NEUROFISIOLOGISCH KADER Optimens Sane - MNI Therapie® Microcurrent Neuro Insertion Therapie De innovatie in de pijnzorg Auteurs: Kris Dierckxsens, product specialist MC/DC, deskundige MNI-therapy Mish Dierckxsens, klinisch psycholoog – Leuven Adviseurs: Roland Monsma, deskundige MNI-therapie Robert Hubrecht, licentiaat kinesi MNI-therapie, MBA St-Louis John Derks, specialist painmanagement MC, RF/PRF Prof .Dr. Michaël Maes, neuropsychiater, orthomoleculaire geneeskunde, Vanderbilt University te Nashville, hoogleraar Dr.Hilde Lemmens, anesthesie-pijnbestrijding, RF/PRFdeskundige Dr. Pieter Lanoy, arts-acupuncturist- orthomoleculaire geneeskunde, deskundige MC-.therapy Samenvatting Elk levend organisme is ontwikkeld om optimaal te kunnen functioneren. Bij beschadiging door ziekte of kwetsuur is er steeds de natuurlijke reactie van herstel. Alles is voorzien om het organisme in staat te stellen zich te herstellen. Wanneer het natuurlijk herstel niet plaats vindt of te lang aansleept, spreken we van gezondheidsklachten. Het lichaam slaagt er niet meer in om op autonome en voldoende wijze zich te herstellen. Dit zelfherstellend vermogen van het lichaam werd eerst door Hippocrates beklemtoond, nu zo’n 2.500 jaar geleden. Hij benadrukte het belang om het lichaam in optimale conditie te houden door elementaire hygiëne (ter bescherming tegen ziekteverwekkers) en door gezonde voeding en gezonde lucht (waaruit energie wordt gehaald). Een goede algemene conditie is bepalend voor de goede werking van het zelfherstellend vermogen en het immuunsysteem. Hygiëne, gezonde voeding en lucht zijn externe factoren die we voor een deel zelf kunnen bepalen. Maar we blijven afhankelijk van de manier waarop ons lichaam ze gebruikt: dit is voorgeprogrammeerd in het autonoom zenuwstelsel. Daar wordt o.a. ons immuunsysteem gecontroleerd en gedirigeerd. Voor de optimale werking van dit systeem moet de communicatie tussen de cellen optimaal zijn. Deze wordt verstoord bij ziekte of kwetsuur, en een mogelijke genezing zal pas kunnen plaats vinden als de communicatie tussen de cellen opnieuw hersteld is. Hoe sneller dit gebeurt, hoe sneller het herstel. De ervaring leert dat Optimens MNI therapie dit herstel tot 70 % versnelt door de communicatie tussen de cellen te bevorderen met een lichaamseigen puls: de actiepotentiaal. Optimens MNI therapie preventief toegepast, versterkt het immuunsysteem verkleint de kans op ziekte, versterkt de conditie en het gestel waardoor er een stevige weerstand komt tegen traumata Optimens MNI therapie ondersteunt elke andere therapie en versnelt de revalidatietijd, vergroot de kans tot goede genezing/stevig herstel. Een blik op de neurofysiologie van de mens leert ons veel over die celcommunicatie. Enkel een optimale communicatie tussen de cellen kan ons leiden naar de weg voor een optimale gezondheid. Daarom geven we hier in het kort wat meer informatie over. Diverse behandelingen voor herstel en preventie worden vervolgens uitvoerig besproken. Neurofysiologie: een verduidelijkend kader van MNI therapie® Elke communicatie van cellen verloopt via het zenuwstelsel, een ongelooflijk ingewikkeld orgaansysteem, dat betrokken is bij zowat alles wat er in het organisme gebeurt. Het is zowat de centrale computer van het organisme dat op ieder moment een vloed van informatie binnenkrijgt via diverse kanalen, zowel vanuit het eigen organisme als vanuit de omgeving. Het verwerkt al deze gegevens, slaat ze eventueel op in geheugenregisters, beslist hoe erop gereageerd zal worden en geeft ook het bevel tot uitvoering van deze beslissingen. Bij het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) gebeurt die verwerking via een doorlopend systeem van holten en kanalen waar permanent een speciale vloeistof doorheen stroomt, het hersen-ruggenmergvocht. Dit kunnen we beschouwen als een geheel van geïntegreerde schakelingen waarop we van buitenaf zomaar geen zicht op hebben, laat staan erop kunnen ingrijpen zonder risico’s. Figuur 1: Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg Het perifere zenuwstelsel omvat de vele zenuwen waarmee het centrale zenuwstelsel contact onderhoudt met de diverse organen van het lichaam. De zenuwen en zenuwcellen zorgen voor het doorsturen van informatie naar de hersenen, het verwerken van deze gegevens in de hersenen en het geven van instructies vanuit de hersenen naar de organen in de periferie, en omgekeerd. Dit verloop gebeurt volgens de actie-reactiewet. Een prikkel in de organen gaat vanuit het perifere zenuwstelsel via tal van zenuwen naar het centrale zenuwstelsel – actie – wordt daar verwerkt en een signaal gaat dan vanuit het centrale zenuwstelsel via tal van zenuwen naar het perifere zenuwstelsel terug naar de organen – reactie -. Naast de zenuwcellen vinden we ook nog een veelvoud aan steuncellen, de gliacellen: zij helpen de neuronen bij hun informatieverwerkende taak. Om dit gebeuren wat te verduidelijken wordt de zenuwcel, en de celcommunicatie kort toegelicht. 1.1. De zenuwcel Figuur 2: De zenuwcel De zenuwcel bestaat uit een cellichaam, dat de celkern of nucleus bevat, een groot aantal dendrieten en een axon. Het cellichaam bevindt zich in een waterige oplossing, het celsap of celcytoplasma, dat wemelt van de celorgaantjes, de organellen die aan de basis liggen van de werking van de cel. De dendrieten zijn korte uitlopers die de ontvangst van signalen van andere cellen verzorgen, terwijl het axon, als langere uitloper, de functie heeft om informatie door te geven naar andere cellen. Axonen zorgen voor de informatieoverdracht in het zenuwstelsel en zijn soms meer dan een meter lang. Ter bescherming zijn ze dikwijls omhuld door myeline waardoor de geleiding snel en direct gebeurt. Aan het axonuiteinde is er dan een overdracht -een puls - ter hoogte van de synapsen via de neurotransmitters. De pulsen waarover we hier spreken zijn de actiepotentialen. 1.2. De celcommunicatie De plaats waar de informatie van de ene cel naar de andere wordt doorgegeven, wordt de synaps genoemd: een open ruimte of spleet in de verbinding tussen zenuwcellen. Het kan beschouwd worden als een contactpunt tussen twee zenuwcellen. De informatie loopt dus van de dendrieten en het cellichaam, via het axon met een sprong, een pulsoverdracht, naar een volgende synaps. 1.2.1. De actiepotentiaal We kunnen pas van een signaaloverdracht of puls spreken als er een ontlading – depolorisatie – plaatsvindt. Neuronen in rust onderhouden ter hoogte van hun membraan een elektrische spanning in stand: de lading binnen in de cel is meer negatief geladen in vergelijking met die van buiten de cel. Dit noemt men de rustpotentiaal, die aan de binnenkant van het membraan ongeveer -70 mV bedraagt.(1) Allerlei signalen van andere zenuwcellen veroorzaken kleine schommelingen in de rustpotentiaal, en wanneer deze een waarde bereikt van -50 mV,( drempelwaarde ) dan ontstaat er de actiepotentiaal. Het verlies van de negatieve lading in de cel noemen we de depolarisatie, waardoor de spanning omslaat in een positieve lading tot ongeveer +40 mV: dit is de ompolarisatie. De positieve lading neemt dan snel af, tot ver voorbij de nulwaarde tot zo’n -90 mV: dit is de hyperpolarisatie. Maar even snel verkrijgt de cel terug een lading van -70 mV: dit is de repolarisatie. Heel het gebeuren speelt zich af over een paar milliseconden. Om tot een actiepotentiaal te komen moet er dus een drempelwaarde van -50 mV overschreden worden. Dit gebeurt op natuurlijke wijze door een signaal vanuit de hersenen dat de doorlaatbaarheid van het celmembraan reguleert. Als de doorlaatbaarheid verandert, verandert ook de lading of potentiaal in de cel: we spreken van een semipermeabele celwand omdat zekere ionen wel en andere niet worden doorgelaten, waardoor de lading binnen in de cel verandert (ionisatie) ten opzichte van de lading buiten de cel die dezelfde blijft. Eens de drempelwaarde (-50 mV) bereikt, volgt de depolarisatie. + 40 mV Actiepotentiaal 0 Tijd (ms) - 50 mV Drempelwaarde Mislukte initiaties - 70 mV Rustpotentiaal - 90 mV Tijd (ms) Figuur 3: Actiepotentiaal Bij ziekte of kwetsuur wordt de drempelwaarde niet meer vanzelfsprekend bereikt; er is dus een verminderde tot geen communicatie tussen de cellen in het getraumatiseerde gebied. Deze storing belemmert de normale werking en verwekt een letsel. Hieronder staat de curve geproduceerd door onze apparatuur. Het gaat om een monofasiche (uitsluitend positieve) stroom waarvan het verloop analoog is met die van een actiepotentiaal. 800 µA 0 Tijd (ms) Figuur 4: Curve geproduceerd door de Optimens Sane-apparatuur De frequentie en de intensiteit van dit type microstroom zijn verschillend van die van de menselijke cellen, de microstroom is uitsluitend positief tegenover de uitsluitend negatieve lading van de cellen, en toch reageert het lichaam op deze puls door een spontane depolarisatie in een aantal cellen. Dit kan enkel plaatsvinden als deze cellen met hun rustpotentiaal van -70 mV hun drempelwaarde, de actiepotentiaal van -50 mV halen. Het blijkt dat de hersenen de puls die de microstroom voortbrengt, interpreteert als een natuurlijke actiepotentiaal. Dit leidt tot een verandering in de doorlaatbaarheid van de celwand, de lading binnen de cel verandert ten opzichte van de lading buiten de cel.. De frequentie van deze pulsen ligt hoger dan de natuurlijke en het celmembraan krijgt niet meer de tijd zich te herstellen want er volgen steeds nieuwe pulsen, en zo wordt de drempelwaarde bereikt. Dit noemt men het Gildemeistereffect: in een veld met uitsluitend negatieve ladingen vindt er een spontane depolarisatie plaats. (Knop-Institut, Duitsland) Als een deel van het lichaam wordt aangetast door ziekte of kwetsuur, dan wordt dit gedeelte op non-actief gezet. Als deze plek wordt behandeld met onze vorm van microstroom, dan reageren de hersenen hierop door actiepotentialen aan te voeren naar die plek die op non-actief staat. De microstroom blijft de hersenen het signaal geven tot het aanvuren van actiepotentialen. De frequentie van 1 puls per seconde wordt opgedreven tot 100 pulsen per seconde die een golf van actiepotentialen op gang brengt waardoor steeds meer cellen in het verstoorde gebied reageren: dit is de aanzet tot herstel van de communicatie tussen de cellen. In de mitochondriën wordt er gelijktijdig massaal ATP geproduceerd, en zolang de microstroom aanhoudt, kan die productie opgevoerd worden tot meer dan 500% (Cheng, Leuven). Met de puls van onze apparatuur stelt men een nog grotere toename van ATP vast (30-50x Van Papendorp, Pretoria). De overvloed van ATP voorziet de cellen niet alleen van voldoende energie (ATP wordt ook de levensmolecule genoemd) om te herstellen, de nodige neurohormonen vinden ook terug hun weg naar de juiste locaties. We kennen deze laatste ook als neurotransmitters, de boodschappendragers. Andere gunstige effecten van ATP (adenosine 5’-trifosfaat) worden verder besproken. 1.2.2. Neurotransmitters Pijn, stress, prikkels allerhande bereiken onze hersenen via elektrische activiteit tussen miljoenen zenuwuiteinden. Het zijn de neurotransmitters die deze informatie moeten overdragen en op commando van de hersenen worden de juiste neurotransmitters in werking gezet. Deze moleculen, ook gekend als neurohormonen (Griekse hormao = in beweging zetten) transporteren de signaaloverdracht van de ene cel naar de andere door de synaptische spleet met een sprong te overbruggen. Toegekomen bij de andere cel wordt de werking van die cel gestimuleerd of afgeremd, naargelang het type neurotransmitter. Het is van uitzonderlijk belang dat er een evenwicht bestaat tussen de afremmende en de stimulerende neurotransmitters. Figuur 5: De signaaloverdracht ter hoogte van de synaptische spleet 1.2.3. Een behandeling bestaat uit 6 sessies Studies hebben uitgewezen dat onze toepassing van microstroom een bestaand onevenwicht in de hormonenbalans herstelt. Controles zijn toegepast op o.a. serotonine, bèta endorfine, leucine-enkefaline, melatonine en cortisol gemeten in bloedserum (De Wet & Oosthuysen, Pretoria). Reeds na 2 behandelingen verhoogt de concentratie melatonine. Melatonine, een afgeleide van het aminozuur tryptofaan, is een endogene stof tegen angst, regelt tevens de slaap-waakcyclus en daardoor ook hartslag, orgaanwerking en lichaamstemperatuur. Heeft tevens een analgetisch effect. Na 4 behandelingen is er een forse verhoging in de concentratie van leucine-enkefaline. Dit is een perifeer endogeen analgeticum en heeft ook een remmende invloed op substance P, het hormoon dat instaat voor het transport van pijnprikkels uit de periferie naar het centraal zenuwstelsel en ook betrokken is bij angst, stress en stemmingsstoornissen. Na 5 tot 6 behandelingen komen ook de bèta-endorfine-, serotonine- en cortisolconcentraties op hun normaal peil, dat verstoord was door ziekte of trauma. Bèta-endorfine, een centraal endogeen analgeticum, vinden we 1 uur na de behandeling in viervoud terug. Vandaar het direct pijndempend effect bij en na de behandeling: de concentratie neemt nadien snel af tot normale waarden door verbindingen met andere analgetica. Een blijvende hoge concentratie leidt tot schadelijke neveneffecten (cfr. toedienen van morfine). Van nature uit blijkt het lichaam de juiste dosering te kennen. Serotonine toont voor de behandelingen een belangrijk tekort, dat vrijwel onmiddellijk wordt aangevuld en tijdens de volledige sessies zijn normale peil aanhoudt. Serotonine staat bekend als het “goedgezindheidshormoon”. Het is een endogeen antidepressivum vooral van belang voor de hersenfunctie omdat het stemming, angst, eetlust e.d. kan beïnvloeden, alsook de hartfunctie. Cortisol hebben we nodig om te kunnen reageren op stress en is eveneens een endogene ontstekingsremmer, maar een te hoge concentratie verzwakt de immuniteit en kan ook de serotoninewerking verstoren. Doorheen de sessie werden steeds normale waarden vastgesteld. Verdere behandelingen onderhouden het evenwicht in de concentraties van de verschillende neurohormonen, en dit is uiterst belangrijk voor een goede werking van ons immuunsysteem. (Van Papendorp) 1.3. ATP – adenosine-trifosfaat Het meest opvallend verschijnsel bij microstroom is de zeer forse toename van ATP, vooral met onze apparatuur. Studies en onderzoek naar de werking van ATP zijn nog volop aan de gang, maar wat we tot nog toe weten is al verbazingwekkend op zich. Figuur 6: ATP ATP bestaat uit een base (rood), uit een ribose (groen) en een drievoudige fosforgroep (blauw). De base is adenine, één van de componenten in DNA en RNA. De ribose is een monosacharide dat voorkomt in de spieren; de verbinding tussen beide noemen we adenosine, een afremmende neurotransmitter. In het bloed zijn er veel fosfaatgroepen aanwezig, dit zijn zuurresten van fosforzuur, die we bijvoorbeeld ook vinden in de streng van DNA en RNA. Fosfaat (PO43-), vormt daar snel een verbinding met adenine tot adenosinetrifosfaat. In die drievoudige verbinding met fosfor wordt de energie van de molecule gestockeerd. De specifieke kristalstructuur en de uiterst reactieve vrije zuurstofatomen liggen mee aan de basis van de energieke capaciteit van deze molecule, ook de energie- of levensmolecule genoemd. Figuur 7: Fosfaat ATP is in elke cel van een organisme aanwezig en speelt een cruciale rol in de energiehuishouding. In 1997 toonden Boyer en Walker hoe het mechanisme werkt, en kregen hiervoor de Nobelprijs in de Chemie. De molecule wordt gesynthetiseerd door het motoreiwit ATP-synthase welke zich o.a. binnen het membraan bevindt van de mitochondriën, de zogenaamde energiecentrales van de cel: daar worden zuurstof en nutriënten omgezet in ATP. Uit onderzoek blijkt dat ATP-synthase, met een ongekend hoog rendement van bijna 77%, mechanische energie omzet in chemische energie en vice versa met een rendement van bijna 100%. (Rondelez, Y.Tresset et al., 2005). Hier spreekt men van de grote efficiëntie van de “biologische” motor ATP-synthase. Figuur 8: Mitochondrie ATP vervult een sleutelrol in de bio-energetica van alle organismen - in rust verbruikt een mens 40 kg ATP per etmaal – en zo’n 95% wordt geproduceerd door de ATP-synthase. De productie verloopt via een specifieke ionisatie: de concentratie van ionen varieert volgens de doorlaatbaarheid van de celmembranen waardoor een potentiaalverschil ontstaat welke kan leiden tot depolarisatie, d.i. het aanvuren van een actiepotentiaal. Het aanwakkeren van actiepotentialen in de mitochondriën bevordert de productie van ATP. Bij onze toepassing van microstroom kan deze productie oplopen tot 800% (Cheng, Van Papendorp). Onze apparatuur brengt de microstroom in het lichaam met een frequentie van 160 Hz +/- 10% (= lage frequentie of LF), waardoor onder andere de bloedvaten lichtjes uitzetten, deze slorpen dan meer bloed op en zo komen er dus ook meer zuurstof en voedingsstoffen in het behandelde weefsel binnen. En juist zuurstof en voedingsstoffen zijn er nodig voor de ATP-synthase. Dit effect bekomt men ook bij Ozon therapie of gewoon door een verblijf in het hooggebergte. Minder uitgesproken stelt men dit ook vast bij RF-behandelingen (radiofrequentie) bij lage frequentie toegepast. Vele andere therapieën verbeteren de bloeddoorstroming, maar bij Optimens MNI therapie is er een merkelijk hoge productie van ATP. 1.4. Immuunsysteem Dit systeem moet ons lichaam vrijwaren van ziekteverwekkers (pathogenen) of ze opruimen, maar moet ook veranderde eigen cellen, zoals kankers, bestrijden. Het bevat zowel humorale als cellulaire componenten. Humorale componenten zijn enzymen. Zij remmen zelf de pathogeen of activeren andere enzymen of cellen die de pathogeen opruimen. Cellulaire componenten zijn cellen die werken voor het immuunsysteem, zoals de witte bloedcellen: dit zijn cellen van het immuunsysteem die zich in het bloed of in de lymfevloeistof bevinden. Zij omvatten cellen zowel uit het aspecifieke (aangeboren) als het adaptieve (verworven) immuunsysteem. In hoofdzaak gaat het om de fagocyten en de lymfocyten. De lymfocyten gaan eerst een antistof ontwikkelen voor het vreemde materiaal waardoor dit zeer herkenbaar wordt voor de fagocyten die de pathogeen dan isoleren door ze op te nemen binnen in hun cel. In hun specifieke functies werken de immuuncellen dus zeer nauw samen. Bij prikkeling (virussen, bacteriën, ziekte, stress) treden ze in werking door zichzelf te gaan vermenigvuldigen en biochemische stoffen te produceren die de vijandige stoffen verzwakken om deze dan gemakkelijk te kunnen vernietigen: de ‘natural killer’ (NK) cellen. Deze cellen scheiden ook cytokinen af die ervoor zorgen dat het immuunsysteem geactiveerd blijft. Cytokinen activeren immers de verschillende immuuncellen. Het stijgen of dalen van de hoeveelheid cytokinen bepaalt de werking van het immuunsysteem. Elk soort van immuuncellen produceert alzo verschillende cytokinen. Swennen (2007) kwam in recent onderzoek naar de modulerende functie van ATP bij oxidatieve stress tot volgende conclusies. - ATP remt de productie van het ontstekingsbevorderende cytokine ‘tumor necrose factor-alfa’ (TNFα). - ATP stimuleert de productie van het ontstekingsremmende cytokine ‘interleukin-10’ (IL-10). - ATP remt directe oxidatieve stress – het elimineert immers hydroxylradicalen. - ATP beschermt effectief tegen bestralingsgeïnduceerde DNA-schade. Bovendien zijn de ontstekingsremmende effecten van ATP rechtstreeks gerelateerd met de graad van ontsteking: hoe sterker de ontsteking, hoe sterker het corrigerende effect van ATP. Optimens Sane MNI therapie® verhoogt intracellulaire ATP Met de Optimens Sane MNI therapie wordt de intracellulaire ATP verhoogd waardoor bij specifieke toepassingen het immuunsysteem versterkt wordt. Zo wijst de praktijk uit dat veel patiënten met een auto-immune aandoening heel wat baat hebben bij onze toepassing van microstroom: de Optimens MNI therapie. Zelfherstellend vermogen Ons lichaam wordt continu bestookt met allerlei aanvallen op onze gezondheid – virussen, bacteriën, oxidatieve stress, straling – die ziekten kunnen veroorzaken en waardoor ons immuunsysteem in werking treedt. Maar wij lopen dikwijls ook enkel lichamelijke schade op, een kwetsuur die kan leiden tot een letsel als de opgelopen schade te lang aanhoudt. Wat gebeurt er? Wanneer onze hersenen een kwetsuur registreren op een bepaalde plaats in het lichaam wordt deze plaats afgeschermd van de rest van het lichaam door de celcommunicatie op nul te zetten. Dit kan beschouwd worden als een soort quarantaine, een inkapseling om verdere beschadiging te voorkomen om dat gedeelte te ontlasten van andere taken. Alle aanwezige energie wordt dan aangesproken om te herstellen. Hier geldt dan de regel van ‘overleving van de sterkste’: het geïsoleerde gebied wordt aan zijn lot overgelaten. Herstelt het zich, dan draait het terug mee in het systeem. Lukt dit niet, dan kan dit leiden tot een permanente isolatie zoals bijvoorbeeld een blijvende zwelling vast (bult), functie-uitval, … In de geneeskunde zijn er een waaier van technieken en therapieën om te behandelen met het oog op opheffing van klachten of alleszins vermindering van klachten. Wat doet Optimens MNI therapie? Eens een deel van het lichaam is geïsoleerd om zich te herstellen, is er zo goed als geen celcommunicatie meer met de rest van het lichaam. Door dit gebied te behandelen met MNI therapie, kunnen we erin slagen de isolatie te doorbreken en dan massaal ATP aan te voeren om herstel te laten plaats vinden. Vele jaren van praktijk tonen aan dat zwellingen allerhande snel verdwijnen, ontstekingen worden afgeremd en weggewerkt, weefsel wordt terug aangemaakt, kortom: Optimens MNI therapie helpt het getraumatiseerde gebied zichzelf te herstellen. Het zelfherstellend vermogen dat faalt, wordt dusdanig ondersteund dat het zijn normale werking terug aankan. Praktijk wijst uit dat voor meerdere klachten specifieke toepassingen van Optimens MNI therapie vereist zijn. Optimens Sane - MNI Therapie® Microcurrent Neuro Insertion Therapie De innovatie in de pijnzorg Bijlage Wat is ATP? ATP (voluit adenosine trifosfaat) is een stof die voorkomt in alle cellen van ons lichaam. ATP vormt in onze lichaamscellen de gebruiksklare energievoorraad. Als we een arm optillen, wordt hiervoor ATP verbruikt; als de darm, de lever of de alvleesklier voor de spijsvertering zorgen, is hiervoor energie nodig. Ook elke gedachte die door onze hersenen wordt geproduceerd, is afhankelijk van ATP als energievoorraad. Wat is de relatie tussen ATP en voeding? In onze voeding zitten brandstoffen, met name koolhydraten (zetmeel en suikers) en vetten. Vet wordt ook in het lichaam opgeslagen als lange-termijn energievoorraad. Om de energie uit koolhydraten en vetten voor het lichaam te kunnen gebruiken, is eerst een groot aantal afbraakstappen nodig. Kortom, deze energie is niet direct beschikbaar. Daarom heeft het lichaam ook direct beschikbare energie in voorraad: dit is ATP. Nieuw ontdekte functies van ATP Behalve binnen de cel, speelt ATP ook een belangrijke rol buiten de cel. Dat komt doordat bijna alle cellen van het lichaam aan de buitenkant zogenaamde receptoren bevatten. Een receptor is net als een radio-ontvanger: als hij een signaal van buitenaf ontvangt (in dit geval van ATP) dan geeft hij dit door naar het binnenste van de cel. Daardoor worden allerlei levensprocessen gestuurd zoals de prikkelgeleiding van zenuwen, de verwijding van bloedvaten en vele andere zaken meer. Waarom toediening van ATP? Naast het ATP dat in het lichaam aanwezig is, kan ATP ook van buitenaf worden toegediend. De effecten van dit toegediende ATP lijken precies op het effect van ons “eigen” ATP. Zo beïnvloedt ATP onder meer de bloeddruk. In sommige landen wordt ATP ook gebruikt in de behandeling van hartritme-stoornissen. Hoe wordt ATP toegediend? ATP kan momenteel alleen nog maar via een infuus worden toegediend. Daarbij wordt ATP heel langzaam in een lichaamsader (meestal in de arm) ingespoten. Dit moet langzaam gebeuren omdat ATP een sterk effect op het lichaam heeft. Als het te snel wordt ingespoten, kunnen bijwerkingen optreden die hinderlijk zijn, zoals een licht gevoel van pijn op de borst of de behoefte om diep adem te halen. Bij langzame toediening treden deze effecten niet op. (Prof Dagnelie Maastricht) ATP kan niet als tablet of capsule worden ingenomen omdat het op die manier niet in het bloed terechtkomt (we hebben dit onderzocht). Gunstige effecten van ATP-toediening In eerder onderzoek heeft Prof Dagnelie kunnen aantonen dat ATP-toediening bij patiënten met een vergevorderd stadium van longkanker leidde tot vermindering van een diverse klachten. Longkankerpatiënten zijn vaak moe en gaan achteruit in gewicht en algehele conditie. Dit laatste wordt veroorzaakt door verlies van spiermassa maar ook van spierkracht. Toen deze patiënten met vergevorderde longkanker werden behandeld met ATP, werd hun vermoeidheid minder en hun eetlust beter. Het gewichtsverlies stopte zelfs helemaal, en bovendien ging ATP ook het verlies van spiermassa, spierkracht en conditie tegen. ATP is het eerste middel waarvan dit gunstige effect op de spiermassa en spierkracht is aangetoond. Om deze reden vinden nu verschillende nieuwe onderzoeken met ATP plaats.