Mieke De Groof CHECK-LIST ADVIES CYBELE Procedures die de adviezen ondersteunen DCI: Metoclopramide DATUM : 19/02/’10 ZWANGERSCHAP SPC: FAGG: PRIMPERAN: Hoewel metoclopramide bij dieren niet teratogeen is gebleken en het klinische gebruik tot dusver het tegendeel niet heeft aangetoond, moet het middel tijdens de zwangerschap met de nodige voorzichtigheid worden toegediend. Metoclopramide gaat over in de moedermelk; bijgevolg is de toediening tijdens de borstvoedingsperiode afgeraden (Fagg, 2007). De aanbevolen dosis is 15 à 30 mg/dag. Er mag niet meer worden gegeven dan 0,5 mg/kg/dag. Briggs: Risicofactor: Bm Aanbeveling: Compatibel Studie Patiënten Interventie Uitkomst 1 muizen, Reproductiestudie met Er was geen evidentie voor onvruchtbaarheid of schade voor ratten en dosissen tot 250 keer de foetus door het geneesmiddel. konijnen de humane dosis. 2 acht 10 mg metoclopramide Het hartritme verhoogde, maar er werd geen effect op de zwangere werd IV toegediend. bloeddruk van de moeder, de doorbloeding van de uterus of schapen foetale hemodynamische variabelen waargenomen. Tabel 1: preklinische gegevens uit (Briggs, Freeman, & Yaffe, 2008) en (Richter, 2005) over metoclopramide tijdens de zwangerschap. Samengevat: preklinische gegevens meldden geen onvruchtbaarheid, veranderingen in hemodynamische parameters bij de foetus of schade voor de foetus bij metoclopramidegebruik tijdens de zwangerschap, zelfs niet bij dosissen veel hoger dan deze voor volwassenen. Mieke De Groof Studie Patiënten Interventie Uitkomst Gastroesofagale reflux verminderde net zoals de maagledigingstijd. Het geneesmiddel was effectief om braken te vermijden tijdens de anesthesie. Er werden geen effecten opgemerkt tijdens de bevalling zelf of op de foetus. Apgar scores en resultaten van neurale gedragtesten verschilden niet van deze van controles, evenmin verschilden het hartritme of de bloeddruk van de pasgeborenen. Het gemiddelde geboortegewicht van de metoclopramide- en de controlegroep was bijna identiek, respectievelijk 3480 g vs. 3470 g. Er werden geen significante verschillen gevonden tussen de groepen in termen van congenitale misvormingen (odds ratio [OR] 1.11, 95% CI 0.6-2.1), laag geboortegewicht (OR 1.79, 95% CI 0.8-3.9), of vroeggeboorte (OR 1.02, 95% CI 0.6-1.7). Beide groepen hadden vijf kinderen met majeure geboortedefecten. In de metoclopramidegroep, hadden twee kinderen ductus arteriosis, twee ventriculair septum defect en een kind had hypospadie. De geboortedefecten bij kinderen geboren in de controlegroep waren twee gevallen van ventriculair septum defect en één geval van bilaterale syndactylie aan de voet, hypospadie en een liesbreuk. De bewegingen van de grote spieren van het lichaam van de kinderen waren in de twee groepen op de leeftijd van 4 tot 15 maanden ook gelijkaardig (gemeten door de Denver Development Scale). De verhouding navelstreng bloed:plasma van de moeder was 0.57-0.84. 1 vrouwen tijdens de bevalling Een heel aantal studies hebben het effect van metoclopramide op de maaglediging onderzocht tijdens de bevalling ter preventie van het Mendelson syndroom. Het gaat hier voornamelijk om RCT’s, maar ook cohortstudies. 2 309 vrouwen met zwangerschappen van een enkel kind die gedurende 6 jaar voorschriften kregen voor metoclopramide (1991-1996) en 13327 vrouwen die geen enkel voorschrift kregen gedurende de zwangerschap. In deze cohortstudie werden de zwangere vrouwen geïdentificeerd via de Pharmaco-Epidemiological Prescription Database van North Jutland County (Denemarken). De zwangerschapsuitkomsten werden vergeleken. 3 126 vrouwen die metoclopramide hadden gekregen tegen zwangerschapsmisselijkheid en -braken gedurende het eerste trimester werden ingesloten in de studie. Ze hadden één van de vijf informatiecentra voor teratogeniciteit gebeld (één in Italië en Brazilië en drie in Israël). Deze groep werd vergeleken met een controlegroep van 126 vrouwen die de centra gecontacteerd hadden voor informatie over blootstelling aan niet-teratogene en niet-embryotoxische geneesmiddelen. In deze case-control studie werden de controles gelinkt aan de behandelingsgroep volgens leeftijd, rookstatus en alcoholgebruik. De zwangerschapsuitkomsten werden vergeleken tussen beide groepen. 4 Zwangere vrouwen uit verschillende studies. In één studie kregen 8 vrouwen, in één studie 30 vrouwen en in één studie een onbekend aantal vrouwen metoclopramide. Het gaat hier om observationele studies. Een IV dosis metoclopramide werd toegediend vlak voor een keizersnede. In de studie met 30 en deze met een onbekend aantal vrouwen werd 10 mg metoclopramide IV gegeven. In de andere studie is de gegeven dosis onbekend. Mieke De Groof 5 80 vrouwen met hyperemesis gravidarum werden opgenomen in de studie. De gemiddelde zwangerschapstijd op het begin van de behandeling was 10.9 weken. In deze observationele studie kregen alle vrouwen een orale dosis metoclopramide van 40 mg/dag voor ongeveer 7 dagen. 12 van hen kregen een tweede behandeling omdat hun symptomen van nausea en braken aanhielden. 6 192 pasgeborenen blootgesteld aan metoclopramide gedurende het 1ste trimester (er waren in totaal 229101 voltooide zwangerschappen in de studie). Een surveillance studie werd uitgevoerd door Michigan Medicaid en handelt over patiënten tussen 1985 en 1992. Dit is een observationele studie. 7 Vrouwen uit drie studies (één met 30 vrouwen, één met 35 vrouwen en één met een onbekend aantal) die metoclopramide namen tijdens de zwangerschap en de bevalling. 125 vrouwen op verschillende perioden (5-412 min) voor de bevalling. Het effect van metoclopramide op de prolactinesecretie bij de moeder en de foetus tijdens de zwangerschap en de bevalling werd bestudeerd in drie observationele studies. 8 9 10 Onbekend aantal vrouwen tijdens de bevalling. zwangere vrouwen in het begin van de zwangerschap uit negen rapporten. In een observationele studie werd 10 mg IV metoclopramide bij de verschillende vrouwen op verschillende periodes (5-412 min) voor de bevalling toegediend. 10 mg IV metoclopramide werd toegediend tijdens de bevalling in een observationele studie. Negen case-reports beschreven de toediening van metoclopramide tegen nausea en braken op het begin van de zwangerschap. De toediening van metoclopramide gebeurde in deze studies in week 7-8 van de zwangerschap en in een andere studie in week 6. In nog een ander rapport was de exacte timing niet gespecificeerd. De dagelijkse dosissen varieerden van 10-60 Drie van de moeders (alle behandeld in het 2de trimester) brachten een nakomeling ter wereld met congenitale defecten: syndroom van Poland, foetaal alcoholsyndroom en waterhoofd en hypoplasie van de rechter cerebrale hemisfeer. Alleen de laatste abnormaliteit is een mogelijk effect van het geneesmiddel, maar men dacht dat de meest waarschijnlijke oorzaak het resultaat was van een in utero foetaal vasculair accident of een infectie. Er werden tien ernstige geboortedefecten waargenomen (5.2%) (acht verwacht), waarbij (vastgesteld/verwacht) 1/2 cardiovasculaire defecten en 1/1 polydactylie. Er werden geen abnormaliteiten gezien in vier andere categorieën van defecten waarvoor specifieke data beschikbaar waren (orale kloof, spina bifida, onvolledige ledematen en hypospadie). Deze data ondersteunen niet dat er een verband is tussen het geneesmiddel en congenitale defecten. Metoclopramide welke door de placenta was gegaan, verhoogde de vrijzetting van prolactine bij de foetus niet. De prolactine van de moeder passeerde de placenta niet. Er werd geen effect gezien op het level van thyroid-stimulerend hormoon of schildklierhormoon van moeder of foetus. Er werd geen effect gezien op de concentraties van groeihormoon bij de moeder. Metoclopramide was even effectief als andere anti-emica voor deze indicatie en beter dan placebo. In een studie werd een normale ontwikkeling van het kind gemeld tot de leeftijd van 4 jaar, maar er werden geen details weergegeven. Mieke De Groof mg. 11 12 Een vrouw die tien weken zwanger was. In een case-report werd metoclopramide gebruikt tegen nausea en braken. Het geneesmiddel werd gestart op 10 weken zwangerschap. Dosissen werden niet gespecificeerd. Op 18 weken, na 8 weken therapie, ontwikkelde de patiënt een neuropsychiatrisch syndroom met acute, asymmetrische, axonale, motorische polineuropathie en vertoonden ze angst, depressie, prikkelbaarheid en geheugenen concentratiestoornissen. Acute porfyrie werd gediagnosticeerd, gebaseerd op de aanwezigheid van een hoger aantal porfyrineprecursoren in de urine van de patiënt. Metoclopramide werd niet meer toegediend en de patiënt werd behandeld met een dieet rijk aan koolhydraten. Uiteindelijk werd een normale baby geboren van 3500 g op het juiste moment. De vrouw herstelde met uitzondering van een lichte residuele zwakte in de onderste extremiteiten. De onderzoekers speculeerden dat de zwangerschap op zich, de verhongering, het geneesmiddel of een combinatie van deze de acute aanval mogelijk heeft versneld. Een case report uit 1997 een vrouw van 29 jaar op 13 Tekens en symptomen van weken zwangerschap beschreef een patiënte met acute, intermittente porfyrie abdominale pijn, constipatie en traden op. Haar symptomen braakneiging die werd werden erger bij behandeling en behandeld met IV omvatten zwakheid van de metoclopramide. De dosis is onderste ledematen en een niet gespecificeerd. ernstig neuropsychiatrisch syndroom met zowel autonome als neurologische functies. Metoclopramide werd beëindigd en ze werd behandeld met een hoge dosis IV glucose en een dieet rijk aan koolhydraten. De evaluatie van urine en porfyrineprecursoren in de stoelgang bevestigden de diagnose. Uiteindelijk kreeg ze een normale 2760 g wegende baby na een normale zwangerschapsduur. De auteurs besloten dat de ernstige symptomen bij de moeder te wijten waren aan metoclopramide en de hyperemesis, welke de ondervoeding gaf. Tabel 2: klinische gegevens uit (Briggs, Freeman, & Yaffe, 2008) en (Richter, 2005) over metoclopramide tijdens de zwangerschap. Mieke De Groof Samengevat: metoclopramide kan bij de moeders extrapyramidale neveneffecten geven, maar desondanks dit gegeven waren in deze cases de uitkomsten voor de baby positief. Uit de klinische studies blijkt dat er bij gebruik tijdens de zwangerschap geen problemen zijn voor de foetus. Apgar scores en fysiologische parameters bij de baby waren normaal. Er werden geen congenitale misvormingen gezien bij de foetus of de pasgeborene te wijten aan het geneesmiddel. Met uitzondering van één van de negen rapporten van studie 9 uit tabel 2, werden er geen lange termijn evaluaties gerapporteerd van kinderen die in utero blootgesteld zijn aan metoclopramide. Verdere specificatie van ‘lange termijn’ is niet gekend. Metoclopramide gaat door de placenta op termijn. Metoclopramide wordt gebruikt als anti-emeticum tijdens de zwangerschap en om de tijd nodig voor maaglediging te vertragen. Het geneesmiddel is een mogelijke stimulator voor de prolactinevrijzetting vanuit het voorste deel van de hypofyse door antagonisme van de hypothalamische dopaminerge receptoren (Briggs, Freeman, & Yaffe, 2008). Andere standaardwerken: 1) Klinische gegevens: Patiënten: de studie werd uitgevoerd op zwangere vrouwen van 15 tot 49 jaar waaraan metoclopramide werd afgeleverd en die slechts één kind baarden bij de bevalling. De gegevens over metoclopramidegebruik waren afkomstig van een database met geneesmiddelen afgeleverd tussen 1 januari 1998 en 31 maart 2007 aan alle vrouwen geregistreerd in de Clalit Health Service. Deze database werd gekoppeld met een andere database die gedurende dezelfde periode ziekenhuisdata verzamelde over moeders die een kind ter wereld brachten en hun kinderen. Er waren in de studie 3458 kinderen blootgesteld aan metoclopramide tijdens het eerste trimester van de zwangerschap. Interventie: een retrospectieve cohortstudie onderzocht de veiligheid van metoclopramidegebruik tijdens het eerste trimester van de zwangerschap. Meestal wordt een dosis voorgeschreven van 30 mg per dag gedurende 7 dagen. Uitkomst: bij de metoclopramidegroep was er, in vergelijking met de controlegroep die niet was blootgesteld aan metoclopramide, geen significant verhoogd risico op ernstige congenitale misvormingen (resp. 5.3% en 4.9%; odds ratio, 1.04; 95% CI, 0.89 tot 1.21), een laag geboortegewicht (resp. 8.5% en 8.3%; odds ratio, 1.01; 95% CI, 0.89 tot 1.14), vroeggeboorte (resp. 6.3% en 5.9%; odds ratio, 1.15; 95% CI, 0.99 tot 1.34), of perinatale sterfte (resp. 1.5% en 2.2%; odds ratio, 0.87; 95% CI, 0.55 tot 1.38). Metoclopramide kan dus gegeven worden aan vrouwen die last hebben van misselijkheid en braken tijdens de zwangerschap (Ilan Matok, 2009). 2) Klinische gegevens: Patiënten: de retrospectieve cohortstudie werd uitgevoerd bij zwangere vrouwen vanaf 14 jaar die hyperemesis gravidarum hadden en die behandeld werden in het CHU Sainte-Justine. Mieke De Groof Een protocolgroep van 130 patiënten (2002-2006) werd vergeleken met een historische controlegroep van 99 patiënten (1998-2001). Interventie: de behandeling van de controlegroep bestond uit IV droperidol 0.5–1 mg/uur met difenhydramine 25–50 mg elke 6 uur. De behandelingsgroep die het nieuwe protocol volgde kreeg IV metoclopramide 1.2–1.8 mg/uur met difenhydramine 50 mg elke 6 uur. Uitkomst: het nieuwe protocol gaf in vergelijking met de controlegroep minder braaksymptomen. De symptoomverbetering was resp. 36% vs. 21%; p = 0.0397. Ook waren er in de protocolgroep minder neveneffecten. De protocolgroep was vergelijkbaar met de controlegroep wat betreft de symptomen van misselijkheid, duur van hospitalisatie (resp. 3.7 dagen vs. 3.1 dagen) en aantal heropnames (resp. 19.23% vs. 24.44%). Wat betreft de zwangerschapsuitkomsten bleek uit deze studie dat het gebruik van metoclopramide in combinatie met difenhydramine in vergelijking met droperidol in combinatie met difenhydramine het risico voor de foetus niet deed stijgen. Het besluit van deze studie is dat de behandeling met metoclopramide in combinatie met difenhydramine een goede behandelingsmethode is voor hyperemesis gravidarum (Anaïs Lacasse, 2009). 3) Klinische gegevens: Deze review zegt dat er bij mensen nog geen congenitale misvormingen of foetale toxiciteit werden gemeld met metoclopramide (Richter, 2005). 4) Duidelijke gegevens over teratogeniciteit van metoclopramide ontbreken. Metoclopramide wordt voorgesteld bij nausea en braken tijdens de zwangerschap en bij hyperemesis gravidarum is promethazine waarschijnlijk te verkiezen. Nausea en braken zijn voornamelijk uitgesproken bij het begin van de zwangerschap. Speciale voorzichtigheid is daarom geboden gezien het gaat om de kritische periode van de organogenese en duidelijke gegevens wat dat betreft ontbreken (BCFI, 2009). 5) Klinische gegevens: Een review van Festin plaatst metoclopramide bij de behandeling van nausea en braken tijdens de vroege zwangerschap in de groep waarbij de effectiviteit onbekend is. De studie meldt dat er geen klinisch belangrijke resultaten van RCTs zijn gepubliceerd over dit onderwerp. Toch wordt in sommige landen metoclopramide vaak gebruikt in de klinische praktijk voor behandeling van nausea en braken tijdens de zwangerschap. Eén review over de veiligheid tijdens de behandeling van nausea en braken, raporteerde geen misvormingen tijdens vier blootsellingen aan metoclopramide in het eerste trimester van de zwangerschap. Verder zijn studies over mogelijke teratogeniciteit met metoclopramide gelimiteerd. Bij de behandeling van hyperemesis gravidarum plaatst Festin metoclopramide in de groep die waarschijnlijk geen voordeel oplevert. Patiënten: 40 vrouwen die op intensieve zorgen aankwamen op minder dan 16 weken zwangerschapsduur met hyperemesis gravidarum. Interventie: een RCT vergeleek vrouwen die IV 300 mg hydrocortisone per dag kregen gedurende één week met vrouwen die drie keer per dag IV 10 mg metoclopramide kregen gedurende één week. Mieke De Groof Uitkomst: Op dag 2, 3 en 7 verminderde hydrocortisone het aantal braakepisodes significant in vergelijking met metoclopramide (vermindering van het gemiddeld aantal braakepisodes: respectievelijk op dag twee 41% en 17%, op dag drie 72% en 51%, op dag zeven 96% en 77%. P < 0.0001). Er is matige evidentie dat metoclopramide minder effectief is dan corticosteroïden om bij vrouwen met hyperemesis gravidarum de episodes van braken te verminderen. Ook zijn er met corticosteroïden (0/20 (0%)) in vergelijking met metoclopramide (6/20 (30%)) significant minder heropnames op intensieve zorgen binnen de twee weken bij vrouwen met hyperemesis gravidarum (P < 0.0001). Ook hiervoor is er matige evidentie. De RCT rapporteerde geen neveneffecten. Over het gebruik van metoclopramide in vergelijking met placebo voor deze indicatie werden er geen RCTs gevonden (Festin, 2009). 6) De FDA waarschuwt voor het gevaar voor tardieve dyskisnesie bij chronisch gebruik van metoclopramide. Voortaan moet er op de verpakkingen die metoclopramide bevatten een waarschuwing staan over het risico van langdurig gebruik of het gebruik van een hoge dosis (FDA, 2009). Advies referentie instellingen: ADEC: A B B1 B2 B3 FDA: A B C D X FASS: A B B1 B2 B3 C D C D ADEC – zwangerschapscode A: geneesmiddelen door zwangere vrouwen gebruikt zonder dat een verhoogde prevalentie van misvormingen dan wel andere directe of indirecte schadelijke effecten op het embryo/de foetus of de pasgeborene zijn waargenomen. FDA – zwangerschapscode B: studies bij dieren geven geen aanwijzingen voor een risico op een schadelijk effect voor de foetus en gecontroleerde studies bij de mens zijn niet beschikbaar, of studies bij dieren hebben een schadelijk effect op de foetus bewezen maar gecontroleerde studies bij zwangere vrouwen hebben geen foetaal risico kunnen aantonen. FASS – zwangerschapscode C: geneesmiddelen waarvan bekend is of moet worden vermoed, dat zij door hun farmacologische effecten stoornissen bij het embryo/de foetus of de pasgeborene kunnen veroorzaken zonder misvormingen teweeg te brengen (Laekeman & Herzele, 2009). Conclusie volgens Reprotox criteria: 0 I II III IV V Preklinische gegevens tonen geen onvruchtbaarheid of schade voor de foetus door het geneesmiddel. Er zijn reeds een behoorlijk aantal klinische studies uitgevoerd met betrekking tot de veiligheid van Mieke De Groof metoclopramide tijdens de zwangerschap. Ook hieruit kan besloten worden dat het geen nadelige effecten heeft op de foetus. Bij moeders die metoclopramide namen, werden wel extrapiramidale neveneffecten beschreven. Dit geneesmiddel passeert namelijk de bloedhersenbarrière. Op termijn gaat metoclopramide ook door de placenta. Zuiver theoretisch gezien, blijft voorzichtigheid dus aangewezen, aangezien ook passage door de bloedhersenbarrière bij de baby mogelijk is. Het belang van de gegevens uit de literatuur is natuurlijk groter dan de puur theoretische redenering. Een beperking van de meeste studies is dat de blootgestelde baby’s niet heel lang opgevolgd worden na blootstelling in de uterus. Metoclopramide is 1964 internationaal op de markt. Met: 0 = blootstelling van de foetus is verwaarloosbaar I = geen aanwijzingen noch klinisch, noch preklinisch voor teratogeniciteit of relevante toxiciteit, minstens 10 jaar op de markt in Europa II = geen aanwijzingen noch klinisch, noch preklinisch voor teratogeniciteit of relevante toxiciteit maar minder dan 10 jaar op de markt in Europa III = aanwijzingen preklinisch voor teratogeniciteit, maar geen klinische bevestiging, minstens 10 jaar op de markt in Europa IV = aanwijzing preklinisch voor teratogeniciteit, maar geen klinische bevestiging, minder dan 10 jaar op de markt in Europa V = aanwijzing preklinisch én klinisch voor teratogeniciteit. LACTATIE Briggs: Aanbeveling: gelimiteerde data bij de mens – mogelijke toxiciteit Studie Patiënten 1 vrouwen met lactatieproblemen Interventie Uitkomst Een cohortstudie Metoclopramide veroorzaakte een shift in de uit 1985 aminozuursamenstelling van de melk, wat een onderzocht het verbeterde ratio suggereert van transitie van colostrum effect van naar mature melk. Er werd geen effect waargenomen metoclopramide op de concentratie van prolactine, thyroid-stimulerend op de lactatie. hormoon of vrij thyroxine in het serum bij zogende Gedurende drie kinderen. weken kreeg groep 1 (N = 11) een orale dosis Mieke De Groof van 10 mg metoclopramide drie keer per dag en groep 2 (N = 14) placebo. 2 moeders die De vrouwen De totale dagelijkse dosis die geconsumeerd kan borstvoeding gaven in kregen 30 mg worden door een kind dat borstvoeding krijgt, wordt drie studies (één studie metoclopramide geschat op 1-45 µg/kg/dag. Dit is veel minder dan de met 20 vrouwen per dag. Het gaat maximale dagelijkse dosis van 500 µg/kg aanbevolen waarvan er 10 hier om een RCT, bij kinderen of de dosis van 100 µg/kg/dag die wordt metoclopramide namen, een gegeven aan premature kinderen. één studie met 18 observationele moeders die studie en een metoclopramide namen onbekende studie. en één studie met een onbekend aantal vrouwen) 3 23 vrouwen met Een dosis van 20- Door de vrijzetting van prolactine door de hypofyse te onvoldoende of 45 mg/dag werd stimuleren, kon het geneesmiddel de melkproductie verminderde gegeven of een verhogen. Dosissen van 15 mg/kg waren niet effectief. melkproductie die een te dosis van 15 vroeg geboren baby ter mg/kg in deze wereld brachten observationele (gemiddelde studie. zwangerschapsduur van 30.4 weken). 4 32 moeders die borstvoeding geven. Een Er werd een positieve respons gezien bij 78% van de observationeel behandelde vrouwen (dit is 25 van de 32 vrouwen), onderzoek uit maar de stijging van de dagelijkse melkproductie was 1994 onderzocht omgekeerd gecorreleerd met de leeftijd van de moeder. het effect van metoclopramide op de lactatie. 5 Vijf moeders die borstvoeding gaven Een dosis Metoclopramide werd gedetecteerd in het plasma bij metoclopramide één van de vijf kinderen, wiens moeder metoclopramide van 10 mg nam. driemaal daags werd genomen in deze observationele Mieke De Groof studie. 6 Eén moeder die borstvoeding gaf. In dit case-report Een milde intestinale last trad op bij het kind. werd 30 mg metoclopramide per dag ingenomen. 7 Eén moeder die borstvoeding gaf. In dit case-report Een milde intestinale last trad op bij het kind. werd 45 mg metoclopramide per dag ingenomen. Tabel 3: klinische gegevens uit Briggs over het gebruik van metoclopramide tijdens de lactatie. Metoclopramide wordt uitgescheiden in de moedermelk. Omwille van ion trapping van het geneesmiddel in de zuurdere melk in vergelijking met het plasma, treedt er een accumulatie op met een melk:plasma ratio van 1.8-1.9 nadat de steady state is bereikt. Samengevat, geeft metoclopramide een klein risico voor de zogende baby bij dosissen van 45 mg of minder per dag. Milde nevenwerkingen werden gerapporteerd bij slechts twee kinderen die borstvoeding kregen. Eén review melde dat het geneesmiddel niet zou mogen gebruikt worden gedurende de lactatie omdat er mogelijk risico’s zouden zijn voor de pasgeborene, maar er zijn geen gepubliceerde studies die dit bevestigen. De American Academy of Pediatrics klasseert metoclopramide als een geneesmiddel waarvan de effecten op een kind dat borstvoeding krijgt onbekend zijn, maar waarvoor toch moet opgelet worden omdat het een antagonist is van dopamine (Briggs, Freeman, & Yaffe, 2008). Hale: Risicocategorie tijdens de zwangerschap: B Klinische gegevens: a. Patiënten: studie met 37 vrouwen. Uitkomst: in deze observationele studie met 37 vrouwen was de concentratie van metoclopramide in moedermelk groter dan in het serum van de moeder. Er was een piek twee tot drie uur na toediening van het geneesmiddel. Onmiddellijk na de bevalling was de concentratie van metoclopramide in de moedermelk hoger dan in het late puerperium (resp. van 28 tot 157 µg/L en van 20 tot 125 µg/L). Bijgevolg was ook de dagelijkse dosis waaraan het kind werd blootgesteld hoger vlak na de bevalling ten opzichte van tijdens het late puerperium (resp. 6 tot 24 µg/kg/dag en 1 tot 13 µg/kg/dag). Deze dosissen zijn lager dan de dosissen die het kind zou krijgen bij de behandeling van reflux. Er werden geen Mieke De Groof nevenwerkingen waargenomen. De concentratie van metoclopramide was slechts bij één van de vijf kinderen in het bloed waar te nemen. b. Patiënten: 32 moeders die problemen hadden met de melkproductie. Interventie: de vrouwen kregen drie keer per dag een dosis van 10 mg metoclopramide in deze observationele studie. Uitkomst: bij de kinderen werden geen ongunstige effecten gezien. c. Patiënten: vijf vrouwen die borstvoeding geven. Interventie: in deze observationele studie kregen de vrouwen 30 mg metoclopramide per dag. Op de vijfde dag na de geboorte werden de prolactinespiegels gemeten bij de kinderen die borstvoeding kregen. Uitkomst: er waren geen veranderingen in prolactinespiegels bij de kinderen die borstvoeding kregen. Dit wijst erop dat de hoeveelheid metoclopramide die de kinderen kregen via de moedermelk onvoldoende was om de prolactinespiegel bij het kind te wijzigen. d. Patiënten: tien patiënten. Interventie: de patiënten kregen eenmalig een dosis van 10 mg metoclopramide in deze observationele studie. Uitkomst: na twee uur waren de gemiddelde concentratie in het plasma en de melk van de moeder respectievelijk 68.5ng/ml en 125.7 µg/L (Hale, 2006). Advies referentie instellingen: (Hale, 2006) FDA L1 L2 L3 L4 L5 L? Andere standaardwerken: Deze gastroprokinetica kunnen door hun effect op de prolactinemie, de lactatie bevorderen (BCFI, 2009). Referenties: Anaïs Lacasse, A. L. (2009). Metoclopramide and diphenhydramine in the treatment of hyperemesis. European Journal of Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology , 43-49. BCFI. (2009). Anti-emetica. In BCFI, Gecommentarieerd geneesmiddelenrepertorium (pp. 118-121). Gent: J.M. Maloteaux. Briggs, G. G., Freeman, R. K., & Yaffe, S. J. (2008). Metoclopramide. In G. G. Briggs, R. K. Freeman, & S. J. Yaffe, Drugs in pregnancy and lactation: a reference guide to fetal and neonatal risk (pp. 11971201). Los Angeles: Lippincott Williams & Wilkins. Fagg. (2007, februari 16). Bijsluiters voor het publiek en samenvattingen van de kenmerken van het product (SKP’s) van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Opgeroepen op februari 19, 2010, van http://www.fagg-afmps.be/nl/: http://195.130.154.23/Fagg/(S(oil4ki55lzpga1eqihonmxqc))/Fagg/FaggCompendium.aspx?compendiu mType=H Mieke De Groof FDA. (2009, februari 26). Metoclopramide-Containing Drugs. Opgeroepen op Februari 26, 2010, van http://www.fda.gov: http://www.fda.gov/Safety/MedWatch/SafetyInformation/SafetyAlertsforHumanMedicalProducts/ucm10 6942.htm Festin, M. (2009). Nausea and vomiting in early pregnancy. Clinical Evidence , onbekend. Hale, T. W. (2006). Metoclopramide. In T. W. Hale, Medications and Mothers' Milk (pp. 591-593). Texas: Hale Publishing, L.P. Ilan Matok, R. G. (2009). The Safety of Metoclopramide Use in the First Trimester of Pregnancy. The New England Journal of Medicine , 2528-2535. Laekeman, G., & Herzele, P. V. (2009). metoclopramide. Opgeroepen op april 4, 2010, van Cybele: geneesmiddelen voor en tijdens zwangerschap en bij borstvoeding: http://pharm.kuleuven.be/pharma_care/cybele/CybeleN/cybelen.htm#intronl/introzw_n.htm Richter, J. E. (2005). Review article: the management of heartburn in pregnancy. Aliment Pharmacol Ther , 749–757. Zoekstrategie: 1) PUBMED: Zoektermen: metoclopramide AND pregnancy (n = 297) metoclopramide AND lactation (n = 109) metoclopramide AND abnormalities, drug induced (n = 15) metoclopramide AND congenital abnormalities (n = 28) metoclopramide AND Congenital, Hereditary, and Neonatal Diseases and Abnormalities (n = 98) metoclopramide AND teratogenic (n = 2) metoclopramide AND mutagen (n = 69) Ntotaal = 614 limiet instellen: published in the last 5 years: metoclopramide AND pregnancy (n = 27) metoclopramide AND lactation (n = 8) metoclopramide AND abnormalities, drug induced (n = 4) metoclopramide AND congenital abnormalities (n = 6) Mieke De Groof metoclopramide AND Congenital, Hereditary, and Neonatal Diseases and Abnormalities (n = 19) metoclopramide AND teratogenic (n = 0) metoclopramide AND mutagen (n = 2) Ntotaal = 62 Artikels die al besproken zijn in Briggs en artikels die overlappen met andere zoektermen verwijderen. metoclopramide AND pregnancy (n = 27) metoclopramide AND lactation (n = 5) metoclopramide AND abnormalities, drug induced (n = 3) metoclopramide AND congenital abnormalities (n = 3) metoclopramide AND Congenital, Hereditary, and Neonatal Diseases and Abnormalities (n = 12) metoclopramide AND mutagen (n = 2) Ntotaal = 48 Na het lezen van titel en abstract: metoclopramide AND pregnancy (n = 6) metoclopramide AND lactation (n = 1) metoclopramide AND abnormalities, drug induced (n = 1) metoclopramide AND congenital abnormalities (n = 1) metoclopramide AND Congenital, Hereditary, and Neonatal Diseases and Abnormalities (n = 1) metoclopramide AND mutagen (n = 0) Ntotaal = 10 Na het doornemen van de tekst: Ntotaal = 4 My NCBI werd geactiveerd en ‘Save search’ geeft dagelijks een email update van de artikels die gepubliceerd worden onder de hierboven gebruikte zoektermen (<5j). Mieke De Groof ADVIES VOLGENS CYBELE CRITERIA Eerste trimester JA (JA) ? (NEEN) NEEN NVT Tweede trimester JA (JA) ? (NEEN) NEEN NVT Derde trimester JA (JA) ? (NEEN) NEEN NVT Perinataal JA (JA) ? (NEEN) NEEN NVT Lactatie + +/- ? - NVT DATUM : 21/02/’10 Mieke De Groof Farmacotherapie en zwangerschap en borstvoeding Aanwijzingen voor studenten en redactie Zwangerschap metoclopramide Substantie Bronnen Briggs 2008 BNF 2009 FTK 2010 GGR 2010 Martindale SPC 1996 Fagg 2007 a b ADEC Laekeman & Herzele 2009 FDA Laekeman & Herzele 2009 FASS Laekeman & Herzele 2009 groen 1ste trim 2de trim 3de trim + + + + + + (+) (+) (+) geel + 1ste trim 2de trim 3de trim ++ ++ ++ + + + + + + geel 1ste trim 2de trim 3de trim (+) (+) (+) rood 1ste trim 2de trim 3de trim Code Bm Datum laatste revisie: 0 11/11/2010 A B (+) (*) (+) (*) (+) (*) C Totaal c Mieke De Groof (*) Fass: geneesmiddelen waarvan bekend is of moet worden vermoed, dat zij door hun farmacologische effecten stoornissen bij het embryo/de foetus of de pasgeborene kunnen veroorzaken zonder misvormingen teweeg te brengen. Borstvoeding metoclopramide Substantie Bronnen Hale 2006 Briggs 2008 BNF 2009 FTK 2010 GGR 2010 a groen geel + geel rood Code Martindale SPC 1996 Fagg, 2007 + Datum laatste revisie: + 0 11/11/2010 0 0 0 0 Totaal b