Tentamen Genetica 22-10-2004 Naam: Studentnr: 1 CONTROLEER

advertisement
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
CONTROLEER OF DIT TENTAMEN 11 PAGINA’S BEVAT. Veel succes!
Je mag de achterkant van het papier ook zo nodig gebruiken, maar beantwoord vragen
1-6 niet op blaadjes van vraag 7 en de daarop volgende.
1. Vijf stabiele klonen van semi-hybride muis/mens cellen worden onderzocht op de
aanwezigheid van het menselijk enzym E, terwijl ook wordt nagegaan welke menselijke
chromosomen in de klonen zijn overgebleven.
De volgende resultaten werden gevonden:
Kloon
overgebleven menselijke chromosomen
enzym E activiteit
1
1,2,10,16,19,21,22,23
-
2
5,10,11,12,14,20
+
3
3,8,13,18,23
-
4
4,9,10,11,17,20
+
5
6,7,15,16,20,21
-
Op welk van de chromosomen 1 t/m 23 ligt vermoedelijk het gen dat verantwoordelijk is
voor de vorming van enzym E? Licht je antwoord toe.
2. In Drosophila zorgen de recessieve allelen van het “w”gen voor witte ogen en
recessieve allelen van het “eb” gen voor een ebony-kleurig lijf. Vrouwtjes met normale
(rood-bruine ogen) en een normaal (grijs) lijf worden gekruist met mannetjes die
normale (rood-bruine) ogen en een ebony-kleurig lijf hebben. De kruising levert de
volgende nakomelingen op:
Mannetjes :9 wildtype, 11 witogige, 10 ebony, 12 witogig, ebony; vrouwtjes: 19
wildtype, 21 ebony.
a) Erft het “w”gen en/of het “eb”gen geslachtsgekoppeld over? Licht je antwoord toe.
1
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
b) Wat zijn de genotypes van de ouders?
c) Teken de relevante chromosomen.
3. Benoem de verschillende onderdelen:
a)
A en B zijn:
C en D zijn:
E is :
F en G zijn:
R en r zijn:
2
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
b) Beschrijf kort de verschillen tussen de mitose en de meiose:
4. In een bepaald knaagdier is de vachtkleur zwart (B) dominant over bruin (b) en
volledig gekleurd (C) is dominant over chinchilla (c). Heterozygote zwarte, volledig
gekleurde ratten worden gekruist met bruine chinchilla ratten, dit levert de volgende
nakomelingen:
31
16
34
19
zwart, volledig gekleurd
bruin volledig gekleurd
bruin, chinchilla
zwart, chinchilla
a) Zijn de loci gekoppeld? (Motiveer je antwoord)
b) Teken de chromosomale posities van de allelen in de ouders:
3
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
c) Wat is de genetische afstand tussen de twee loci (motiveer je antwoord)
5.
100% wildtype nakomelingen (F1-generatie) zijn gevonden uit een kruising van
twee fenotypisch wild-type erwten (Rond en Geel) (P-generatie). Deze nakomelingen
worden onderworpen aan een proefkruising (homozygoot recessief voor allelen gerimpeld
(r) en groen (g)). De volgende nakomelingen (F2-generatie) worden gevonden:
25%
25%
25%
25%
wild-type, groen, gerimpeld, groen en gerimpeld (in de verhouding 1:1:1:1)
wild-type
groen en wild-type ( in de verhouding 1:1)
gerimpeld en wild-type (in de verhouding 1:1)
a) Geef de genotypes van de F1-generatie
b) Geef de genotypes van de beide ouders (P-generatie).
6. Een plasmide wordt geknipt met de restrictie-enzymen BamHI, EcoRI en HindIII.
Elk enzym knipt slechts een maal in het DNA. De resultaten van de verschillende
digesties zijn hieronder weergegeven:
Enzym:
EcoRI
EcoRI & BamHI
EcoRI & HindIII
EcoRI & BamHI & HindIII
Fragment lengte (Kb)
7
1,2 en 5,8
4,6 en 2,4
1,2 en 3,4 en 2,4
Teken een restrictie-kaart van het plasmide:
4
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
7. Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn, door het goede te omcirkelen.
a. Een ribosoom is een ribozyme
GOED/FOUT
b. RNA polymerase kan drie nucleotide-strengen vasthouden
GOED/FOUT
c. DNA polymerase start bij de TATAA-box
GOED/FOUT
d. snRNP (‘snurp’) bevatten een cap
GOED/FOUT
e. Meerdere ribosomen kunnen tegelijk één mRNA vertalen
GOED/FOUT
f. RNA polymerase stopt bij het stopcodon
GOED/FOUT
g. Prokaryotisch mRNA kan direct na transcriptie
worden vertaald in eiwit
GOED/FOUT
h. De splicing reactie kan verlopen zonder eiwit
GOED/FOUT
i. Prokaryotische ribosomen starten bij de cap
GOED/FOUT
j. Het anticodon van 5’-AUG-3’ is 5’-CAT-3’
GOED/FOUT
8. Een muis wordt besmet met bacteriestam Streptococcus pneumoniae type A. De muis
gaat dood. Als de bacterien vóór injectie worden verhit, blijven de muizen in leven.
Bij een experiment met levende Streptococcus pneumoniae stam B blijven de muizen in
leven. Als verhitte bacterien stam A worden gemengd met levende stam B bacterien
gaan de muizen dood. Wat is de verklaring? Geef de namen van de processen die je
beschrijft.
ANTWOORD:
5
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
9. Wat is semi-conservatieve DNA replicatie?
10. Teken een replicatievork tijdens DNA synthese. Geef (A) enzymen en moleculen, (B)
polariteit, (C) richting synthese aan.
11a. Waarom is het schadelijk voor je DNA om een dag onbeschermd in de zon te
liggen?
11b. En hoe lost je lichaam dat op?
6
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
12. Een bacterie-cultuur wordt bestraald met röntgenstraling. Na bestraling blijkt dat
sommige bacterien geen tryptofaan meer kunnen gebruiken, en dus afhankelijk zijn van
tryptofaan in het medium.
In welke genen kan de bacterie mutaties kan hebben opgelopen en licht elke oplossing
kort toe.
13. Wat zijn telomeren? Geef een korte toelichting.
14. Wat is een snurp? Wat voor functie heeft het?
7
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
15. Teken een ribosoom tijdens eiwitsynthese met een gebonden mRNA en gebonden
tRNA’s. Geef (A) moleculen, (B) polariteit, (C) richting synthese en (D) sites aan.
16a. Hoeveel leesramen zijn er in een mRNA sequentie?
16b. Hoe weet het ribosoom welk leesraam het goede is?
17. Van mRNA naar eiwit moet een streng nucleotiden worden omgezet in een streng
aminozuren. Welke moleculen spelen daarbij een centrale rol? Licht je antwoord kort toe.
8
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
18. Gegeven een stukje van de volgende eukaryotische DNA streng, de sense streng,
van 5’ naar 3’. Gegeven: stopcodons zijn: taa, tag, tga.
5’-....gaggtataatctgacgaaccttggcagtcctagtggctagataagccgccgccatgggcttcctcatgg
agcactaaaattaagagccttgaaaatttaaataaaaaaggcgtagctgatacg......-3’
a. Welke element herken je dat belangrijk is voor RNA synthese?
b. Waar verwacht je dat RNA polymerase ongeveer start?
c. Schrijf de eerste 10 nucleotiden van een mogelijke mRNA sequentie.
c. Schrijf de codons van het (mini-)eiwit dat je maakt van het mRNA.
d. Welke betekenis heeft de onderlijnde sequentie aataaa?
e. Welke gevolgen heeft deze aataaa sequentie?
f. Welke gevolgen verwacht je als er door een mutatie een insertie van een C gebeurt
tussen de ag, die vet en onderlijnd is?
9
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
19. Beschrijf de transcriptie-regulatie van het bacteriële lac-operon. Gebruik daarbij een
tekening.
20. Hoe verspreiden plantenvirussen zich?
21. Teken schematisch een transcriptiefactor met zijn domeinen.
10
Tentamen Genetica 22-10-2004
Naam:
Studentnr:
22. Beschrijf hoe een humaan gen, bijvoorbeeld albumine, gekloneerd zou kunnen
worden. Je beschikt over een plasmide, en over een stuk chromosomaal albumine DNA.
23. Beschrijf en teken de verschillende stappen van een PCR. Geef de polariteit aan van
de strengen.
11
Download