Studiewijzer Livius A. Overzicht kennen/kunnen kennen de inhoud van de eerste 3 verhalen van het Latijnse pensum, inclusief de aantekeningen bij de Latijnse teksten (Het optreden van Mettius Curtius, Romulus’ daden, Zijn dood en apotheose) syllabus achtergronden kunnen aan de hand van de eerste 3 verhalen van het Latijnse pensum, inclusief de aantekeningen bij de Latijnse teksten, op het SO afgedrukt in literaire vertaling: o inhoud van de afgedrukte regels toelichten/uitleggen o verband uitleggen tussen: afgedrukte tekst en genre geschiedschrijving (Grieks en Romeins) afgedrukte tekst en Romeinse geschiedenis afgedrukte tekst en de tijd waarin Livius leefde afgedrukte tekst en de (globale) hele Ab Urbe Condita afgedrukte tekst en narratologische en stilistische begrippen afgedrukte tekst en afbeeldingen B. Inhoud van de stof aan de hand van studievragen 1 De Praefatio 1. Wat is in de regel de inhoud van een praefatio? 2. Noem de voorgangers van Livius in Rome. 3. Wat is de strekking van de twee praefationes (meervoud van praefatio) van Sallustius bij zijn twee geschiedwerken? 4. Noem de twee belangrijkste kenmerken van het de morele crisis volgens Sallustius. 5. Wanneer begon Livius te schrijven aan zijn geschiedenis? 6. Wat is de inhoud van de praefatio van Livius bij zijn werk? 7. Wat wil Livius met zijn werk bereiken? 8. Noteert Livius een exact begin van het verval der zeden? Leg je antwoord uit. 9. Waarom is Liviius optimistisch gestemd? 10. Ken de inhoud van de praefatio. En maak de vragen op pagina 12. 2 Historiografie: het genre 1. Wat is geschiedenis? 2. Wat is de rol van de geschiedschrijver? 3. Wat is de overeenkomst tussen de moderne en de vroegste historische overlevering? Wat het verschil? 4. Hoezo is de historicus geen ‘buitenstaander’? Betrek in je antwoord de begrippen integriteit, onpartijdigheid en objectieve kijk. 5. Is het verstandig om lessen uit het verleden te trekken? Leg je antwoord uit. § 2.3 Wat zijn ‘fasti’? Wat zijn ‘tabulae’? Wat zijn de Annales Pontficum (=genitivus meervoud van Pontifex)? Wie was Fabius Pictor? Wanneer leefde hij? Wat is ‘annalistische geschiedschrijving’? Wie was Porcius Cato en wat heeft hij geschreven? Stelling: Van de vroege annalisten kun je niet zeggen dat ze aan echte geschiedschrijving deden. Leg dit uit. 8. Wat vindt Catulus in ‘De Oratore’ van de Romeinse geschiedschrijving? 9. Wat is een pontificaat? 10. Wat stelt Antonius in ‘De Oratore’ als kwalificaties (=eisen) waaraan goede geschiedschrijving moet voldoen? Noem zijn twee geboden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. § 2.3.2 1. Wanneer leefde Sallustius? 2. Sallustius stelt in zijn werken dat twee eigenschappen van de senaat de ondergang van de Romeinse republiek hadden ingeleid. Noem deze eigenschappen. 3. Stelling: Het is merkwaardig dat Sallustius deze twee eigenschappen aan de orde stelt. Leg dit uit. § 2.3.3 1. Wanneer leefde Tacitus? 2. Over de periode na Augustus schreef hij de Annales (tijdvak Augustus tot en met Nero) en de Historiën (tijdvak 68-96, de Flavische keizers) 3. Wie waren de Flavische keizers? 4. Wat is de betekenis van het motto van Tacitus ‘sine ire en studio’? 5. Naar welke tijd verlangt Tacitus eigenlijk terug? 3 Livius: leven en werk § 3.1 1. 2. 3. 4. Noem drie Romeinse geschiedschrijvers. Wanneer leefde Livius? Wat zijn de ‘mores maiorum’? (maiores = de ouderen, de voorvaderen) Stelling: Het is lastig om de houding van Livius ten opzichte van Octavianus/Augustus te bepalen. Leg uit hoe dat komt. 5. 27 voor Christus is zowel voor Livius als voor Augustus een belangrijk jaar. Leg dat uit. 6. Waar is Livius geboren én gestorven? En wanneer? § 3.2 1. 2. 3. 4. Hoeveel boeken/delen besloeg de AUC? En van wanneer tot wanneer beliep dat werk? Wat zijn ‘decaden’? en pentaden? Welke delen van de AUC zijn overgeleverd? Noem de drie delen en koppel er tijdperken aan vast. 5. Wat zijn ‘periochae’? § 3.3 1. Voor de oudere perioden , de koningstijd, heeft Livius niet zelf onderzoek verricht. Leg dit uit. 2. Wat zijn ‘annales maximi’? 3. Wat zijn orale tradities? 4. Wat beoogt Livius met het schrijven over de grote helden van Rome? 5. In welk opzicht helpt Livius Augustus? 6. Ken de deugden ‘fortitudo’, ‘sapientia’ en ‘iustitia’. 7. Livius neemt het niet altijd even nauw met de veritas/waarheid. Leg dit uit. 8. Redevoeringen: De begrippen ‘oratio recta’ en ‘oratio obliqua’ Opbouw van de speeches: exordium, peroratio 4 Geschiedenis van Rome: een overzicht § 4.1 1. Noteer de stichtingsdatum van Rome. 2. Wie woonden op de Palatijn en wie op de Quirinalis en Esquilijn? 3. Verbind het verhaal van de Sabijnse maagdenroof aan het ontstaan van Rome. 4. De zeven koningen van Rome: Romulus, Numa Pompilius, Tullus Hostilius, Ancus Marcius, Tarquinius Priscus (= Etrusk) Servius Tullius (= Etrusk), Tarquinius Superbus (= Etrusk) 5. Wie waren de leden van de senaat? 6. Wat zijn de ‘comitia centuriatia’? 7. Hoe ontstond het Forum? § 4.2 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Noteer het jaar waarin de republiek begint. Wanneer was de inval van de Kelten in Rome? Wanneer onderwierpen de Romeinen de Grieken in Zuid-Italië? Wat is een patriciër en wat een plebejer? Wat is het ‘concilium plebis’? De lex Hortensia is een belangrijke wet geweest voor de plebejers. Leg dit uit. Wat is de ‘nobilitas’? § 4.3 1. Noteer de data van de eerste Punische oorlog 2. Wat was voor Rome het gevolg van deze oorlog in de zin van gebiedsuitbreiding? 3. Noteer de data van de tweede Punische oorlog. 4. Wat was de naam van de Romeinse tegenstander van Hannibal? 5. Wat was voor Rome het gevolg van de tweede Punische oorlog in de zin van gebiedsuitbreiding? § 4.4 1. Wat zijn ‘latifundia’? 2. Noem de gevolgen van de veroveringen van Rome. 3. Duid de tweedeling aan die als gevolg van de veroveringen in de Romeinse samenleving optreedt. 4. Wat zijn ‘proletarii’? § 4.5.1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Wie was Tiberius Sempronius Gracchus? Noem de bedoeling van de ‘lex agraria’. Wie waren de ‘equites’? Wie was Gaius Sempronius Gracchus? Welke rol krijgt het volkstribunaat opnieuw? Noteer de verschillen tussen de optimates en de populares. Wie zijn dan de ‘boni’? Wat is een ‘homo novus’? Noem de drie effecten van de maatregel van Marius met betrekking tot een beroepsleger. 10. Ook Marius besteedde zijn tijd aan een landhervorming. Leg de reden hiervan uit. 11. Wat was de oorzaak van de burgeroorlog van 88 voor Christus? 12. Waar woonde Mithridates? 13. Wat was het politieke verschil tussen Sulla en Marius? 14. Wat is een ‘dictator’? 15. Wat is het bijzondere aan Sulla’s dictatorschap? 16. Noem een aantal maatregelen van Sulla. 17. Wat was het belangrijkste doel dat Sulla met zijn maatregelen? 18. Wanneer was de opstand van Spartacus? 19. Geef een aantal feiten van Pompeius en Crassus. § 4.5.5 1. Uit wie bestond het eerste triumviraat en wanneer werd dit gesloten? 2. Wanneer stierf Pompeius? 3. Brutus en Cassius en Caesar zijn geen vrienden van elkaar. Leg dit uit. § 4.5.6 1. Leg de relatie uit tussen Antonius en Octavianus. 2. Wanneer vond de slag bij Philippi plaats? § 4.5.7 1. 2. 3. 4. Wanneer en waarom vindt het eind van de republiek plaats? Wat is de betekenis van (het woord) Augustus? Wat het principaat? Wanneer krijgt Octavianus de eretitel Augustus?