voor.
78
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 1 5
Vervoer en
voertuigen
Vervoer en gebruik van diverse voertuigen maken
deel uit van nagenoeg alle landbouwactiviteiten,
inclusief het vervoer van:
• vee;
• gewassen en andere producten;
• diervoeders en strooisel;
• machines en materiaal;
• hout; en
• arbeidskrachten.
Wereldwijd zijn voertuigen en machines op wielen verantwoordelijk
voor tot 50 % van alle dodelijke ongevallen in de landbouwsector.
Hierbij gaat het zowel om over de kop gaan (omkantelen), verlies van controle,
valpartijen, verpletterd worden, overreden worden, botsen en verstrikt raken.
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Voertuigen in de landbouw
Veilig gebruik van trekkers
Terreinvoertuigen (ATV’s)
Zelfrijdende machines op
wielen
Laden en lossen
Planning van de rit
Oorzaken van ongevallen
Menselijke vaardigheden en
gedrag
Voertuigonderhoud
Veevervoer
Verkeersregeling binnen het
bedrijf
Voor vervoer gebruikte
dieren
Vervoer over water
Casestudy
De term „vervoer” dekt twee verschillende werkomgevingen: weg van de openbare weg (laden en lossen) en op de openbare weg (verplaatsingen). Daarom
moet u in het kader van veilig vervoer zowel de veiligheid op de werkplek als
de veiligheid op de openbare weg bekijken.
15.1
Voertuigen in de landbouw
De meest gebruikte voertuigen bij landbouwactiviteiten zijn:
•
•
•
•
trekkers en aanhangwagens;
laders en verreikers;
terreinvoertuigen (ATV’s) en jeeps;
zelfrijdende machines op wielen (bv. maaimachine, katoenplukmachine).
De trekker is het belangrijkste voertuig in de landbouwsector. Hij kan door de landbouwer worden gebruikt:
• om toegang te krijgen tot anders ontoegankelijke locaties;
• om werktuigen aan te drijven en diverse landbouwactiviteiten te verrichten zoals grondbewerking, oogsten
en dierlijke mest, meststoffen en pesticiden aanbrengen;
• om goederen en gewassen te vervoeren op aanhangwagens.
15.2
Veilig gebruik van trekkers
✔✔ Rust trekkers uit met een cabine met een kantelbeveiligingsinrichting (Rollover Protective Structure, ROPS) en een veiligheidsgordel.
✔✔ Bevestig signalering en reflectoren op getrokken werktuigen.
✔✔ Geef alle trekkerbestuurders passende richtsnoeren voor activiteiten op de weg en op het veld.
✔✔ Zorg ervoor dat u altijd weet waar uw gezinsleden en werknemers
zijn wanneer u met de trekker werkt.
✔✔ Houd een EHBO-koffer en een poederblusser in de trekker.
79
✔✔ Schakel de aftakas uit als hij niet wordt gebruikt.
✔✔ Verwijder geen schilden of beschermingsinrichtingen.
✘✘ Laat de sleutel nooit in het contact zitten.
✘✘ Laat de motor van de trekker nooit draaien terwijl u werkzaamheden op de grond of op
de trekker verricht.
✘✘ Neem nooit passagiers mee, tenzij er voor hen een zitplaats met veiligheidsgordel beschikbaar is.
✘✘ Tank nooit terwijl de motor van de trekker draait.
Onderwerp uw trekker altijd aan een snelle controle voor u ermee
begint te werken.
Hoewel trekkers almaar veiliger worden, zijn ze toch nog steeds verantwoordelijk voor een groot aantal landbouwongevallen. Voor u uw trekker begint te gebruiken, is het belangrijk te controleren dat:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
de bandenspanning in orde is, om het omkantelrisico te verkleinen;
de opstap schoon en droog is, om het risico van glij- en valpartijen te verkleinen;
er voldoende transmissieolie is, om het transmissiesysteem te beschermen;
de handrem werkt, om het risico te verkleinen dat de trekker
wegglijdt/wegrolt en mensen verplettert;
de hydraulische olie en leidingen in goede staat zijn, om het
risico van defecten te verkleinen;
de cabinevloer schoon is, om het risico te verkleinen dat er
materiaal tussen de pedalen raakt;
alle ruiten schoon zijn, voor een goede zichtbaarheid;
de rempedalen werken, om het voertuig indien nodig snel tot
stilstand te brengen;
er voldoende water in de radiator is, om de motor tegen oververhitting te beschermen;
de lichten en spiegels naar behoren werken, om veilig te
kunnen rijden;
er voldoende motorolie is, om de motor te beschermen.
Wees er zeker van dat de trekker goed onderhouden is.
De veilige stopprocedure
1.
2
3
4
5
Breng de trekker tot stilstand op een veilige plaats.
Ontkoppel en schakel de besturingsorganen uit.
Trek de handrem aan.
Zet de werktuigen op de grond.
Schakel de trekker uit en haal de sleutel uit het contact.
15.3
Parkeer uw trekker op een veilig manier.
NU PAS MAG U UITSTAPPEN.
Terreinvoertuigen (ATV’s)
Terreinvoertuigen (ATV’s) worden in de land- en bosbouw intensief gebruikt. Ze zijn echter verantwoordelijk voor
een groot aantal overlijdens en ernstige letsels ten gevolge van kantelongevallen, hun slechte mechanische
toestand, de rijvaardigheid en het gedrag van de bestuurder (te snel rijden), het vervoer van passagiers en
verkeerde handelingen.
Voor u een ATV koopt, moet u zorgvuldig overwegen wat u precies nodig heeft (bv. vermogen en snelheid) en
op welk terrein u de ATV zult gebruiken (bv. ruw, heuvelachtig en oneffen terrein).
Zorg ervoor dat de bandenspanning correct is en dat alle beschermingsinrichtingen steeds gemonteerd zijn,
vooral de treeplanken. Overschrijd de toegelaten belasting vooraan en achteraan niet. Volg de instructies van
80
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
de fabrikant bij de montage en het gebruik van accessoires. Pas uw ATV niet aan uw eigen wensen aan of
wijzig hem niet. Dit kan immers de instabiliteit vergroten en kantelongevallen veroorzaken.
Veilige praktijken
• Volg een professionele opleiding over het veilig
gebruik van uw ATV.
• Draag aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals een helm en veiligheidslaarzen.
• Rijd niet te snel om de controle over het voertuig
niet te verliezen.
• Blijf in een lage versnelling wanneer u hellingen
afdaalt, bochten neemt en werktuigen gebruikt.
• Neem nooit passagiers mee op een ATV, tenzij
deze specifiek is ontworpen om twee personen te
vervoeren.
• Laat niet-opgeleide personen nooit met een ATV
rijden. Verbied het ook aan iedereen die onder
invloed is van alcohol of drugs.
• Houd kinderen weg van ATV’s en hun accessoires.
• Pas alle besturingsorganen aan zodat u ze veilig en comfortabel kunt bedienen wanneer u neerzit — als
dit niet mogelijk is, schakel de motor uit en controleer of alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen
voordat u aanpassingen uitvoert.
15.4
Zelfrijdende machines op wielen
Aan zelfrijdende machines op wielen (bv. maaimachines, laders, verreikers, katoenplukmachines) zijn nagenoeg
al dezelfde gevaren verbonden als aan trekkers en ATV’s, naast de bijkomende gevaren die aan de machine en
het materiaal in kwestie zijn verbonden (hoofdstuk 14: Machines en materiaal).
15.5
Laden en lossen
De eerste fase bij vervoer is het laden van het voertuig. Bij het laden van een voertuig moet u onder andere
oog hebben voor:
•
•
•
•
•
•
•
de geschiktheid van het voertuig voor de taak;
een veilig middel om de lading op het voertuig te plaatsen;
de verdeling en het evenwicht van de lading;
stapelhoogte en stabiliteit;
het afdekken van gewassen of goederen;
het zekeren van de lading;
de zichtbaarheid voor de bestuurder (de lading mag het gezichtsveld
van de chauffeur niet belemmeren);
• de veiligheid van de bestuurder (de lading mag de bestuurder niet
raken bij een plotselinge remmanoeuvre of een botsing).
Lossen
• Doe een visuele controle van de lading voordat u de lading begint te lossen.
• Controleer of de lading verschoven is of onstabiel is geworden.
• Bedenk of en hoe de lading zal bewegen als de kettingen, touwen of riemen die de lading op haar plaats
houden, worden losgemaakt of verwijderd.
• Neem voldoende afstand als materiaal begint te schuiven of naar beneden valt.
• Probeer niet om vallend materiaal tegen te houden als u daarbij gewond kunt raken.
• Zorg ervoor dat u over geschikte middelen beschikt om de lading te lossen.
• Berg na het lossen alle kettingen, touwen, riemen, spanners en alle andere losse materialen veilig op zodat
ze niet per ongeluk van het voertuig kunnen vallen.
81
Laat nooit toe dat mensen samen met gewassen of dieren worden vervoerd. Voor het laden en lossen
van dieren, zie hoofdstuk 19: Veehouderij.
15.6
Planning van de rit
Hoewel vervoer doorgaans een dagelijkse routineactiviteit is, kan het een grote invloed hebben op
het goede verloop van de werkdag.
Denk aan alle vervoersactiviteiten in termen van:
Veilig laden is van cruciaal belang voor alle
weggebruikers.
• het uur van de dag of de nacht dat voor uw vervoersactiviteiten het best geschikt is; langzaam rijdende
landbouwmachines kunnen het gevaar voor uzelf en de andere weggebruikers immers vergroten wanneer
het erg druk is op de weg;
• de beste route (in sommige landen gelden beperkingen voor het gebruik van snelwegen door langzaam
rijdende landbouwvoertuigen);
• het vervoersmiddel (trekker en aanhangwagen, vrachtwagen, bestelwagen, jeep, ander voertuig, trein,
vaartuig enz.);
• de duur van de rit (de duur van de rij- en rusttijden per bestuurder is doorgaans strikt gereglementeerd);
• de bestuurder (vaardigheden, beschikbaarheid);
• het type lading en de noden ervan (hout, dieren, mensen);
• de rijklaarheid van het voertuig (mechanische toestand);
• de risico’s voor andere weggebruikers.
Uw rit plannen helpt u om proactief beslissingen te nemen en maatregelen te treffen om problemen, onnodige
vertragingen of ongevallen te voorkomen. Zorg ervoor dat u bij een pechverhelpingsdienst bent aangesloten.
15.7
Oorzaken van verkeersongevallen
Verkeersongevallen worden beïnvloed door de volgende factoren:
•
•
•
•
menselijke vaardigheden en gedrag;
toestand van het voertuig;
toestand van het wegennet;
weersomstandigheden.
Aangezien u doorgaans heel weinig kunt doen aan de toestand van het wegennet (behalve reparaties of
onderhoud aanvragen) en u aan het weer niets kunt veranderen, moet u zich concentreren op de vaardigheden
en het gedrag van de bestuurder en op het onderhoud en de staat van het voertuig. Probeer bij het rijden in de
mate van het mogelijke wegen te vermijden die als gevaarlijk bekend staan en gebieden die bekend zijn om
hun onstabiele bodem, vallende rotsblokken, aardverschuivingen en steile hellingen. Vermijd ook wegen dicht
bij kliffen en probeer te vermijden dat u op snelwegen moet rijden of deze moet oversteken.
82
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
15.8
Menselijke vaardigheden en gedrag
Zorg ervoor dat de bestuurder
✔✔ over een geldig rijbewijs voor de desbetreffende voertuigcategorie beschikt;
✔✔ fit is om de rit te maken:
✘✘ geen geneesmiddelen neemt die slaperigheid veroorzaken;
✘✘ zich niet slaperig of onwel voelt;
✘✘ geen alcohol heeft gedronken;
✔✔ niet onder tijdsdruk staat (vermijd spitsuren);
✔✔ er een veilige rijhouding op na houdt;
✔✔ de verkeersregels naleeft;
✔✔ geconcentreerd achter het stuur zit;
✔✔ zijn rijgedrag aan de toestand van de weg aanpast;
✔✔ attent is voor andere weggebruikers:
✘✘ niet onbeschoft, agressief of impulsief is;
✔✔ altijd zijn veiligheidsgordel draagt;
✔✔ alleen handenvrij belt of andere communicatiesystemen
gebruikt;
✔✔ de lichten van het voertuig inschakelt wanneer dit nodig is;
✔✔ de voertuigdeuren dicht en gesloten houdt.
Daarnaast moet u:
• ervoor zorgen dat slechte weersomstandigheden het rijvermogen niet negatief beïnvloeden en rekening
houden met de weersvoorspellingen;
• uw chauffeur zeggen dat hij langs de kant van de weg moet gaan staan en rusten als hij zich slaperig
of moe voelt, in plaats van te proberen om toch zijn bestemming te bereiken;
• ervoor zorgen dat de te vervoeren ladingen afgedekt zijn en gezekerd zijn tegen vallen: sleep
geen buitensporige ladingen met onberemd materiaal en vervoer nooit mensen samen met vee,
gewassen of andere materialen.
15.9
Noodsituaties
In noodsituaties zoals pannes of botsingen:
•
•
•
•
•
probeer op een veilige plaats te stoppen;
bel bij een botsing uw nationaal noodnummer als er gewonden zijn;
contacteer uw pechverhelpingsdienst;
breng indien nodig uw werkgever op de hoogte;
draag een veiligheidsvest, maak waar mogelijk de zone veilig en zorg ervoor dat u op een veilige plaats
gaat staan.
Probeer niet om in uw eentje een situatie op te lossen als dit te moeilijk of te veeleisend is voor één
persoon: bijvoorbeeld wanneer een voertuig vastzit in de modder.
15.10
Voertuigonderhoud
Zorg ervoor dat het voertuig:
•
•
•
•
•
door een deskundige wordt onderhouden;
over de nodige licenties beschikt;
wordt onderhouden in overeenstemming met de instructies van de fabrikant;
indien nodig buiten dienst wordt gesteld en naar behoren wordt gerepareerd;
niet met eigengemaakte accessoires wordt uitgerust;
83
• in goede staat is;
• indien nodig met kantelbeveiligingsinrichtingen wordt uitgerust.
Vóór de rit moet u de volgende zaken controleren:
•
•
•
•
•
•
•
•
het brandstofpeil
de lichten en reservelampen
de smeermiddelen
de bandenspanning
de doppen van olie- en brandstoftanks
het koelvloeistof- en waterpeil
de remmen
de accu
15.11
•
•
•
•
•
•
de reserveband
de brandblusser
de EHBO-koffer
het veiligheidsvest
de gevarendriehoek
de stabiliteit/zekering
van de lading.
Veevervoer
Vee kan over korte of lange afstanden worden vervoerd:
• tussen boerderijen;
• voor fokdoeleinden;
• om te worden verkocht of geslacht.
De bekommernissen op het gebied van vervoer beginnen met het laden en eindigen met het lossen
van het vee in en uit het voertuig. Zie voor meer informatie hoofdstuk 19: Veehouderij.
Bij het vervoer:
• kunt u specifieke licenties voor het voertuig nodig hebben;
• moet u speciale voertuigen gebruiken om de veiligheid van uw werknemers te garanderen (bv.
kantelbeveiligingsinrichting, vaste zitplaatsen en veiligheidsgordel);
• moet u de snelheidsbeperkingen naleven;
• moet u speciale voertuigen gebruiken om de veiligheid van het grote publiek en het welzijn van
de vervoerde dieren te garanderen;
• moet u de tijd die dieren in het voertuig doorbrengen, zo kort mogelijk houden;
• moet u na elke rit de aanhangwagens, hooizakken en wateremmers reinigen en ontsmetten.
15.12
Verkeersregeling binnen het bedrijf
Als er veel verkeer is binnen uw bedrijf, moet u:
• een verkeersbeheerplan invoeren en het aan de noden van de activiteit aanpassen;
• voertuigen en voetgangers zo veel mogelijk gescheiden houden om ongevallen te voorkomen;
• kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen op veilige afstand houden, vooral op drukke
momenten;
• duidelijk begrijpbare signalering ophangen;
• de in- en uitgangen van uw bedrijf duidelijk markeren;
• het verkeer plannen om files te vermijden;
• een rotonde aanleggen of eenrichtingsverkeer invoeren zodat voertuigen minder achteruit moeten rijden
(de meest dodelijke activiteit);
• spiegels ophangen op hoeken of in dode hoeken om de zichtbaarheid te verbeteren;
• vorkheftrucks en andere voertuigen met een akoestisch achteruitrijwaarschuwingssysteem uitrusten.
84
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
15.13
Voor vervoer gebruikte dieren
In de bosbouw, vooral in Zuid-Europa, is het vervoer van hout van de
kapplaats naar de laadplaats onmogelijk zonder de inzet van dieren zoals
muildieren of paarden, die anders ontoegankelijke plaatsen toegankelijk
maken.
Voor het welzijn van de dieren is het heel belangrijk ervoor te zorgen dat
de dieren niet worden mishandeld. Zorg ervoor dat:
•
•
•
•
•
15.14
de belading op een geleidelijke en passende manier verloopt;
het hout goed wordt vastgemaakt;
er een pad is vrijgemaakt voor het dier;
het dier bij het lossen niet gewond raakt aan de benen of voeten;
het dier voldoende voer, water en rust krijgt.
Vervoer over water
Landbouwproducten of hout over water vervoeren is soms de gemakkelijkste manier om ze te vervoeren.
Houd rekening met:
•
•
•
•
•
•
•
•
de totale lading;
het evenwicht van de lading;
de toestand van het vaartuig;
de vaardigheden en (eventueel vereiste) licenties van de operator;
de communicatie- en reddingsuitrusting;
de weersomstandigheden;
de kennis van de kenmerken van de rivier (waterdiepte, watervallen, rotsen, stroomversnellingen);
het drijfmateriaal.
85
Casestudy
Er werd een trekker gebruikt om een aanhangwagen met hooibalen te slepen. De landbouwer nam niet de moeite om de balen
vast te maken zodat ze niet konden vallen, omdat hij maar een
korte afstand had af te leggen. Hij gebruikte de openbare weg om
van het veld naar zijn dorp te rijden, maar bij het nemen van een
bocht vielen enkele balen van de aanhangwagen. Hij ging langs
de kant van de weg staan, maar een achterliggende wagen van
een dorpsgenoot reed in op de hooibalen en reed van een klif. De
autobestuurder kwam om het leven.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Hij had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
•
•
•
•
verlies van de lading of van een deel ervan
verkeersongeval veroorzaakt door vallende hooibalen
contact met bovengrondse kabels of bomen langs de weg
te zware last met een negatieve invloed op het vermogen van de landbouwer om het voertuig onder controle
te houden en te manoeuvreren.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, gezien
• de te zware last en de te hoog gestapelde aanhangwagen;
• het gebrek aan voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat er balen van de aanhangwagen vallen.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, hersenschudding, coma, overlijden.
Wat had de landbouwer moeten doen, indien hij de toestand vooraf
had beoordeeld?
Hij had:
• de hooibalen zo moeten stapelen dat de lading stabiel was;
• de lading moeten vastmaken met touwen of riemen;
• de te grote hoogte of het te grote gewicht van de lading moeten vermijden;
• een rustige route/weg moeten nemen met weinig verkeer (waar voertuigen niet snel kunnen rijden);
• een weg moeten nemen die niet langs een klif liep.
86
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 1 6
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke stoffen in de land- en bosbouw kunnen vele vormen
aannemen: het kan gaan om pesticiden, brandstoffen, chemische
stoffen of verven, dierlijke mest of geneesmiddelen, dierlijke
vloeistoffen of zelfs bouwmaterialen. Ze zijn belangrijk voor uw
activiteiten, maar tijdens het gebruik ervan kunt u ze per ongeluk
inademen, aanraken of inslikken.
16.1
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Chemische stoffen
Pesticiden en fumigatiemiddelen
Verven/houtconserveringsmiddelen
Oplosmiddelen
Schoonmaakmiddelen/ontsmettingsmiddelen
Diergeneesmiddelen
Meststoffen
Dierlijke mest/drijfmest, schimmel
Brandstoffen en oliën
Asbest
Houtstof
Graankorrels in grote hoeveelheden.
16.2
•
•
•
•
•
•
•
Gevaarlijke stoffen op boerderijen
Welke schade kunnen ze
aanrichten?
Vergiftiging,
maagproblemen,
teratogene effecten,
kanker,
de ziekte van Parkinson,
chronische aandoeningen,
overlijden.
16.3
Wijzen van contact
Gevaarlijke stoffen kunnen:
•
•
•
•
•
in aanraking komen met de huid;
in de ogen spatten;
worden ingeademd;
per ongeluk worden ingeslikt;
per ongeluk worden ingespoten.
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Gevaarlijke stoffen op
boerderijen
• Welke schade kunnen ze
aanrichten?
• Wijzen van contact
• Opslagoverwegingen
• Veiligheidsinformatiebladen
• Contact met gevaarlijke
stoffen
• Gebruik van gevaarlijke
stoffen
• Gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen
• Etikettering en signalering
• Brandstoffen
• Stof van graankorrels/tarwe/
graangewassen/diervoeders
• Drijfmest en dierlijke
vloeistoffen
• Asbest
• Casestudy
87
16.4
Opslagoverwegingen
Wanneer u chemische stoffen, pesticiden, diergeneesmiddelen en meststoffen opslaat, zorg er dan
voor dat:
• ze voorzien zijn van een etiket, bij voorkeur in de verpakking van de fabrikant, in verpakkingen
die gemakkelijk te hanteren, openen, sluiten en heropenen zijn, waardoor het risico van lekken of
spatten tot een minimum beperkt blijft;
• ze samen met de bijbehorende veiligheidsinformatiebladen worden opgeslagen;
• ze niet in de nabijheid van levensmiddelen worden opgeslagen om kruisbesmetting of accidentele consumptie te vermijden;
• ze uit de buurt van onverenigbare materialen worden gehouden, omdat contact of mengen
chemische reacties of zelfs brand of ontploffingen kan veroorzaken;
• ze niet in de nabijheid van persoonlijke beschermingsmiddelen of kleding worden bewaard;
• er insluitingsvaten of wallen aanwezig zijn om te voorkomen dat eventuele lekken zich verspreiden;
• ze niet in de nabijheid van rookzones of andere ontstekingsbronnen worden opgeslagen;
• ze goed geventileerd zijn.
Magazijnen en opslagzones moeten met borden worden aangeduid en, waar nodig, afgesloten.
Het is mogelijk dat de temperatuur en de vochtigheidsgraad moeten worden beheerst.
Zowel de Europese als de nationale regelgevingen bevatten duidelijke richtsnoeren over de opslag
en hantering van chemische stoffen.
16.5
Veiligheidsinformatiebladen
Veiligheidsinformatiebladen (Safety Data Sheet, SDS) zijn door de fabrikant opgestelde documenten die de
volgende informatie bevatten
•
•
•
•
chemische samenstelling;
gebruiksinstructies;
opslaginstructies;
productspecificaties (toxiciteit, abrasiviteit, corrosiviteit, ontvlambaarheid, ontploffingsgevaar, mutagene en
teratogene eigenschappen);
• te nemen maatregelen in geval van ongevallen, accidenteel vrijkomen, ontploffing, brand van de chemische stof;
• mogelijke gevolgen van verkeerde hantering, contact en consumptie;
• te ondernemen acties:
✔✔ Vraag aan uw leverancier altijd kopieën van de veiligheidsinformatiebladen (ze zijn gratis en bevatten
nuttige informatie).
✔✔ Lees de veiligheidsinformatiebladen aandachtig.
✔✔ Bewaar ze op een plaats die voor alle werknemers gemakkelijk toegankelijk is (bv. op de plaats waar de
stoffen worden opgeslagen).
✔✔ Bewaar een tweede kopie van elk veiligheidsinformatieblad als back-up.
16.6
Contact met gevaarlijke stoffen
U kunt met gevaarlijke stoffen in contact komen terwijl u ze mengt, laadt of toepast of terwijl u het
toepassingsmateriaal reinigt, tijdens het vervoer, de opslag, en zelfs door gewoon in zones te komen
waar gewassen zijn bespoten. Probeer om procedures te mechaniseren om direct contact met chemische
stoffen zo veel mogelijk te vermijden.
Gebruik bij het spuiten van pesticiden een trekker of spuitmachine waarvan de cabine standaard is
uitgerust met filters.
88
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
16.7
Gebruik van gevaarlijke stoffen
Wanneer u gevaarlijke stoffen gebruikt:
• zorg ervoor dat ze door de bevoegde nationale
instanties zijn goedgekeurd;
• lees het etiket en volg de instructies van de
fabrikant;
• gebruik schone persoonlijke
beschermingsmiddelen;
• meng ze niet met andere gevaarlijke stoffen
(tenzij dit door de fabrikant specifiek wordt toegelaten), ook al zijn de producten verenigbaar;
• spuit niet in winderige omstandigheden of tegen de
wind in wanneer u een rugspuiter gebruikt;
• laat oplossingen niet zonder etiket of onbeheerd achter.
Lege verpakkingen moeten worden voorzien van een etiket, opgeslagen en verwijderd via de leverancier of een
erkend recyclagebedrijf. Ze mogen niet als verpakkingen voor andere stoffen of materialen of als speelgoed
worden gebruikt.
16.8
Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
Wanneer u gevaarlijke stoffen hanteert, moet u de
volgende PPE gebruiken:
• handschoenen om uw handen tegen accidenteel of
onvermijdelijk contact te beschermen;
• een veiligheidsbril om uw ogen tegen dampen of
spatten te beschermen;
• neus- en mondbescherming als er dampen worden
verwacht of als u pesticiden spuit (een masker met
een actieve koolfilter);
• een schort of overall als u pesticiden of andere
chemische stoffen spuit die gevaarlijk zijn voor de
huid;
• vloeistofdichte laarzen met stalen
neuzen (hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen).
16.9
Etikettering en signalering
• Alle verpakkingen moeten toereikend zijn gelabeld om het veilig gebruik van de gevaarlijke stoffen te
garanderen.
• Wanneer gevaarlijke stoffen in kleinere of andere verpakkingen worden overgegoten, moet ook hierop een
etiket worden aangebracht.
• Alle opslagvoorzieningen voor gevaarlijke stoffen moeten met veiligheidsborden worden aangeduid zoals
in de richtlijn veiligheids- en gezondheidssignalering is bepaald.
• Als u bezoekers op uw boerderij heeft, moet u recent bespuit fruit merken of afschermen; waarschuw
bezoekers dat ze dit fruit niet mogen eten, aangezien dit tot vergiftiging kan leiden. Plaats waarschuwingsborden op oppervlakken die net zijn geverfd of met een conserveringsmiddel zijn behandeld,
aangezien contact met deze stoffen huiduitslag of huidirritatie, oogirritaties of erger kan veroorzaken.
89
16.10
Brandstoffen en oliën
Brandstoftanks vullen is bijzonder gevaarlijk gezien het risico dat de
brandstof wordt gemorst, lekt of vuur vat.
•
•
•
•
•
•
Vraag aan uw leverancier een werkmethodeomschrijving voor het vullen.
Verbied roken en plaats daartoe speciale bordjes.
Houd blusapparaten en zandzakjes bij de hand.
Overweeg de plaatsing van lek-, hitte- of rookdetectoren.
Plaats afsluitkleppen op brandstofleidingen.
Oliën en smeermiddelen zijn ook ontvlambaar en moeten dus eveneens met
de nodige omzichtigheid worden gehanteerd.
16.11
Stof van graankorrels/tarwe/graangewassen/
diervoeders
Maak een wal rond uw brandstofopslaglocaties.
Grote hoeveelheden stof van graankorrels, tarwe, graangewassen of diervoeders kunnen een explosieve
atmosfeer doen ontstaan. Houd ontstekingsbronnen uit de buurt en zorg ervoor dat het gebruikte elektrische
materiaal geschikt is en, waar nodig, Ex-markering draagt in overeenstemming met de ATEX-richtlijn.
Als graangewassen of andere diervoeders nat worden of beginnen te ontbinden, kunnen ze ontbindingsgassen
produceren die de zuurstof in een opslagruimte of silo kunnen doen dalen of vervangen. Voordat opslagruimten
en silo’s worden betreden, moeten de gasgehalten heel zorgvuldig worden gemeten om te garanderen dat
de luchtkwaliteit er niet schadelijk is voor de gezondheid. Opgehoopte ontbindingsgassen kunnen immers
dodelijk zijn.
Grote hoeveelheden diervoeders kunnen gassen en sterke geuren produceren en werknemers bewusteloos
maken. Er kan stikstofoxide worden geproduceerd en dit kan tot longontsteking leiden.
16.12
Dierlijke vloeistoffen en drijfmest
Dierenuitwerpselen en geboortevloeistoffen zijn biologische contaminanten aangezien ze
dragers van virussen en infecties zijn. Draag als u een ziek dier behandelt of helpt bij een bevalling,
altijd handschoenen en een overall om uzelf tegen mogelijke besmetting te beschermen. Het is aan te
raden om de procedure door een dierenarts te laten uitvoeren of overzien.
De onveilige verwijdering van dierenkarkassen kan mensen besmetten, hetzij rechtstreeks via
contact hetzij onrechtstreeks via besmetting van de grond of de grondwaterreservoirs. U moet karkassen
ver van waterlopen, waterputten of vijvers begraven of ze verbranden als de lokale instanties dit toelaten.
Meststoffen en dierlijke mest zijn ontvlambaar en gevaarlijk bij inademing of direct contact.
Zwavelwaterstof en methaan
• Wanneer runderen of andere dieren in stallen met roostervloeren zijn gehuisvest, worden grote
hoeveelheden drijfmest opgevangen in tanks onder de roostervloer. Wanneer de drijfmest niet op
het veld kan worden uitgespreid, kan er zich op de drijfmest een harde korst vormen. Ontbindingsgassen
waaronder methaan en zwavelwaterstof kunnen zich onder deze korst ophopen tot hoeveelheden die dodelijk
kunnen zijn wanneer de korst wordt kapotgemaakt.
• Het gevaarlijkste ogenblik is het mixen van de drijfmest, wat wordt gedaan om de drijfmest gemakkelijker
in tanks te kunnen pompen om uit te spreiden op het veld.
• Gebruikte compost van champignons en ander organisch materiaal kunnen bij ontbinding ook dodelijke
gehalten zwavelwaterstof produceren. Er moet dus ook bij het mixen of laden van deze producten heel
voorzichtig te werk worden gegaan zoals hieronder uiteengezet.
90
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Vóór het mixen:
• Mix en spreid de drijfmest alleen uit bij winderig weer zodat de gassen zich
snel verspreiden.
• Haal alle dieren (ook honden of andere huisdieren) weg uit de stal en de zone
in het algemeen.
• Open zo veel mogelijk deuren van de stal of het dierenverblijf om het te
ventileren en zorg ervoor dat andere mensen, vooral kinderen en ouderen, niet
dichtbij kunnen komen.
• Sta met de rug naar de wind wanneer u de mixer in de drijfmest plaatst en
begint te mixen, en zorg er daarbij voor dat de PTO-bescherming aanwezig is.
Veilige verwijdering van
• De meeste gassen komen de eerste 15-20 minuten van het mixen vrij, maar
drijfmest.
u moet de hele tijd voorzichtig zijn.
• Zwavelwaterstofgas is heel toxisch en hoewel het naar rotte eieren ruikt, neutraliseert het bij lage gehalten
de reukzin waardoor een vals gevoel van veiligheid ontstaat dat het gas verdwenen is, terwijl in werkelijkheid
de concentratie zelfs kan zijn toegenomen.
• De concentraties die vrijkomen wanneer de korst wordt kapotgemaakt, zijn gewoonlijk dodelijk en één hap
lucht kan al genoeg zijn om iemand te doden.
• Wanneer de mixer uit de put wordt gehaald om de drijfmest op te pompen en uit te spreiden, zorg er dan
voor dat het mixergat wordt afgedekt of op een andere manier tegen accidentele toegang wordt beschermd.
• Plaats na afloop altijd de deksels opnieuw op de mixergaten.
16.13
Asbest
Asbest is een heel gevaarlijke, kankerverwekkende
stof. In het verleden werd het veel gebruikt als structureel
element voor daken en buizen. Tegenwoordig wordt asbest
niet meer gebruikt en heerst de trend om het waar nodig
uit bestaande constructies te verwijderen. Aangezien het
de asbestvezels zijn die voor de mens gevaarlijk zijn, is
het echter belangrijk in gedachten te houden dat asbest
veel veiliger is als het intact wordt gehouden of vastzit in
zijn gastmateriaal dan wanneer het wordt verzaagd of in
stukken gehakt en de vezels vrijkomen.
Plaats altijd de deksels terug op
hun plaats na het werk.
Daken in goede staat moeten niet worden vervangen:
• Doe er niets aan als het nog in goede staat is.
• Als het beschadigd is of afbrokkelt, contacteer een
gekwalificeerde en erkende aannemer om het te verwijderen: uw plaatselijke arbeidsinspectie heeft normaal
een lijst van bevoegde aannemers.
• Probeer niet om het zelf te verwijderen.
• Zorg ervoor dat niemand wordt blootgesteld aan stof
of vezels van asbesthoudende platen of ander asbesthoudend materiaal.
• Zorg ervoor dat de aannemer het hele asbestdak wegneemt en het conform de regelgeving verwijdert.
Verklein, verzaag of doorboor
dus nooit asbesthoudend
materiaal.
Als u andere asbesthoudende materialen op uw
bedrijf heeft, zoals een ketel, buizen of platen, laat
ze dan ophalen door een erkend aannemer of recyclagebedrijf. Denk eraan dat er voor asbest geen veilige
blootstellingsgrenswaarde is.
Heeft u een asbestdak?
91
Casestudy
Een landbouwer was de werkbank in zijn arbeidsplaats aan het
schoonmaken met een verdunningsmiddel. Na afloop was een
kleine hoeveelheid oplosmiddel over en voor hij het in de kast
voor chemische producten kon terugzetten, werd hij onderbroken
door een telefoontje dat hij in zijn kantoor moest beantwoorden.
Zijn zoontje, dat op zoek was naar zijn vader, vond de fles met
het chemisch product, dronk er een grote teug van en raakte in
coma. Als zijn moeder hem niet kort daarna had gevonden, zou hij
er zonder hulp zijn blijven liggen en was hij misschien overleden.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Hij had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
•
•
•
•
vergiftiging en interne brandwonden door accidentele consumptie
vergiftiging door accidentele inademing
brandwonden door accidenteel contact met de huid
oogirritatie door accidenteel contact of blootstelling aan dampen.
Hoe groot is de kans dat deze mogelijkheden zich voordoen?
Groot, gezien:
• het feit dat het landbouwersgezin met hun twee kinderen op de boerderij woont;
• het ontbreken van etiketten;
• het ontbreken van waarschuwingsbordjes;
• het ontbreken van toezicht op het kind;
• de verkeerd gelabelde verpakking.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• oogirritatie, brandwonden, vergiftiging, interne brandwonden, coma, overlijden.
Wat had de landbouwer moeten doen om het risico te beperken?
Hij had:
• onmiddellijk na gebruik het oplosmiddel in de daartoe bestemde kast moeten opbergen;
• de fles/houder duidelijk moeten labelen;
• de toegang tot de arbeidsplaats voor zijn kinderen moeten beperken;
• zijn kinderen over veiligheid op de boerderij en over de gevaren van chemische stoffen moeten aanspreken.
92
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 1 7
Signalering
Borden zijn er om informatie te geven over de arbeidsplaats, om
mensen te waarschuwen voor gevaarlijke situaties, ze vereisen
bepaalde acties of verbieden bepaalde activiteiten. Ze mogen
niet worden gebruikt als enige middel om risico’s te beheersen en
mogen, als ze aanwezig zijn, niet worden genegeerd.
17.1
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
•
•
•
•
•
•
Belang van borden
Signaleringsoverwegingen
Akoestische signalen
Waarschuwingsborden
Gebruik van handsignalen
Casestudy
Belang van borden
Borden worden gebruikt om:
•
•
•
•
een activiteit te verbieden;
te waarschuwen voor gevaar;
een verplichting op te leggen;
informatie te verstrekken.
Maak een onderscheid tussen borden op basis van
hun vorm en kleur:
• verbodsborden zijn rond en rood van kleur;
• waarschuwingsborden zijn driehoekig en geel van
kleur;
• gebodsborden zijn rond en blauw van kleur;
• evacuatieborden zijn rechthoekig en groen van kleur.
Als u een klein familiebedrijf uitbaat, kunt u misschien denken dat het niet nodig is om bordjes op te hangen,
aangezien er niemand is die moet worden gewaarschuwd. Toch kunt u op het bedrijf af en toe bezoek krijgen
van onder andere adviseurs, leveranciers, kwaliteitsbeoordelaars, familieleden, vrienden enz., die aan een
gevaar kunnen worden blootgesteld waarvoor ze vooraf gewaarschuwd hadden kunnen zijn als de juiste
bordjes waren geplaatst.
Als u werknemers te werk stelt, gastenkamers aanbiedt, een boerderijwinkel uitbaat of bezoekers ontvangt,
zijn borden van cruciaal belang.
Zorg ervoor dat de geplaatste borden aan het aanwezige gevaar aangepast zijn en aan de richtlijn veiligheids- en
gezondheidssignalering voldoen.
93
17.2
Signaleringsoverwegingen
Overweeg om algemene veiligheidssignalering aan te brengen bij
de ingang van uw boerderij of eigendom met algemene waarschuwingen voor de gevaren op uw bedrijf. Op die manier zullen de
mensen die uw bedrijf betreden, zoals werknemers, aannemers,
leveranciers en diverse bezoekers zich onmiddellijk bewust zijn van
de aanwezige gevaren.
Wandel rond op uw bedrijf alsof u een bezoeker of nieuwe werknemer bent en identificeer alle plaatsen waar veiligheidssignalering
nuttig zou zijn. Neem er nota van welke veiligheidsborden het dringendst nodig zijn en geef daar voorrang aan. Controleer geregeld
welke veiligheidsborden aanwezig zijn. Doe dit minstens één keer
per jaar of wanneer uw werkprocessen wijzigen.
Wanneer u kinderen, nieuwe werknemers of nieuwe aannemers
inlicht, moet u wijzen op de belangrijke boodschappen die deze
borden in verband met veiligheid geven, en melden dat hun naleving
verplicht is.
Als u veiligheidssignalering ontwerpt of aankoopt, moet u ervoor zorgen dat ze aan de richtlijn veiligheids- en gezondheidssignalering voldoet; vraag raad aan uw bevoegde nationale instantie en volg de
richtsnoeren die ze op verzoek geeft.
Zorg ervoor dat de signalering aan het desbetreffende gevaar is aangepast: u kunt bijvoorbeeld een
waarschuwingsbord nodig hebben dat voor vorkhefactiviteiten en voor de mogelijke kans op vallende
voorwerpen waarschuwt.
Ook al geldt in heel uw bedrijf een rookverbod, toch zult u misschien moeten overwegen om op plaatsen
met extra risico rookverbodsbordjes op te hangen. Hang rookverbodsbordjes op plaatsen waar u brandstof,
chemische stoffen, hooi, drijfmest of dierlijke mest opslaat, dicht bij ontvlambare materialen en in zones
met vee of waar landbouwproducten worden klaargemaakt of afgewerkt.
Als een u noodplan heeft opgesteld, moet u bordjes ophangen om de verzamelpunten,
uitgangen, vluchtroutes, blusapparaten aan te duiden.
Noteer de inhoud van en de gevaren verbonden aan silo’s.
Hang bordjes op aan alle silo’s die werknemers
waarschuwen voor de inhoud ervan en voor de
gevaren verbonden aan het betreden ervan,
en die de voorzorgsmaatregelen vermelden
die voor het betreden ervan moeten worden
genomen. Zorg er bij vloeistoffenverpakkingen
voor dat ze voorzien zijn van een correct etiket, ongeacht de
grootte van de verpakking, en hang waarschuwingsbordjes
op om accidentele consumptie of ongeschikt gebruik van
gevaarlijke stoffen te helpen voorkomen.
Plaats waarschuwingsbordjes aan de ingang van schakelkamers of elektrische installaties. Het is wettelijk verplicht om alle schakelinrichtingen duidelijk te
markeren. Vermeld duidelijk op uw elektriciteitskasten welke schakelaar welk toestel of welke zone van
stroom voorziet. U loopt het risico geëlektrocuteerd te worden als u de stroom naar het verkeerde toestel
uitschakelt. Duid hoogspanningszones duidelijk aan.
94
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Verwijder geen bordjes van machines. Op alle recent aangekochte trekkers, maaimachines,
vorkheftrucks en manuele heftoestellen zijn door de fabrikant waarschuwingsbordjes aangebracht om te waarschuwen tegen de gevaren die eraan zijn verbonden.
Hefwerktuigen moeten ook voorzien zijn van een
etiket met hun veilig hefvermogen.
Gebruik verplaatsbare signalering om werknemers en derden te waarschuwen bij tijdelijke
activiteiten zoals het snoeien van hagen, een kudde
die een openbare weg moet oversteken, en tijdelijke
bouwwerkzaamheden.
17.3
Akoestische signalen
Akoestische signalen worden vaak gebruikt op machines om achteruitrijden, defecten, lekken of drukverlies te melden of ervoor te waarschuwen.
Zorg ervoor dat:
•
•
•
•
•
de akoestische signalen passend zijn;
het akoestisch signaal hoorbaar is en duidelijk kan worden onderscheiden bij algemeen achtergrondlawaai;
de akoestische signalen niet verwarrend zijn als er meerdere machines dicht bij elkaar staan;
de mensen ter plaatse de betekenis van elk akoestisch signaal begrijpen;
u de akoestische signalen geregeld test.
17.4
Waarschuwingsborden
Gebruik borden om te waarschuwen voor:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
onlangs bespoten fruit;
zones die onlangs met pesticiden zijn bespoten;
aan dieren verbonden gevaren;
opgeslagen chemische stoffen/brandstoffen;
contaminanten;
voertuigbewegingen;
geluidsrisico’s;
defecte machines of voertuigen;
warme of koude oppervlakken;
gassen of vloeistoffen onder druk;
verstrikkingsgevaar;
bodem- of structurele instabiliteit;
vallende voorwerpen;
putten in de grond;
evacuatieroutes;
ondergrondse buizen of kabels
95
17.5
Gebruik van handsignalen
Bij het bedienen van een hefwerktuig vertrouwt de operator vaak op een signaalgever die hem via gebaren instructies en aanwijzingen geeft, vooral wanneer de zichtbaarheid beperkt is. Dit gebeurt vaak bij
bosbouwwerkzaamheden.
In dergelijke situaties is het van cruciaal belang dat:
u vooraf signalen bevestigt of afspreekt, omdat er landgebonden verschillen zijn;
de signaalgever op een verhoogd punt staat waar hij veilig is en waar de operator hem goed kan zien;
slechts één signaalgever tegelijk signalen geeft;
als de operator niet zeker is van de betekenis van een signaal of het niet duidelijk kan zien, hij geen
verdere actie mag ondernemen tot de onzekerheid is weggenomen;
• wanneer een directe zichtlijn niet mogelijk is, radio- of vergelijkbare apparatuur wordt gebruikt.
•
•
•
•
START
OMLAAG
NAAR RECHTS
STOP
VERTICALE AFSTAND
EINDE
OMHOOG
VOORUIT
ACHTERUIT
NAAR LINKS HORIZONTALE AFSTAND
GEVAAR
96
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
De eigenaar van een kruidenkwekerij had onlangs
lokaas voor ratten gekocht omdat ze een groot
probleem vormden op zijn bedrijf. De verkoper verzekerde hem dat het amandelvormige lokaas uitermate
doeltreffend was en adviseerde hem om de locatie
van ieder stuk lokaas met de meegeleverde stickers
aan te duiden. Hij legde het lokaas in zijn opslagruimte voor verpakte producten en vroeg een werknemer om de stickers te bevestigen. De werknemer,
die net wou gaan lunchen, vergat de stickers. Later
die avond herkende de vrouw van de landbouwer
de amandelvormige voorwerpen niet als lokaas en
veegde ze samen met ander vuil en afval tot op het
erf. Een week later stierf de hond van de landbouwer
nadat hij van het lokaas had gegeten.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Hij had een eenvoudige risicobeoordeling van deze activiteit moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• Het lokaas had door iemand opgegeten kunnen worden.
• Het lokaas had door een dier opgegeten kunnen worden.
• Het lokaas had per ongeluk naar elders kunnen worden gebracht.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, aangezien:
• de waarschuwingssignalering/stickers ontbraken;
• hij geen informatie aan zijn werknemers/vrouw/kinderen had gegeven;
• middelen om te verhinderen dat het lokaas werd verplaatst, ontbraken.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• vergiftiging, overlijden.
Welke maatregelen had de landbouwer moeten nemen, indien hij de
risico’s had beoordeeld?
Hij had:
• het lokaas zo moeten plaatsen dat accidenteel gebruik of consumptie ervan onmogelijk was;
• om de levering van lokdozen moeten vragen en iedereen van hun locatie op de hoogte moeten brengen;
• ervoor moeten zorgen dat de waarschuwingsstickers waren aangebracht.
97
hoofdstuk 18
Teelt van
gewassen
De teelt van gewassen is een ruim en gevarieerd onderdeel van de landbouweconomie. Verschillende soorten gewassen hebben verschillende noden en vragen
andere teelt- en oogstmethoden.
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Fasen van de groeicyclus
van gewassen
• Soorten gewassen
• Perceel- en
bodemvoorbereiding
• Planten/zaaien
• Telen
• Snoeien
• Oogsten
• Casestudy
De werkactiviteiten en werkgerelateerde gevaren variëren afhankelijk van het soort
gewas en de fase van hun groeicyclus.
18.1
Fasen van de groeicyclus van
gewassen
De teelt van gewassen omvat diverse fasen zoals:
•
•
•
•
•
•
perceel- en bodemvoorbereiding;
planten/zaaien;
telen — spuiten, onkruid verwijderen, irrigeren;
bemesten;
snoeien;
oogsten.
18.2
Soorten gewassen
Voor elke fase in de groeicyclus van gewassen moet rekening worden gehouden met het type gewas:
•
•
•
•
•
•
•
laagblijvende gewassen: tarwe, haver, gerst, graan, katoen, mais, tabak, rijst, klaver, zonnebloemen;
groenten: aubergines, tomaten, komkommers, paprika’s, courgettes;
wortelgewassen: aardappelen, suikerbieten, radijzen, wortels;
wijnstokken;
specerijen/kruiden;
fruit — laagblijvend: meloenen, watermeloenen, aardbeien, bessen;
fruitbomen: olijven, amandelen, appels, peren, kersen, perziken, abrikozen, sinaasappels, pruimen.
18.3
Perceel- en bodemvoorbereiding
Bodemvoorbereiding omvat bodemonderzoek en bodemverbetering, ploegen om de bodem los
te maken, rollen om het zaaibed klaar te maken, zaaien, telen, bemesten, spuiten en onkruid
verwijderen, hetzij met de hand hetzij machinaal.
Grondbewerking is essentieel om de bodem te verluchten, meststoffen in te werken, onkruid te
verwijderen en de zaadgroei te bevorderen. Grondbewerking met een schoffel houdt een groot
risico van belasting en aandoeningen van het bewegingsapparaat in en mag niet op grote schaal
worden toegepast. Het gebruik van een ploeg of beiteleg verkleint dit probleem aanzienlijk,
98
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
maar brengt anderzijds machinegebonden gevaren met zich mee,
waaronder het verstrikt raken in bewegende onderdelen, letsel
door uitstekende delen — vooral als het metaal verroest is.
Het aan- en loskoppelen en het gebruik van een aftakas om
werktuigen aan te drijven, zijn belangrijke bronnen van machinegebonden gevaren (hoofdstuk 14: Machines en materiaal).
Onkruid verwijderen kan ook met chemische stoffen gebeuren,
maar hierbij kan de landbouwer aan chemische gevaren worden
blootgesteld (hoofdstuk 16: Gevaarlijke stoffen).
Om de groei en de kwaliteit van de planten te bevorderen, wordt de bodem voor het planten verbeterd door
toevoeging van organisch materiaal dat verteert en de bodem met voedingsstoffen verrijkt. Bij het aanbrengen
van meststoffen (vooral manueel) bestaat het risico van contact met biologische agentia.
18.4
Planten/zaaien
Een veld inzaaien is iets helemaal anders dan het planten van
jonge bomen of planten in een boomgaard.
Op het veld kan met het oog op mechanisering een meerrijige
plantmachine of zaaimachine worden gebruikt, met alle voor- en
nadelen van machinaal werk in vergelijking met manueel werk.
Het planten van bomen of planten kan echter doorgaans
niet sterk worden gemechaniseerd. Het is bijgevolg zwaar
werk waarbij:
• een schoffel of boor moet worden gebruikt om een gat te
maken in de grond;
• de planten naar de plantplaats moeten worden gedragen;
• men zich voorover moet buigen om te planten en de grond
aan te stampen.
18.5
Telen
Tijdens de teeltfase moeten de planten vaak
water en geregeld pesticiden en meststoffen
krijgen en moet er af en toe onkruid worden
verwijderd.
Irrigeren kan via een permanent systeem van
leidingen of kanalen of met behulp van een
mobiel irrigatiesysteem.
Een permanent systeem installeren is zwaar
en belastend, maar hoeft slechts één keer te
gebeuren. Een mobiel irrigatiesysteem zorgt
voor:
• herhaaldelijke belasting van het bewegingsapparaat aangezien de sproeimond vaak moet worden verplaatst;
• blootstelling aan voertuig-/machinegebonden gevaren tijdens het trekken.
99
In deze fase kan onkruid alleen manueel worden verwijderd.
De aanbrenging van pesticiden stelt de landbouwer bloot aan chemische
gevaren. Bij het mengen en laden van pesticiden komen dampen, geuren en
nevels vrij die irritatie van de ogen, huid, neus en keel veroorzaken. Langdurige
blootstelling aan chemische stoffen kan tot chronische en ernstige gezondheidsproblemen leiden.
Tijdens het mengen moet u voor goede verluchting zorgen en de instructies
van de fabrikant op het gebied van dosering en verenigbaarheid van chemische
stoffen opvolgen.
Tijdens alle fasen van het hanteren van pesticiden (mengen, laden, spuiten
en reinigen van de apparatuur) moet u minimale gelaatsbescherming (ogen,
neus, mond), handschoenen en veiligheidsschoenen dragen (hoofdstuk 16:
Gevaarlijke stoffen).
18.6
Spuiten met pesticide.
Snoeien
Snoeien houdt het afzagen van takken, het verwijderen van loten, knoppen, bladeren enz. in. Als u in de vroege
lente snoeit, wanneer de weefsels zacht zijn, verkleint u de kans op hand- en vingerletsels (snijwonden,
kneuzingen, eeltplekken) en verhoogt u de productiviteit en levensduur van de planten.
Kies uw gereedschap afhankelijk van de dikte van de takken en de omvang van het vereiste snoeiwerk. Het
gebruikte gereedschap kan gaan van snoeischaren en heggenscharen tot snoeizagen en kettingzagen. Zorg
er tijdens het snoeien voor dat:
• u voldoende afstand houdt van nutsleidingen om contact te vermijden;
• uw gereedschap scherp en in goede staat is om vermoeidheid en hand- en polsbelasting te verminderen;
• uw gereedschap wordt gereinigd en ontsmet om de verspreiding van plantenziekten te verminderen.
18.7
Oogsten
Op kleine boerderijen waar het gebruik van machines beperkt is, kan oogsten de meest arbeidsintensieve
activiteit van de groeicyclus zijn. Boomfruit of druiven plukken, gewassen oogsten of fruit van laagblijvende
planten plukken, zijn allemaal belastende, repeterende handelingen waarbij men moet reiken, vooroverbuigen
en lasten optillen.
Op grote boerderijen worden bij het oogsten dure en gesofisticeerde landbouwmachines gebruikt, zoals maaidorsers of katoenplukmachines.
100
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Mechanisch oogsten zorgt ervoor dat de landbouwer gespaard blijft van
belasting van het bewegingsapparaat, vermoeidheid en intensief contact
met gewassen, organisch materiaal, meststoffen en pesticiden. Het stelt hem
echter wel bloot aan allerlei voertuig- en machinegebonden gevaren.
Soms worden de gewassen onmiddellijk naar de markt gebracht en soms
worden ze door de landbouwer of door een coöperatieve in silo’s en koelcellen
bewaard.
Na de oogst volgen nog
naoogstactiviteiten.
Resten die niet meer kunnen worden gebruikt, worden verzameld en regelingen
moeten worden getroffen voor hun correcte
verwijdering.
Sommige gewassen moeten in de zon
worden gedroogd (bv. tabak).
Gewasresten worden verzameld: hooi wordt in balen geperst
en opgeslagen om als diervoeder te dienen.
101
Casestudy
Een 58-jarige landbouwster was met de hand tabak aan het plukken op een klein perceel omdat haar werknemer ziek was geworden. Ze had vroeger met de hand mais geplukt lang voordat ze de
werknemer in dienst had genomen. Naarmate de tijd verstreek,
werd het warm en heel zonnig. Ze was het werk niet gewoon en
werd moe. Ze verloor het bewustzijn. Haar man vond haar daar
vijf uur later.
Wat had de landbouwster moeten doen?
De landbouwster had een eenvoudige risicobeoordeling van de locatie moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• Uitdroging, zonnesteek, hitteberoerte door het warme weer.
• Steken en beten van reptielen, insecten en knaagdieren.
• Onmogelijkheid om met anderen te communiceren in geval van een ongeval.
Hoe groot is de kans dat een van deze mogelijkheden zich voordoet?
Groot, gezien:
• de leeftijd van de landbouwster;
• het feit dat ze alleen aan het werk was;
• de blootstelling aan heel warm weer;
• het niet toepassen van veilige werkmethoden.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, bewustzijnsverlies, overlijden.
Welke maatregelen had zij moeten nemen om de risico’s te beperken?
Zij had:
• niet alleen mogen werken;
• koelere uren van de dag moeten kiezen en niet rond de middag mogen werken;
• veel drank moeten meenemen om uitdroging te voorkomen;
• een communicatiemiddel moeten meenemen en iemand laten weten wanneer ze verwachtte terug te zijn;
• moeten wachten tot de werknemer genezen was.
102
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 1 9
Veehouderij
De veehouderij levert een belangrijke bijdrage aan de voedingsindustrie en is daarnaast een belangrijke bron van
inkomsten voor veel gezinnen op het Europese platteland. Het kan hierbij gaan om scharrelveehouderij of intensieve
veehouderij.
19.1
Gezonde kuddes
Een kudde gezond houden is de belangrijkste factor bij de exploitatie
van een rendabel veebedrijf. De keuze van gezonde dieren en de
inachtneming van hoogstaande hygiënenormen samen met
geplande en acute vaccinaties zijn de belangrijkste kenmerken
van een succesvol veebedrijf. Intensieve veehouderij vereist een
zorgvuldig uitgedachte infrastructuur met het oog op verluchting, voeder- en waterverstrekking, diergeneeskundige ingrepen en afvalbeheer.
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Gezonde kuddes
Gedrag van dieren
Contact met dieren
Zoönosen
Voedering
Behandeling van dierlijke
mest
Vervoer van dieren
Consumptie van dierlijke
producten
Plagen
Gevaren voor het
bewegingsapparaat
Ademhalingsproblemen
Chemische stoffen
Bijkomende punten om
aandacht aan te besteden
Dieren en het publiek
Casestudy
De isolatiematerialen die doorgaans in de veehouderij worden gebruikt,
zijn licht ontvlambaar. U moet altijd de voordelen opwegen
tegen de mogelijke risico’s van het gebruik van dergelijke
materialen.
19.2
Gedrag van dieren
Als veehouder moet u zich goed bewust zijn van en anticiperen op het gedrag van uw dieren. Bijna alle dieren in de
veehouderij zouden in het wild prooidieren zijn geweest en
hebben daarom een sterk ontwikkeld kudde-instinct dat hen
doet reageren op bedreigingen en aanvallen. Het gedrag van
dieren wordt beïnvloed door de volgende factoren.
• Genetische factoren — u kunt de veiligheid van de kudde verbeteren door:
– de tamste stieren te kiezen om mee te kweken op basis van handelbaarheidsscores;
– u ervan bewust te zijn dat het temperament van een dier verandert naarmate het ouder wordt;
– nooit te vergeten dat het gedrag van dieren onvoorspelbaar is;
– nooit te vergeten dat elke soort andere gedragskenmerken heeft (bv. stieren trappen met hun achterpoten,
terwijl herten opspringen en hun voorhoeven op hun tegenstander laten neerkomen).
• Diereigenschappen zoals hun gezichtsveld en gevoeligheid voor lawaai, licht, schaduwen enz. Stieren
bijvoorbeeld kunnen door hun gezichtsveld geagiteerd raken door onverwachte bewegingen in hun „dode”
hoeken. Doorgaans zijn dieren gevoelig voor lawaai, vooral voor geluiden met hoge frequenties, en kunnen
ze ook geagiteerd raken door anderszins gewone geluiden zoals dichtslaande poorten, luide stemmen of
geroep.
• Perceptie door de dieren — dieren reageren anders afhankelijk van wat volgens hun waarneming
uw intenties zijn. De meeste wijfjesdieren, zoals koeien, zeugen en herten zullen aanvallen als ze
denken dat hun jongen in gevaar zijn.
• Leefomstandigheden — lange perioden van isolatie maken dieren asociaal; ze worden bang voor iedereen
die dichterbij komt en vallen hen ook in veel gevallen aan. Dieren kan vanaf jonge leeftijd aangeleerd worden
om sociaal te zijn en ze kunnen vertrouwd worden gemaakt met de aanwezigheid van andere dieren en
van mensen. Overbevolking kan vergelijkbare effecten hebben omdat dit de dieren geagiteerd en rusteloos
103
maakt. Goede huisvestings- en leefomstandigheden met inbegrip van netheid, verzorging en evenwichtige
populaties zorgen ervoor dat de dieren zich op hun gemak voelen.
• Menselijk contact en gedrag — dieren gaan u en uw gedrag tegenover hen nadoen. Als u hen achternazit,
slaat, schopt, toeschreeuwt of bang maakt, zullen ze leren om bang te zijn van u en van andere mensen en
zullen ze geagiteerd en overstuur raken. In een poging om zichzelf te verdedigen, kunnen ze u aanvallen
en verwonden of erger. Een kalme, rustige en beheerste behandeling beperkt de waargenomen bedreiging
tot een minimum en zal doorgaans tot een efficiëntere en
veiligere omgang met de dieren leiden.
Dus een goede veeverzorger:
• zorgt voor zijn vee op een kalme en geduldige manier
zonder de dieren stress te bezorgen;
• zorgt voor degelijke leefomstandigheden, rekening
houdend met geluiden, geuren en lichten;
• is opmerkzaam, herkent tekenen van ziekte en consulteert
een dierenarts;
• begrijpt gedragsveranderingen;
• houdt voeder- en vaccinatieplannen bij;
• heeft zijn dieren altijd onder controle.
Bijkomende maatregelen die u kunt nemen:
• Onthoorn vee op jonge leeftijd, bij voorkeur tijdens de
eerste zes weken voordat ze leren hoe ze hun hoorns op
agressieve wijze kunnen gebruiken.
• Ring stieren in de neus (wanneer ze tien maanden oud zijn)
en onderzoek de ring geregeld.
• Castreer stieren waarmee u niet wilt kweken, door een rubberen ring aan te brengen bij jonge kalveren,
bij voorkeur voordat ze een maand oud zijn.
• Maak gebruik van kunstmatige inseminatie zodat u geen stier op de boerderij moet houden.
• Laat alleen fitte en behendige verzorgers (doorgaans tussen 18 en 65 jaar oud) in teams van twee met
de dieren werken.
• Vergeet niet dat de activiteiten om de kudde veiliger te maken, zelf ook gevaarlijk kunnen zijn.
Vee onthoornen en geneesmiddelen toedienen zijn activiteiten die veel letsels kunnen veroorzaken. Hoe jonger
het dier, hoe veiliger de procedure. Werknemers moeten opgeleid zijn, voldoende fit zijn om met een
geagiteerd dier te kunnen omgaan en moeten persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.
Als u zich niet zeker voelt om deze activiteiten zelf uit te voeren, vraag dan om hulp of overweeg om een
beroep te doen op een vakman.
Noodvoorzieningen
Als u op afgelegen plaatsen met dieren werkt:
•
•
•
•
Zorg voor een gemakkelijke uitweg.
Zorg ervoor dat u een mobiele telefoon bij de hand heeft.
Laat uw gezin/collega’s weten waar u bent, wat u er zult doen en wanneer u verwacht terug te zijn.
Zorg ervoor dat u een EHBO-koffer bij de hand heeft.
19.3
Contact met dieren
Wanneer u dieren helpt bij een bevalling, bent u blootgesteld aan het risico om besmet te raken door
geboortevloeistoffen en om gewond te raken door plotse bewegingen van de moeder. U kunt het risico van
infectie verminderen door handschoenen en een schort te dragen. Door op de juiste plaats te gaan staan, kunt
u zich behoeden voor letsels door plotse bewegingen van het dier. Door gebruik te maken van goed ontworpen
afkalfstallen met poorten, kan het risico van letsels in aanzienlijke mate worden beperkt.
104
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Bij het helpen van een ziek dier kunt u gewond
raken als het dier plotse bewegingen maakt of
zich onvoorspelbaar gedraagt. Letsels veroorzaakt
door trappen, stoten, bijten of pletten bij het
helpen van dieren komen heel vaak voor.
Letsels veroorzaakt door plotse bewegingen van
een dier kunnen ernstig zijn omdat het dier vaak
veel groter en zwaarder is dan zijn verzorger. Bij
het omgaan met herten of beren bijvoorbeeld,
moet lichaamsbescherming worden gedragen.
Ouderen, vrouwen en kinderen die op de
boerderij werken, lopen meer kans letsels op
te lopen wanneer ze met vee werken.
Brandmerken, merken en onthoornen kunnen brandwonden of andere letsels veroorzaken bij de uitvoerder
ervan als een geagiteerd dier een plotse beweging maakt.
Bij het injecteren van dieren bestaat het gevaar dat u zichzelf injecteert als het dier onverwachts beweegt.
Zorg ervoor dat het dier in bedwang wordt gehouden en dat de werknemers bekwaam zijn om u bij te staan.
Stop de naalden na afloop in een veilige container om onopzettelijk gebruik of contact te vermijden.
Kalmeringsmiddelen mogen alleen worden gebruikt als dit absoluut noodzakelijk is (bv. veilig vervoer van
mannetjesherten).
Activiteiten zoals sperma afnemen, vaccineren, manueel melken en scheren vereisen direct contact met
het dier. Het scherpe gereedschap dat bij het scheren van schapen en geiten wordt gebruikt, kan uitschieten
en letsels veroorzaken als het dier geagiteerd raakt en tegenwerkt. Daarom is het van essentieel belang dat
de uitvoerder goed opgeleid is voor deze activiteiten en op de juiste plaats gaat staan.
Zorg ervoor dat u over geschikte voorzieningen beschikt om met de desbetreffende diersoort om te gaan.
Draag altijd veiligheidsschoenen om te vermijden dat uw voeten onder dierenhoeven geplet raken en om
glij-, struikel- en valpartijen te voorkomen.
19.4
Zoönosen
Bij veel zoönosen zoals antrax, tinea capitis en orf verloopt de besmetting via de huid. Verbeteringen in de
veehouderijpraktijken, doeltreffende ventilatie, frequente vaccinatie van dieren, afzondering van zieke dieren
en goede persoonlijke hygiëne kunnen het besmettingsrisico verkleinen. Een ziek dier verzorgen houdt ook het
risico in om besmet te raken met hondsdolheid en tularemie.
Dieren worden ook geassocieerd met tal van allergieën, waarvan de symptomen gewoonlijk netelroos,
zwellingen, een lopende neus, jeuk en astma zijn.
Werken met dieren kan u ook blootstellen aan het risico om besmet te raken met een pandemisch virus
zoals psittacose, varkensgriep, vogelgriep enz. (bijlage 19.1: Zoönosen).
19.5
Voederen
Het mengen van diervoeder en het voederen stelt werknemers bloot aan organisch stof en silostof.
Landbouwwerknemers kunnen zelfs bij eenmalige blootstelling toxisch organisch stofsyndroom,
extrinsieke allergische alveolitis, chronische bronchitis en andere ademhalingsproblemen ontwikkelen.
Een bijzonder gevaarlijke activiteit is het reinigen van diervoedersilo’s, aangezien deze taak een combinatie van
werken in een besloten ruimte, werken op hoogte en blootstelling aan organisch stof inhoudt. Zorg voor een goede
verluchting in alle besloten ruimten. Wanneer een silo wordt betreden, moeten de procedures voor toegang tot
105
besloten ruimten worden gevolgd (bv. testen van de luchtkwaliteit, beschikbaarheid van
ademhalingsapparatuur en de aanwezigheid van reddingsprocedures voor noodgevallen).
Er bestaat ook brandgevaar op plaatsen waar grote hoeveelheden graankorrels, graangewassen en hooi worden opgeslagen. Houd blusapparaten binnen handbereik.
Als u verhoogde hooischuren bezit, moet u de balen beveiligen zodat ze niet naar
beneden kunnen vallen.
19.6
Behandeling van dierlijke mest
De behandeling van dierlijke mest op een boerderij omvat het verzamelen, vervoeren en
eventueel verwerken ervan. Bij het verzamelen van mest, als onderdeel van het reinigingsproces, worden werknemers aan mest-/drijfmestgassen blootgesteld. Mest- of
drijfmestputten genereren gassen en stoten deze uit en, als ze niet goed worden verlucht,
kunnen ze mensen en dieren doden. Drijfmesttanks betreden is specialistenwerk waarbij de
luchtkwaliteit vooraf moet worden getest. Houd drijfmestputten afgedekt en waar nodig
afgesloten, maar voorzie externe mixeropeningen. Landbouwers gebruiken dierlijke
mest vaak als meststof om hun velden te bewerken. Het directe gebruik van dierlijke
mest als meststof zonder dat hij vooraf is behandeld en zijn inhoud is geanalyseerd,
is echter niet veilig omdat de mestsamenstelling niet altijd geschikt is.
Een kostenefficiënte manier om met dierlijke mest om te gaan, is het gebruik
van roostervloeren in dierenverblijven.
Blootstelling aan dierlijke urine kan cryptosporidiose veroorzaken. Vloeibare dierlijke mest is toxisch
en de reiniging, opslag en het vervoer ervan moet met de nodige omzichtigheid gebeuren.
Voor meer informatie over de behandeling van drijfmest, zie hoofdstuk 16: Gevaarlijke stoffen.
19.7
Vervoer van dieren
Vee kan worden vervoerd:
• tussen boerderijen;
• voor fokdoeleinden;
• om te worden verkocht of geslacht.
Dieren inladen om ze te vervoeren is een gevaarlijke procedure. Dieren zijn doorgaans onwillig om op een vervoermiddel te worden geladen, vooral als het hun eerste keer
is. Ze kunnen rusteloos, geagiteerd en eventueel agressief
worden. Het is belangrijk niet te vergeten dat dieren die
al minstens een keer eerder zijn geladen, meestal daarna
veel gemakkelijker te laden zijn.
Vervoersbekommernissen zijn gewoonlijk verbonden aan
het gebruik van voertuigen, waarbij het vee moet worden
geladen en gelost:
• Creëer een doorgang om de dieren op en van het voertuig
te leiden en zijdelingse bewegingen onmogelijk te maken.
• Gebruik stokken/borden om de dieren te leiden, niet om
ze te slaan.
• Bescherm uzelf tegen eventueel geagiteerde dieren.
• Ga niet in de dode hoek van het dier staan.
• Ga op een kalme manier te werk, maar maak uw intenties duidelijk.
Rustig laden van koeien.
106
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
• Draag handschoenen en een overall wanneer u pluimvee in bakken stopt voor vervoer.
• Draag veiligheidsschoenen.
Werk met erkende vervoersbedrijven en leef de wetgeving betreffende dierenwelzijn na.
Voor kwesties met betrekking tot verkeersveiligheid, zie hoofdstuk 15: Vervoer en voertuigen.
Laden en lossen
Wanneer u een laaddoorgang creëert, zorg ervoor dat:
•
•
•
•
•
de relingen hoog en stevig genoeg zijn zodat er geen dieren kunnen ontsnappen;
u platen gebruikt in plaats van relingen;
u scherpe bochten vermijdt en in plaats daarvan, waar mogelijk, lichte bochten gebruikt;
u steile hellingen vermijdt;
de laadklephoek niet meer dan 15Ëš bedraagt.
Bij het lossen mag u niemand in het zijzicht van het dier laten staan en mag u het dier de weg niet versperren.
19.8
Consumptie van dierlijke producten
Landbouwers en landbouwwerknemers moeten zich ervan bewust zijn dat ze bij de directe consumptie van onbehandelde of te weinig behandelde dierlijke producten ziekten zoals campylobacter, cryptosporidiose,
salmonellose (bv. consumptie van eieren zonder dat ze eerst 48 uur zijn gekoeld), trichinose, tuberculose,
brucellose of leptospirose kunnen oplopen (bijlage 19.1: Zoönosen). Ter plaatse geproduceerde dierlijke
producten zoals melk en kaas moeten geregeld door gespecialiseerde, geaccrediteerde laboratoria worden
onderzocht. Dieren die geneesmiddelen toegediend krijgen, mogen niet worden geslacht voordat de wettelijk
vastgelegde termijn is verstreken.
19.9
Plagen
Parasitaire insecten en mijten op boerderijen kunnen ziekten overdragen door bloed op te zuigen,
door contact met levensmiddelen of door steken waarbij ze gif afgeven. Allergische gevoeligheid
voor mijten kan tot algemene allergische reacties leiden zoals astma, huidontsteking, neus- en oogirritatie. De
blootstelling van de landbouwer is permanent en duurt levenslang en bijgevolg kunnen dergelijke problemen
chronisch worden.
Zorg ervoor dat u een plagenbestrijdingsprogramma heeft waarbij u gebruikmaakt van de producten die door
uw nationale instanties zijn toegelaten. Doe in geval van ingewikkelde plagenbestrijdingsproblemen een beroep
op een professionele plagenbestrijder.
19.10
Gevaren voor het bewegingsapparaat
Tijdens zijn werk moet een landbouwer vaak heel zware lasten dragen, uren na elkaar rechtstaan, reiken, vooroverbuigen en andere belastende houdingen aannemen,
die allemaal tot pijn en letsels van de gewrichten, rug
en heup kunnen leiden.
Op melkveebedrijven wordt manueel melken als
de gevaarlijkste activiteit voor het bewegingsapparaat
beschouwd, omdat de landbouwer zich per koe vier tot zes
keer moet vooroverbuigen en bukken. Zelfs mechanisch
melken houdt aanzienlijke risico’s voor het bewegingsapparaat in en de inrichting van de melkstal is in deze
context van essentieel belang.
107
Deze repeterende handelingen kunnen artritis veroorzaken. Moderne, goed ontworpen melkstallen verhelpen
dit probleem omdat ze toelaten tegelijk meerdere koeien te melken; de werknemer of landbouwer staat op
een lager niveau dan de dieren en moet zich niet vooroverbuigen. De melk wordt naar een grote opslagtank
geleid zodat de werknemer geen emmers moet dragen. Andere werkzaamheden in de landbouw waarbij
vooroverbuigen en draaibewegingen nodig zijn, kunnen voor de werknemers vergelijkbare risico’s inhouden.
Pluimvee vangen voor vervoer kan tot aandoeningen van het bewegingsapparaat leiden, aangezien de
werknemer herhaaldelijk moet reiken en tegenstribbelende dieren vastgrijpen.
19.11
Ademhalingsproblemen
Werknemers hebben ademhalingsproblemen (door blootstelling aan stof of
ammoniak) vooral ten gevolge van:
•
•
•
•
•
•
het omgaan met veevoeder;
het omgaan met dierlijke mest;
het werken in kippenhokken;
het werken in besloten en drukke ruimten;
het reinigen van schuren en silo’s;
het werken in schuren bedekt met hooi.
U kunt de blootstelling van uw werknemers aan organisch stof verminderen door
in uw schuren of stallen zaagsel in plaats van hooi als strooisel te gebruiken,
door silo’s met diervoeder af te dekken en door water te spuiten om het stof
neer te slaan.
19.12
Chemische stoffen
• Chemische stoffen kennen in de landbouw diverse toepassingen en worden
gebruikt om zones, gereedschap en dieren te reinigen.
• Morsen kan brandwonden veroorzaken en spatten kunnen de ogen
irriteren.
• Jonge kinderen kunnen per ongeluk een chemische stof inslikken die
onbeheerd is achtergelaten of is opgeslagen in een verpakking zonder
etiket of erger nog in een verkeerd gelabelde fles.
• Breng altijd een duidelijk etiket aan op maatbekers, spoel ze na gebruik
grondig uit en laat ze nooit onbeheerd achter.
• Wees voorzichtig bij het mengen, opslaan en gebruiken van alle chemische
stoffen, gaande van pesticiden tot antibiotica en schoonmaakproducten.
• Bij het bespuiten of wassen van dieren met pesticiden worden werknemers
blootgesteld aan direct contact met chemische stoffen.
• Voor meer informatie over chemische stoffen, zie hoofdstuk 16:
Gevaarlijke stoffen.
108
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
19.13
Bijkomende punten om aandacht aan te besteden
• Op boerderijen zijn vloeren doorgaans glad en glij-, struikel- en valpartijen komen er vaak voor.
Houd:
-- vloeren zo effen mogelijk;
-- houd trappen in goede staat; en
-- locaties zo schoon en netjes als mogelijk.
• Op boerderijen moet vaak tot ‘s avonds laat of ‘s nachts worden gewerkt. Het is bijzonder gevaarlijk
om dieren ‘s nachts te laden of te lossen of ze langs een openbare weg te laten lopen. Bij het werken op
uren met geringe zichtbaarheid bestaat het risico om verstrikt te raken in prikkeldraad of schrikdraad of
in een put te vallen.
• Landbouwers en landbouwwerknemers zijn kwetsbaar voor hitte-uitputting en lopen vaak
zonnesteken op.
• In sommige landen kunnen oude boerderijgebouwen waarin dieren zijn gehuisvest, asbest bevatten. Asbest
is een heel gevaarlijke en kankerverwekkende stof. Als asbest in goede staat is, zijn de risico’s heel
klein. Verwijder nooit zelf asbest. Sluit altijd een contract af met specialisten voor het wegnemen
en verwijderen van asbest, zie hoofdstuk 13: Infrastructuur en hoofdstuk 16: Gevaarlijke stoffen.
• Werknemers kunnen ook aan hoge geluidsniveaus van trekkers, kettingzagen en ander materiaal
(bv. buizen bij vacuüm melkmachines) worden blootgesteld, die vaak een geluidsniveau van
90-100 dBA bereiken, zie hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement.
Veehouderijen kunnen wilde dieren zoals wolven en vossen aantrekken. Omheiningen en waakhonden zijn
doorgaans voldoende om ze op afstand te houden. Verschillende soorten omheiningen staan afgebeeld
in hoofdstuk 13: Infrastructuur. Waakhonden moeten zijn afgericht voor de dieren die ze bewaken.
19.14
Dieren en het publiek
Als uw boerderij door toeristen, scholen of klanten
wordt bezocht, moet u eraan denken dat zij misschien
helemaal niet vertrouwd zijn met gevaren die voor u
vanzelfsprekend zijn (bv. het gedrag of de reacties
van dieren). U mag bezoekers nooit alleen laten en
moet hen duidelijke instructies geven over mogelijke
gevaren, zones met beperkte toegang en veilig gedrag.
Laat niet toe dat ze op hun eentje omheinde dierenverblijven betreden of dieren aaien of voederen
(hoofdstuk 12: Bezoekers en derden).
109
Casestudy
Een jonge werknemer op een varkensboerderij probeerde een
groot dier te vaccineren. Terwijl hij het dier tussen zijn benen
geklemd hield en het met zijn linkerhand vasthield zodat het niet
zou bewegen, probeerde hij met zijn rechterhand de injectie te
geven. Het dier maakte een plotse beweging en de werknemer
injecteerde de vloeistof in zijn eigen been. Hij werd onmiddellijk
voor behandeling naar het ziekenhuis overgebracht.
Wat had de landbouwer moeten doen?
Hij had een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• werknemers die zichzelf per ongeluk injecteren wanneer een dier plots beweegt;
• werknemers die door een geagiteerd dier worden aangevallen;
• werknemers die per ongeluk gewond raken wanneer een dier plots beweegt.
Hoe groot is de kans dat deze mogelijkheden zich voordoen?
Groot, gezien:
• de plotse beweging van een dier wanneer het pijn of angst voelt;
• het onvoorspelbare gedrag van een dier wanneer het pijn of angst voelt;
• het gebrek aan ervaring van de werknemer;
• de grootte en het gewicht van het dier;
• de neveneffecten bij mensen van geïnjecteerde vaccins.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, anafylactische shock, overlijden.
Als de landbouwer de situatie vooraf had
beoordeeld, wat had hij moeten doen om het
risico te beperken?
Hij had:
• een dierenarts moeten vragen om de vaccinatie uit te voeren;
• een speciale structuur moeten bouwen om het dier op te sluiten en
zijn bewegingsvrijheid te beperken;
• zijn werknemer moeten opleiden;
• zijn werknemers overalls moeten geven die tegen accidentele injecties
beschermen.
110
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
hoofdstuk 2 0
Glastuinbouw
Glastuinbouw is een populaire manier van landbouw bedrijven
omdat landbouwers het hele jaar door gewassen kunnen telen
ongeacht de weersomstandigheden.
Broeikassen worden gebruikt om groenten, laagblijvende fruitsoorten, bloemen, zeldzame en exotische planten te kweken.
20.1
Aan glastuinbouw verbonden gevaren
Werken in broeikassen houdt gevaren in verbonden aan:
•
•
•
•
•
materialen
extreme omgevingsomstandigheden
manueel hanteren van lasten
pesticiden en
werken op hoogte.
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
• Aan glastuinbouw verbonden
gevaren
• Materiaalgebonden gevaren
• Werkomstandigheden in
broeikassen
• Systemen ter beheersing
van de omgevingsfactoren
• Spierbelasting en manueel
hanteren van lasten
• Pesticiden en meststoffen
• Broeikasonderhoud
• Aanvullende overwegingen
• Casestudy
111
20.2
Materiaalgebonden gevaren
Onder de term „broeikas” worden zowel broeikassen in glas als plastic tunnelbroeikassen verstaan.
Broeikassen kunnen diverse gevaren inhouden, afhankelijk van het materiaal waaruit ze bestaan:
•
•
•
•
verstikking door instorting van de plastic overkapping;
letsels (snij- en schaafwonden) door gebroken glas;
contact met gecorrodeerde/roestige metalen onderdelen;
verspreiding van een brand door de brandbare materialen.
20.3
Werkomstandigheden in broeikassen
In een broeikas werken u en uw werknemers in een „besloten” ruimte waar omgevingsfactoren zoals temperatuur, vochtigheidsgraad, luchtkwaliteit en -kwantiteit en stofconcentratie uw vermogen om veilig en
doeltreffend te werken, kunnen beïnvloeden.
De combinatie van hoge temperatuur en hoge vochtigheid kan een heel oncomfortabele werkomgeving
creëren, die een hitteberoerte, ademhalingsproblemen, vermoeidheid en bewustzijnsverlies kan veroorzaken.
Drink veel vloeistoffen en fris water; kies de koelere uren van de dag om te werken en gebruik ventilatie- en
koelsystemen om de nadelige effecten te milderen.
Dergelijke werkomstandigheden samen met het gebruik van pesticiden en meststoffen kunnen zowel de kans
op als de ernst van schade vergroten. Ga zorgvuldig te werk bij de keuze van pesticiden en gebruik aangepaste
persoonlijke beschermingsmiddelen (bescherming van de mond, neus en ogen) en draag geschikte kleding.
Gebruik pesticiden alleen voor het doel en onder de omstandigheden die door de fabrikant worden voorgesteld.
20.4
Systemen ter beheersing van de omgevingsfactoren
In broeikassen worden de omgevingsfactoren mechanisch beheerst met
kunstmatige warmtebronnen, ventilatoren, verluchtingssystemen,
zonnewering, koelsystemen, bevochtigers en klimaatregelingssystemen. Hoewel het gebruik van deze systemen uw blootstelling aan omgevingsgevaren vermindert, kan het u blootstellen aan elektrische en mechanische
gevaren, lawaai en biologische gevaren (legionellabacterie).
Denk er altijd aan dat u de voor- en nadelen van systemen ter beheersing
van omgevingsfactoren tegen elkaar moet opwegen en ze in die optiek moet
ontwerpen.
De legionellabacterie die in watertemperaturen van 25-45 °C (77-113 °F)
gedijt, kan bij inademing dodelijk zijn. U kunt waterdruppels inademen als u
dicht bij een watervernevelaar of koelsysteem staat dat wordt gebruikt om bloemen of groenten in broeikassen
koel te houden (hoofdstuk 13: Infrastructuur).
112
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
20.5
Manueel hanteren van lasten en spierbelasting
Werken in broeikassen houdt het hele jaar door belastende en repeterende
handelingen in een onnatuurlijke omgeving in, vaak ook in moeilijke houdingen.
Dit werk kan verschillende problemen veroorzaken:
• lichamelijke klachten als gevolg van repeterende bewegingen (RSI) in arm,
pols en hand;
• aandoeningen aan het bewegingsapparaat (verstuikingen en verrekkingen).
Het omvat veel repeterende handelingen zoals:
•
•
•
•
•
•
•
potten vullen met aarde;
zaden planten;
bemesten;
planten snoeien of uitdunnen;
fumigatiemiddelen of pesticiden gebruiken;
plukken, in partijen verdelen en verpakken;
planten of producten uit de broeikas vervoeren.
20.6
Hoe gevaren voor het bewegingsapparaat
verkleinen?
•
•
•
•
•
•
Mechaniseer zo veel mogelijk werkzaamheden.
Beperk manuele handelingen tot een minimum.
Pas het zitmeubilair aan de desbetreffende taak aan.
Taakroulatie.
Las vaak pauzes in.
Gebruik geschikt en ergonomisch gereedschap, monitor de
gezondheidseffecten.
• Leid uw personeel op in het manueel hanteren van lasten, vooral
in het optillen van lasten.
• Organiseer het werk zo dat uw werknemers algemeen genomen
alleen tussen lende- en schouderhoogte moeten tillen.
Aangepast zitmeubilair voor het personeel
20.7
Pesticiden en meststoffen
Gevaren verbonden aan pesticiden en meststoffen kunnen bij gebruik in broeikassen (hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen) groter zijn. Het feit dat ze in besloten ruimten met een hoge temperatuur en vochtigheidsgraad
worden toegepast, maakt het gebruik van pesticiden en meststoffen potentieel schadelijker. Het aanbrengen
van pesticiden kan oogirritatie, brandwonden en ademhalingsproblemen veroorzaken.
Lees voor hun gebruik de instructies van de fabrikant en pas de aanbevolen beheersmaatregelen toe:
• Beperk de toegang tot de broeikas nadat de pesticiden of meststoffen zijn aangebracht, en wacht lang
genoeg alvorens ze opnieuw binnen te gaan.
• Houd altijd de veiligheidsinformatiebladen (SDS’s) bij de hand.
• Contacteer uw leverancier geregeld en vraag hem om u te contacteren als er eventueel veiligere producten
op de markt komen.
113
• Gebruik, waar mogelijk, machines voor de aanbrenging van
pesticiden in plaats van manueel spuitmateriaal om de blootstelling aan chemische stoffen te verkleinen.
Overweeg geïntegreerde gewasbescherming (Integrated Pest
management, IPM), een ecologische benadering van plaagbestrijding. IPM-programma’s hebben tot doel schade door vraat
met de zuinigste middelen en met het minste gevaar voor mens,
eigendom en milieu aan te pakken. IPM wordt hoofdzakelijk in
drie fasen toegepast: identificatie en monitoring, preventie en
interventie en beheersing.
Gebruik pesticiden gemaakt van natuurlijke bronnen in plaats
van chemische stoffen.
20.8
Broeikasonderhoud
De meest gevaarlijke activiteiten in broeikassen zijn verbonden aan hun bouw en onderhoud, m.a.w. hoofdzakelijk
dakwerkzaamheden, elektriciteitswerken en mechanische werkzaamheden.
• Voor wat betreft dakwerkzaamheden, zorg er in de eerste plaats voor dat uw broeikas met de nodige
veiligheidsinfrastructuur is uitgerust, zoals een loopbrug en ankerpunten op het dak. Daarna moet u bekijken
wat de veiligste manier is om het werk in kwestie uit te voeren: gebruik liever een stelling dan een ladder.
• Werk nooit alleen als u een veiligheidsharnas gebruikt: als u valt en blijft hangen zonder onmiddellijke hulp,
kunt u na 20 tot 30 minuten overlijden.
• Als de taak te moeilijk of te ingewikkeld is, win dan advies in bij een deskundige of besteed het werk uit
aan professionele aannemers.
• Zorg er bij dakwerkzaamheden voor dat u uit de buurt van bovengrondse elektriciteitskabels blijft.
U moet opgeleid en bevoegd zijn om elektriciteitswerken of mechanische werkzaamheden
uit te voeren. Als u dat niet bent, mag u niet alleen op uw eigen ervaring betrouwen. Doe
een beroep op een gediplomeerd technicus om de taak te verrichten.
20.9
Aanvullende overwegingen
• Draag in een broeikas altijd schoenen met dichte neus om snijwonden door gebroken
glas te voorkomen. Ruim gebroken glas nooit met blote handen op.
• Houd de broeikas net en ordelijk om glij-, struikel- en valpartijen te vermijden.
• Zorg voor voldoende verlichting.
• Zorg voor plaagbestrijding.
• Tref noodvoorzieningen, inclusief alternatieve uitgangen en
brandbestrijdingsapparatuur.
• Wanneer u in de broeikas verbrandingsmotoren gebruikt, moet u het koolmonoxidegehalte in de lucht controleren en voldoende verluchting garanderen.
• Werk bij heel winderig weer niet in broeikassen om letsels door gebroken glas te
voorkomen.
114
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Casestudy
De 18-jarige zoon van een landbouwer was langsgekomen om zijn vader te helpen met dakwerkzaamheden op hun broeikassen voordat ze samen
naar een voetbalmatch zouden gaan. Zij wilden
voor de winter de nylonkasbedekking vervangen.
De zoon bevond zich op het dak toen zijn voet
uit zijn teenslipper gleed en hij van het dak viel.
Zijn wervelkolom was ernstig beschadigd en hij is
blijvend gehandicapt.
Wat hadden de landbouwer en zijn zoon
moeten doen?
Zij hadden een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren
om vast te stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• vallen van een hoogte;
• vallende voorwerpen.
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot voor beide gezien:
• het ontbreken van een werkmethodeomschrijving;
• het gebrek aan opleiding en ervaring;
• het ontbreken van aangepast materiaal;
• het onaangepaste schoeisel;
• het vooruitzicht van de voetbalmatch.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• letsel, blijvende handicap, hersenschudding, coma, overlijden.
Als zij de taak hadden beoordeeld, wat hadden zij moeten doen om
de risico’s te beperken?
Zij hadden:
• een beroep moeten doen op een vakman;
• een stelling of een mobiele hoogwerker moeten gebruiken;
• een geschikt laddersysteem en een speciaal daarvoor gemaakte loopbrug moeten gebruiken;
• geschikte veiligheidsschoenen, een veiligheidsharnas en gereedschapsriem moeten dragen.
115
hoofdstuk 21
Bosbouw
Bosbouwer kan een gevaarlijk beroep zijn. Het is zelfs nog gevaarlijker als
zelfstandigen of tijdelijke arbeidskrachten in plaats van voltijdse professionele
aannemers het werk verrichten.
Als u met bosbouw de kost verdient, kunnen u
noch uw werknemers het zich veroorloven een
dag afwezig te zijn, zelfs niet voor lichte letsels.
U moet ervoor zorgen dat de mensen die met
en voor u werken, opgeleid en bekwaam zijn om
het werk te verrichten. Herinner hen eraan dat
hun onachtzaamheid hun veiligheid, die van hun
collega’s en mogelijk die van derden (het publiek)
in gevaar kan brengen.
21.1
In dit hoofdstuk
wordt het volgende
behandeld:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Planning
Personeelsbeheer
Kampementen
Bomen planten
Bosonderhoud
Houtwinning
Half omgevallen bomen,
uitslepen
Houtvervoer
De kettingzaag
Gebruik van handsignalen
Touwen en klimmateriaal
Eerstehulp- en
noodvoorzieningen
Bosbranden
Casestudy
Planning
Het plannen van de operaties is één van de belangrijkste factoren om veilige en
gezonde werkomstandigheden in de bosbouw te creëren.
De locatiemanager moet het volgende garanderen:
• De mensen die met en voor hem werken, zijn bekwaam, verantwoordelijk en verstandig en zijn zich ervan bewust dat hun onachtzaamheid hun veiligheid en die van hun
collega’s in gevaar kan brengen.
• Bekwame teamleiders worden aangesteld om toezicht te houden op het werk. Wanneer
meerdere aannemers aan het werk zijn, moet de locatiemanager de hiërarchische relaties,
plichten en verantwoordelijkheden duidelijk vastleggen.
• Er worden regelingen getroffen voor aangepaste vervoer- en communicatiesystemen voor de werknemers.
• Waar nodig, moeten regelingen voor geschikte verblijfsvoorzieningen voor de werknemers
worden getroffen.
• Machines, materiaal, gereedschap en persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) zijn beschikbaar
en in goede staat. Er moeten regelingen worden getroffen voor de brandstofbevoorrading, de handhaving
van de veiligheid en het vervoer en indien er wapens worden gebruikt, moeten ze vergund zijn en op een
veilige manier worden bewaard en gebruikt.
• Het werk wordt gepland.
• De teamleden kennen de lokale fauna en flora inclusief dieren, insecten en reptielen, kunnen
gevaarlijke soorten herkennen en weten hoe ze ermee moeten omgaan of hoe ze ze kunnen ontlopen.
De infecties en ziekten die door bosdieren kunnen worden overgedragen, verschillen van regio tot regio.
Sommige ervan geven geen symptomen en zijn moeilijk op te sporen en vormen daarom een groter risico
om bosbouwwerknemers te besmetten. Sommige infecties en ziekten kunnen dodelijk zijn.
• Er moeten noodplannen worden opgesteld en de werknemers moeten ervan op de hoogte worden
gesteld.
• Werknemers moeten worden opgeleid in off-road rijden en voertuigveiligheid, brandprocedures, relevante
gevaren, het bedienen van machines, het vellen van bomen, het manueel hanteren van lasten en het laden.
116
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
21.2
Personeelsbeheer
Personeel is de meest waardevolle en meest delicate factor in de bosbouwindustrie. Werknemers worden aan
extreme omstandigheden blootgesteld en ervaren een ongebruikelijke fysieke en psychologische belasting.
Vermoeidheid en belasting zijn het gevolg van te lange werkdagen, lange pendeltijden, ter plaatse
kamperen en een hoog werktempo (aangezien de meeste werknemers per stuk worden betaald). Tijdsdruk
leidt tot haast en onveilige praktijken. Vermoeide werknemers kunnen lethargie, zwakte, uitputting, sportanemie of bijnieruitputting ervaren.
Jonge en oudere werknemers zijn bijzonder kwetsbaar: de eerste groep door gebrek aan ervaring en
overschatting van hun capaciteiten en de tweede groep door leeftijdsgebonden problemen en vermoeidheid.
Werknemers zijn gevoelig voor hitteberoertes, zonnebrand, uitdroging en blootstelling aan extreme
weersomstandigheden.
21.3
Bomen planten
Bomen planten is belastend, repeterend werk en wordt daarom rechtstreeks in verband gebracht met problemen
aan het bewegingsapparaat.
Gebruik handgereedschap dat speciaal voor bosbouwwerkzaamheden is ontwikkeld. 10-15 % van alle
boomplantwerkzaamheden wordt door vrouwen verricht. Wanneer het personeel ook vrouwen telt, moet
met extra zaken rekening worden gehouden (bv. aparte verblijven, draagvermogen).
Als er scherp gereedschap wordt gebruikt om te graven, is het van cruciaal belang dat men laarzen met stalen
neuzen draagt. Gebruik bij het dragen van planten en gereedschap een geschikte gereedschapsriem om
de belasting te verminderen.
Wat kunt u doen?
• Beloon uw werknemers op basis van andere criteria dan output (hierdoor kan het werktempo dalen, maar
het verkleint ook de kans op letsels en ongevallen).
• Introduceer taakroulatie om uw werknemers te ontlasten, ook al vereist dit een grondigere opleiding.
• Plan de werkzaamheden zodat alleen werken wordt vermeden.
• Moedig vaccinaties aan indien beschikbaar.
• Geef persoonlijke alarmsystemen mee aan werknemers die alleen moeten werken; de systemen moeten
in verbinding staan met de hulpverleners zodat noodsituaties kunnen worden vastgesteld en het noodplan
in werking kan treden.
• Pas de werkuren en pauzes aan de noden en de complexiteit van het werk aan.
• Zorg voor discipline en afdoend toezicht via de teamleider.
• Leid uw werknemers op om letsels en infecties te voorkomen, onderwijs hen over het dragen van gepaste kleding
en persoonlijke beschermingsmiddelen (bv. knielaarzen om de kans op slangenbeten te verkleinen of insectensprays of
-lotions om insectenbeten te voorkomen).
• Leid uw werknemers op over en maak hen bewust van schadelijke planten en dieren en van de risico’s
die aan het werk, de gebruikte machines en de werksystemen zijn verbonden.
• Weet altijd waar uw ploegen zich bevinden zodat ze in noodsituaties kunnen worden geëvacueerd.
De locatiemanager en de teamleiders moeten ervoor zorgen dat ze altijd op de hoogte zijn van eventuele
allergieën voor steken en beten en geneesmiddelenintoleranties van de teamleden. Ze moeten de relevante
medische geschiedenis van de werknemers ter plaatse beschikbaar houden.
117
Bescherm u tegen blootstelling aan de zon, hitte of vochtigheid door een hoed en zonnebril te dragen,
door zonnecrème te gebruiken en door geregeld water te drinken. Draag bij nat en koud weer warme wind- en
regendichte kleding en slipvast schoeisel.
21.4
Kampementen
Wanneer het noodzakelijk is om ter plaatse een kampement op te richten en dit door de nationale wetgeving
wordt toegelaten, moet de locatiemanager zorgen voor aangepaste accommodatie, aparte voorzieningen
voor mannen en vrouwen, sanitair, communicatiemiddelen, vervoer van en naar het kampement
en ontspanningsmogelijkheden.
Werknemers lijden vaak aan stressgebonden problemen omdat ze gedurende lange tijd van hun gezin en
hun vrienden gescheiden zijn en omdat ze een gebrek aan privacy en comfort ervaren.
Hoe beter de voorzieningen en de organisatie van het kampement zijn, hoe minder stress de
werknemers ervaren. Werknemers moeten worden geïnformeerd of het water van plaatselijke stroompjes
drinkbaar is en of de boomvruchten eetbaar zijn. Informeer de teamleden over eventuele jachtgebieden en
geldende beperkingen.
Leg brandbeschermingszones aan rond de kampementen en zorg ervoor dat alle werknemers de risico’s
van bosbranden begrijpen.
Leg werknemers in zones met gevaar voor blikseminslagen uit wat ze moeten doen om deze te vermijden.
In extreme weersomstandigheden moeten de werkzaamheden worden opgeschort en moet aan de
werknemers aangepaste beschutting worden geboden (hoofdstuk 10: Paraatheid en reactie op noodsituaties).
21.5
Bosonderhoud
Om plantenziektes te bestrijden, zijn pesticiden nodig, die chemische gevaren opleveren. Stel een werkmethodeomschrijving op en houd u eraan (hoofdstuk 5: Planning). Draag tijdens het spuiten geschikte persoonlijke
beschermingsmiddelen inclusief bescherming voor de ogen, neus en mond. Draag geschikte handschoenen
wanneer u chemische stoffen of pas bespoten planten vastneemt. Het is raadzaam om tijdens de koelere uren
van de dag te spuiten omdat de persoonlijke beschermingsmiddelen u sterk kunnen doen zweten.
21.6
Houtwinning
Houtwinning is zonder enige twijfel de meest gevaarlijke activiteit in de bosbouw. Onder houtwinning wordt het
vellen, toppen, onttakken en ontschorsen van bomen, het verplaatsen van boomstronken naar een toegankelijke
locatie, het tijdelijk stapelen ervan en ten slotte het laden ervan op transportvoertuigen verstaan. Het gebruik
van moderne houtoogstmachines heeft het aantal dodelijke en ernstige ongevallen bij de houtwinning sterk
verminderd.
Bij houtoogstactiviteiten worden zware mobiele machines gebruikt die met kantelbeveiligingsinrichtingen
(ROPS) en constructies ter bescherming tegen vallende voorwerpen (FOPS) moeten worden uitgerust. Het is
van essentieel belang voor de veiligheid dat de operatoren goed worden opgeleid en dat er verboden zones
rond deze machines worden afgebakend.
118
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
21.7
Half omgevallen bomen,
uitslepen
Na een storm mag u alleen opgeleide werknemers aan het werk laten gaan; de werkomstandigheden kunnen immers gevaarlijk zijn door
afgeknapte takken, half omgevallen bomen en
rollende en wegglijdende bomen. Half omgevallen
bomen kunnen veilig worden verwijderd met behulp
van veilige draaihaken en lieren — een tweede boom doen vallen is een onveilige manier om een half omgevallen
boom te vellen. Uitsleeptrekkers mogen niet worden gebruikt bij hellingen van meer dan 15°. Bij uitzonderlijk
nat weer moet uitsleepwerk worden uitgesteld.
21.8
Houtvervoer
Wanneer boomstammen op elkaar worden gestapeld
op de laadplaats, moeten ze worden beveiligd zodat
ze niet wegrollen of wegglijden. Boomstammen laden
voor vervoer is een activiteit die met aandoeningen aan
het bewegingsapparaat en vermoeidheid wordt geassocieerd. Hefwerktuigen (bv. kranen, autokranen)
en hun heftoebehoren (bv. touwen en kettingen)
moeten geregeld worden gecontroleerd.
In zuiderse landen worden vaak dieren, bv. paarden
of muildieren, ingezet om boomstammen van ontoegankelijke plaatsen naar een laadplaats te brengen.
Wees voorzichtig als u speciale laadvloeren gebruikt.
21.9
De kettingzaag
De kettingzaag wordt als het allergevaarlijkste gereedschap in de bosbouwsector beschouwd.
Terugslag is heel vaak verantwoordelijk voor letsels bij bosbouwwerknemers. Andere machines waarmee
ongevallen gebeuren, zijn versnipperaars en houtklievers. Wanneer machines slecht zijn ontworpen en hun
beschermings- of beveiligingsinrichtingen zijn verwijderd, is de kans op machinegebonden letsels groter.
Kettingzaagongevallen worden geassocieerd met:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
gebrek aan opleiding
terugslag
spierbelasting
geraakt worden door de ketting
hete motor
benzine
geluid en trillingen
puin en stof
koolstofmonoxide/dampen
gebrek aan de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen.
119
Neem de nodige voorzorgsmaatregelen:
1. Volg een cursus over het veilig gebruik van kettingzagen en laat alleen opgeleide en bekwame mensen een kettingzaag gebruiken.
2. Kies een kettingzaag die aan uw behoeften voldoet; zorg er daarbij voor dat
de lengte van het zaagblad geschikt is voor het soort werk dat u verwacht
te zullen verrichten.
3. Kies een kettingzaag met een laag trillingsniveau om te vermijden dat de
trillingen naar de armen worden doorgegeven.
4. Controleer of de kettingzaag goed uitgebalanceerd is.
5. Lees de handleiding.
6. Voorzie bijscholing voor de werknemers over hoe ze terugslag kunnen vermijden en zorg ervoor dat uw kettingzaag een terugslagarme of veiligheidsketting
heeft.
7. Zorg ervoor dat de kettingzaag uitgeschakeld is als u brandstof of olie bijvult.
8. Houd een blusapparaat binnen handbereik.
9. Draag tijdens het bijvullen van brandstof en olie handschoenen om contact met de huid te vermijden.
10. Start de kettingzaag op de grond.
11. Zorg ervoor dat de ketting proper is.
12. Gebruik gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen, inclusief oorkappen met oordoppen, veiligheidslaarzen,
een veiligheidsbril, handschoenen en antisnijwondbeenkappen.
13. Gebruik een kettingzaag nooit boven schouderhoogte.
14. Houd een kettingzaag altijd met beide handen vast.
Controleer uw kettingzaag om te zien of ze is uitgerust met:
✔✔ een knaldemper om het lawaai te dempen en de uitlaatgassen weg te leiden van de
operator;
✔✔ een vonkenvanger om vonken in de uitlaatgassen te vangen;
✔✔ een kettingvanger om de ketting te vangen als hij breekt, en te voorkomen dat hij de
operator raakt;
✔✔ een aan- en uitschakelaar om de kettingzaag snel uit te schakelen met de duim
wanneer u de achterhandgreep met de rechterhand vasthoudt;
✔✔ een handschoen om te voorkomen dat uw linkerhand de voorhandgreep loslaat;
✔✔ een kettingrem om de ketting te doen stoppen bij een terugslag;
✔✔ gasvergrendeling om te garanderen dat de gashendel alleen werkt wanneer de achterhandgreep stevig wordt vastgehouden;
✔✔ trillingsdempers om de trillingen die de operator in zijn handen voelt, te dempen;
✔✔ rechterhandbescherming om de rechterhand tegen puin en gebroken kettingen te
beschermen.
De volgende persoonlijke beschermingsmiddelen en accessoires moeten door kettingzaaggebruikers worden
gedragen:
•
•
•
•
•
•
•
een fel gekleurde veiligheidshelm;
een vizier of veiligheidsbril;
oorkappen en oordoppen om het geluid te dempen;
een overhemd, vest of ander kledingstuk met hoge zichtbaarheid;
antisnijwondbeenkappen of -broek;
veiligheidslaarzen met stalen neuzen;
een gereedschapsriem en kit met reserveonderdelen met alle benodigde
werktuigen en onderdelen.
21.10
Handsignalen
Handsignalen voor het vellen en laden van bomen moeten voor de start
van het werk worden afgesproken, ook al zullen universele signalen worden gebruikt. Er moet ook worden vastgelegd wie de signaalgever zal zijn.
Controleer bij het vellen de valrichting aan de hand van een speciale
opeenvolging en vorm van de sneden.
120
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
De signaalgever moet op een veilige plaats gaan staan die voor de operator goed zichtbaar is. Signalen mogen
alleen worden gegeven wanneer hun betekenis duidelijk is (hoofdstuk 17: Signalering). Bij het vellen van
bomen is het gebruik van handsignalen vaak noodzakelijk.
21.11
Touwen en klimmateriaal
Touwen en klimmateriaal die worden gebruikt om mensen omhoog te hijsen, moeten zo vaak als de
nationale wetgeving oplegt door een onafhankelijke bevoegde instantie worden gecertificeerd. Daarnaast
moeten ze vóór het eerste gebruik en elk daaropvolgend gebruik en na ingrijpende reparatie visueel
worden geïnspecteerd.
21.12
Eerstehulp- en noodvoorzieningen
De locatiemanager en de teamleider moeten weten waar zich de dichtstbijzijnde medische instelling
bevindt waar tegengif en antiserums beschikbaar zijn om anafylactische shock en vergiftiging te voorkomen.
Het is van essentieel belang dat er EHBO-koffers met antibiotica, antihistaminica, preventieve en
curatieve vaccins (tetanus) aanwezig zijn.
De EHBO’ers moeten opgeleid zijn om ziekten en letsels verbonden aan de fauna, flora en typische
eigenschappen van de werklocatie te herkennen en te behandelen. Gegevens in verband met de verstrekte
behandelingen moeten worden bijgehouden.
Men moet voorbereid zijn op noodsituaties: er moet materiaal voorhanden zijn, personeel moet voor
diverse scenario’s opgeleid zijn en er moeten noodoefeningen worden uitgevoerd, waar nodig, inclusief redding
via helikopter. Er moeten evacuatieregelingen worden getroffen, vooral op plaatsen waar de toegang tot
voertuigen beperkt is. Er moet een transportvoertuig met satellietradio voor noodsituaties beschikbaar zijn.
(hoofdstuk 10: Paraatheid en reactie op noodsituaties).
21.13
Bosbranden
Bosbranden zijn een veelvoorkomende noodsituatie in de bosbouwsector. Meer dan 90 % van alle
bosbranden wordt door de mens veroorzaakt.
Roken, brandstoflekken, voertuigen, handgereedschap en kampementen in het bos zijn de gebruikelijke oorzaken. Bosbranden zijn heel gevaarlijk door de overvloedige aanwezigheid van ontvlambaar materiaal,
de plotse veranderingen van windrichting en de ontoegankelijkheid van het terrein. Branden zijn onvoorspelbaar:
ze bewegen zich bergop, nemen snel uitbreiding en volgen de windrichting.
Bosbranden leiden vaak tot ernstige of fatale letsels en tot zware schade aan het bos. Branden veroorzaken
brandwonden, verstikking, ademhalingsproblemen en oogirritatie.
Als de brand vroeg wordt opgemerkt, kan hij gemakkelijker en veiliger worden geblust.
Gevaren verbonden aan brandbestrijding omvatten sterke warmtestraling en slechte zichtbaarheid door de rook
en het stof. Het kan moeilijk zijn om materiaal bij de brandweerlui te krijgen en om gewonden te evacueren.
121
Casestudy
Een bosbouwwerknemer met 15 jaar ervaring werd door de
plaatselijke bosbouwcoöperatieve tot teamleider van een team
van negen bosbouwwerknemers aangesteld. Hij was hout aan
het zagen met zijn kettingzaag toen de ketting een steen op de
grond raakte, terugsloeg en zijn knie open reet. Hij kon van geluk
spreken dat hij er met een diepe schram van af kwam.
Wat had hij moeten doen?
Alvorens de kettingzaag te gebruiken, had hij een eenvoudige risicobeoordeling moeten uitvoeren om vast te
stellen:
Wat kan er verkeerd lopen?
• Snijwonden door contact met een ingeschakelde kettingzaag
• Letsel door terugslag
• Letsel door contact van de draaiende ketting met vreemde voorwerpen
Hoe groot is de kans dat dit zich voordoet?
Groot, gezien:
• de plotse beweging van de kettingzaag;
• de aard van het terrein, met stenen;
• de kracht van de terugslag.
Wat zijn de mogelijke gevolgen (ernst)?
• snijwonden, letsel, amputatie.
Wat had de bosbouwwerknemer moeten doen om het risico te beperken?
Hij had:
• ervoor moeten zorgen dat ze opgeleid en bekwaam waren voor het uit te voeren werk;
• voorzorgsmaatregelen moeten nemen om te verhinderen dat de ketting de grond, stenen of andere voorwerpen zou raken;
• antisnijwondlaarzen en beenkappen moeten dragen.
122
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
bijlage 1 . 1
Glossarium
Û
Terug naar hoofdstuk 1
Begrip
Toelichting
Ongeval
Een ongewenste gebeurtenis die een overlijden, gezondheidsproblemen, letsels, schade of andere
verliezen veroorzaakt (British Standards Institute)
ATV’s
Terreinvoertuigen
Deskundige
Een persoon met voldoende kennis, vaardigheid, bewustzijn en attitude om een taak uit te voeren
(British Standards Institute)
dB
Decibel
Noodsituatie
Een probleem, gebeurtenis of voorval waardoor de werking, het personeel en het vermogen van een
bedrijf in gevaar komen
FOPS
Falling Object Protective Structure — Constructie ter bescherming tegen vallende voorwerpen
Gevaar
Een gevaar is elke situatie, stof, activiteit, gebeurtenis of omgeving die mogelijk letsels of gezondheidsproblemen kan veroorzaken (OHSAS 18001:2007)
Veiligheid op het werk
Het bevorderen en in stand houden van de hoogste graad van fysiek, mentaal en sociaal welzijn van
werkenden van alle beroepen (Internationale Arbeidsorganisatie/Wereldgezondheidsorganisatie)
Incident
Een gebeurtenis die een ongeval veroorzaakt heeft of mogelijk een ongeval had kunnen veroorzaken
IPM
Integrated Pest Management — Geïntegreerde gewasbescherming
MSD’s
Musculoskeletal disorders — Aandoeningen van het bewegingsapparaat die de spieren, gewrichten,
pezen, ligamenten en zenuwen van het lichaam kunnen aantasten (Internationale Arbeidsorganisatie)
SDS
Safety Data Sheet — Veiligheidsinformatieblad
PPE
Personal protective equipment — Persoonlijke beschermingsmiddelen
PTO
Power Take-Off — Aftakas
RCD
Residual Current Device — Differentieelschakelaar
ROPS
Rollover Protective Structure — Kantelbeveiligingsinrichtingen
RSI
Repetitive Strain Injury — Lichamelijke klachten als gevolg van repeterende bewegingen
Veiligheid
Afwezigheid van onaanvaardbaar risico (British Standards Institute)
123
bijlage 1 . 2
Referenties
Animal Sciences Group, Hazard identification and characterization of welfare aspects
during transport of farm animals, Lelystad,
Nederland, 2008.
Û
Terug naar hoofdstuk 1
Health and Safety Authority, Cattle
Handling in Marts and Lairages, Dublin,
Ierland, 2010.
Health and Safety Executive, Manual
handling solutions for farms, Suffolk, Crown,
Verenigd Koninkrijk, 2006.
Ayers, P. D., General Tractor Safety,
Factsheet nr. 5.016, Colorado State
University Colorado, VS, 2010.
Health and Safety Authority, Code
of Practice for Preventing Injury and
Occupational Ill Health in Agriculture,
Dublin, Ierland, 2006.
Health and Safety Executive, No second
chances, Suffolk, Crown, Verenigd Koninkrijk,
1996.
Danish Agriculture and Danish Agricultural
Council, Agriculture in Denmark: Facts and
Figures 2008, Denemarken, 2008.
Health and Safety Authority, Farm
Safety Code of Practice Risk Assessment
Document, Dublin, Ierland, 2006.
Europees Agentschap voor veiligheid en
gezondheid op het werk, Common errors
in the risk assessment process, E‑FACTS 32.
Health and Safety Authority, Guidance on
the Safe Handling of Livestock at Marts and
Lairages, Dublin, Ierland, 2010.
Europees Agentschap voor veiligheid en
gezondheid op het werk, E-tool Youth in
agriculture (https://www.osha.gov/SLTC/
youth/agriculture/index.html).
Health and Safety Authority, The Essential
Health and Safety Guide for Horticulture,
Dublin, Ierland, 2005.
Europees Agentschap voor veiligheid
en gezondheid op het werk, Workplace
exposure to vibration in Europe: an expert
review, Luxemburg, 2008.
Europese Commissie, directoraat-generaal
Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie,
eenheid D.5, Guidance on Work-related
Stress, Luxemburg, 2002.
Eurostat Pocketbooks, Forestry statistics,
Luxemburg, 2007.
Eurostat, Results from the Labour Force
Survey 2007 ad hoc module on accidents
at work and work-related health problems,
Luxemburg, 2009.
Eurostat, Work and health in the EU —
A statistical portrait, Luxemburg, 2004.
Gyldendal Akademisk, Act of 17 June 2005
No 62 relating to working environment,
working hours and employment protection, etc. (Working Environment Act), Oslo,
Noorwegen, 2005.
Health and Safety Authority, Tractor Safety
and You, Dublin, Ierland, 2010.
Health and Safety Executive, Avoiding ill
health at open farms — Advice to Farmers,
Suffolk, Verenigd Koninkrijk, 2000.
Health and Safety Executive, Controlling
grain dust on farms, Suffolk, Crown,
Verenigd Koninkrijk, 1996.
Health and Safety Executive, COSHH: A brief
guide to the Regulations, Suffolk, Crown,
Verenigd Koninkrijk, 2005.
Health and Safety Executive, Deer Farming,
Suffolk, Crown, Verenigd Koninkrijk, 1996.
Health and Safety Executive, Fatal traction,
Suffolk, Crown, Verenigd Koninkrijk, 2001.
Health and Safety Executive, Farmwise,
Suffolk, Crown, Verenigd Koninkrijk, 1999.
Health and Safety Executive, LOLER: How
the Regulations apply to agriculture, Suffolk,
Crown, Verenigd Koninkrijk, 1998.
Health and Safety Executive, Power takeoffs and power take-off drive shafts, Suffolk,
Crown, Verenigd Koninkrijk, 1997.
Health and Safety Executive, Safe cattle
handling equipment, Suffolk, Crown,
Verenigd Koninkrijk, 2008.
Health and Safety Executive, Shock horror,
Suffolk, Crown, Verenigd Koninkrijk, 2003.
Health and Safety Executive, Tractor action,
Suffolk, Crown, Verenigd Koninkrijk, 2003.
Health and Safety Executive, Why fall for it?,
Suffolk, Crown, Verenigd Koninkrijk, 2007.
Helen Vaughant-Jones en Leela Barham,
Healthy Work Challenges and Opportunities
to 2030, Bupa Londen, Verenigd Koninkrijk,
2009.
Internationale Arbeidsorganisatie, Health,
Safety and Environment: A Series of Trade
Union Education Manuals for Agricultural
Workers, Genève, Zwitserland, 2004.
Jokiluoma, H., Tapola, H., Forest worker
safety and health in Finland (http://www.
fao.org/docrep/v1500E/v1500e0c.htm).
Jürgens, W. W., Mohr, D., Skoruppa, H.,
Health Risk in Agriculture in Germany,
voorgesteld door Dr. Detlev Mohr
tijdens de internationale conferentie
„Environmental, Occupational Health and
Safety in Agriculture on the Boundary of
Two Millennia”, Kiev, 7-11 september 1998.
124
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Laperche Blandine, CSR — Best Practices
of France, Dunkerque, Frankrijk.
Ridley, J. (ed), BSc, CEng, MIMechE FIOSH
DMS, Safety at Work, tweede druk, 2001.
SAC, Recommendations for the design
of new, safe and efficient cattle handling
systems, Edinburgh, Schotland, Verenigd
Koninkrijk, 2004.
Tye and Pearson (1974/75), The Accident
Triangle (http://home.freeuk.net/mike.
everley/download/ac.pdf).
125
bijlage 2 . 1
Nationale instanties voor
gezondheid en veiligheid
Û
Terug naar hoofdstuk 1
Û
Terug naar hoofdstuk 2
BELGIË
Service public fédéral Emploi, Travail et
Concertation sociale
http://www.meta.fgov.be
http://www.emploi.belgique.be
Direction Générale Contrôle
du bien-être au travail
Rue Ernest Blerot 1
1070 Bruxelles
BELGIË
BULGARIJE
Glavna inspekcia
po truda
http://www.gli.government.bg/en/
General Labour Inspectorate
Executive Agency
bul. Dondukov 3
1000 Sofia
BULGARIJE
TSJECHIË
Státní úÅ™ad
inspekce práce
http://www.suip.cz/
KoláÅ™ská 451/13
746 01 Opava
TSJECHIË
DENEMARKEN
Arbejdstilsynet
http://arbejdstilsynet.dk/da/
Landskronagade 33
2100 København Ø
DENEMARKEN
DUITSLAND
Bundesministerium
für Arbeit und
Soziales
http://www.bmas.de/DE/Startseite/start.html
Wilhelmstraße 49
10117 Berlin
DUITSLAND
ESTLAND
Labour Inspectorate
of Estonia
http://www.ti.ee/
Töönspecktsioon
Gonsiori 29
10147 Tallinn
ESTLAND
IERLAND
Health and Safety
Authority
http://www.hsa.ie/eng/
The Metropolitan Building
James Joyce Street
Dublin 1
IERLAND
GRIEKENLAND
SEPE – Labour
Inspectorate
http://www.ypakp.gr/
Iolkou and Argonafton 2
38001 Volos
GRIEKENLAND
SPANJE
Ministerio de Empleo
y Seguridad Social
http://www.mtin.es/itss/web/index.html
(Labour Inspectorate)
http://www.mtin.es/
(Ministry of Labour)
Inspección de Trabajo
Dirección General de la Inspección
de Trabajo y Seguridad Social
C/Agustín de Bethencourt, 4
28071 Madrid
SPANJE
FRANKRIJK
Ministère du
Travail, de L‘Emploi,
de la Formation
Professionnelle et
du Dialogue Social
http://www.travail-emploi-sante.gouv.fr/
Ministère de l’emploi, de la
Cohésion sociale et du logement
39-43 Quai André Citroën,
75902 Paris Cedex 15
FRANKRIJK
ITALIË
Ministero del
Lavoro e delle
Politiche Sociali
http://www.lavoro.gov.it
Via Cesare de Lollis 12
00185 Roma RM
ITALIË
126
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
CYPRUS
Department of
Labour Inspection
http://www.mlsi.gov.cy
Apelli Street 2
1493 Nicosia
CYPRUS
LETLAND
State Labour
Inspectorate
http://www.vdi.gov.lv
Kr. Valdemara Street 38 k-1
Riga, LV-1010
LETLAND
LITOUWEN
State Labour
Inspectorate of the
Republic of Lithuania
http://www.vdi.lt/
Algirdo str. 19
LT-03607 Vilnius
LITOUWEN
LUXEMBURG
Inspection du travail
et des mines
http://www.itm.lu/
Boîte postale 27
2010 Luxembourg
LUXEMBURG
3, rue des Primeurs
2361 Strassen
LUXEMBURG
HONGARIJE
Hungarian Labour
Inspectorate
http://www.ommf.gov.hu
Budapest Margit krt. 85.
1024 HONGARIJE
Budapest Pf. 639. 62
1399 HONGARIJE
MALTA
Occupational Health
and Safety Authority
http://www.ohsa.org.mt/
17, Edgar Ferro Street
Pieta PTA 1533
MALTA
NEDERLAND
Dutch Labour
Inspectorate
http://www.arbeidsinspectie.nl/
Postbox 90801
2509 LV Den Haag
NEDERLAND
OOSTENRIJK
Bundesministerium
für Arbeit,
Soziales und
Konsumentenschutz
http://www.arbeitsinspektion.gv.at
Stubenring 1
1010 Wien
OOSTENRIJK
POLEN
National Labour
Inspectorate
http://www.pip.gov.pl
Chief Labour Inspectorate
38/42 Krucza Street
00-962 Warszawa
POLEN
PORTUGAL
ACT — Autoridade
Para as Condições
do Trabalho
http://www.act.gov.pt/
Av. Casal Ribeiro 18-A
1749-073 Lisboa
PORTUGAL
ROEMENIË
Labour Inspection
http://www.inspectmun.ro/
Matei Voievod Street 29
Sector 2
21455 BucureÅŸti
ROEMENIË
SLOVENIË
Ministry of Labour,
Family and
Social Affairs
http://www.id.gov.si/
Parmova 33
SI-1000 Ljubljana
SLOVENIË
SLOWAKIJE
National Labour
Inspectorate
http://www.safework.gov.sk/
Masarykova 10
040 01 Kosice
SLOWAKIJE
FINLAND
Ministry of Social
Affairs and Health
http://www.stm.fi/sivukartta
Kirkkokatu 14
PO Box 33
FI-00023 Helsinki
FINLAND
ZWEDEN
Swedish Work
Environment
Authority
http://www.av.se/
Lindhagensgatan 133
SE-112 79 Stockholm
ZWEDEN
VERENIGD
KONINKRIJK
Health and Safety
Executive
http://www.hse.gov.uk/
Redgrave Court
Merton Road
Bootle
Merseyside
L20 7HS
VERENIGD KONINKRIJK
127
bijlage 2 . 2
Europese richtlijnen inzake
gezondheid en veiligheid
Û
Terug naar hoofdstuk 2
S/N
Thema
Titel
Nummer
1
Arbeidsmiddelen
Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende
de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het
gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de
werknemers
89/656/EEG
2
Arbeidsmiddelen
Richtlijn 95/63/EG van de Raad van 5 december 1995 tot wijziging van
Richtlijn 89/655/EG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid
en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op
de arbeidsplaats
95/63/EG
3
Arbeidsmiddelen
Richtlijn 2001/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van
27 juni 2001 tot wijziging van Richtlijn 89/655/EEG van de Raad betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het
gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats
2001/45/EG
4
Beeldschermapparatuur
Richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot
het werken met beeldschermapparatuur
90/270/EEG
5
Trillingen
Richtlijn 2002/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van
25 juni 2002 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid
en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de
risico’s van fysische agentia (trillingen)
2002/44/EG
6
Signalering
Richtlijn 92/58/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op
het werk
92/58/EEG
7
Zwangere
werkneemsters
Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de
veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de
zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie
92/85/EEG
8
Fysische agentia
Richtlijn 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van
5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid
en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de
risico’s van fysische agentia
2006/25/EG
9
Persoonlijke
Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende
de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het
gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de
werknemers
89/656/EEG
Richtlijn 2003/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en
veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de
risico’s van fysische agentia (lawaai)
2003/10/EG
beschermingsmiddelen
10
Lawaai
128
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
11
Winning — boringen
Richtlijn 92/91/EEG van 3 november 1992 betreffende minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en
de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën die delfstoffen winnen met behulp van boringen
92/91/EEG
12
Winning
Richtlijn 92/104/EEG van 3 december 1992 betreffende de minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en
de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën in dagbouw
of ondergronds
92/104/EEG
13
Manueel hanteren van
lasten
Richtlijn 90/269/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende de
minimumveiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het manueel
hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de
werknemers
90/269/EEG
14
Ioniserende straling
Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der
bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden
gevaren
96/29/
Euratom
15
Gezondheid en veiligheid —
minimumvoorschriften
Richtlijn 89/654/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende
minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen
89/654/EEG
16
Gezondheid en veiligheid
Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de
tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering
van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk
89/391/EEG
17
Vissersvaartuigen — medische hulpverlening aan
boord
Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de
minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering
van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen
92/29/EEG
18
Vissersvaartuigen
Richtlijn 93/103/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de
minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan
boord van vissersvaartuigen
93/103/EG
19
Grenswaarden voor
blootstelling — tweede
lijst
Richtlijn 2006/15/EG van de Commissie van 7 februari 2006 tot
vaststelling van een tweede lijst van indicatieve grenswaarden voor
beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG van de
Raad en tot wijziging van de Richtlijnen 91/322/EEG en 2000/39/EG
2006/15/EG
20
Grenswaarden voor
blootstelling — eerste
lijst
Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie van 8 juni 2000 tot vaststelling
van een eerste lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige
blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk
2000/39/EG
21
Explosieve atmosferen
(ATEX)
Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van
16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen
1999/92/EG
22
Arbeidsbetrekkingen
Richtlijn 91/383/EEG van de Raad van 25 juni 1991 ter aanvulling van
de maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en
de gezondheid op het werk van de werknemers met arbeidsbetrekkingen
voor bepaalde tijd of uitzendarbeidsbetrekkingen
91/383/EEG
23
Elektromagnetische
velden
Richtlijn 2008/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van
23 april 2008 tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de
minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking
tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia
(elektromagnetische velden)
2008/46/EG
129
24
Elektromagnetische
velden
Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van
29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid
en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de
risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden)
2004/40/EG
25
Bouwplaatsen
Richtlijn 92/57/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en
mobiele bouwplaatsen
92/57/EEG
26
Chemische, fysische en
biologische agentia
Richtlijn 91/322/EEG van de Commissie van 29 mei 1991 tot vaststelling van indicatieve grenswaarden ter uitvoering van Richtlijn 80/1107/
EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de
risico’s van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia
op het werk
91/322/EEG
27
Chemische agentia
Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen
risico’s van chemische agentia op het werk
98/24/EG
28
Carcinogene en
mutagene agentia
Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van
29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de
risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het
werk
2004/37/EG
29
Carcinogene agentia
Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan
carcinogene agentia op het werk
90/394/EEG
30
Biologische agentia
Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van
18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers
tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk
2000/54/EG
31
Asbest
Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 september 1983 betreffende
de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan
asbest op het werk
83/477/EEG
32
Jongeren
Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk
94/33/EG
130
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
bijlage 4 . 1
Risicobeoordelingsinstructie
Û
Terug naar hoofdstuk 4
•
•
•
•
•
Een situatie?
Een machine of materiaal?
Een werktuig?
Een chemische stof?
Een ander element?
Wat is het gevaar?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Glad oppervlak?
Obstakel?
Extreme temperaturen?
Hoogteverschil?
Productspecificaties (toxisch, abrasief, corrosief,
ontvlambaar, explosief, mutageen, teratogeen,
op een andere manier destructief)?
Beweging/inertie?
Scherpe uiteinden/randen?
Vrijkomen van partikels?
Dynamische energie?
Gewicht?
Hoge druk/vacuüm?
Lawaai?
Straling?
Dampen?
Biologische agentia?
Wie zal er het slachtoffer
van zijn?
•
•
•
•
•
Werknemers?
Zij die op de boerderij wonen?
Onderaannemers?
Bezoekers?
Buren?
Wat zijn de gevolgen?
•
•
•
•
•
•
•
•
Schade aan eigendommen, oogst en vee?
Letsel en volledig herstel zonder verzuim?
Volledig herstel met kortstondig verzuim?
Volledig herstel met langdurig verzuim?
Geringe blijvende invaliditeit?
Ernstige blijvende invaliditeit?
Totale blijvende invaliditeit?
Overlijden?
Kwetsbare
groepen
Wat is de bron van het
gevaar?
Voorbeelden
Wanneer u de gevaren voor risicobeoordeling probeert vast te tellen,
stel uzelf dan de volgende vragen:
• Melkzone
• Rommelige locatie
• Werk op het veld in de winter/
zomer
• Dakwerkzaamheden
• Schilderwerk
• Voertuigbeweging/botsing
• Schroevendraaier/werkbank
• Lassen
• Half omgevallen boom
• Fruitkist of -mand
• Gasopslag
• Kettingzaag
• Voertuigbeweging
• Geboortevloeistoffen van dieren
•
•
•
•
•
Kinderen
Ouderen
Andere familieleden
Gehandicapten
Zwangere vrouwen
131
Bijkomende vragen die u
zich kunt stellen:
Bij menselijk handelen — kan ik:
• erover uitglijden?
• erover struikelen?
• erover vallen?
• ermee in botsing komen?
• ermee in aanraking komen?
• het inademen?
• ervan drinken?
• eraan worden blootgesteld?
Bij een stof — kan ze:
• in mijn ogen spatten?
• brandwonden veroorzaken?
• een brand doen ontstaan?
• ontploffen?
• mij met kracht treffen?
Bij een locatie/plaats — waar kan ik:
• af vallen?
• in vast komen te zitten?
Bij een activiteit — kan ze:
• mij uitputten?
• mij verwonden?
• mij ziek maken?
• Zijn er uitstekende delen?
• Zijn de lasten niet in
evenwicht?
• Is het materiaal ontoereikend/
ongeschikt?
• Is het materiaal defect/
beschadigd/slecht
onderhouden?
• Is er toereikende signalering/
afbakening?
• Zijn er stoffen zonder etiket
aanwezig?
• Is de kleding ongeschikt?
Voorbeelden
• Zijn de beschermingsinrichtingen verwijderd?
• Zijn de veiligheidsvoorzorgen
ontoereikend?
• Is de werkruimte
ontoereikend?
• Zijn er vluchtroutes?
• Zijn de vluchtroutes versperd?
• Zijn er ontstekingsbronnen
aanwezig?
• Zijn er hete oppervlakken?
• Is er kans op onverwachte
beweging?
• Onbeschermde bewegende delen van een
maaimachine
• Geen noodstopknoppen aanwezig
• Kleine arbeidsplaats
• Geen alternatieve route uit omheinde
dierenverblijven
• Gesloten deuren
• Roken
• Wrijvingswarmte
• Gedrag van dieren
• Verroeste delen van oude trekkers
• Diervoeder in zakken
• Personenvoertuigen om dieren te vervoeren
• Niet-onderhouden materiaal
• Niet-afgedekte gaten, putten, greppels,
waterreservoirs
• Diergeneesmiddelen, oplosmiddelen, verfproducten zonder etiket
• Losse mouwen, juwelen
Voorbeelden
Identificeer onveilige situaties:
• Machines bedienen zonder daartoe opgeleid
te zijn
• Reparatie van een elektrische installatie
• Niet op de hoogte van bouwwerkzaamheden
op het bedrijf
• Gebruik van een aftakas zonder
beschermingsinrichtingen
• Verbods-/gevarenborden negeren
• Incompatibele chemische stoffen mengen
• Een beschadigd, niet-onderhouden voertuig
besturen
• Laadinrichting gebruiken om toegang te
krijgen tot een hoogte
• Lassen zonder gelaatsbescherming
• Veiligheidshelmen met gaten erin geboord
• Chemische stoffen hanteren met stoffen
handschoenen
• Vooroverbuigen in plaats van door de knieën
buigen
• Een blokkering verhelpen zonder de machine
uit te schakelen
• Onder invloed van geneesmiddelen een
voertuig besturen/hefwerktuig bedienen
Identificeer onveilige handelingen/onveilig
gedrag:
•
•
•
•
•
•
•
•
Onbekwaam voor de taak
Onbevoegd personeel
Niet-ingelicht personeel
Beschermingsinrichtingen
omzeilen
Signalering negeren
Misbruik van stoffen/
materialen
Gebruik van defect materiaal
Onjuist gebruik van materiaal
• Geen gebruik van persoonlijke
beschermingsmiddelen
• Gebruik van defecte persoonlijke beschermingsmiddelen
• Onjuist gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
• Onjuist optillen van lasten
• Voertuigonderhoud met
draaiende motor
• Onder invloed van drugs/
alcohol/geneesmiddelen
Stel vast waarom dergelijk gedrag voorkomt:
• Om tijd te besparen?
• Omdat het minder moeite
vraagt?
• Omdat het comfortabeler is?
• Om aandacht te trekken?
• Om geld te besparen?
• Gebrek aan kennis?
• Gebrek aan concentratie?
• Vertrouwdheid met het
gevaar?
• Gebrek aan opleiding?
• Ontoereikende instructies?
• Gebrek aan planning?
• Gebrek aan toezicht?
• Gebrek aan toereikend,
aangepast en goed onderhouden materiaal?
Substantieel risico
Gemiddeld risico
Laag
Hoog risico
Gemiddeld
Hoog
Hoog
Gemiddeld
Herstelmaatregelen en tijdsbestek
Minimaal risico
Gemiddeld risico
Substantieel risico
Ernst
Verwaarloosbaar risico
Minimaal risico
Gemiddeld risico
Laag
1-3 Verwaarloosbaar Blijf de huidige beschermende en preventieve maatregelen toepassen — blijf de situatie opvolgen.
Û
4-6 Minimaal Maak de situatie veilig binnen een jaar
Risicobeoordelingsformulier
7-9 Gemiddeld Maak de situatie veilig binnen een maand
10-15 Substantieel Maak de situatie veilig binnen een week — neem intussen tijdelijke maatregelen
16-25 Hoog STOP de activiteit tot maatregelen zijn genomen en het risiconiveau is verlaagd (raadpleeg gespecialiseerde bronnen)
Risicoclassificatie
Interpretatie van de resultaten
Kans
Beoordeling van gevaren
132
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
bijlage 4 . 2
Terug naar hoofdstuk 4
Beschrijving van
het gevaar
Gevaar Nr.
Activiteit/taak:
Kans (hoog/
Ernst (hoog/
gemiddeld/laag) gemiddeld/laag)
Risicobeoordeling
(risico = kans × ernst)
Risico (verwaarloosbaar/
minimaal/
gemiddeld/
substantieel/
hoog)
Te nemen
voorzorgsmaatregelen
Uitvoering
Verantwoordelijkheid
van
Tijdsbestek
Kans (hoog/
gemiddeld/laag)
Ernst (hoog/
gemiddeld/laag)
Risicobeoordeling
(risico = kans × ernst)
Risico (verwaarloosbaar/
minimaal/
gemiddeld/
substantieel/
hoog)
133
Gevolgen
Beschrijving van
het gevaar
Gevaar Nr.
Activiteit/taak:
Kans (hoog/
Ernst (hoog/
gemiddeld/laag) gemiddeld/laag)
Risicobeoordeling
(risico = kans × ernst)
Risico (verwaarloosbaar/
minimaal/
gemiddeld/
substantieel/
hoog)
Te nemen
voorzorgsmaatregelen
Uitvoering
Verantwoordelijkheid
van
Tijdsbestek
Kans (hoog/
gemiddeld/laag)
Ernst (hoog/
gemiddeld/laag)
Risicobeoordeling
(risico = kans × ernst)
Risico (verwaarloosbaar/
minimaal/
gemiddeld/
substantieel/
hoog)
134
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Gevolgen
Beschrijving van
het gevaar
Gevaar Nr.
Activiteit/taak:
Kans (hoog/
Ernst (hoog/
gemiddeld/laag) gemiddeld/laag)
Risicobeoordeling
(risico = kans × ernst)
Risico (verwaarloosbaar/
minimaal/
gemiddeld/
substantieel/
hoog)
Te nemen
voorzorgsmaatregelen
Uitvoering
Verantwoordelijkheid
van
Tijdsbestek
Kans (hoog/
gemiddeld/laag)
Ernst (hoog/
gemiddeld/laag)
Risicobeoordeling
(risico = kans × ernst)
Risico (verwaarloosbaar/
minimaal/
gemiddeld/
substantieel/
hoog)
135
Gevolgen
136
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
bijlage 4 . 3
Voorbeelden van gevaren
U kunt deze voorbeelden gebruiken om bijlage 4.2 aan te vullen
Û
Terug naar hoofdstuk 1
Û
Terug naar hoofdstuk 4
1
2
3
4
5
6
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Nr.
Materiaal en
machines
Bron van het
gevaar
Blootstelling aan trillingen —
handarmtrillingen — door het
gebruik van handmachines
Verstrikt raken in mechanische
onderdelen
Contact met of nabijheid van
hete of heel koude machineonderdelen of materialen
Contact met hydraulische en
hete olie onder druk
Contact met verroest metaal
Ongeval te wijten aan de
bediening van machines en
materiaal door kinderen
Gevaar
Ziekte van Raynaud
Wittevingerziekte
Carpaaltunnelsyndroom
Vervang oude machines door nieuwe
Onderhoud machines om onevenwicht bij draaiende onderdelen te voorkomen
Trillingsdempers op het handwerktuig
Taakroulatie
Verbied roken
Frequente pauzes
Draag thermische handschoenen bij het gebruik
van machines in koude omgevingen
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 17: Signalering
Stop met rijden/schakel de machine uit voor elke
interventie
Onderhoud
Opleiding
Beveilig bewegende onderdelen met beschermingsinrichtingen
Draag nauw aansluitende kleding
Draag geen juwelen of losse riemen
Snijwonden
Amputatie
Overlijden
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 17: Signalering
Onderhoud
Bescherming tegen warme of koude oppervlakken
Beschermende handschoenen
Brandwonden
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 11: Kinderen
Hoofdstukken
Besteed onderhoudswerkzaamheden uit
Opleiding
Installeer beschermingsinrichtingen op hydraulische leidingen
Vermijd contact met lekkende olie
Draag handschoenen en een veiligheidsbril
Onderhoud
Inspectie
Tetanusvaccinatie
Verbod en toezicht
Laat geen sleutels onbeheerd achter
Voorgestelde preventiemaatregelen
Brandwonden
Oogletsel
Schade die amputaties
nodig maakt
Snijwonden
Tetanusinfectie
Overlijden
Breuk
Hersenschudding
Overlijden
Gevolgen
Mijn boerderij
137
7
8
9
10
11
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Nr.
Materiaal en
machines
Bron van het
gevaar
Aandoeningen van de
ruggengraat
Aantasting van het
centraal zenuwstelsel
Aandoeningen van het
bewegingsapparaat
Door lawaai veroorzaakt
gehoorverlies
Tinnitus
Hoofdpijn
Vermoeidheid
Effecten op de foetus
Blootstelling aan lawaai door
gebruik van machines —
kettingzaag
Blootstelling aan trillingen —
hele lichaam — door het gebruik van zwaar materiaal en
machines
Door lawaai veroorzaakt
gehoorverlies
Tinnitus
Hoofdpijn
Vermoeidheid
Effecten op de foetus
Spierbelasting
Wervelkolombelasting
Rugpijn
Nek- en schouderbelasting
Verlies van eigendom
Verstikking
Brandwonden
Overlijden
Gevolgen
Blootstelling aan lawaai door
het gebruik van machines (bv.
bosmaaier)
Blootstelling aan belasting
van het bewegingsapparaat
door het hanteren van machines en het bedienen van
bedieningsinrichtingen
Blootstelling aan brand bij het
tanken of bij oververhitting
van de motor
Gevaar
Zorgvuldige materiaalselectie
in de aankoopfase
Gebruik trillingsdempers
Installeer schokdempers
Vervang oude stoelen door verstelbare stoelen
(die de trillingen dempen)
Taakroulatie
Onderhoud machines en materiaal
Optimale bandenspanning
Onderhoud de wegen
Vervang lawaaierige machines door nieuwe,
stillere machines
Taakroulatie
Lawaaibestrijdingsmaatregelen
Oordoppen en oorkappen samen om het lawaai
te dempen
Vervang lawaaierige machines door nieuwe,
stillere machines
Taakroulatie
Lawaaibestrijdingsmaatregelen
Oordoppen en oorkappen
Gebruik ergonomisch(e) machines
en materiaal
Ergonomische zitplaatsen
Goede houding
Opleiding
Taakroulatie
Vermijd stress
Vermijd koude omgevingen
Werkmethodeomschrijving
Contactknop uitschakelen
Tanken nadat de motor is afgekoeld
Rookverbod
Vermijd morsen
Houd geschikte blusmiddelen binnen handbereik
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstukken
Mijn boerderij
138
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
12
13
14
15
16
17
18
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Materiaal en
machines
Werk op het veld
Werk op het veld
Nr.
Materiaal en
machines
Bron van het
gevaar
Aanval door een wild dier
Ongeval met oogletsel door
takken (tijdens het snoeien, de
fruitpluk, bosbouwactiviteiten)
Letsel bij het gebruik van
slecht onderhouden of
niet-onderhouden materiaal
Letsel tijdens het onderhoud
van machines door een nietopgeleide persoon
Letsel door verkeerd hanteren
van bosmaaiers
Val van een ladder bij het
snoeien, de fruitpluk, dakwerkzaamheden, reparaties
Val van een verhoogd platform
Gevaar
Verlies van kuddedieren
Letsel
Overlijden
Oogletsel
Verlies van het
gezichtsvermogen
Snijwonden
Brandwonden
Oogletsels
Amputatie
Elektrocutie
Overlijden
Snijwonden
Brandwonden
Oogletsels
Amputatie
Elektrocutie
Overlijden
Snijwonden
Amputatie van vingers
en tenen
Geraakt door rondvliegende voorwerpen
Breuk
Hersenschudding
Overlijden
Breuk
Hersenschudding
Overlijden
Gevolgen
Vermijd alleen werken
Omheining
Speciaal afgerichte waakhonden
Opleiding
Draag
oogbescherming
Besteed onderhoud uit
Opleiding
Toezicht door bevoegd personeel
Besteed onderhoud uit
Opleiding
Toezicht door bevoegd personeel
Opleiding
Veiligheidsafstanden
Bescherming tegen rondvliegende voorwerpen
Helm met vizier
Veiligheidsschoenen
Handschoenen
Gebruik een stelling of mobiele hoogwerker
Opleiding
Correct laddergebruik — stabilisatie van de
ladder
Goede staat van de ladder
Gebruik van een veiligheidsharnas
Besteed werk op hoogte uit
Opleiding
Gebruik gecertificeerde hefwerktuigen
Zorg voor voldoende leuningen
Gebruik van een veiligheidsharnas
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstukken
Mijn boerderij
139
Nr.
19
20
21
22
23
24
Bron van het
gevaar
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Blootstelling aan extreme
weersomstandigheden
Elektrocutie door blikseminslag
Verpletterd door te hoog gestapelde hooibalen, dozen of
andere materialen
Verpletterd door een aardverschuiving of wegrollende
rotsen/bomen enz. op steile
hellingen
Contact met vegetatie en
organisch materiaal
Contact met schadelijke
flora — huid, ogen, inslikken
Gevaar
Huidirritatie
Bevriezing
Onderkoeling
Uitdroging
Warmtestress
Vermijd werken in extreme
weersomstandigheden
Geschikte kleding
Stop activiteiten bij extreme
weersomstandigheden
Houd drinkbaar water beschikbaar
Taakroulatie
Noodplanning
Stop bosbouwwerkzaamheden bij stormweer
Blijf in de voertuigcabine en verwijder de antenne
Bliksemafleider en equipotentiaalaardverbinding
bij metalen onderdelen
Opleiding
Maak hooibalen, dozen en ander materiaal stevig vast tijdens het stapelen
Veilige stapelsystemen
Opleiding
Gebruik hetzelfde type dozen
Zorg voor mobiel materiaal met een constructie
ter bescherming tegen vallende voorwerpen
(FOPS)
Breuk
Hersenschudding
Overlijden
Brandwonden
Hartfalen
Overlijden
Omheining
Planning
Leg een greppel aan rond de locatie
Zorg voor mobiel materiaal met een constructie
ter bescherming tegen vallende voorwerpen
(FOPS)
Signalering
Mechaniseer de procedure
Draag handschoenen
Beperk het manuele werk zo veel mogelijk
Opleiding
Zorg voor goede zichtbaarheid
Handschoenen en persoonlijke beschermingsmiddelen
Medische dossiers
Advies van dokter over gekende allergieën
Voorgestelde preventiemaatregelen
Materiële schade
Verlies van kuddedieren
Letsel
Overlijden
Wrijvingsbrandwonden
Blaren
Allergie
Irritatie
Allergische shock
Gevolgen
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 20: Glastuinbouw
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstukken
Mijn boerderij
140
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
25
26
27
28
29
30
Bron van het
gevaar
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Slechte zichtbaarheid van
voetgangers’s nachts of
bij slecht zicht
Slechte zichtbaarheid voor de
operator bij werkzaamheden
tijdens de nacht of bij slecht
zicht
Letsel tijdens brandbestrijding
Blootstelling aan een penibele
situatie door ontbrekende of
ongeschikte toiletvoorzieningen
Blootstelling aan sterke
UV-zonnestraling
Blootstelling aan brand
Gevaar
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden van een voetganger
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden van een voetganger
Verstikking
Brandwonden
Overlijden
Ongemak
Constipatie
Nieraandoeningen
Zonnebrand
Zonnesteek
Huidkanker
Overlijden
Verlies van eigendom
Verstikking
Brandwonden
Overlijden
Gevolgen
Werk zo weinig mogelijk bij slecht zicht
Regel verlichting
Vermijd alleen werken
Vermijd het gebruik van machines
’s nachts
Plaats indicatieverlichting
Controleer geregeld de voertuiglichten
Draag een fluorescerende vest
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Contacteer de brandweer
Beoordeel de situatie
Noodplanning
Opleiding
Gebruik van correct brandbestrijdingsmateriaal
Werk zo weinig mogelijk bij slecht zicht
Regel verlichting
Vermijd alleen werken
Vermijd het gebruik van machines
’s nachts
Plaats indicatieverlichting
Controleer geregeld de voertuiglichten
Draag een fluorescerende vest
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 18: Teelt van
gewassen
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstukken
Zorg voor geschikte hygiënevoorzieningen die
geregeld worden schoongemaakt
Geregelde pauzes
Zorg voor vervoer
Vermijd werken op uren met sterke zonnestraling
Geschikte kleding
Stop de activiteiten bij sterke zonnestraling
Drink vloeistoffen
Zonnebril, zonnecrème
Houd het bedrijf netjes opgeruimd
Verwijder ontstekingsbronnen
Opleiding
Noodplanning
Rookverbod
Houd brandbestrijdingsmateriaal beschikbaar
Voorgestelde preventiemaatregelen
Mijn boerderij
141
Nr.
31
32
33
34
35
36
37
Bron van het
gevaar
Werk op het veld
Werk op het veld
Werk op het veld
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Aanval door een wild dier,
steken en beten van insecten
en reptielen
Ongeval door incompatibele
communicatiesignalen tussen
machineoperator en signaalgever
Ongeval veroorzaakt door een
verdwaalde kogel of scherf
van jagers tijdens het jachtseizoen
Ongeval veroorzaakt door een
verdwaalde kogel of scherf bij
het onopzettelijk betreden van
een schietterrein
Steken en beten van insecten
en reptielen tijdens het planten, oogsten, onkruid verwijderen, hanteren van dieren,
dierlijke mest, diervoeder
Doorweekt door vocht en ochtenddauw
Glij-, struikel- en valpartijen
door schoeisel dat ongeschikt
is voor de ondergrond en het
geplande werk
Gevaar
Letsel
Huidirritatie
Anafylaxie
Infectie
Vergiftiging
Allergische shock
Overlijden
Letsel
Coma
Overlijden
Letsel
Coma
Overlijden
Letsel
Coma
Overlijden
Huidirritatie
Anafylaxie
Infectie
Vergiftiging
Allergische shock
Overlijden
Ongemak
Griep
Longontsteking
Breuk
Scheur
Overlijden
Gevolgen
Planning en voorbereiding
Opleiding en vertrouwdheid
Vermijd alleen werken
Tref regelingen voor eerste hulp en tegengif
Afspreken van signalen
Alternatieve communicatiemiddelen (bv. mobiele
telefoon, radio)
Vertrouwdheid met de locatie
Opleiding
Planning
(kennis van de jachtgebieden
en -seizoenen)
Opleiding en sensibilisatie
Vertrouwdheid met de locatie
Beperk manueel werk zo veel mogelijk
Tref regelingen voor tegengifinjecties
Desensibilisatie
Noodplanning
Draag handschoenen, lange mouwen, een lange
broek met aansluitende pijpen,
hoge laarzen
Planning (keuze van de werkuren)
Volg de weersvoorspellingen
Geschikte kleding
Opleiding
Plan activiteiten
Maak de grond effen
Ruim gemorste olie op
Geschikt schoeisel
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstukken
Mijn boerderij
142
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
38
39
40
41
42
43
44
Bron van het
gevaar
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Val van een hoogte door gebrekkige touwen of klimmateriaal
Blootstelling aan een penibele
situatie door ontbrekende of
ongeschikte toiletvoorzieningen
Blootstelling aan natuurlijke
gevaren (oneffen terrein of
modder, dichte plantengroei)
Verstrikt raken in dierenvallen
Verpletterd door omgewaaide
bomen tijdens het opruimen
Verpletterd door half omgevallen bomen
Verpletterd door vallende
bomen of rollende boomstammen
Gevaar
Letsel
Coma
Overlijden
Ongemak
Constipatie
Nieraandoeningen
Letsel
Overlijden
Breuk
Amputatie
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Overlijden
Letsel
Coma
Overlijden
Letsel
Overlijden
Gevolgen
Gebruik een werkmethodeomschrijving
Certificatie van touwen en materiaal
Inspectie voor de start van het werk
Opleiding
Zorg voor geschikte hygiënevoorzieningen
die geregeld worden schoongemaakt
Geregelde pauzes
Zorg voor vervoer
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 5: Planning
Vertrouwdheid met de locatie
Opleiding
Planning
Geschikte kleding
Beschermende laarzen
Vertrouwdheid met de locatie
Planning
Opleiding
Geschikt materiaal
Veiligheidslaarzen
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstukken
Gebruik een werkmethodeomschrijving
Opleiding in houtwinning
Loop niet zomaar rond tijdens houtwinningsactiviteiten
Gebruik een werkmethodeomschrijving
Opleiding in houtwinning
Gebruik gespecialiseerde machines
Loop niet zomaar rond tijdens houtwinningsactiviteiten
Respecteer veiligheidsafstanden
Maak bomen en boomstammen vast om te vermijden dat ze wegglijden en wegrollen
Zorg voor goede communicatiekanalen met de
reddingsdiensten
Voorgestelde preventiemaatregelen
Mijn boerderij
143
Nr.
45
46
47
48
49
50
51
Bron van het
gevaar
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Bosbouw
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Contact met pesticiden
(huid, ogen) tijdens het mengen, laden, aanbrengen, reinigen en onderhouden van het
spuitgereedschap, bij het vervoeren, opslaan, herbetreden
van de zone enz.
Contact met meststoffen
(tijdens het spuiten, bij het
oogsten)
Glij-, struikel- en valpartijen
door op gevelde takken te
stappen
Derden verpletterd door
vallende bomen en rollende
boomstammen
Letsel door terugslag van een
kettingzaag
Opgelegde langdurige scheiding van familie en vrienden
Geraakt door een rondvliegend stuk hout tijdens de
houtwinning
Gevaar
Maak een pad vrij
Veiligheidsschoenen
Kneuzingen
Breuk
Brandwonden
Vergiftiging
Verlies van het gezichtsvermogen
Mechaniseer de procedures
Gebruik goedgekeurde pesticiden
Gebruik geschikt materiaal met cabines die in
overdruk kunnen worden gebracht en met een
actieve koolstoffilter zijn uitgerust
Vermijd lekken en spuiten in de richting van de
operator
Opleiding
Houd de veiligheidsinformatiebladen bij
PPE (bescherming van mond, neus, huid en ogen)
Mechaniseer de procedures
Gebruik goedgekeurde/gecontroleerde meststoffen
Opleiding
Houd veiligheidsinformatiebladen bij
PPE (bescherming van mond, neus en ogen)
Omheining
Waarschuwingsborden
Kennisgeving aan de lokale overheden
Letsel
Overlijden
Huidirritatie
Huidontsteking
Allergieën
Anafylaxie
Opleiding in houtwinning
Onderhoud
Gebruik van gecertificeerde kettingzagen
Helm en persoonlijke beschermingsmiddelen
Planning van de werkperiodes
Zorg voor goede communicatiekanalen
Gebruik een werkmethodeomschrijving
Loop niet zomaar rond tijdens houtwinningsactiviteiten
Opleiding
Draag gelaatsbescherming
Voorgestelde preventiemaatregelen
Kneuzingen
Letsel
Hersenschudding
Overlijden
Stress
Gebrek aan concentratie
Heimwee
Psychologische aandoeningen
Oogletsel
Verlies van het gezichtsvermogen
Kneuzingen
Snijwonden
Gevolgen
Hoofdstuk 16:
Gevaarlijke stoffen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 20: Glastuinbouw
Hoofdstuk 16:
Gevaarlijke stoffen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 12: Bezoekers
en derden
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstukken
Mijn boerderij
144
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
52
53
54
55
56
57
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Nr.
Gevaarlijke
stoffen
Bron van het
gevaar
Inademing van dampen van
meststoffen door ontoereikende ventilatie bij hun opslag
Inademing van stof bij het
oogsten, hanteren van graankorrels, mengen van diervoeders, hanteren van beschimmeld hooi
Brand veroorzaakt door het
onveilig opslaan van brandstof en gas
Blootstelling aan verf, oplosmiddelen, lijm, reinigingsmiddelen (huid, ogen, inademing)
Ontploffing of brand ten gevolge van organisch stof in
silo’s (explosieve atmosfeer)
Besmet water door slecht
afvalbeheer of overmatig
gebruik van meststoffen en
pesticiden
Gevaar
Vergiftiging
Ademhalingsproblemen
Astma
Ademhalingsproblemen
Verlies van eigendom
Brandwonden
Verstikking
Longinfectie
Overlijden
Ontsteking van de neusholte, keel en longen
Huidirritatie
Anafylaxie
Brandwonden
Verstikking
Longinfectie
Overlijden
Verlies van eigendom
Vergiftiging
Overlijden
Gevolgen
Gebruik goedgekeurde meststoffen
Ventilatie
Opleiding
Houd de veiligheidsinformatiebladen bij
PPE (mond, neus)
Mechaniseer de activiteiten
Gebruik met stoffilters uitgeruste cabines
Beperk blootstelling tot een minimum
Gebruik gelaatsbescherming
Sla minimale hoeveelheden op, uit de buurt van
gebouwen, vee en voertuigen
Verwijder ontstekingsbronnen
Verbeter de opslagomstandigheden
Lekdetectie
Toereikende ventilatie
Veiligheidssignalering
Mechaniseer de procedures
Gebruik goedgekeurde chemische stoffen
Opleiding
Houd de veiligheidsinformatiebladen bij
Ventilatie
PPE (bescherming van mond, neus en ogen)
Verwijder ontstekingsbronnen
Rook niet
Verbeter het afvalbeheer
Correct gebruik van meststoffen en pesticiden
Test de waterkwaliteit
Voorzie in drinkbaar water
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 16:
Gevaarlijke stoffen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstukken
Mijn boerderij
145
58
59
60
61
62
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Gevaarlijke
stoffen
Nr.
Gevaarlijke
stoffen
Bron van het
gevaar
Onopzettelijk inslikken van
pesticiden of injecteren van
diergeneesmiddelen (door
ontoereikende etikettering
of tijdens het injecteren van
dieren)
Onopzettelijk inslikken van
pesticiden of diergeneesmiddelen door kinderen
Inademing van drijfmest,
lasdampen, ontsmettingsmiddelen
Inademing van pesticiden
tijdens het mengen, laden,
aanbrengen, reinigen en onderhouden van het spuitgereedschap, bij het vervoeren,
opslaan, herbetreden van de
zone enz.
Inademing van gassen van
ontbonden organisch materiaal
Gevaar
Vergiftiging
Overlijden
Etikettering
Houd achter slot
Giet gevaarlijke stoffen nooit over
Gebruik nooit zuig-/drinkflessen voor pesticiden
Voorzieningen/materiaal voor veebehandeling
Hulp met de dieren
Professionele dierenarts
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Etikettering
Bewaar buiten het bereik van kinderen
Houd achter slot
Giet gevaarlijke stoffen nooit over
Gebruik nooit drink-/zuigflessen voor pesticiden
Waarschuw kinderen om voorzichtig te zijn
Beperk blootstelling tot een minimum
Plan het hanteren ervan bij winderig weer
Verbeter de ventilatie
Verboden zones
Gebruik gelaatsbescherming
Ontsteking van de neusholte, keel en longen
Verergering van astma
Overlijden
Vergiftiging
Overlijden
Mechaniseer de procedures
Gebruik goedgekeurde pesticiden
Gebruik geschikt materiaal met cabines die in
overdruk kunnen worden gebracht en met een
actieve koolstoffilter zijn uitgerust
Plan het werk in windstil weer
Vermijd lekken en spuiten in de richting van de
operator
Opleiding
Houd de veiligheidsinformatiebladen bij
Ventilatie
PPE (bescherming van mond en neus)
Plan het hanteren ervan bij winderig weer
Verbeter de ventilatie
Verboden zones
Mond- en neusbescherming
Voorgestelde preventiemaatregelen
Vergiftiging
Ademhalingsproblemen
Vergiftiging
Ademhalingsproblemen
Overlijden
Gevolgen
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 11: Kinderen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstukken
Mijn boerderij
146
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
63
64
65
66
67
68
Bron van het
gevaar
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Verdrinken in watertanks,
putten en bronnen
Verdrinken in silo’s, graanopslagplaatsen, vulinrichtingen
Verpletterd door ingestorte
constructies
Veteranenziekte oplopen door
besmet water in de vernevelingsinstallatie om dieren en
broeikassen te koelen
Contact met nat houtconserveringsmiddel bij het plaatsen
van een omheining
Werken in besloten ruimten
(bv. silo's, broeikassen)
Gevaar
Verdrinking
Overlijden
Verdrinking
Overlijden
Letsel
Coma
Overlijden
Veteranenziekte
Overlijden
Huidirritatie
Verstikking
Bewustzijnsverlies
Paniekaanval
Overlijden
Gevolgen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Besteed activiteiten, waarbij silo’s moeten worden
betreden, uit aan deskundigen
Gebruik een werkmethodeomschrijving
Werk in teams van twee personen
Gebruik waarschuwingsborden
Zorg ervoor dat er evacuatieregelingen voorhanden zijn
Noodplannen
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Omheining
Signalering
Dek alle tanks met vloeistoffen af
Instructies en opleiding
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 20: Glastuinbouw
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstukken
Systematische controle en
onderhoud van de boerderij
Tijdige reparaties
Vermijd het gebruik van tijdelijke constructies en
barakken
Controleer de waterkwaliteit bij de bron en reinig
het materiaal
Gebruik alternatieve koelingsmethoden
Beheersing van de opslagtemperatuur
Vermijd stilstaand water
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Gebruik goedgekeurde verf en conserveringsmiddelen
Draag handschoenen
Planning
Goede ingang/uitgang
Atmosfeer testen
Opleiding
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Werk niet met mensen die aan claustrofobie
lijden
Werk altijd minstens per twee
Noodplan
Voorgestelde preventiemaatregelen
Mijn boerderij
147
Nr.
69
70
71
72
73
74
Bron van het
gevaar
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Vallen van ladders die op een
oneffen of zachte ondergrond
staan/uitglijden op ladders
Vallen van hoogte bij het
onderhoud van broeikas- of
boerderijdaken
Blootstelling aan vuile toiletten
Vastzitten in besloten ruimten
(bv. silo's)
Verstrikt raken in prikkeldraad
Elektrocutie door contact met
bovengrondse elektriciteitskabels bij werkzaamheden op
hoogte of contact met ondergrondse kabels
Gevaar
Breuk
Overlijden
Breuk
Hersenschudding
Overlijden
Infectie
Hepatitis
Verstikking
Bewustzijnsverlies
Overlijden
Snijwonden
Schrammen
Amputatie
Brandwonden
Hartfalen
Overlijden
Gevolgen
Vervang ladders door stellingen
Correct laddergebruik
Ladders in goede staat
Geschikt schoeisel
Besteed dakwerkzaamheden uit aan deskundigen
Zorg voor een goede loopbrug
Sensibilisatieopleiding over zwakke daken
Veiligheidssignalering
Installeer ankerpunten voor valbescherming
Gebruik een werkmethodeomschrijving
Tref regelingen om uzelf te beveiligen tijdens
werkzaamheden op hoogte
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 20: Glastuinbouw
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Controleer voor het betreden de luchtkwaliteit en
de eventuele aanwezigheid van gassen
Zorg voor een goede toegang en uitgang
Vermijd alleen werken
Werk minstens per twee
Opleiding
Noodplan
Zorg voor geregelde reiniging
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstukken
Zorg voor goede zichtbaarheid
Probeer er niet over te klimmen
Voorzie poorten of oversteekplaatsen
Signalering
Vraag de elektriciteitsmaatschappij om de elektriciteitskabels om te leiden, te verplaatsen of
ondergronds te brengen
Vermijd werken onder elektriciteitskabels
Blijf op veilige afstand van elektriciteitskabels
Werk niet buiten het voertuig
Ken de hoogte van uw voertuig
Opleiding
Borden en afsluitingen onder de elektriciteitskabels
Voorgestelde preventiemaatregelen
Mijn boerderij
148
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
75
76
77
78
79
80
81
82
Bron van het
gevaar
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Infrastructuur
Vee
Aangevallen door geagiteerde
dieren tijdens de voortplantingstijd
Ongevallen in de arbeidsplaats
Glij-, struikel- en valpartijen
door een gebrek aan orde en
netheid op de boerderij
Onopzettelijk contact met gas
uit ondergrondse leidingen bij
graafwerken
Inademing van de legionellabacterie tijdens het sproeien
met besmet water
Geraakt door losgeschoten
draad tijdens het omheinen
Hitteberoerte tijdens het werken in een broeikas
Hanteren van asbest (dakvervanging) en andere kankerverwekkende materialen
Gevaar
Letsel
Overlijden
Elektrocutie
Snijwonden
Amputatie
Oogletsels
Overlijden
Maak gebruik van kunstmatige inseminatie
Toereikende voorzieningen voor de huisvesting
van en omgang met stieren
Opgeleide en fitte veeverzorgers
Voorzie in een nooduitweg
Kennis van het gedrag
Gebruik een voertuig om het veld op te gaan
Orde en netheid in de arbeidsplaats
Correct gebruik van gereedschap en materiaal
Volg de instructies van de fabrikant
Orde en netheid op de boerderij
Veiligheidsschoenen
Signalering
Houd de originele plannen bij en raadpleeg ze
vooraf
Leidingdetector
Graaf met de hand in de buurt van leidingen
Brandwonden
Verstikking
Oogletsel
Overlijden
Kneuzingen
Breuk
Zorg voor een goede waterkwaliteit
Draag gelaatsbescherming die uw
neus en mond bedekt
Besteed het werk uit aan deskundigen
Opleiding
Geschikte handschoenen
Oogbescherming
Vermijd lange werkuren
Vermijd alleen werken
Voorzie in fris water
Besteed de vervanging van asbesthoudende
elementen uit
Voorgestelde preventiemaatregelen
Veteranenziekte
Overlijden
Schrammen
Snijwonden
Oogletsel
Verstikking
Bewustzijnsverlies
Kanker
Overlijden
Gevolgen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 20: Glastuinbouw
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstukken
Mijn boerderij
149
Nr.
83
84
85
86
87
88
89
Bron van het
gevaar
Vee
Vee
Vee
Vee
Vee
Vee
Vee
Zoönosen oplopen door contact met besmette dieren
en consumptie van hun producten (antrax, brucellose,
hondsdolheid, leptospirose,
orf, ringworm)
Contact met pandemische
virussen
Contact met ongedierte bij het
werken met dieren
Contact met biologisch dierlijk
afval
Contact met geboortevloeistoffen van dieren
Aangevallen door een dier
tijdens een onderzoek, de toediening van geneesmiddelen,
hoefverzorging, onthoornen
en paren
Aangevallen door een dier
wegens het niet begrijpen van
zijn gedrag (bv. opgerichte of
platliggende oren, opgerichte
staart, stampen op de grond
en loeien)
Gevaar
Ziekte
Overlijden
Ziekte
Overlijden
Anafylaxie
Infectie
Overlijden
Infectie
Infectie
Letsel
Overlijden
Letsel
Overlijden
Gevolgen
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Vaccineer dieren en plaats zieke dieren in quarantaine
Was uw handen na contact met dieren met diarree
Behoorlijke verwerking of verwijdering van besmette
dieren
Toereikende verwijdering van besmette weefsels
Goede reiniging van besmette zones
Draag rubberen handschoenen wanneer u zieke
dieren behandelt
Hoofdstuk 9: Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstukken
Plaats zieke dieren in quarantaine
Was uw handen na contact met dieren met
diarree
Draag gelaatsbescherming, handschoenen, een
overall, laarzen
Dek snijwonden af met waterdicht verband
Orde en netheid op de boerderij
Ongediertebestrijding
Hygiënemaatregelen
Draag gelaatsbescherming, handschoenen, een
overall, laarzen
Goede hygiëne
Dek snijwonden af met waterdicht verband
Draag gelaatsbescherming, handschoenen, een
overall, laarzen
Goede hygiëne
Dek snijwonden af met waterdicht verband
Voorzie in een nooduitweg
Opgeleide en fitte veeverzorgers
Benader dieren voorzichtig zodat ze niet schrikken
Ken de dieren en wees geduldig met hen
Onthoorn gevaarlijke dieren
Kennis van het gedrag
Voorzie een nooduitweg
Opgeleide en fitte veeverzorgers
Benader dieren voorzichtig zodat ze niet schrikken
Ken de dieren en wees geduldig met hen
Onthoorn gevaarlijke dieren
Voorgestelde preventiemaatregelen
Mijn boerderij
150
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
90
91
92
93
94
95
Bron van het
gevaar
Vee
Vee
Vee
Vee
Vee
Vee
Brand van het strooisel en de
muur- en plafondisolatie van
de stal
Verdrinken in een drijfmestput
Verpletterd door dieren tijdens
het laden om te worden vervoerd (trappen, rammen of
spietsen)
Verpletterd door een onopzettelijke beweging van het dier
Verpletterd door een dier tijdens het afnemen van sperma
voor fokdoeleinden
Zoönosen oplopen door verkeerde hantering van karkassen
Gevaar
Vergiftiging
Materiële schade
Overlijden
Verstikking
Verdrinking
Overlijden
Breuk
Hersenschudding
Overlijden
Letsel
Overlijden
Letsel
Overlijden
Ziekte
Overlijden
Gevolgen
Rookverbod
Noodplanning
Opleiding
Woongedeelte op veilige afstand
Brandpreventie, -detectie en brandbestrijdingsmateriaal
Signalering
Houd putten afgedekt
Vervang alle deksels van de mixeropeningen
Sensibilisatieopleiding
Toezicht
Gebruik een werkmethodeomschrijving
Voorzie in een nooduitweg
Opgeleide en fitte veeverzorgers
Laarzen en persoonlijke beschermingsmiddelen
Gebruik een stok of een bord
Kalm en geduldig laden
Creëer een eenrichtingsroute voor de dieren
Voorzieningen om de dieren in bedwang te
houden
Voorzie een nooduitweg
Opgeleide en fitte veeverzorger
Benader dieren voorzichtig zodat ze niet schrikken
Ken de dieren en wees geduldig met hen
Onthoorn gevaarlijke dieren
Voorzie een nooduitweg
Opgeleide en fitte veeverzorgers
Benader dieren voorzichtig zodat ze niet schrikken
Ken de dieren en wees geduldig met hen
Onthoorn gevaarlijke dieren
Laarzen en persoonlijke beschermingsmiddelen
Snelle verwijdering van karkassen
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Goede hygiëne
Dek snijwonden af met waterdicht verband
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 10: Paraatheid
en reactie op noodsituaties
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstukken
Mijn boerderij
151
Nr.
96
97
98
99
100
101
102
Bron van het
gevaar
Vee
Vee
Bewegingsapparaat
Bewegingsapparaat
Bewegingsapparaat
Bewegingsapparaat
Gereedschap
Contact met scherp of beschadigd gereedschap
Blootstelling aan de belastende activiteit van het reiken (bv.
fruit plukken uit bomen)
Blootstelling aan de belastende activiteit van het dragen
van lasten (bv. fruitmanden,
zakken met meststoffen, zakken met diervoeder)
Blootstelling aan de belastende activiteit van het dragen
van een rugspuit
Blootstelling aan repeterend
werk en vooroverbuigen bij
het planten, onkruid verwijderen, plukken van fruit van
laagblijvende planten en laaghangende takken
Chlamydiabesmetting
Vergiftiging door gassen uit
drijfmesttanks (zwavelwaterstof, methaan, kooldioxide,
ammoniak)
Gevaar
Snijwonden
Blaren
Schrammen
Amputatie
Wervelkolombelasting
Aandoeningen aan het
bewegingsapparaat
Rugpijn
RSI-klachten in de handen
Wervelkolombelasting
Aandoeningen aan het
bewegingsapparaat
Rugpijn
RSI-klachten in de handen
Wervelkolombelasting
Aandoeningen van het
bewegingsapparaat
Rugpijn
RSI-klachten in de handen
Wervelkolombelasting
Aandoeningen van het
bewegingsapparaat
Rugpijn
RSI-klachten in de handen
Miskraam bij zwangere
vrouwen
Verstikking
Vergiftiging
Overlijden
Gevolgen
Orde en netheid in de arbeidsplaats
Sensibilisatieopleiding
Beperk belastende houdingen zo veel mogelijk
Las voldoende pauzes in
Taakroulatie
Opleiding
Opleiding in het tillen van lasten
Til niet meer op dan u aankunt
Vervang manueel hanteren door mechanisch
hanteren
Vervang zware zakken door lichtere
Opleiding in het tillen van lasten
Til niet meer op dat u aankunt
Getrokken systemen
Mechaniseer
Taakroulatie
Mechaniseer het werk
Beperk belastende houdingen zo veel mogelijk
Las voldoende pauzes in
Vermijd stressvolle omstandigheden
Taakroulatie
Zwangere vrouwen mogen geen
contact hebben met besmette dieren
Besteed het werk uit aan een deskundige
Plan het werk bij winderig weer
Haal alle vee en huisdieren weg en baken een
verboden zone af
Zorg voor goede ventilatie
Ga tijdens het mixen met de rug naar de wind
staan
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstukken
Mijn boerderij
152
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
103
104
105
106
107
108
109
Bron van het
gevaar
Gereedschap
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Ongevallen ten gevolge van
niet-opgeleide bestuurders of
bestuurders zonder rijbewijs
Ongevallen door een gebrek
aan scheiding tussen het
voetgangers- en voertuigenverkeer
Ongeval met schade aan
derden door het rijden op de
openbare weg met ongeschikte/niet-geregistreerde ATV's
Ongeval door overdreven snelheid of achteruitrijden
Ongeval omdat kinderen voertuigen besturen
Ongeval te wijten aan slecht
onderhoud van het voertuig
Elektrocutie door beschadigd
of onjuist gebruikt elektrisch
gereedschap
Gevaar
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Brandwonden
Hartfalen
Overlijden
Gevolgen
Zorg ervoor dat de bestuurders opgeleid zijn en
een rijbewijs hebben
Beheer van het verkeer
Eenrichtingsverkeer
Signalering
Opleiding
Beperk achteruitrijden zo veel mogelijk
Scheiding van voetgangersverkeer
en voertuigenverkeer
Opleiding
Voertuigreglement
Zorg voor de nodige licenties
Kies alternatieve routes
Vermijd openbare wegen en snelwegen
Keuze van de bestuurder
Opleiding
Veilig rijgedrag
Systemen voor verkeersbeheer Eenrichtingsverkeer
Verkeersdrempels en rotondes
Installeer achteruitrijdwaarschuwingssignalen
Verbied kinderen om voertuigen te besturen
Voertuigonderhoud
Opleiding
Installeer stroomonderbrekers
Volg de instructies van de fabrikant
Systematisch onderhoud
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 11: Kinderen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 14: Machines
en materiaal
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstukken
Mijn boerderij
153
Nr.
110
111
112
113
114
115
116
Bron van het
gevaar
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Omkantelen van een voertuig
bij het trekken van te zware
lasten met onberemd materiaal
Belasting van het bewegingsapparaat tijdens het laden van
hout op een voertuig
Belasting van het bewegingsapparaat ten gevolge van een
poging om een voertuig uit de
modder te trekken
Letsel door een ontplofte accu
Letsels veroorzaakt door het
gebruik van zelfgemaakte
accessoires op ATV’s
Val van een voertuig bij het
in- of uitstappen
Verpletterd door een vallende
lading die onvoldoende was
vastgemaakt
Gevaar
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Wervelkolombelasting
Rugpijn
Spierverrekkingen
Wervelkolombelasting
Scheur
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Gevolgen
Keuze en opleiding van de bestuurder
Veilig besturen en gebruiken van voertuigen
Stem voertuigen en aanhangwagens op elkaar
af
Toereikende remsystemen
Rust het voertuig uit met een kantelbeveiligingsinrichting en veiligheidsgordel
Overlaad voertuigen niet
Mechaniseren
Opleiding over het tillen van lasten
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Til niet meer op dan u aankunt
Bestuurdersopleiding
Gebruik van geschikt
materiaal
Voertuigonderhoud
Sensibilisatieopleiding
Vermijd het gebruik van zelfgemaakte
accessoires voor ATV’s
Veiligheidslaarzen
Opleiding in de driepuntstechniek
Voertuigonderhoud
Propere opstap
Besteed het werk uit
Opleiding
Toezicht
Zeker ladingen op voertuigen
Houd voldoende afstand
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstuk 8: Gezondheidsmanagement
Hoofdstuk 21: Bosbouw
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstukken
Mijn boerderij
154
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
117
118
119
120
121
122
Bron van het
gevaar
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Voertuigen
Bezoekers
Bezoekers
Letsel bij kinderen en anderen
die zonder toestemming het
bedrijf betreden
Ongeval veroorzaakt door het
niet vertrouwd zijn met de
locatie, voertuigbewegingen
en de bediening van machines
en materiaal
Val van een klif met een
voertuig door de instabiele
ondergrond
Voertuigongeval veroorzaakt
door de vermoeidheid van de
bestuurder
Omkantelen van een voertuig
door de hellingshoek
Omkantelen van een voertuig
ten gevolge van zijn onevenwichtige belading/een passagier die uit de cabine leunt
Gevaar
Letsel
Overlijden
Letsel
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Gevolgen
Voldoende veilige speelzones
Toezicht door volwassenen
Geef kinderen eenvoudige veiligheidsregels
Omheining
Keuze en opleiding van de bestuurder
Beheer van het verkeer en zo weinig mogelijk
achteruitrijden
Scheiding van voetgangers- en voertuigenverkeer
Signalering
Begeleid bezoekers
Vermijd functionerende machines in aanwezigheid van bezoekers
Keuze en opleiding van de bestuurder
Veilig rijden
Plan een alternatieve route
Verbreed paden
Rijd niet op de rand van een klif
Rust het voertuig uit met een kantelbeveiligingsinrichting en veiligheidsgordel
Keuze en opleiding van de bestuurder
Veilig rijden
Rijd niet indien niet fit
Voldoende rustpauzes
Verkort de werktijd
Taakroulatie
Keuze en opleiding van de bestuurder
Kies een voertuig dat geschikt is voor de taak
Veilig rijden
Zorg voor kantelbeveiligingsinrichtingen
Keuze en opleiding van de bestuurder
Veilig besturen en gebruiken van voertuigen
Rust het voertuig uit met een kantelbeveiligingsinrichting en veiligheidsgordel
Pas de regel „één passagier, één stoel” toe
Zorg voor een evenwichtige belading
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 13: Infrastructuur
Hoofdstuk 11: Kinderen
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 12: Bezoekers
en derden
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 5: Planning
Hoofdstuk 6: Opleiding
Hoofdstukken
Mijn boerderij
155
Nr.
123
124
125
126
127
128
Bron van het
gevaar
Bezoekers
Bezoekers
Arbeidskrachten
Arbeidskrachten
Arbeidskrachten
Arbeidskrachten
Geweld tussen werknemers
Letsel ten gevolge van het
samen laden of vervoeren van
mensen, gewassen, dieren of
materiaal
Ongevallen door een gebrek
aan coördinatie tussen verschillende onderaannemers
Ongeval veroorzaakt door
taalproblemen
Ongecontroleerd contact met
dieren
Vergiftiging door ongecontroleerde consumptie van pas
bespoten fruit, vooral door
kinderen
Gevaar
Letsel
Verkrachting
Overlijden
Kneuzingen
Breuk
Letsel
Hersenschudding
Coma
Overlijden
Letsel
Overlijden
Letsel
Besmetting met zoönosen
Overlijden
Vergiftiging
Overlijden
Gevolgen
Zorgvuldige selectie en opleiding van het personeel
Bewustzijn van culturele verschillen
Klachtenprocedures
Toezicht
Keuze en opleiding van de bestuurder
Kies een voertuig dat geschikt is voor de taak
Leg vervoersregels vast
Laad nooit mensen samen met gewassen of
dieren
Selectie van de aannemers
Bepaal en coördineer de verantwoordelijkheden
Houd toezicht op onderaannemers
Verbeter de communicatie
Gebruik illustraties en signalering
Vertaal essentiële informatie
Waarschuwingsborden
Begeleid bezoekers
Toezicht door volwassenen
Geef kinderen eenvoudige veiligheidsregels
Waarschuwingsborden
Begeleid bezoekers
Toezicht door volwassenen
Geef kinderen eenvoudige veiligheidsregels
Voorgestelde preventiemaatregelen
Hoofdstuk 7:
Arbeidskrachten
Hoofdstuk 15: Vervoer en
voertuigen
Hoofdstuk 12:
Bezoekers en derden
Hoofdstuk 7:
Arbeidskrachten
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 12: Bezoekers
en derden
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 19: Veehouderij
Hoofdstuk 11: Kinderen
Hoofdstuk 12: Bezoekers
en derden
Hoofdstuk 17: Signalering
Hoofdstuk 16: Gevaarlijke
stoffen
Hoofdstukken
Mijn boerderij
156
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
157
158
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
bijlage 4 . 4
Risicobeoordelingsmodellen
Û
Terug naar hoofdstuk 4
Zodra u de gevaren heeft vastgesteld en geïnventariseerd, moet u een beoordelingsmodel voor uw eigen risicobeoordeling kiezen.
Om het risico te bepalen, worden er twee (2) risicobeoordelingsmodellen uiteengezet:
• een kwalitatief en
• een kwantitatief model.
De nodige stappen om het risico te bepalen, zijn:
1. Kies beoordelingsfactoren (parameters)
Risico hangt af van diverse factoren. Om praktische redenen worden slechts twee van deze factoren (beoordelingsparameters) gebruikt:
kans en ernst.
2. Bepaal vooraf de niveaus en/of scores van de beoordelingsfactoren (kans en ernst)
Het kwalitatieve model houdt in dat u kans en ernst in woorden
omschrijft:
Het kwantitatieve model houdt in dat u kans en ernst in cijfers
omschrijft:
Kans kan worden omschreven als:
Kans kan worden omschreven als:
•
•
•
•
•
vrijwel onmogelijk;
onwaarschijnlijk;
mogelijk;
goed mogelijk;
te verwachten.
Ernst kan worden omschreven als:
•
•
•
•
•
onbeduidend;
gemiddeld;
ernstig;
invaliderend;
levensbedreigend.
•
•
•
•
•
1 voor vrijwel onmogelijk,
2 voor onwaarschijnlijk,
3 voor mogelijk,
4 voor goed mogelijk,
5 voor te verwachten.
Ernst kan worden omschreven als:
•
•
•
•
•
1 voor onbeduidend,
2 voor gemiddeld,
3 voor ernstig,
4 voor invaliderend,
5 voor levensbedreigend.
159
3. Beoordeel gevaren en bepaal het risico
De scores
voor het
kwalitatieve
model
De scores
voor het
kwantitatieve
model
De combinatie van de twee zal het risiconiveau bepalen:
Kans
Ernst
vrijwel
onmogelijk
onwaarschijnlijk
mogelijk
goed
mogelijk
te verwachten
onbeduidend
verwaarloosbaar
verwaarloosbaar
verwaarloosbaar
minimaal
minimaal
gemiddeld
verwaarloosbaar
minimaal
minimaal
gemiddeld
substantieel
ernstig
verwaarloosbaar
minimaal
gemiddeld
substantieel
substantieel
invaliderend
minimaal
gemiddeld
substantieel
hoog
hoog
levensbedreigend
minimaal
substantieel
substantieel
hoog
hoog
Het product van kans x ernst zal het risiconiveau bepalen:
Kans
Ernst
1
2
3
4
5
1
1-3
1-3
1-3
4-6
4-6
2
1-3
4-6
4-6
7-9
10-15
3
1-3
4-6
7-9
10-15
10-15
4
4-6
7-9
10-15
16-25
16-25
5
4-6
10-15
10-15
16-25
16-25
RISICO (R)
=
KANS (Kans dat het incident zich voordoet)
×
ERNST (Ernst van het resultaat/het verlies/de schade)
Genomen maatregelen Aard van de activiteit
160
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
4. Bepaal de corrigerende en preventieve maatregelen en een tijdsbestek afhankelijk
van de risicoscore
Interpretatie van de resultaten
Risicoscore
16-25 Hoog risico
10-15 Substantieel
risico
7-9 Gemiddeld risico
4-6 Minimaal risico
1-3 Verwaarloosbaar
risico
Herstelmaatregelen en tijdsbestek
STOP de activiteit onmiddellijk tot beheersmaatregelen zijn genomen en het risiconiveau is verlaagd.
Hierbij kan het nodig zijn gespecialiseerde bronnen te raadplegen.
Maak de situatie veilig binnen een week. Neem intussen tijdelijke maatregelen.
Maak de situatie veilig binnen een maand.
Maak de situatie veilig binnen een jaar.
Blijf de huidige beschermende en preventieve maatregelen toepassen — Volg de situatie verder op.
161
bijlage 4 . 5
Gevaarlijke activiteiten
Û
Terug naar hoofdstuk 4
Nr.
Sector
Activiteit
Gevaar nr.
1
Algemeen
Reinigen van voorzieningen
1, 2, 3, 4, 12, 13, 22, 26, 27, 31, 33, 51,
55, 56, 57, 59, 60, 63, 65, 66, 67, 68, 70,
71, 72, 74, 75, 76, 80, 81, 86, 90, 94, 96,
98, 100, 102, 125, 126, 128
2
Algemeen
Onderhoud van voorzieningen
1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 12, 13, 15, 16, 22, 26,
27, 29, 30, 31, 36, 51, 54, 55, 57, 59, 60,
63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73,
74, 75, 76, 77, 79, 80, 81, 94, 95, 96, 98,
100, 102, 103, 122, 125, 126, 128
3
Algemeen
Instelling, onderhoud, reiniging, voorbereiding en
opslag van machines en materiaal —
zowel kleine als grote machines
1, 2, 3, 4, 5, 7, 15, 16, 25, 27, 29, 31, 54,
60, 72, 81, 101, 102, 103, 125, 126, 128
4
Algemeen
Koppelen en ontkoppelen en besturen van trekkers, voertuigen en ladingen
2, 5, 7, 27, 29, 30, 31, 55, 72, 104, 105,
106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113,
114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 121,
125, 127, 128
5
Algemeen
Leveren en ophalen van goederen door derden
22, 29, 30, 31, 70, 80, 100, 106, 108,
110, 116, 121, 124, 125, 126, 127, 128
6
Algemeen
Afvalophaling door derden
29, 30, 31, 33, 58, 60, 63, 68, 71, 75, 80,
94, 96, 98, 100, 106, 108, 110, 116, 121,
124, 125, 126, 127, 128
7
Landbouw/
tuinbouw/
bosbouw
Perceel- en grondbewerking — manueel
(inclusief onkruid verwijderen en meststoffen
aanbrengen)
1, 2, 18, 19, 20, 21, 24, 26, 27, 31, 32,
33, 35, 37, 50, 52, 53, 57, 58, 70, 72, 76,
98, 100, 101, 102, 125, 128
8
Landbouw/
tuinbouw/
bosbouw
Perceel- en grondbewerking — mechanisch
(inclusief onkruid verwijderen en meststoffen
aanbrengen)
1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 14, 15, 16, 24, 26,
27, 29, 30, 31, 33, 35, 52, 53, 57, 58,
104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111,
112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119,
120, 121, 125, 127, 128
9
Landbouw/
tuinbouw/
bosbouw
Zaaien en planten — manueel
1, 2, 18, 20, 21, 24, 26, 27, 31, 32, 33,
35, 37, 65, 70, 72, 76, 98, 100, 101, 102,
125, 128
10
Landbouw/
tuinbouw/
bosbouw
Zaaien en planten — mechanisch
1, 2, 5, 6, 7, 8, 11, 16, 24, 26, 27, 29, 30,
31, 35, 72, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 121, 125, 127, 128
11
Landbouw/
tuinbouw/
bosbouw
Mengen, laden en aanbrengen van pesticiden —
manueel
1, 2, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 26, 27, 31,
32, 33, 35, 37, 51, 52, 59, 61, 62, 65, 70,
72, 76, 78, 99, 100, 101, 123, 125, 128
162
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
Sector
Activiteit
Gevaar nr.
12
Landbouw/
tuinbouw/
bosbouw
Mengen, laden en aanbrengen van pesticiden —
mechanisch
1, 2, 5, 6, 7, 8, 16, 17, 18, 19, 24, 26, 27,
29, 30, 31, 33, 35, 51, 52, 59, 61, 62, 65,
69, 72, 78, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 121, 123, 125, 127, 128
13
Landbouw/
tuinbouw
Uitroking
1, 2, 17, 18, 19, 21, 24, 26, 27, 31, 32,
33, 35, 37, 51, 59, 65, 70, 72, 76, 99,
100, 125, 128
14
Landbouw/
tuinbouw
Irrigatie — manueel
1, 2, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 26, 27,
31, 32, 33, 35, 37, 65, 68, 70, 72, 76, 78,
98, 100, 125, 128
15
Landbouw/
tuinbouw
Irrigatie — mechanisch
1, 2, 5, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 24, 26, 27,
29, 30, 31, 32, 33, 35, 37, 65, 68, 70, 72,
76, 78, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 121, 125, 127, 128
16
Tuinbouw/
bosbouw
Snoeien — manueel
1, 2, 8, 13, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 26,
27, 29, 30, 31, 32, 33, 35, 37, 44, 51, 65,
69, 72, 74, 76, 98, 100, 101, 102, 125,
127, 128
17
Tuinbouw/
bosbouw
Snoeien — mechanisch
1, 2, 6, 7, 8, 10, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 21,
23, 24, 26, 27, 31, 32, 33, 35, 37, 44, 47,
51, 65, 69, 74, 98, 100, 101, 102, 103,
125, 127, 128
18
Tuinbouw
Manueel uitdunnen
1, 2, 8, 13, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 26,
27, 29, 30, 31, 32, 33, 35, 37, 44, 51, 65,
69, 72, 74, 76, 98, 100, 101, 102, 125,
127, 128
19
Tuinbouw
Chemisch uitdunnen
1, 2, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24,
26, 27, 29, 31, 32, 33, 35, 37, 54, 60, 65,
70, 72, 76, 78, 98, 99, 100, 101, 123,
125, 128
20
Landbouw/
tuinbouw
Gewascontrole en -monitoring
18, 19, 20, 21, 24, 26, 27, 29, 31, 32, 33,
35, 37, 65, 70, 72, 76, 123, 128
21
Landbouw/
tuinbouw
Oogsten — manueel
13, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 26, 27, 29,
31, 32, 33, 35, 37, 50, 51, 56, 65, 67, 70,
72, 74, 76, 98, 100, 101, 102, 123, 125,
126, 127, 128
22
Landbouw/
tuinbouw
Oogsten — mechanisch
1, 2, 4, 5, 6, 7, 11, 16, 19, 24, 26, 27, 29,
30, 31, 33, 35, 37, 56, 72, 104, 105, 106,
107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114,
115, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 125,
126, 127, 128
23
Landbouw/
tuinbouw
Verwijdering van gewasresten — manueel
1, 2, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 26,
27, 29, 31, 32, 33, 35, 37, 50, 51, 53, 56,
58, 63, 65, 67, 70, 72, 74, 76, 98, 100,
101, 102, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 1111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 121, 123, 125, 126, 127,
128
163
Nr.
Sector
Activiteit
Gevaar nr.
24
Landbouw/
tuinbouw
Verwijdering van gewasresten — mechanisch
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 16, 19, 22, 24,
26, 27, 29, 30, 31, 32, 33, 35, 37, 56, 58,
65, 67, 72, 76, 104, 105, 106, 107, 108,
109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116,
117, 118, 119, 120, 121, 125, 126, 127
25
Landbouw/
tuinbouw
Opslag van gewassen
8, 12, 22, 31, 53, 54, 55, 57, 66, 67, 71,
78, 98, 99, 100, 110, 125, 128
26
Landbouw/
tuinbouw
Vervoer van gewassen
29, 30, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 12, 125, 127, 128
27
Bosbouw
Boren — manueel met handgereedschap
1, 2, 18, 19, 20, 21, 24, 26, 27, 31, 32,
33, 34, 35, 37, 39, 41, 42, 43, 46, 49, 98,
100, 102, 125, 126, 128
28
Bosbouw
Boren — mechanisch, met een boormachine
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 16, 18, 21, 26,
27, 31, 32, 33, 34, 35, 3739, 41, 42, 43,
46, 49, 72, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 121, 125, 126, 128
29
Bosbouw
Verwijderen van takken — manueel, met een bijl
2, 17, 18, 19, 21, 24, 26, 27, 31, 33, 34,
35, 37, 39, 41, 42, 43, 46, 49, 72, 98,
100, 101, 102, 125, 126, 128
30
Bosbouw
Verwijderen van takken — mechanisch, met een
kettingzaag
1, 2, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 16, 17, 18, 19, 21,
24, 26, 27, 31, 33, 34, 35, 37, 39, 41, 42,
43, 46, 47, 49, 72, 98, 100, 101, 102,
103, 125, 126, 128
31
Bosbouw/
landbouw
Vellen en klieven — manueel met een bijl
1, 2, 12, 13, 17, 18, 19, 21, 23, 24, 26,
27, 31, 33, 34, 45, 37, 38, 29, 40, 41, 42,
43, 44, 45, 48, 49, 72, 98, 100, 101, 102,
125, 126, 128
32
Bosbouw/
landbouw
Vellen en klieven — mechanisch met een kettingzaag
1, 2, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 19,
21, 23, 24, 26, 27, 31, 33, 34, 35, 37, 38,
39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49,
72, 98, 100, 101, 103, 126, 128
33
Bosbouw
Ontschorsen — verhakselen
1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 16, 18, 19, 21,
24, 26, 27, 31, 33, 34, 35, 37, 39, 41, 42,
43, 46, 47, 49, 72, 78, 101, 102, 103,
125, 126, 128
34
Bosbouw
Verzamelen en wegslepen
1, 2, 5, 8, 16, 18, 21, 24, 26, 27, 31, 33,
34, 35, 36, 37, 38, 42, 43, 46, 49, 72, 98,
100, 101, 125, 126, 127, 128
35
Bosbouw
Stapelen — manueel
18, 19, 21, 24, 26, 27, 31, 33, 34, 35, 37,
38, 39, 41, 42, 43, 46, 48, 49, 72, 98,
100, 101, 125, 126, 127, 128
36
Bosbouw
Stapelen — mechanisch
1, 2, 5, 16, 18, 19, 21, 24, 26, 27, 29, 30,
31, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 46,
48, 49, 72, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 12, 126, 128
164
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Nr.
Sector
Activiteit
Gevaar nr.
37
Bosbouw
Vervoeren en lossen
5, 6, 7, 8, 11, 12, 16, 18, 19, 21, 24, 26,
27, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 41,
42, 43, 46, 48, 49, 59, 72, 98, 100, 104,
105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112,
113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120,
121, 125, 126, 127, 128
38
Bosbouw
Verwijderen van resten
17, 18, 19, 20, 21, 24, 26, 27, 31, 32, 33,
34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 46, 48,
49, 72, 98, 100, 101, 123, 125, 126, 127,
128
39
Veehouderij
Omheinen
1, 2, 3, 5, 6, 8, 9, 11, 16, 21, 24, 27, 31,
33, 64, 70, 72, 77, 79, 98, 100, 102, 103,
122, 124, 125, 126, 128
40
Veehouderij
Silo’s vullen
2, 12, 13, 20, 24, 26, 27, 31, 33, 53, 56,
63, 66, 67, 68, 71, 72, 73, 74, 100, 101,
125, 128
41
Veehouderij
Verspreiden en voederen van dieren
20, 22, 24, 26, 27, 31, 33, 56, 58, 72, 83,
100, 101, 125, 128
42
Veehouderij
Melken — manueel
1, 27, 31, 33, 66, 72, 83, 87, 88, 89, 92,
97, 98, 100, 101, 125, 128
43
Veehouderij
Melken — mechanisch
1, 27, 31, 33, 66, 72, 83, 87, 88, 89, 92,
97, 125, 128
44
Veehouderij
Vaccineren, scheren, merken, onthoornen, ringen,
hoefverzorging, castreren, sperma afnemen
1, 2, 4, 27, 31, 33, 62, 72, 82, 83, 84, 86,
87, 88, 89, 91, 92, 97, 102, 125, 128
45
Veehouderij
Hulp bij bevallingen of aan zieke dieren
27, 31, 33, 72, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88,
89, 90, 92, 97, 98, 125, 128
46
Veehouderij
Hanteren van karkassen
27, 31, 33, 52, 58, 72, 87, 88, 89, 90, 97,
100, 125, 128
47
Veehouderij
Pluimvee en eieren verzamelen
27, 31, 33, 65, 66, 72, 86, 87, 88, 89, 96,
97, 98, 100, 101, 125, 128
48
Veehouderij
Laden, lossen en vervoeren
27, 31, 33, 72, 83, 87, 88, 89, 92, 93, 97,
98, 101, 104, 105, 106, 107, 108, 109,
110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117,
118, 119, 120, 121, 125, 126, 127, 128
49
Veehouderij
Veecontrole en -monitoring
18, 19, 21, 24, 26, 27, 31, 32, 33, 34, 35,
42, 43, 49, 82, 83, 87, 88, 89, 92, 97,
124, 125, 128
50
Veehouderij
Vee hoeden en langs een weg leiden
18, 19, 21, 24, 26, 27, 31, 32, 33, 34, 35,
42, 43, 49, 82, 83, 87, 88, 89, 92, 97,
106, 124, 125, 128
165
bijlage 5 . 1
Werkmethodeomschrijving
Û
Terug naar hoofdstuk 5
Beschrijving van de activiteit:
Uitgiftedatum:
Naam van de uitgever:
Te overwegen elementen bij het plannen van de activiteit
Werkaspecten
Werkparameters
Opmerkingen
Locatie
Waar?
Dichtbij of veraf?
Moeilijk of
gemakkelijk
toegankelijk?
Oneffen of effen
terrein?
Timing
Wanneer?
Te kort, te lang?
Extreme druk?
Verplichte
pauzes
Weer
Welk weer is het?
Warm of koud?
Extreme
weersomstandigheden?
Noodsituaties?
Benodigde uitrusting
en machines
Welke?
Eigen of
gehuurd?
Onderhouden of
niet?
Nood aan
reparatie of niet?
Mensen
Wie?
Voldoende in
aantal?
Opgeleid, ervaren
of niet?
Toezicht nodig of
niet?
166
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Welke?
Voldoende in
aantal?
Persoonlijke
beschermingsmiddelen
Gevaren vastgesteld
Wat zijn de basisgevaren?
Bepaal de werkmethode — Geef instructies
Bepaal wie wat zal doen en wanneer
Contactpersonen en regelingen voor noodsituaties
Plaatselijke noodnummers
Ziekenhuis
Huisarts
Brandweer
Politie
Reddingsdiensten
Gemeentediensten
Gebruiksklaar?
Weten de
betrokkenen hoe
ze ze moeten
gebruiken?
167
Wat doen in een noodsituatie?
Welke noodsituatie?
Brand
Ernstig letsel
Overstroming
Dodelijk ongeval
Welke maatregelen moeten worden genomen?
168
g e z o n d h e i d e n v e i l i g h e i d o p h e t w e r k i n d e l a n d b o u w,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
bijlage 1 9 . 1
Zoönosen
Û
Terug naar hoofdstuk 19
Û
Terug naar hoofdstuk 8
Ziekte
Getroffen dieren
Besmettingsroute
Gevolgen
Escherichia coli O157
Vee, schapen, herten, geiten
Mond
Diarree
Nierfalen
Overlijden
Cryptosporidiose
Kalveren, lammeren, herten,
geiten
Contact met dierlijke mest
Water besmet met mest
Hand-mondcontact
Diarree
Buikpijn
Griepachtige symptomen
Leptospirose
Ratten, vee
Snij- en schaafwonden
Contact van besmette urine met
ogen, neus of mond
Binnendringing van placentamateriaal in beschadigde huid
Inademing van urinedruppels
Koorts
Hoofdpijn
Braken
Spierpijn
Geelzucht
Hersenvliesontsteking
Nierfalen
Overlijden
Rundertuberculose
Vee, dassen, herten
Inademing
Hand-mondcontact
Pijn op de borst
Ophoesten van bloed
Koorts
Koude rillingen
Nachtelijk zweten
Verlies van eetlust
Gewichtsverlies
Bleekheid
Salmonella
Landbouwhuisdieren
Besmet voedsel
Contact met dierlijke mest
Hand-mond- en hand-handcontact
Diarree
Koorts
Buikpijn
Streptococcus suis
Varkens
Snij- en schaafwonden
Inademing
Hersenvliesontsteking
Overlijden
Orf
Schapen, geiten, lammeren
Contact met wonden bij dieren of
besmette wol
Omheiningen of hagen
Zweren op het gezicht, de
handen en de armen
Chlamydiose bij schapen
(Chlamydia psittaci)
Schapen, geiten
Hanteren of contact met besmette
nageboorte
Griepachtige symptomen
Miskraamrisico bij zwangere
vrouwen
Psittacose
Eenden, pluimvee
Inademing van stof van mest
Griepachtige symptomen
Longontsteking
Hartvliesontsteking
Hepatitis
Overlijden
169
Q-koorts
Schapen, vee
Inademing van stof besmet met
urine, uitwerpselen of geboortemateriaal
Drinken van niet-gepasteuriseerde
melk
Tekenbeten
Schaafwonden
Griepachtige symptomen
Longontsteking
Schade aan lever en hartkleppen
Overlijden
Ringworm
Vee, varkens, schapen,
paarden, honden
Binnendringen van de huid via snijen schaafwonden
Ontsteking en zwelling
Korstige huid
Huidwonden op handen,
voorarmen, hoofd en nek
Cryptosporidiose
Pluimvee, vee, schapen, kleine
zoogdieren
Inslikken van dierenuitwerpselen
(water- of voedselbesmetting)
Diarree
Buikpijn en krampen
Lichte koorts
Campylobacter
Pluimvee, vee
Inslikken van besmet voedsel,
water, melk
Bloederige diarree
Periodontitis of dysenterie
Krampen
Koorts en pijn
Brucellose (Maltakoorts)
Vee, varkens, geiten, schapen
Contact met een placenta en ander
besmet materiaal; consumptie van
niet-gepasteuriseerde melk en
zachte kazen gemaakt van de melk
van besmette dieren
Golvend temperatuurverloop
Zweten
Zwakte
Anemie
Hoofdpijn
Depressie en spier- en
lichaamspijn
Bloedvergiftiging
Hondsdolheid
Wilde carnivoren, honden,
katten, vee
Blootstelling aan virushoudend
speeksel van huidwonden, beet van
een geïnfecteerd dier
Griepachtige symptomen
Angst
Slapeloosheid
Verwarring
Geagiteerdheid
Afwijkend gedrag
Paranoia
Watervrees
Overlijden
Tularemie
Wilde dieren, varkens, honden
Inoculatie door besmet water of
vlees
Gezwollen en pijnlijke
lymfeklieren
Koortsrillingen
Hoofdpijn
Uitputting
Braken
Diarree
Europese Commissie
Een niet-bindende leidraad voor de toepassing van beste werkmethoden met het oog op een betere
naleving van de richtlijnen betreffende gezondheid en veiligheid op het werk in de landbouw,
veehouderij, tuinbouw en bosbouw
Luxemburg: Bureau voor publicaties van de Europese Unie
2015 – 169 blz. – 21 × 29,7 cm
ISBN 978-92-79-43408-2
doi:10.2767/61564
De niet-bindende leidraad bevat informatie en voorbeelden van goede werkmethoden in verband met de
naleving van de richtlijnen betreffende gezondheid en veiligheid, samen met andere noodzakelijke elementen
zoals verduidelijkingen en praktische voorbeelden van de gevaren en risico’s verbonden aan de diverse
aspecten van het werk in de landbouw-, tuinbouw- en bosbouwsector.
Deze leidraad is bedoeld om alle belanghebbenden, in het bijzonder landbouwers, toezichthouders (vooral
in kmo’s), werkgevers, werknemers en hun vertegenwoordigers en anderen, te helpen om de richtlijnen na
te leven en de voorkoming van werkgerelateerde risico’s goed te beheren.
Deze leidraad bevat ook een lijst van de diverse Europese richtlijnen, referenties en een bibliografie van
informatiebronnen, een glossarium, een lijst van belangrijke vragen en een lijst per onderwerp, een tabel
met praktische voorbeelden en een algemene tabel met de verplichtingen van de belanghebbenden.
Hij bevat diverse voorbeelden van goede werkmethoden die uit bestaande leidraden van Europese lidstaten
zijn gekozen of die speciaal voor deze leidraad zijn uitgewerkt.
Deze publicatie is beschikbaar op papier in het Engels, Frans en Duits en in een elektronische versie in alle
andere officiële talen van de EU.
WAAR ZIJN EU-PUBLICATIES VERKRIJGBAAR?
Gratis publicaties:
•
•
é én exemplaar:
via EU Bookshop (https://bookshop.europa.eu/nl/home/);
meerdere exemplaren of posters/kaarten:
bij de vertegenwoordigingen van de Europese Unie (http://ec.europa.eu/represent_nl.htm),
bij de delegaties in niet-EU-landen (http://www.eeas.europa.eu/delegations/index_nl.htm),
door contact op te nemen met Europe Direct (http://europa.eu/europedirect/index_nl.htm),
door te bellen naar 00 800 6 7 8 9 10 11 (gratis in de hele Europese Unie) (*).
(*)De informatie wordt gratis verstrekt en bellen is doorgaans gratis, maar sommige operatoren, telefooncellen
of hotels kunnen kosten aanrekenen.
Betaalde publicaties:
•
via EU Bookshop (https://bookshop.europa.eu/nl/home/).
KE-31-11-450-NL-N
U kunt onze publicaties gratis downloaden of u kunt zich gratis inschrijven op
http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=93&langId=nl
Wilt u regelmatig op de hoogte gebracht worden over het directoraatgeneraal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie? Schrijf u dan in voor
de gratis elektronische nieuwsbrief „Social Europe” op
http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=371&langId=nl
http://ec.europa.eu/social
www.facebook.com/socialeurope
Download