Analyse van de financiële structuur van een onderneming

advertisement
HFST 8: Analyse van de financiële structuur van
een onderneming
Doel  de financiële toestand van een onderneming vaststellen
Wat  balans, resultatenrekening, toelichting en sociale balans
8.1 De jaarrekening
 informatieplicht.
8.1.1 wie moet een jaarrekening publiceren?
3 groepen van ondernemingen:
- kleine ondernemingen
- middelgrote ondernemingen
- grote ondernemingen
Alleen de middelgrote en grote ondernemingen moeten hun jaarrekeningen publiceren. (balans,
resultatenrekening en toelichting)
8.1.2 wie zijn de potentiële bestemmelingen van de jaarrekening?
1. De eigenaars:
Voor de ontvangen dividenden, voor de gerealiseerde kapitaalwinsten.
2. Kredietverstrekkers:
Kan de onderneming haar langlopende schulden nog terugbetalen?
Kan de onderneming haar rente betalen?
3. Werknemers:
Is de continuïteit van de onderneming gewaarborgd?
Maakt de onderneming voldoende winst?
4. Leveranciers:
Kan de onderneming haar schulden op korte termijn betalen?
5. Overheid:
Kan de onderneming haar RSZ betalen?
Is de economische leefbaarheid van de onderneming goed?
 overheid is hierin geïnteresseerd voor de werkgelegenheid
6. Klanten:
Heeft de onderneming voldoende voorraad om te kunnen leveren?
Wat is het assortiment?
Is de service gewaarborgd in de toekomst?
7. Concurrentie:
Welke plaats neemt de onderneming in op de markt?
Wat is de winstmarge?
8.
Derden:
milieuverenigingen, gemeentebestuur, pers,…
8.1.3 Vereisten aan de info !!!EX!!!
1. Relevant
 zinvolle info
 niets blijft verborgen
2. Vergelijkbaarheid
 wat zijn de cijfers van vorige jaren
 vormgeving
3. Periodiciteit
 vb 1x/jaar
 momentopname van bepaalde periode
4. Objectiviteit
 mag niet misleidend zijn  de bedragen hebben een waarde
5. Getrouw Beeld
 gecontroleerd op juistheid en nauwkeurigheid
6. Duidelijkheid
 eenvoud in de formulering
 inhoudskeuze mag niet te schematisch zijn
7. Volledigheid
 de wetgeving voorziet dat de boekhouding het geheel der verrichtingen, tegoeden,
rechten, schulden en plichten en alle verbintenissen omvat.
8.2 Beoordelingstechnieken
Resultatenrekening
Algemeen  Ondernemingsresultaat = opbrengsten – kosten
In een resultatenrekening zitten 3 soorten resultaten:
- bedrijfsresultaten
- financiële resultaten
- uitzonderlijke resultaten
Bedrijfsresultaten:
Bedrijfsopbrengsten en kosten.
Opbrengsten  de verkopen
Kosten  aankopen, personeel, afschrijvingen, bedrijfsbelastingen
Financieel resultaat:
Financiële opbrengsten en kosten
Opbrengsten  ontvangen rente
Kosten  rente die te betalen is
Uitzonderlijk resultaat:
Uitzonderlijke opbrengsten en kosten
Opbrengsten  lotto, verkoop van meubilair,…
Kosten  sneller afschrijven door vb ongeval,…
Belastingen op winst heeft betrekking op het globale ondernemingsresultaat
 Bedrijfs, financiële en uitzonderlijke opbrengsten – kosten
Alle kosten en opbrengsten worden op afzonderlijke rekeningen geboekt:
 Opbrengsten en kostenrekeningen (resultatenrekening)
Besluit: resultatenrekening komt nooit op de balans!!! Op einde van jaar => samenbrengen op 1
resultatenrekening
8.2.2 Ratio-analyse
Ratio  verhoudingsgetal waardor 2 of meer financiële gegevens aan elkaar gerelateerd worden.
De liquiditeit:
Wat? Zal de onderneming haar verplichtingen op korte termijn kunnen nakomen.
Current ratio  verhouding tussen vlottende activa en vreemd vermogen op korte termijn
CR = VA/KVV
Beoordeling  gunstig van 1.2 tot 2
Quick ratio  verfijning van Current ratio, de minst liquide activa (voorraden) worden
weggenomen.
QR = (VA – voorraden) / KVV
Beoordeling  minstens 1
Omloopsnelheden:
Voorraadrotatie  geeft aan hoeveel keer de voorraad gedurende de periode gemiddeld
verkocht is.
RV = omzet (aan inkoopprijs) / gemiddelde voorraad (aan inkoopprijs)
!!! Oppassen  in de jaarrekening zijn de voorraden gewaardeerd op inkoopprijs, de omzet op
verkoopprijs !!!
Hoe oplossen 
Beginvoorraad + inkopen – eindvoorraad = omzet in inkoopprijs
Aantal dagen voorraad 
DV = 365d / RV
Beoordeling  hoe groter de omloopsnelheid van de voorraad, hoe vlugger de in de voorraad
geblokkeerde liquide middelen vrijkomen.
Klantenrotatie  geeft weer hoeveel keer de klantenvorderingen gedurende de periode
gemiddeld veranderd zijn.
RK = omzet / gemiddelde handelsvorderingen
Aantal dagen klantenkrediet  is het gemiddeld aantal dagen dat het krediet op korte termijn
wordt gegeven.
DKK = 365d / RK
Beoordeling  hoe groter de omloopsnelheid, hoe kleiner het aantal dagen klantenkrediet, hoe
vlugger de handelsvorderingen in kasmiddelen omgezet worden.
Leveranciersrotatie  gemiddeld aantal keer dat de korte termijnschulden wegens aankopen van
goederen bij leveranciers vernieuwd worden.
RL = aankopen / gemiddelde handelsschulden
Aantal dagen leverancierskrediet  het gemiddeld aantal dagen dat betalingsuitstel is verkregen
bij de leveranciers.
DLK = 365 / RL
Beoordeling  hoe lager de leveranciersrotatie, hoe hoger het aantal dagen leverancierskrediet.
!!! Zie pg 178 voor figuur te kunnen opstellen !!!
Het bedrijfskapitaal: (=NettoWerkKapitaal)
- bruto bedrijfskapitaal
- netto bedrijfskapitaal
Netto bedrijfskapitaal: vlottende activa – KVV
NWK = Eigen vermogen + Vreemd Vermogen op Lange termijn – Duurzame Activa
Eigen vermogen = kapitaal + reserves (actief 1 tot 5)
Beoordeling  Hoe groter het netto bedrijfskapitaal van de onderneming, hoe veiliger de
liquiditeitssituatie.
Solvabiliteit:
Een onderneming is solvabel als ze in staat is om haar schulden op korte en lange termijn terug te
betalen.
Het is de mogelijkheid van een onderneming om al haar schulden terug te betalen in geval van
liquiditatie.
Solvabiliteit = Eigen vermogen / totaal vermogen (totaal passief)
Beoordeling: boven de 0,5 of 50% is goed
Debt Ratio:
De schuldgraad drukt uit hoeveel € vreemd vermogen in de onderneming aanwezig is tegenover
100€ eigen vermogen.
Debt ratio = (Vreemd Vermogen (passief 7 tot 10) / Eigen vermogen) x 100
Beoordeling: hoe kleiner de schuldgraad, hoe gemakkelijker de financiële verplichtingen uitvallen.
Of hoe groter de financiering met eigen vermogen, hoe groter de kans voor de terugbetaling van
het Vreemd Vermogen.
Rentabiliteit
= belangrijke maatstaf om de ondernemingsactiviteit te beoordelen.
Waarom is het belangrijk:
- het is een uitgangspunt tot toekenning van een dividend
- winst schept ontwikkelingsmogelijkheden
- garantie voor de solvabiliteit van de onderneming
Rentabiliteit van het eigen vermogen
NREV = Nettowinst - verlies (resultatenrekening IV)/ Eigen vermogen x 100
Beoordeling: Met elke 100€ eigen vermogen werd er netto ???€ verdiend.
Omzet – Kaskosten = Cashflow
Rentabiliteit van het totale vermogen (RTV)
NRTV = [(winst
voor belastingen
(III) + kosten van schulden) / Totaal vermogen ] x 100
Beoordeling: met elke 100€ ingezet vermogen wordt er netto ???€ vergoeding verkregen.
HFST 9: De financiering van de activa
9.1 Financiering van vaste activa
Uit de hoofdfinancieringsregel volgt dat er 2 mogelijkheden zijn:
- Financiering uit eigen vermogen
- Financiering uit vreemd vermogen op lange termijn
9.1.1 Financiering uit eigen vermogen
= financieren van investeringen met liquide middelen verkregen uit:
- winstinhouding
- afschrijvingen
- externe financiering met eigen vermogen
Winstinhoudingen:
Wet: de organisatie is verplicht 5% van de winst opzij te houden, tot 10% van het geplaatst
kapitaal bereikt is.
- wettelijke reserves
- beschikbare reserves
Winstuitkering:
Aan:
- dividenden (voor de aandeelhouders)
- tantièmes (voor de bestuurders)
Waarom?
Om duurzame activa te kopen
Om schulden af te lossen
Om de solvabiliteit te verbeteren
Afschrijvingen:
Oefening in boek pg 195!!! Kennen voort examen
Externe financiering van Eigen vermogen
Emissie van nieuwe aandelen  risico kapitaal
9.1.2Financiering met Vreemd vermogen op lange termijn
Obligatie
= is niet risico-dragend
€ 1 000 000
5 jaar lang
i% = 5%
= mantel
50€
50€
50€
50€
= coupon
Converteerbare obligaties = obligaties die niet uitbetaald worden, maar omgezet worden in
aandelen.
Hypothecaire lening
 lening met waarborg
Vb: huis
Financiële leasing
Leasingmaatschappij staat in voor de verzekering, onderhoud,…
 nadien is het mogelijk om het goed aan te kopen tegen een goedkoper tarief
9.2 Financiering van vlottende activa
9.2.1 Financiering uit eigen vermogen
Vorderingen op klanten:
De vordering omvat winst + BTW
Hoe tot bedrag vordering komen:
Vordering incl. BTW = 12 100€
Bedrag excl. BTW = 12100 x 1,21 = 10 000€
-25% Winst = 10 000€ x 100 / 125 = 8 000€
Er moet dus maar 8000€ gefinancierd worden.
Voorraden:
 worden tegen de kostprijs gewaardeerd.
- fifo
- lifo
- maandgemiddelden
9.9.2 Financiering vlottende activa uit vreemd vermogen op korte termijn
Leverancierskrediet:
Binnen de 30d betalen of binnen de 10d (financiële korting, rente = 2%)
Rente  2% x 360/(30-10) = 0.36 of 36%
Kaskrediet:
Kaart  kan onder 0 gaan!!!
Debetintrest = 15%
Creditintrest = 0.5%
Als men onder de kredietlijn gaat, is dit zeer duur. Dus zoveel mogelijk vermijden.
Discontokrediet: (wisselbrief)
Disconto = (nominale waarde x % x aantal dagen) / 360d
+ discontotaks
- Incassotaks (10€)
- Provisie (commissieloon voor de bank)
Factoring:
De onderneming kan haar vordering verkopen aan een factoor (financieringsinstelling).
VF  uitbesteden aan factoor.
Aan 0,1 tot 2% van het bedrag.
Voordeel  de onderneming moet zich niet bezighouden met facturatie + factuurkosten.
Download