maarten heeft twee mama’s ! educatieve map integratie van het holebithema in het lager onderwijs 1 2 voorwoord Deze map richt zich in de eerste plaats tot leerkrachten uit het lager onderwijs. We willen ook directies en zorgcoördinatoren aanspreken. Zij zijn immers eveneens begaan met het dagelijkse welzijn van leerlingen uit de lagere school. In een eerste hoofdstuk willen we één van onze grote motivaties voor het schrijven van deze educatieve men map belichten: de nieuwe samenlevingsvor samenlevingsvormen men. Het is onze diepe overtuiging dat een lagere school de openheid voor nieuw-samengestelde gezinnen, holebigezinnen en alleenstaande ouders zichtbaar kan en moet maken. Daarna geven we nuttige tips over hoe je dat in de klas kunt doen en gaan we dieper in op de positie van de leerkracht in dit alles. Hoe ga je als leerkracht om met moeilijke vragen, met je eigen waarden en normen? In een volgend hoofdstuk worden enkele toepasbare methodieken uiteengezet. De kant- en klare methodieken zijn gekaderd in de visie van het coöperatief leren. We bieden elf methodieken aan die leerkrachten kunnen inspireren om zelf aan de slag te gaan. matie over onderwerpen die met gr ondinfor tjes met achter grondinfor ondinformatie dossiertjes achtergr Achteraan in de map vind je dossier holebiseksualiteit te maken hebben. Is een holebihuwelijk hetzelfde als een heteroseksueel huwelijk? Hoe krijgen twee lesbiennes een kind? Bestaan er nog vooroordelen tegenover holebi’s in de maatschappij en zijn homo’s altijd vrouwelijker dan heteromannen? De antwoorden lees je in de dossiers. Ten slotte buigen we ons over het schoolbeleid schoolbeleid. Dit hoofdstuk richt zich vooral tot directies en zorgcoördinatoren. Hoe implementeer je een holebivriendelijk beleid? Welke stappen zijn mogelijk en wat mag je niet vergeten? We hopen van harte dat deze map velen zal inspireren om diversiteit en holebiseksualiteit een plaats te geven binnen de klas en de school. Veel succes! Voor de vlotte leesbaarheid opteren we niet voor het gebruik van ‘hij /zij’ en ‘hem/ haar’. In deze publicatie wordt daarom de vrouwelijke vorm ‘zij’ gebruikt. We willen hier zowel ‘hij’ als ‘zij’ mee aanduiden. Je kunt iedere ‘zij’ dus evengoed als ‘hij’ en iedere ‘haar’ als ‘hem’ lezen. 3 colofon redactie Mieke Stessens, Kyra Van Isterbeek, Eva Dumon, met dank aan Marleen Van Schoor (Jeugd en Seksualiteit) methodiekenwerkgroep Kwinten Fort, Marleen Van Schoor (Jeugd en Seksualiteit), Erika Frans en Inge Savels (Sensoa Gent), Anne Mahieu, Vicky Verley, met dank aan Deirdre Chuffart en Peter Temmerman feedbackgroep Christine De Coninck, Mariane Vanooteghem en Franz Pieters (Dienst voor Onderwijsontwikkeling), Nathalie De Bleeckere (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs), Marleen Van Schoor (Jeugd en Seksualiteit) en Inge Savels (Sensoa Gent) vormgeving Hilde De Bock met dank aan Cel Onderwijs van de Holebifederatie, David Boterbergh, An Gydé, Saskia De Vos, leerlingeninstituut Sint-Maria Antwerpen ... Kortom iedereen die haar of zijn steentje bijdroeg aan deze educatieve map. Dank je wel, zonder jullie hulp was het nooit gelukt. Mieke Stessens, Kyra Van Isterbeek en Eva Dumon Dienst Maatschappelijke Vorming en onderwijs Holebifederatie vzw, 2005 Niets van deze publicatie mag gebruikt of gekopieerd worden zonder bronvermelding. De methodieken uit deze map mogen niet gebruikt of gepubliceerd worden zonder vermelding van de redactieleden. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs 4 inhoudsopgave inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 openheid voor nieuwe samenlevingsvormen . . . . . 8 holebiseksualiteit in de klas: basisprincipes & tips een geïntegreerde aanpak . . . . . . . . . . . . . . . . 12 holebiseksualiteit in de klas . . . . . . . . . . . . . . . 13 positie van de leerkracht . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 aan de slag met handige methodieken handige methodieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 elmer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 koning en koning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 feest in het kabouterbos . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 het verhaal van niels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 anders dan ik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 hoe ziet het gezin er uit . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 wachten op matroos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68 als ik twee jongens zie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 mijn levensverhaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 ontkracht de vooroordelen . . . . . . . . . . . . . . . . 78 forumlezen over verschillende onderwerpen . . 84 eindtermen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 voor wie meer wil weten holebiseksualiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 het aanvaardingsproces van holebi’s . . . . . . . . 98 seksualiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 sekse en gender . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 het holebihuwelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 kinderwens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 discriminatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 een holebivriendelijk schoolbeleid . . . . . . . . . . . 110 bronnenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 5 inleiding aandacht voor holebiseksualiteit geen overbodige luxe in de lagere school: Kinderen en jongeren groeien op in een zeer diverse maatschappij. De lagere school is de uitgelezen plaats om kinderen respect voor verschillen aan te leren. Holebiseksualiteit maakt deel uit van de diversiteit in de samenleving. Daarom is het nodig om ook aandacht te besteden aan dit thema in de lagere school. Kinderen krijgen soms van heel dichtbij te maken met holebi’s. Volgens onderzoek is 5 tot 10% van de mensen holebiseksueel. Als je kijkt naar de mensen die in hun nabije omgeving met holebi’s te maken krijgen – mensen van wie bijvoorbeeld de broer, zus, oom, buur collega, vriend of vriendin holebi is – kom je al gauw aan 20%01 . Sommige kinderen worden geboren in een lesbisch gezin, andere komen na enkele jaren in een holebigezin terecht na de echtscheiding van de biologische ouders, of hebben een broer of zus die holebi is. Ook op televisie en op straat zien kinderen holebi’s. Met deze map willen wij iedereen ondersteunen die wil meewerken aan een open schoolklimaat met aandacht voor de eigenheid van kinderen en hun gezinssituaties. In de kleuterklas zegt Valérie: “Juf, ik wil later trouwen met Laura”. De juf lacht: “Meisjes trouwen toch met jongens.” Tijdens een kringgesprek over ‘mijn gezin’, haalt een kind aan: “Meester, in mijn straat wonen twee mannen met twee kinderen”. De meester antwoordt: “Ja dat kan. Die mannen zullen elkaar graag zien en ook samen voor die kinderen zorgen.” In deze map willen we niet uitsluitend spreken over holebiseksualiteit los van enig maatschappelijk kader. We plaatsen dit thema binnen een algemeen concept van diversiteit. Diversiteit is een maatschappelijke realiteit: mensen verschillen nu eenmaal van elkaar. Ze hebben elk een specifieke huidskleur, seksuele geaardheid, sekse of variërende lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden. Ook leeftijd, sociale achtergrond, religie of levensbeschouwing zijn aspecten waarin mensen kunnen verschillen. Met deze map hopen we van holebiseksualiteit een hanteerbaar thema te maken voor leerlingen uit de lagere school. 01 Vincke, J. & Stevens, P (1999). Een beleidsgerichte algemene survey van Vlaamse homoseksuele mannen en vrouwen. 6 openheid voor nieuwe samenlevingsvormen 7 openheid voor nieuwe samenlevingsvormen Kinderen van holebi’s na echtscheidingen. Sommige kinderen groeien op bij twee mama’s of twee papa’s omdat één van hun ouders na een echtscheiding voor een partner van hetzelfde geslacht koos. Deze kinderen maken het verlies mee van hun oorspronkelijk kerngezin en komen in een nieuw gezin terecht. Zij kunnen geconfronteerd worden met heel wat vragen, vooroordelen en taboes. Sommige kinderen kunnen vragen hebben over de holebiseksualiteit van hun mama of papa en hebben meer uitleg nodig. Kinderen kunnen een maatschappelijke druk ervaren. Ze horen bijvoorbeeld dat sommigen de holebiseksuele relatie van hun ouders afkeuren. Kinderen zijn alert voor negatieve signalen, zoals het verbod om te praten over hun thuissituatie of te praten over holebiseksualiteit op school. Het spreekt vanzelf dat de leerkracht hier een cruciale rol speelt. Ze kan correcte informatie geven aan de leerlingen en hen leren omgaan met moeilijkheden en vooroordelen. Kinderen die geboren worden binnen lesbische relaties (KID). Steeds meer lesbiennes krijgen kinderen via kunstmatige inseminatie (KID). Bij de inseminatie kunnen de mama’s kiezen voor een bekende of onbekende donor. De instroom van deze kinderen in de lagere school vraagt van de leerkracht de nodige flexibiliteit en aandacht voor deze leefwijze. Voor deze leerlingen is het tekenen van een traditionele stamboom bijvoorbeeld onmogelijk. Traditionele stambomen houden enkel rekening met biologische afstamming en dit komt niet overeen met hun realiteit. Zij beschouwen hun twee mama’s van bij de geboorte als kerngezin. Ze hebben de situatie nooit anders gekend en vinden ze vanzelfsprekend. Deze kinderen ervaren wel dat hun gezinssituatie voor de buitenwereld niet vanzelfsprekend is. Ook bij vaderdag en moederdag kunnen bijvoorbeeld vervelende situaties ontstaan. Wanneer een kind met twee vaders geen twee cadeautjes mag knutselen voor vaderdag, krijgt het een signaal dat haar twee papa’s niet evenwaardig zijn aan ouders van andere kinderen. Openheid creëren voor holebiseksuele ouders. De band tussen ouders en kind is ontzettend belangrijk. Wie het zelfvertrouwen in het kind wil stimuleren moet ook het vertrouwen in de ouders bevestigen. Wie de ouders kwetst, kwetst ook het kind! Het is belangrijk dat het kind vanuit de school signalen krijgt dat werkelijk àlle ouders welkom zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de ouders in sekseneutrale termen (zoals partner) aan te spreken of aan te schrijven in de briefwisseling. Men kan er ook op toezien dat ouderparticipatie alle doelgroepen bereikt en dat navormingen voor oudercomités ook het thema holebiseksualiteit omvatten. Voor de leerkracht kan het een aandachtspunt zijn om de meemoeder02 op dezelfde manier te behandelen als de biologische moeder en de niet-biologische vader te beschouwen als echte, volwaardige vader. Meemoeders blijven door hun rechtenloosheid vaak onzichtbaar. Een meemoeder is evenzeer moeder van het kind, ook al heeft zij er geen biologische band mee. Vaak noemt het kind haar ook mama of moeder. Soms kiezen moeders een andere benaming van dezelfde waarde als mama, zoals ‘moeke’, ‘mamie’ of ‘muti’. Het is belangrijk dit te respecteren en de meemoeder te beschouwen als een gelijkwaardige moeder. 8 Breed sensibiliseren. Kinderen komen ook op andere manieren met holebi’s in contact. Ze hoeven er niet eens zelf één te kennen. Op de televisie en in andere media, op straat, in de kennisenkring van de ouders en in de familie kunnen zij holebi’s zien. Misschien is hun leerkracht wel lesbisch? Of de bakker homo? Onderzoek wijst uit dat 20% van de bevolking in de ruime omgeving holebi’s ontmoet. Daarom is het belangrijk om kinderen al van in de lagere school kennis te laten maken met holebiseksuele gezinnen, leefwijzen en mensen. Zo leren ze al heel vroeg dat het ‘gewoon’ is en niet verkeerd. 02 Meemoeder is de term die men gebruikt om de niet-biologische moeder binnen een lesbisch ouderpaar aan te duiden. 9 10 holebiseksualiteit in de klas: basisprincipes en tips 11 een geïntegreerde aanpak Hoe integreer ik het holebithema in de lessen? De beste manier om holebiseksualiteit bespreekbaar en zichtbaar te maken, is het niet- discrimineren van holebiseksualiteit tijdens het lesgeven. De leerkracht kan het thema op verschillende manieren en op verschillende tijdstippen aanbrengen. Dit kan bijvoorbeeld als de les gaat over relaties of seksualiteit seksualiteit, maar ook tijdens gesprekken naar aanleiding van een ervaring of de nieuwsgierigheid van een leerling. Als de leerkracht spreekt over gezinnen gezinnen, gaat het ook over nieuw-samengestelde en éénoudergezinnen of holebigezinnen. Als ze vertelt over verliefdheid verliefdheid, kan ze aanhalen dat een jongen ook op een jongen of een meisje op een meisje verliefd kan worden. Wees steeds alert voor de heersende heteroseksuele norm – de vooronderstelling dat iedereen heteroseksueel zou zijn - en tracht deze zo veel mogelijk te nuanceren in wat je als leerkracht meegeeft aan je leerlingen. Deze houding noemt men een geïntegreerde benadering van holebiseksualiteit. Het komt erop aan holebiseksualiteit als een gewone variant te beschouwen en niet als een apart, vreemd aanhangsel. Gebruikte voorbeelden, illustraties, taalgebruik en prenten kunnen aangeven dat koppels soms bestaan uit mensen van hetzelfde geslacht en dat kinderen niet noodzakelijk een vader en een moeder hebben. Didactisch materiaal, bijvoorbeeld prentenboeken, voorleesverhalen of materiaal dat je zelf samenstelt, kan je toetsen op beeldvorming: in hoeverre zijn de voorkomende afbeeldingen en teksten realistisch? Of in hoeverre werken zij vooroordelen en stereotypen op het vlak van rolverdeling in de hand? Anders-zijn kan de leerkracht op heel veel verschillende manieren illustreren. Van het anders-zijn kan ze een link leggen naar holebiseksualiteit, als voorbeeld van een manier waarop mensen van elkaar kunnen verschillen. In welke lessen past het holebithema? Attitudeverandering zal pas mogelijk zijn als het holebithema niet beperkt blijft tot enkele lessen of activiteiten. Het thema kan overal aan bod komen. De leerkracht kan het inpassen in verschillende onderwerpen en thema’s. Enkele voorbeelden. . Tijdens een les rekenen: in een vraagstuk zijn het niet Jan en An die samen een huis kopen, maar wel Jan en Piet. . Tijdens een les over kinderen krijgen: de leerkracht gaat dieper in op het voorbeeld van Karolien en Suzanne die samen een kind krijgen. . Tijdens een les over discriminatie of pesten: de leerkracht geeft het voorbeeld van een meisje dat gepest wordt op school omdat haar oudere broer een vriend heeft in plaats van een vriendin. Maak leerlingen vertrouwd met het feit dat men holebi’s niet altijd correct behandelt en leg uit hoe dat komt. . Tijdens een les over verschillen: de leerkracht haalt niet enkel verschillen in huidskleur, mentale capaciteiten, lengte en gewicht aan, maar praat ook over het verschil tussen een meisje dat verliefd is op een jongen en een meisje dat verliefd is op een meisje. 12 . In een kringgesprek, toneel of spel: tracht leerlingen zich te doen inleven in de dagdagelijkse situatie van holebi’s. Een consequente, geïntegreerde benadering van holebiseksualiteit vormt de basis van elke educatie over holebiseksualiteit. Mag ik het in geen enkele les specifiek over holebiseksualiteit hebben? Soms kan het nodig zijn in een aparte les specifiek aandacht te besteden aan holebiseksualiteit. In klassen in het secundair onderwijs is een aparte les soms nodig wegens negatieve attitudes en reacties van leerlingen. Leerlingen uit het lager onderwijs wijzen holebiseksualiteit meestal minder expliciet af. Vooral de jongste kinderen maken geen onderscheid tussen heteroseksuele en holebiseksuele mensen. Dit neemt niet weg dat kinderen van thuis uit homofobe ideeën kunnen overnemen en daarna uitspelen in de klas. In dit geval kan een specifieke les of gesprek over holebiseksualiteit nuttig zijn. Ook als er een kind van holebi-ouders in de klas zit, kan dit nodig zijn. Leerlingen hebben er veel nood aan om alles wat zij denken te kunnen ventileren. In een specifieke les over holebi’s krijgen zij de kans om dit te doen. Een specifieke les biedt ook de mogelijkheid om veel en correcte informatie door te geven aan de leerlingen. Wanneer het onderwerp aangesneden wordt en de leerlingen voelen dat zij ongeremd vragen mogen stellen, zullen zij dankbaar gebruik maken van deze gelegenheid. Het is belangrijk om aan te sluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Vertrek van wat zij zelf aanbrengen en vertellen. Dit overbrengen van informatie kan natuurlijk aan de hand van allerlei spelvormen, zoals het spelen van een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht of rollenspelen over een meisje dat uitgescholden wordt omdat ze lesbisch is. holebiseksualiteit in de klas Algemene tips. Hieronder vind je enkele concrete algemene tips om holebiseksualiteit zichtbaar en bespreekbaar te maken in de klas. . Leg holebiseksualiteit uit en verduidelijk het op een moment dat zich hiertoe leent. Kinderen uit het lager onderwijs zijn vaak niet vertrouwd met het onderwerp. Dit betekent niet dat ze er niet nieuwsgierig naar kunnen zijn. . Maak holebiseksualiteit bespreekbaar in de klas (op een positieve manier). Dit kan naar aanleiding van een vraag van een leerling, maar evengoed kan de leerkracht zelf het onderwerp aankaarten. . Geef, als de situatie zich voordoet, juiste informatie over holebi’s. Kinderen zijn daar niet te jong voor. Als ze vragen stellen, betekent dit dat ze ook echt antwoorden willen. . Corrigeer intolerante opmerkingen en grappen. Kinderen willen wat zij denken en voelen graag ventileren. Tijdens deze momenten zullen waarschijnlijk woorden als ‘mietje’ en ‘jeanet’ voorkomen. De kinderen willen die termen gebruiken omdat ze die ergens hebben opgepikt, ook al weten ze niet eens wat ze betekenen. Het is belangrijk niet kwaad te worden om dergelijk taalgebruik, maar het ook niet te nege- 13 ren. Ga dieper in op wat het kind aanbrengt. Vraag wat de woorden betekenen en als ze het niet weten: leg ze dan uit. Vertel dat het om scheldwoorden gaat en dat er vriendelijkere woorden bestaan om hetzelfde te zeggen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor situaties waarin kinderen schelden op de speelplaats. . Maak leerlingen vertrouwd met de vanzelfsprekende aanwezigheid van holebi’s, bijvoorbeeld door beeldmateriaal, prentenboeken, foto’s of taalgebruik in verhalen. Men merkt vaak op dat kinderen in het lager onderwijs nog niet seksueel georiënteerd zijn en dat men hen daarom beter niet kan ‘lastig vallen’ met ‘volwassen’ problemen. Het is echter precies deze miskennende houding die van holebiseksualiteit een probleem maakt03 . Hou er rekening mee dat er misschien kinderen in de klas zitten die geboren zijn binnen een holebipaar, die opgroeien in een nieuw samengesteld holebigezin of die holebi’s kennen in hun omgeving. Hoe antwoorden op netelige kindervragen? Het is heel belangrijk dat kinderen weten dat ze altijd vragen mogen stellen. Voor veel mensen is seksualiteit een geladen thema. Kinderen kunnen onverwachte vragen stellen. Het is belangrijk dat een leerkracht daarop antwoordt en er niet van uit gaat dat die info voor het kind niet relevant is. Een kind van zes dat expliciete vragen stelt over zijn buurman die soms kust met een andere man, wil daar echt een antwoord op. Reacties als: “dat leg ik wel eens uit als je groter bent” of “dat hoef jij nu nog niet te weten” zorgen voor een verkeerde, geladen sfeer rond het thema. Je kunt beter een kort en duidelijk antwoord formuleren. De situatie dramatiseren heeft geen zin04 . Eventueel kan je in een kringgesprek polsen naar de kennis van de andere kinderen over het thema. Dat kan de aanleiding zijn tot een gesprek over holebi’s. Je hoeft ook niet bang te zijn dat je te veel of te moeilijke informatie toevertrouwt aan het kind. Als een kind een directe vraag stelt en het krijgt een uitgebreid of ingewikkeld antwoord, zal het toch enkel onthouden wat het zelf relevant vindt. We geven graag enkele nuttige tips over hoe je met kindervragen om kunt gaan. . Het is niet nodig antwoor den te ver zinnen. Verzinsels scheppen enkel verwarring.. Noem de dingen bij antwoorden verzinnen. hun echte naam en vertel hoe de vork echt aan de steel zit. Enkel zo kan je de gezonde nieuwsgierigheid van een kind bevredigen. ’s Morgens stapt Sofie de klas binnen en ze spreekt meteen de juf aan: “Op straat heeft iemand mijn broer uitgescholden voor jeanet. Wat is dat, een jeanet?”. Hoe het niet moet: “Dat is een woord dat niet echt bestaat”, antwoordt de juffrouw. “Waarschijnlijk was die jongen gewoon gek aan het doen.” Een beter antwoord zou zijn: “Jeanet is een scheldwoord. Mensen zeggen dat soms tegen een jongen die verliefd wordt op een andere jongen, maar dat is niet mooi om te zeggen want een jongen die verliefd wordt op een jongen, daar is niets mis mee.”. 14 . Antwoor d altijd op de vraag. Ontwijk de vraag niet, geef rechtstreeks een duidelijk antwoord en doe Antwoord het liefst zo eenvoudig mogelijk. Als het kind onvoldoende informatie krijgt, zal het zelf bijvragen stellen. Maak de zaken niet nodeloos complex door allerlei info te geven waarnaar het kind niet vroeg en die het nog niet kan begrijpen. Marieke: “Juf, twee vrouwen kunnen toch geen kindje krijgen? Er is toch een zaadje nodig van een papa?” Een goed antwoord zou kunnen zijn: “Toch wel hoor. Twee vrouwen kunnen bij de dokter gaan en kunnen van de dokter zaadjes krijgen om een kindje te maken. Die zaadjes komen van een meneer die de twee vrouwen wou helpen bij hun kinderwens.” De juf kan in het kader van deze vraag het begrip donor uitleggen en in een bredere context plaatsen door de vergelijking te maken met mensen die bijvoorbeeld een lever of hart afstaan om anderen te helpen. Een meer uitgebreide uitleg over kunstmatige inseminatie dan in bovenstaand voorbeeld hoef je niet onmiddellijk te geven. . Een kind is niet te jong voor het thema. Heel vaak komen vragen van kleine kinderen voort uit iets wat ze gezien of gehoord hebben en niet begrijpen. Zeggen “Dat vertel ik je later wel eens”, betekent zoveel als zeggen “Ik zeg het je niet”. Door te antwoorden op de vraag geef je een positief signaal. Je geeft aan dat het kind altijd bij je terecht kan. Als het kind er niets van begrijpt omdat het te jong is, zal het jouw antwoord gewoon vergeten en is er niets gebeurd. . Cor rigeer flauwe grappen over holebi’ s. Wanneer het kind tijdens een gesprek flauwe homomoppen Corrigeer holebi’s. maakt of beledigend spreekt over holebi’s, kun je daar gemakkelijk op ingaan en het kind corrigeren. Ook al begrijpt het kind de kern van holebiseksualiteit nog niet, toch geef je zo de boodschap dat het met evenveel respect moet kijken naar een holebi- als naar een heteroseksuele relatie. Alledaags taalgebruik bevat vaak woorden in verband met holebiseksualiteit die negatieve connotaties hebben. Vaak zijn we ons daarvan niet eens bewust. Taalgebruik zit boordevol stereotypen, die we als ‘normaal’ beschouwen, omdat we er zo gewoon aan zijn geraakt. Het is mogelijk dat dit taalgebruik doordringt in leesboeken, commentaren bij illustraties, liedjesteksten, gedichten of lesblaadjes. Het is belangrijk hier alert voor te zijn. . “Ik weet niks over holebi’ s: hoe pak ik dit aan?” holebi’s: Het is belangrijk goed geïnformeerd te zijn over het thema. Er zullen zeker en vast veel vragen naar boven komen bij de leerlingen. De leerkracht kan onmogelijk alles weten, maar openheid ten aanzien van het thema is al een goede start. Leerlingen uit het lager onderwijs kennen minder taboes dan leerlin- 03 Nederlandse vereniging tot integratie van holebiseksualiteit COC (1996). Symposium Holebiseksualiteit op school: net zo logisch als wiskunde (verslag), Nijmegen, p. 21 04 Jeugd en Seksualiteit (2003). Seksualiteit op kindermaat, Rep en Roer, nr 17, p. 13 15 gen uit het secundair onderwijs. Hun blik is opener en hun nieuwsgierigheid is groter. Hun vragen kunnen dan ook heel uiteenlopend zijn. De achtergrondinformatie uit deze educatieve map biedt al heel wat nuttige informatie (zie ook de dossiertjes achteraan). Brochures en sensibiliseringsmateriaal van de Holebifederatie kunnen helpen om je kennis over holebi’s te vergroten. Je kunt gratis educatieve folders en brochures aanvragen bij de Holebifederatie of bij Wel Jong Niet Hetero. Ook het documentatiecentrum van Sensoa Gent is een echte aanrader als het over correcte en goed leesbare info over holebiseksualiteit gaat. De contactinformatie van deze organisaties vind je achteraan in deze map. . “In mijn klas is iedereen gelijk.” Klopt dat? Heel wat leerkrachten denken: “Wat mij betreft is er geen probleem. Voor mij is ieder kind gelijk en dus krijgen ze van mij allemaal een gelijke behandeling behandeling.” Iedere leerling heeft de behandeling nodig die het best bij haar past. Die is niet voor iedereen hetzelfde. “Al te vaak betekent ‘alle kinderen gelijk behandelen’ dat de kinderen zich moeten conformeren aan één norm, en dat is meestal de norm van de groep(en) waartoe de leider zelf behoort.”05 . Als een leerkracht alle leerlingen verplicht om met een lepel te eten, terwijl dit niet tot de thuiscultuur van de kinderen behoort, dan trapt zij juist in deze valkuil: alle leerlingen worden gelijk behandeld, maar sommigen zullen dit niet zo aanvoelen, omdat een deeltje van hun thuisenblinde aanpak cultuur niet wordt toegelaten en tot ‘vreemd’ wordt gemaakt. Dit noemt men de kleur kleurenblinde aanpak. Ook de toeristische aanpak gaat uit van heel goede bedoelingen, maar heeft vaak een averechts effect. Als een leerkracht tijdens het middagmaal één keer afwijkt van het gebruikelijke door de leerlingen in plaats van melk, muntthee te laten drinken, zullen de leerlingen dit leuk vinden, maar het toch als vreemd beschouwen. Wanneer men regelmatig, zonder daar verder veel aandacht aan te schenken, dranken schenkt uit de thuiscultuur van sommige kinderen, bereikt men een heel ander resultaat. De leerlingen zullen de diversiteit aan mogelijkheden aanvaarden06. Alle stereotypen vermijden hoeft niet. Je hoeft niet alle stereotypen in verband met holebiseksualiteit uit de weg te gaan. Soms bevatten stereotypen een grond van waarheid. Zo kunnen homo’s best wel verwijfd zijn en lesbiennes mannelijk. Daar is niets mis mee. Het kan geen kwaad om ook deze stereotypen aan bod te laten komen. Je hoeft ze niet uit de weg te gaan, want dan breng je opnieuw een vertekend beeld van holebi’s. Je kunt best zo waarheidsgetrouw mogelijk weergeven wie holebi’s kunnen zijn, hoe zij zoal leven en hoe ze eruit zien. De clichés horen daar nu eenmaal bij. Aandacht voor beeldvorming. Heel wat mensen denken al bewust na over het ondergraven van stereotypen. Vooral als je prenten selecteert, tekstjes schrijft of je klaslokaal versiert, is dit belangrijk. Ook hier bestaat het gevaar in een valkuil te trappen. Een juiste beeldvorming behelst meer dan af en toe een foto van een zwart kindje in een ver land. Vaak gebruikt men voor dergelijke beelden foto’s uit reisbrochures, waarbij het kind dan bijvoorbeeld staat afgebeeld naast een kameel, wat uiteraard niet waarheidsgetrouw maar wel juist stereotyperend is. Dit geldt ook voor holebi’s. Waarom zou er in de klas onder het thema ‘gezin’ niet ook een foto kunnen hangen 16 van een gezin met twee papa’s? Als de leerkracht documentatie meebrengt voor de kinderen over het thema ‘feest’, kan daar gerust een klein tekstje en een foto bij over een holebihuwelijk of zelfs de Belgian Lesbian and Gay Pride. In vraag stellen van meisjes- en jongensrollen. Aandacht hebben voor holebiseksualiteit betekent ook dat je aandacht hebt voor meisjes- en jongensrollen. Doordat kinderen informatie krijgen over holebi’s, komen ze in contact met gedrag dat ze niet meteen associëren met jongens of meisjes. Ze leren dat je kan experimenteren met rolgedrag. Jongens hoeven niet stoer te zijn, meisjes niet zacht en verzorgend. Het is nuttig als kinderen op jonge leeftijd al alternatieven kunnen zien voor het gebruikelijke, stereotype rolgedrag van meisjes en jongens. positie van de leerkracht Verschillende rrollen ollen van de leerkracht 07 Een leerkracht doet meer dan kennis overdragen. Zij heeft verschillende rollen die ze in haar dagelijkse lesgeven met kinderen combineert. Je kunt dit nalezen in de map ‘Sociaal competente leerkrachten: een werkmap voor lerarenopleiders08 ’. We geven een overzicht met enkele suggesties. . De leerkracht als begeleidster van leer- en ontwikkelingsprocessen Een leerkracht heeft zicht op de vragen en eventuele problemen omtrent (holebi)seksualiteit die leven bij de kinderen. Kennis van de leefwereld van het kind hangt hiermee samen. Ze kan interactieve werkvormen gebruiken over (holebi)seksualiteit en er de juiste leeromgeving voor scheppen. Leermiddelen en informatie kan je terugvinden in de bronnenlijst achteraan. De leerkracht beschikt over de juiste kennis om signalen te herkennen die op problemen kunnen wijzen. . De leerkracht als opvoedster De leerkracht kan een positief klimaat scheppen en erop toezien dat leerlingen niet pesten of discrimineren. Zij wil zelfontplooiing stimuleren bij ieder kind, ongeacht afkomst, etniciteit, gender of gezinssamenstelling. Er bestaat aandacht voor de verschillende waarden en normen van kinderen en hun ouders. De leerkracht kan gedragsproblemen kaderen en is op de hoogte van maatschappelijke evoluties in verband met (holebi)seksualiteit. Het volgen van vormingen rond (holebi)seksualiteit kan hierbij helpen. De leerkracht kan zich abonneren op allerlei relevante nieuwsbrieven over deze thema’s. 05 06 07 08 Boudry C. (2001). Spiegeltje, spiegeltje,…: een werkboek voor de kinderopvang over identiteit en respect, p.42. Boudry C. (2001). Spiegeltje, spiegeltje,…: een werkboek voor de kinderopvang over identiteit en respect, p.44 Gebaseerd op de basiscompetenties voor leerkrachten E. Frans, K. François, H. Leonard, B. Linsen, S. Suijs, in opdracht van Vlaams Minister van Onderwijs en Vorming Marleen Vanderpoorten (2001). Diversiteit – Sociaal competente leerkrachten: een werkmap voor de leerkrachtenopleiding. Leren omgaan met diversiteit, grenzen en grensoverschrijdend gedrag, seksualiteit en intimiteit. 17 . De leerkracht als inhoudelijke experte De leerkracht beschikt over voldoende kennis omtrent relaties en (holebi)seksualiteit. Zij weet zich te informeren over relevante thema’s en is nieuwsgierig naar nieuwe maatschappelijke evoluties. Studiedagen of de juiste literatuur bijhouden is belangrijk. Suggesties uit de bronnenlijst uit deze map kunnen daarbij helpen. Voor een vorming aan een groep leerkrachten kan de Holebifederatie of Sensoa ingeschakeld worden. . De leerkracht als organisatrice De leerkracht is inventief in het vinden van uitdagende en leuke methodieken om het holebithema bespreekbaar te maken. Ze schept een sfeer in de klas die toelaat dat er over alle thema’s gesproken kan worden. Voor het vinden van de juiste methodieken kan ze de methodieken uit deze map gebruiken of op zoek gaan naar ander materiaal via de bronnenlijst van deze map. . De leerkracht als onderzoekster De leerkracht kan de eigen klaspraktijk aanpassen en indien nodig verbeteren. Ze staat kritisch tegenover het eigen functioneren en streeft ernaar om het lesgeven te verbeteren en de eigen kennis te verdiepen. . De leerkracht als partner van ouders/verzorgsters De leerkracht ondersteunt ouders of verzorgsters in hun taak. Ze is op de hoogte van relevante doorverwijzingsmogelijkheden. In het begeleiden van ouders of verzorgsters houdt de leerkracht er rekening mee dat een gezin niet noodzakelijk hoeft te bestaan uit een vader, een moeder en enkele kinderen. Lesbische of homoparen, alleenstaande vaders en moeders of situaties waarin de kinderen opgevoed worden door pleegouders of familieleden, houdt de leerkracht steeds in het achterhoofd. Voor tips over hoe aandacht voor deze groepen kan doordringen in de school, verwijzen we naar het hoofdstuk over een holebivriendelijk schoolbeleid. . De leerkracht als lid van het schoolteam De leerkracht spreekt met haar collega’s over het holebithema en gaat na waar, wanneer en hoe het aangebracht kan worden. Ze overlegt hierover op de gepaste momenten en binnen de ge-ijkte overlegorganen. Ze kan specifieke gezinssituaties (eventueel van leerlingen uit de klas) bespreken. Ze streeft er steeds naar om samen oplossingen te vinden als er zich moeilijkheden voordoen. . De leerkracht als partner van externen De leerkracht kent externe organisaties waarmee men kan samenwerken als het gaat om (holebi)seksualiteit en relaties en onderneemt stappen om de samenwerking zo constructief en vlot mogelijk te laten verlopen. In de bronnenlijst kan je verscheidene interessante organisaties terugvinden. . De leerkracht als lid van de onderwijsgemeenschap De leerkracht is zich bewust van haar rol als opvoedster en signaleert knelpunten en moeilijkheden. Ze 18 speelt bruikbare informatie over gezinssituaties of -moeilijkheden door aan de relevante personen, zoals het CLB-team, mensen die betrokken zijn in het Multidisciplinair Overleg en de directie. . De leerkracht als cultuurparticipante De leerkracht informeert naar wat er op maatschappelijk vlak leeft in verband met kinderen, seksualiteit en relaties. Ze werkt niet in een vacuüm maar kan netwerken opbouwen met organisaties en verenigingen die haar meer inzicht kunnen verschaffen in bijvoorbeeld het thema seksualiteit bij kinderen. Wat met de eigen waarden en normen? Het leidt geen twijfel dat er nog heel wat vooroordelen bestaan over holebi’s. Het is belangrijk dat de leerkracht haar eigen vooroordelen goed kent. Inzicht in je eigen waarden en normen helpt om beter les te geven over allerlei thema’s. Referentiekaders verschillen van persoon tot persoon. De omgeving en context waarin iemand opgroeide, de scholing, de cultuur of religie hebben een invloed op iemands waarden en normen. Deze factoren zijn bij iedereen anders. Vandaar dat mensen er andere opvattingen, waarden en normen op nahouden. Ze hebben een invloed op hoe je praat en denkt over holebiseksualiteit. Iedereen heeft wel enkele vooroordelen ten aanzien van holebi’s, soms ook onbewust, net zoals holebi’s zelf vooroordelen kunnen hebben tegenover andere holebi’s waarmee zij zichzelf niet identificeren. Wees ervan bewust dat ook jij als leerkracht vooroordelen hebt, ga na welke deze zijn en hou er rekening mee dat vooroordelen je in je denken en handelen kunnen beïnvloeden. Het komt erop aan vooroordelen bespreekbaar te maken en in groep na te gaan waar ze vandaan komen. Het zou kunnen dat leerlingen tijdens gesprekken over holebiseksualiteit vragen stellen over de persoonlijke mening van de leerkracht. De leerkracht bepaalt zelf of en in hoeverre zij hierop wil ingaan. Ze kan zich hierop best voorbereiden en op voorhand een strategie uitdenken om hiermee om te gaan. Als de leerkracht zelf holebi is, bestaat het omgekeerde gevaar. Ze kan teveel vertrekken van eigen evidenties en op die manier het contact met de groep verliezen. 19 20 aan de slag met handige methodieken 21 handige methodieken Elmer (5-8 jaar) Koning en Koning (5-8 jaar) Feest in het kabouterbos (5-8 jaar) Het verhaal van Niels (8-10 jaar) Anders dan ik(8-10 jaar) Hoe ziet het gezin er uit? (8-10 jaar) Wachten op matroos(8-10 jaar) Als ik twee jongens zie… (10-12 jaar) Mijn levensverhaal (10-12 jaar) Ontkracht de vooroordelen (10-12 jaar) Forumlezen over verschillende onderwerpen (10-12 jaar) aan de slag met handige methodieken We willen methodieken aanreiken om in de klas aan de slag te gaan met het holebithema. De methodieken vertrekken vaak van ‘anders-zijn’ en ‘verschillen’. De leerkracht beslist zelf of en hoe ze de link met holebiseksualiteit legt. We bieden ook methodieken aan die wel expliciet het holebithema behandelen. De volgende doelstellingen willen we via de methodieken realiseren. . Kinderen correcte informatie geven over holebiseksualiteit. . Holebiseksualiteit op een positieve manier bespreekbaar maken. . Het benoemen van de eigen en maatschappelijke weerstanden ten opzichte van homo’s, lesbiennes en bi’s. . Kinderen zich leren inleven in de leefwereld van holebi’s. . Kinderen in contact brengen met hun eigen gevoelswereld omtrent dit thema. Bij de methodieken willen we aandacht besteden aan het interculturele, collectieve en participatieve leren. Inter cultur eel ler en houdt in dat “een school de leef- en leeromgeving organiseert zodat het voor kinderen Intercultur cultureel leren en jongeren een evidentie wordt om van elkaar te leren. Uitgangspunt is niet zozeer de feitelijke diversiteit die we in de klassen en scholen ontmoeten, maar de manier waarop leerlingen en leerkrachten met deze diversiteit omgaan 09”. Collectief en par ticipatief ler en houdt in dat leerlingen samen van elkaar leren en elkaar kunnen onderparticipatief leren steunen in het leerproces. Door met elkaar in gesprek te gaan, door interactie te bevorderen, komen verschillende visies op tafel en is de informatie diverser. 22 Om daartoe te komen gebruiken we verschillende methodes zoals rollenspelen, groepsgesprekken, toneel, debatten of associatie-oefeningen. Coöperatief leren. Wat? Kinderen uit de lagere school kunnen méér dan we denken. Je mag hen best wat verantwoordelijkheden geven en taken delegeren. Voorbeelden van taakomschrijvingen kunnen zijn : de materiaalverantwoordelijke, de verslaggever, de woordvoerder, de begeleider, de tijdverantwoordelijke. De leerkracht verdeelt de klas in kleine heterogene groepjes. Binnen deze groepjes krijgt elke leerling één (of meerdere) taken toegewezen. Ze voeren de opdracht uit door deze taken te combineren. Op die manier vullen ze elkaars zwakkere kanten aan10 . Dit noemen we coöperatief leren. Deze methode wordt ook wel ‘samenwerkend leren’ genoemd. Hoe? Op de volgende pagina’s zie je de verschillende rollen uitgebeeld op prenten. Deze prenten kan je steeds opnieuw gebruiken als de leerlingen in groepjes moeten samenwerken. Dit went snel. Je kan best enkele rollen combineren. Zeven verschillende rollen in één groepje is wat veel. Het is belangrijk dat er ook enkelvoudige verantwoordelijkheden blijven. Niet iedere leerling is immers even sterk. Er moet ruimte blijven voor eenvoudige taken. Waarom coöperatief leren? . Het maakt de leerlingen wederzijds afhankelijk. . Het stimuleert de individuele verantwoordelijkheid van de leerlingen. . Het zorgt voor directe interactie. . Het ontwikkelt de communicatieve en sociale vaardigheden. . Het zorgt voor een groepsproces met evaluatie. Aandachtspunten voor de leerkracht. . Zorg voor heterogene groepjes. . Let op de grootte van de groep. . Heb aandacht voor rollen van de groepsleden. . Heb aandacht voor de groepstaak. . Besteed aandacht aan het benodigde materiaal. We willen het hoekenwerk stimuleren en raden aan om de aangereikte methodieken in die context te gebruiken. We stellen elf uitgewerkte methodieken voor om met kinderen rond het thema holebiseksualiteit te werken. De methodieken kunnen inspiratiebronnen zijn om zelf weer andere methodieken te ontwerpen. Ze 09 Steunpunt ICO: www.steunpuntico.be 10 Veenman Simon (2001). Coöperatief leren, Sectie Onderwijs en Educatie, Katholieke Universiteit Nijmegen, p. 1 23 kunnen eveneens kant-en-klaar gebruikt worden. De leeftijd waarvoor ze het best geschikt zijn, staat vermeld. eindtermen De uitgewerkte methodieken in deze map bestaan niet in een vacuüm. Wie ermee werkt, houdt rekening met een groot aantal eindtermen voor het lager onderwijs. Ook dit toont de relevantie van het thema voor het lager onderwijs aan. Aan het einde van dit hoofdstuk vind je een uitvoerige beschrijving van de eindtermen waar je aan werkt als je deze methodieken gebruikt. De nummering van de gebruikte eindtermen laat toe om de volledige beschrijving snel terug te vinden in de lijst. 24 aanmoediger materiaalbaas Moedig je groep aan voordat jullie aan het werk gaan, bijvoorbeeld: “Kom op jongens, we gaan aan de slag.” Wanneer iemand even vastzit, zeg je bijvoorbeeld: “Kom op, je kunt het wel.” Wanneer je groep de opdracht moeilijk vindt, zeg je bijvoorbeeld: “We kunnen het wel, even goed nadenken.” Je let goed op welke materialen jullie nodig hebben en waar je ze kunt halen. Je haalt de materialen snel op zodat je groep aan het werk kan. Als tijdens het werk nog materiaal nodig is, mag alleen jij dat gaan halen. Als het werk klaar is, lever je het werk in bij de leerkracht en ruim je de materialen die jullie hebben gebruikt op. taak-kapitein tafelbaas Je zorgt ervoor dat iedereen bij de groep blijft en dat niemand wegloopt. Wanneer iemand in de groep over andere dingen praat dan de taak zeg je: “Eventjes erbij blijven.” Wanneer de groep niet meer geconcentreerd is, zeg je: “Kom op, probeer nog even mee te doen.” Je zorgt dat je weet hoe de tafels moeten staan. Je geeft je groepsgenoten aanwijzingen voor het verplaatsen van de tafels. Je zorgt ervoor dat dit snel en zachtjes gebeurt. 25 schrijver Zorg ervoor dat je pen en papier voor je hebt. Als de groep een antwoord geeft, vraag dan of iedereen het ermee eens is. Schrijf het antwoord van je groep goed leesbaar op. tijdbewaker Je zorgt ervoor dat je de klok kunt zien of een horloge hebt. Je vertelt aan het begin van de opdracht hoeveel tijd julle hiervoor hebben. Wanneer de groep erg lang bij een vraag blijft stilstaan waarschuw je, bijvoorbeeld door te zeggen: “We moeten aan de volgende vraag beginnen, anders krijgen we het niet af.” Af en toe vertel je je groep hoeveel tijd er nog over is. Je geeft aan wanneer de tijd bijna op is en jullie echt moeten stoppen. 26 stilte-kapitein Je houdt in de gaten of je groepsgenoten niet te hard praten. Als de groep te hard praat, zeg je bijvoorbeeld: “We moeten iets zachter praten.” Als jouw groep last heeft van een andere groep, mag jij die waarschuwen en vragen wat zachter te doen. 27 methodiek 1 elmer methodiek voorleesverhaal met kringgesprek en nabespreking doelgroep 5 tot 8 jaar vindplaats gebruikt werk titel boek ‘Elmer’, auteur David McKee, uitgeverij Harpercollins Childrens Books, 1989 ISBN 06-880-9171-7 doelstelling methodiek . de leerlingen leren de positieve kant zien van unieke menselijke eigenschappen. . de leerlingen zien in dat je mag zijn wie je bent. . de leerlingen praten op een leuke manier over verschillen en anders-zijn. eindterm nederlands - luisteren 1.8, 1.9 muzische vorming - drama 3.3, 3.5, 3.7 muzische vorming - attitudes 6.3, 6.4, 6.5 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 sociale vaardigheden domein relatiewijzen 1.3, 1.6 domein samenwerking 3 groepssamenstelling klassikaal, het voorbereiden en spelen van de toneeltjes gebeurt in groepjes materialenlijst boek van ‘Elmer’, knutselmateriaal, tekeningen om in te kleuren (in bijlage), Elmerlied (in bijlage) 28 uitbouw methodiek 1 intro van het thema . De leerkracht wekt de nieuwsgierigheid van de leerlingen door vragen te stellen over het uiterlijk van de olifant. . De leerkracht komt met de leerlingen tot het besluit dat alle olifanten er ongeveer hetzelfde uitzien. . De leerkracht vertelt dat ze een verhaal meebracht waarin dit toch anders is… . Ze leest het verhaal van Elmer voor tot het moment dat Elmer niet meer gekleurd wil zijn. 2 kringgesprek . De leerlingen denken samen met de leerkracht na over hoe Elmer zich zou voelen en waarom hij het niet fijn vindt om anders te zijn. 3 rollenspel . De leerkracht verdeelt de leerlingen in groepjes van maximum vijf. Er is één Elmer per groep. De andere leerlingen zijn grijze olifanten. . In een toneel spelen de kinderen de situatie van Elmer na. Ze bedenken ook oplossingen voor Elmer. Tip! De leerkracht waakt erover dat degene die de rol van Elmer speelt niet in deze rol geduwd wordt omwille van haar anders-zijn. Het is goed om elk kind de rol van Elmer eens te laten spelen. 4 nabespreking van het rollenspel . Na de voorstellingen van de groepjes kan de leerkracht nagaan waarom de leerlingen precies voor deze oplossingen voor Elmer gekozen hebben. Tip! De leerkracht zorgt ervoor dat elk toneeltje wordt ervaren als een mogelijkheid. Zo vermijdt ze dat er een sfeer ontstaat van goede en slechte oplossingen. 5 evaluatie . De leerkracht leest het einde van het verhaal voor en de leerlingen kunnen hun gevoelens bij het verhaal ventileren. . Er wordt een gesprek op gang gebracht waarin de leerlingen hun eigen mening kunnen geven over anders-zijn. . De leerkracht vraagt aan de leerlingen op welke manier zij anders zijn. Tip! De leerkracht zorgt ervoor dat iedereen naar een positieve eigenschap zoekt. Vraag aan elk kind wat zij zo leuk, mooi en tof aan zichzelf vindt. Als een kind niets kan bedenken bij zichzelf, dan zoekt de groep naar een positieve eigenschap. 29 extra suggesties . Samen fantaseren de leerlingen over hoe Elmer eruit kan zien. Iedereen mag een eigen Elmer maken. . In bijlage zitten enkele kleurprenten: een paar prenten van een gewone olifant en een prent van een olifant met hokjes (een Elmer). . Een andere optie is om de olifantenprenten uit te vergroten en de leerlingen samen aan één grote Elmer te laten werken. Ze kunnen ook aan de slag met klei, karton, verf of schmink. . De leerlingen kunnen een poppenkastverhaal maken met de verschillende geschilderde olifanten. . De leerlingen maken een ‘gekleurde portrettengalerij’. De leerlingen beschilderen hun gezicht (waarvan de leerkracht een foto kan maken) of maken een gekleurd masker en schrijven er een positieve eigenschap bij van zichzelf. . Het ‘ik ben oké’- spel. De leerlingen staan in een kring en stappen in één richting rond terwijl ze een stapritme klappen. Eén leerling stapt uit de kring (de leerkracht doet dit best eerst voor) en stapt in de tegengestelde richting langs de kring. De andere leerlingen blijven in hun kring verder lopen en klappen. Na enkele stappen roept het kind uit de buitenkring : “Ik ben Meyrem“. De binnenkring antwoordt: “Meyrem is oké!”. Terwijl dit gebeurt kijken de leerlingen van de binnenkring naar de leerling uit de buitenkring (oogcontact). Wanneer de leerling uit de buitenkring terug op haar plaats komt, vertrekt de volgende leerling naar de buitenkring. . De leerkracht kan de leerlingen het Elmerlied11 leren zingen (in bijlage). 11 Van der Velden, M., Tuinier, J.D. & Visser, G. (1998). Normaal is anders: Negen liedjes voor kinderen van 4 tot 12 jaar in het basisonderwijs en jeugdwerk. Jeugd & Vrede, Brussel. 30 het elmerlied Zeg ken jij Elmer, vrolijke Elmer, Elmer de lapjesolifant? Wat ziet ‘ie fleurig, vrolijk en kleurig. Elmer, de mooiste van het land! Hij is rood wit blauw oranje in het rond, pimpelpaars en groen en rose, kakelbont. Om te gillen, van zijn billen tot zijn slurf. Mag tie jou de lucht in tillen, als je durft! Zeg ken jij Elmer, vrolijke Elmer, Elmer de lapjesolifant? Wat ziet ‘ie fleurig, vrolijk en kleurig. Elmer, de mooiste van het land! 31 32 33 methodiek 2 koning en koning methodiek kringgesprek aan de hand van een beeldverhaal doelgroep 5 tot 8 jaar vindplaats gebruikt werk titel boek ‘Koning en Koning’, auteurs Linda de Haan en Steven Mijland, uitgeverij Gottmer, 2000 ISBN 90-257-3273-9 doelstelling methodiek . de leerlingen krijgen andere en nieuwe kijkkaders aangeboden. . de leerlingen maken kennis met verschillende gezins- en relatievormen en het holebihuwelijk. . de leerlingen bespreken de gevoelens die bij verliefdheid en vriendschap horen. eindterm nederlands - luisteren 1.8, 1.9 muzische vorming - beeld 1.3, 1.4 muzische vorming - drama 3.3, 3.5, 3.7 muzische vorming - attitudes 6.3, 6.4, 6.5 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 wereldoriëntatie - maatschappij sociaal-culturele verschijnselen sociale vaardigheden - domein samenwerking 4.7, 4.8, 4.12 3 groepssamenstelling het gesprek gebeurt klassikaal, achteraf spelen de leerlingen toneel in groepjes materialenlijst boek ‘koning en koning’, verkleedkleren en schmink voor de toneeltjes, tekening (in bijlage) 34 uitbouw methodiek mogelijkheid 1: vertrekken van de prent 1 introductie van het thema . De leerkracht vertrekt van een prent waarop twee mannen te zien zijn naast de bruiloftstaart. . De leerkracht stelt vragen bij de prent om de leerlingen te doen fantaseren over wie de twee mannetjes zouden kunnen zijn. Ze stelt de vraag waarom er een feest aan de gang is. Na het gesprek leest ze het verhaal voor. 2 verwerking van het verhaal aan de hand van een toneeltje . De leerkracht verdeelt de groep in kleinere groepen (maximum 5 leerlingen). Ofwel laat ze elke groep om de beurt het volledige verhaal naspelen. Ofwel verdeelt de leerkracht het verhaal in drie stukken (de koningin wil van de troon af - de prinsessen komen zich aandienen - de bruiloft) en laat ze elke groep één stuk spelen. De verschillende rollen zijn: 1 koningin, 2 prinsen, 1 lakei, 4 prinsessen, 1 priester, 1 bruidsjongen, 1 bruidsmeisje = 11 vaste rollen. De andere leerlingen zijn het publiek in de kerk. Tip! De leerlingen kunnen het toneeltje voorstellen aan een andere groep van de school. mogelijkheid 2: vertrekken van het verhaal 1 voorlezen van het verhaal . De leerkracht leest het verhaal voor tot het moment waarop de prins verliefd wordt op de andere prins. Ze toont hierbij de prenten. 2 kringgesprek . De leerkracht vraagt de leerlingen hoe het verhaal verder zal gaan, wat er zal gebeuren. 3 verwerking . De leerkracht verdeelt de kinderen in kleine groepjes (maximum 5 leerlingen). Zij spreken onderling af hoe hun verhaal zal aflopen. Daarna kiezen ze elk een rol. De verschillende rollen zijn : 1 koningin, 2 prinsen en 2 prinsessen. 4 voorstelling met nabespreking . Elke groep stelt haar toneeltje voor en er volgt telkens een nabespreking. Tip! De leerkracht zorgt ervoor dat de leerlingen elke oplossing (toneel) als een mogelijkheid zien. Ze vermijdt dat er een sfeer ontstaat van goede en slechte oplossingen. 35 5 afsluiting en nabespreking . De leerkracht gaat verder met het voorlezen van het verhaal. Zo komen de leerlingen te weten welke oplossing de koningin bedacht. . De leerkracht vraagt naar de mening van de leerlingen over deze beslissing. extra suggesties . De leerlingen bedenken zelf verschillende situaties waarin iemand verliefd wordt. . De leerlingen vragen aan hun ouders hoe en wanneer zij verliefd zijn geworden en vertellen dit in de klas. . De leerlingen spelen het ‘echte’ einde na met de hele groep en stellen het voor aan een andere groep in de school. . Oudere groepen kunnen een interview doen op straat. Ze gaan in een groepje op stap en vragen aan de mensen wanneer en hoe zij verliefd zijn geworden. Daarna vertellen ze de verschillende verhalen in de klas. . Om de leerlingen een doordenkertje aan te bieden, kan de leerkracht de vraag stellen wie de koning zal opvolgen. 36 37 methodiek 3 feest in het kabouterbos methodiek voorleesverhaal met nabespreking doelgroep 5 tot 8 jaar vindplaats gebruikt werk verhaal Deirdre Chuffart, tekeningen Tinne Van Iseghem Het verhaal en de tekeningen werden speciaal voor deze map gemaakt. Ze zijn dus niet terug te vinden in de boekhandel. doelstelling methodiek . de leerlingen maken kennis met de mogelijkheid dat een meisje verliefd wordt op een ander meisje . de leerlingen erkennen de verschillende vormen van samenleven in de maatschappij . de leerlingen luisteren naar elkaar en praten over hun mening . de leerlingen leren om de ander de vrijheid te geven zichzelf te zijn eindtermen nederlands - luisteren 1.8, 1.5 muzische vorming - drama 3.3 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 wereldoriëntatie - culturele verschijnselen 4.8 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.6 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 sociale vaardigheden - domein samenwerking 3 groepssamenstelling klassikaal materialenlijst het verhaal en tekeningen ter illustratie (in bijlage) 38 uitbouw methodiek 1 voorlezen van het verhaal . De leerkracht leest het verhaal voor en gebruikt de tekeningen om het te illustreren. 2 nabespreking van het verhaal . De leerkracht vraagt wat de leerlingen van het verhaal vonden. . Het is mogelijk om het gesprek in de richting te sturen van de vriendschap of verliefdheid tussen Maja en Isabelle. De leerkracht kiest zelf hoe ver ze hierin wil gaan. extra suggesties . De leerkracht kan andere manieren aanbieden om de ideeën over het verhaal te vertolken: klei, stiften, muziekinstrumenten, toneel, liedjes. . De leerlingen organiseren zelf een feest in de klas. Ze knutselen versieringen, maken zelf hapjes, verkleden zich in kabouters, maken muziekinstrumenten en uitnodigingen. Er kunnen andere groepen uitgenodigd worden in de klas om mee te feesten. In bijlage zit een voorbeeld van een slinger om te kleuren of te schilderen. . De leerlingen maken een toneelstuk over het verhaal. Ze knutselen decors, verkleden zich, schminken elkaar, ontwerpen een uitnodiging en programma. aandachtspunten voor de leerkracht . De leerkracht ziet erop toe dat de leerlingen geen kwetsende uitspraken maken in de groep. . Er kunnen leerlingen aanwezig zijn die verbaal minder sterk zijn en hun mening of gevoelens liever en beter op andere manieren uiten. De leerkracht let erop dat ook zij aan bod komen. 39 verhaal: feest in het kabouterbos Het is druk in het kabouterbos. Overal zie je kabouters rondlopen. Ze maken alles klaar voor het grote kabouterfeest. Er wordt brood gebakken, taarten worden versierd, lekkere drankjes gebrouwen. De takken van de bomen worden versierd met bloemen. Iedereen lijkt vrolijk en blij. Iedereen, behalve Maja. Maja vindt het maar niks. Dit is de tweede keer dat ze naar het feest mag gaan, en ze herinnert zich nog van vorig jaar dat ze het helemaal niet leuk vond. Al wel vijf kaboutertjes hebben aan haar gevraagd of ze dit jaar met hen naar het kabouterfeest wil gaan. ”Misschien” zegt Maja elke keer, “Misschien wel”. Er is geen enkele kabouter waar ze eigenlijk mee wil gaan. Een week voor het grote feest moet Maja van haar kaboutermoeder naar de bakker. Maja loopt door het drukke kabouterdorp. Overal hoort ze gezang en gelach. Kabouters houden van feesten. Ze houden van dansen en van zingen. Maja ook, maar dit jaar niet. Plotseling komt er een grote kabouterkoets aangereden. Ze wordt getrokken door twee eekhoorns. Ze houden stil voor het grootste huis van het dorp. Nieuwsgierig blijft Maja staan kijken. Ze ziet hoe een aantal kabouterjongens dichterbij komen. Uit de koets stapt Isabelle. Maja kent Isabelle wel. Ze is de kabouterdochter van de Kabouterkoning. Vroeger toen ze klein waren, speelden ze wel eens met elkaar. Maar ze heeft Isabelle al een tijdje niet meer gezien. Wat is ze veranderd! En wat is ze mooi geworden. “Isabelle”, vragen de kabouterjongens om beurt, “Wil je met mij naar het kabouterbal?”. ”Misschien”, zegt Isabelle elke keer, “Misschien wel”. Er is geen enkele kabouter waar ze eigenlijk mee wil gaan. “Wat wil je eigenlijk? " vraagt één van de kabouterjongens een beetje boos." Zijn we niet slim genoeg? Zijn we niet lief genoeg? Het wordt tijd dat je beslist met wie van ons je gaan wil." " Je hebt gelijk ", zegt Isabelle," Ik ga met de dapperste kabouter van jullie allemaal. Toon me hoe dapper jullie zijn en dan kies ik de dapperste eruit. Dat beloof ik. Morgenavond op het grote plein zal ik vertellen wie ik gekozen heb." De kabouterjongens vertrekken snel. De ene springt op zijn eekhoorn. Hij is van plan om vannacht bij de mensen binnen te dringen. Daar zal hij iets uit een mensenhuisje meenemen. Dan ziet Isabelle hoe dapper hij wel is. Een andere jongen begint snel te stappen. Hij is van plan om op de hoge berg te klimmen. Daar zal hij een bloem plukken die alleen maar daar groeit. Dan ziet Isabelle hoe dapper hij wel is. Elke kabouterjongen heeft wel een dapper idee, dat hij snel wil uitvoeren. Maja heeft gehoord wat Isabelle zei. Ze begint na te denken. Ze zou eigenlijk best wel graag met Isabelle naar het feest willen. Maar wat zullen de andere kabouters daar wel niet van denken? En wat zal Isabelle er wel niet van denken? Ze neemt een beslissing. Ze zal iets heel dappers doen. Het dapperste van allemaal. Dan moet Isabelle haar wel kiezen, dat heeft ze beloofd. De dapperste kabouter mocht mee naar het bal. Maja loopt rond in het grote bos. Hier hoor je het vrolijke gezang van de kabouters niet meer. Het is er muisstil. Vanavond zal Isabelle de dapperste kabouter kiezen. Maja moet zich een beetje haasten. Ze moet op tijd terug in het dorp zijn en ze is ook wel wat bang in het bos. Daar komt ze aan het vossennest. Kabouters zijn erg bang voor vossen. Ze zijn erg snel en kunnen een 40 kabouter in één hap doorslikken. De vos ligt voor zijn nest. Hij ligt te slapen. Maja wil een vossenhaartje uit zijn staart trekken en aan Isabelle laten zien. Als dat niet dapper is! Ze sluipt dichterbij. Ze hoeft haar hand maar uit te steken en ze kan aan zijn staart. De vos doet één oog zachtjes open, maar Maja merkt het niet. Ze doet nog een stapje dichterbij. De vos doet zijn beide ogen open. Maja schrikt heel hard en zet het op een lopen. Ze blijft maar lopen en lopen tot… ze terug aan het kabouterdorp is. Oh neen, ze heeft haar opdracht niet uitgevoerd. Ze is helemaal niet dapper. Ze stapt verdrietig tot aan het grote plein. Daar is het enorm druk. Isabelle staat in het midden van het plein. Al de kabouters uit het dorp zijn komen kijken. Ze hebben gehoord dat Isabelle de dapperste kabouter gaat uitkiezen en zijn benieuwd wie dat gaat worden "Aandacht! "roept de kabouterkoning," Zoals jullie al weten, wil mijn dochter enkel met de dapperste kabouter naar het feest. Laat al de dappere kabouters dichterbij komen, zodat ze kan beslissen wie de dapperste is." De zoon van de kabouterbakker komt naar voren. Hij heeft een mensenkaars vast. Hij is binnengedrongen in een mensenhuis. Hij krijgt een luid applaus van al de kabouters. De zoon van de kabouterschoenmaker komt naar voren. Hij heeft een zeldzame bloem vast. Die groeit alleen maar op de top van een hoge en gevaarlijke berg. Hij krijgt een luid applaus van al de kabouters. De ene kabouterjongen na de andere laat zien hoe dapper hij geweest is, en krijgt elke keer een luid applaus. Maja doet haar ogen even dicht, haalt diep adem en zet een grote stap vooruit. Ze gaat bij de dappere kabouters staan. Het wordt muisstil op het plein. "Is dit een grap?" roept de bakkerszoon. De kabouters beginnen luid te lachen. "Neen" zegt Maja," Ik wil ook met Isabelle naar het feest." Het wordt weer doodstil. Isabelle komt dichterbij. Ze bekijkt de kabouterjongens en zegt: "Wat jullie gedaan hebben, is enorm dapper! Maar wat Maja hier nu net gedaan heeft, is het dapperste van allemaal. Maja, wil je met mij naar het kabouterfeest?" "Dat kan niet" roept de bakkerszoon, "Zo werkt dat niet! Je moet één van ons kiezen." Er wordt druk gebabbeld op het plein. Iedere kabouter lijkt wel iets te willen zeggen. "Dat gaat toch niet" zegt de ene. "Dat is hier nog nooit gebeurd" zegt de andere. "Ze passen wel bij elkaar" zegt nog een andere kabouter. "Stilte !" roept de koning, "Als mijn dochter met Maja wil gaan, dan gaat ze met Maja naar het feest. En om eerlijk te zijn, ik vind Maja ook enorm moedig en dapper. Ik hoop dat ze zich amuseren op het feest." Het werd inderdaad een heel leuk feest. Voor al de kabouters. Voor de koning die heel hard danste. Voor Maja en Isabelle, die dicht bij elkaar dansten. Zelfs voor de bakkerszoon, die eerst nog wel een beetje boos keek, maar kabouters kunnen nu eenmaal niet lang boos blijven. Zo werd het feest voor iedereen een feest om te onthouden. Deirdre Chuffart 41 Maak je eigen slingers. Kleur de slingers netjes in en maak ze op de aangegeven plaats met een splitpen of een nietje aan elkaar vast. Veel knutselplezier! 42 43 methodiek 4 het verhaal van niels methodiek poppenkastverhaal met nabespreking doelgroep 8 tot 10 jaar vindplaats gebruikt werk ‘Het verhaal van Niels’ is geschreven door Anne Mahieu. Het verhaal werd speciaal voor deze map geschreven en is niet in een publicatie terug te vinden. doelstelling methodiek . de leerlingen leven zich in in de gevoelens van anderen. . de leerlingen verwoorden gevoelens van zichzelf en van anderen. . de leerlingen voeren een gesprek met elkaar over gevoelens en anders-zijn en luisteren naar elkaar. . de leerlingen begrijpen dat iemand die zich anders voelt of gedraagt, daarvoor uitgelachen of gepest kan worden. . de leerlingen denken na over wat als typisch voor jongens en wat als typisch voor meisjes beschouwd wordt. eindtermen nederlands - luisteren 1.8, 1.9 muzische vorming - beeld 1.3, 1.4 muzische vorming - drama 3.3, 3.7 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2, 1.6 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 groepssamenstelling klassikaal materialenlijst Het uitgeschreven verhaal van Niels (in bijlage), poppenkast met poppen. De verschillende rollen: Niels, Ksinka de hond, de mama van Niels, Ömer, Yasmine. Werkbladen 1 en 2 (in bijlage). 44 uitbouw methodiek 1 poppenkast . De leerkracht speelt het verhaal van Niels met de poppenkastpoppen voor de hele groep. 2 nabespreking (kringgesprek) . De leerkracht komt in de kring om het gesprek te begeleiden. . De leerkracht stelt gerichte vragen over hoe het is om ‘anders’ te zijn. . De leerkracht maakt gebruik van werkblad 1 (in bijlage) om het verhaal te bespreken en stil te staan bij de gevoelens van de leerlingen. extra suggesties . De hond (Ksinka) kan een vaste plaats krijgen in de klas in de vorm van een grote kartonnen figuur of een pluchen dier. Als er problemen zijn in de groep of als een leerling zich slecht voelt, kan Ksinka de gevoelens van de leerling verwoorden. Op die manier wordt de hond een medium, waardoor het lijkt en voelt alsof niet de kinderen de uitspraken doen, maar wel de hond. Dit schept een gevoel van veiligheid. . Ook de figuur van Niels kan een plaats krijgen in de klas. De leerlingen kunnen een Niels knutselen uit karton en verf. De leerkracht kan naar Niels verwijzen als er een pestprobleem opduikt in de klas. Dan kan ze het verhaal van Niels aangrijpen om de leerlingen te doen inleven in de situatie van iemand die uitgelachen wordt. . De leerkracht kan gebruik maken van werkblad 2 (in bijlage) om stil te staan bij wat leerlingen als typisch jongensachtig en typisch meisjesachtig beschouwen. Belangrijk is dat de leerkracht aangeeft dat alle opgesomde beroepen, hobby’s,… eigenlijk bij zowel meisjes als jongens kunnen horen. Sommige jongens kunnen echt goed dansen en sommige meisjes kunnen echt goed voetballen. Daar is niks verkeerd mee. Het doel van deze bijlage is het doorbreken van vooroordelen over rollenpartonen en stereotype ideeën over jongens- en meisjesgedrag. Achtergrondinformatie vind je in het dossiertje ‘Sekse en gender: meisjes- en jongensrollen’ achteraan in deze map. aandachtspunten voor de leerkracht . De leerkracht schept zo veel mogelijk ruimte voor het reflecteren over de gevoelens van Niels. . Als de situatie zich aandient, kan er gesproken worden over specifieke gevoelens van kinderen in de groep. . Het is belangrijk om het soms ongewone gedrag en de soms ongewone eigenschappen van Niels positief te benaderen. Anders - zijn kan heel leuk zijn. . Het verhaal van Niels biedt de mogelijkheid om dieper in te gaan op meisjes- en jongensgedrag en op het niet voldoen aan de verwachte rolpatronen. De leerkracht beslist zelf hoe diep zij hierop wil ingaan. Tip! De leerkracht kan het verhaal spelen. Men kan de vijf rollen ook onder twee of meer personen verdelen. Op die manier organiseert men een klasoverschrijdende activiteit. 45 het verhaal van niels Niels zit in de tuin. Zijn hond Ksinka ligt naast hem in het gras. Ksinka is groot, lief en heel slim. Niels praat vaak tegen zijn hond en is ervan overtuigd dat zij hem kan begrijpen. Als hij verdrietig is en daarover aan Ksinka vertelt, krijgt hij steeds likjes in zijn gezicht. Ksinka is een meisjeshond en dat vindt Niels leuk. Hij vindt meisjes veel liever dan jongens. Het is grote vakantie en Niels verveelt zich. Hij verlangt naar de school. Mama wandelt de tuin in. Ze heeft een lekker drankje meegebracht voor Niels. Ze geeft hem het glas en zegt: “nodig toch eens een vriendje uit, Niels.” Niels kijkt haar aan, geeft haar het glas terug en haalt ongeïnteresseerd zijn schouders op. Hij staat recht en begint met Ksinka te dollen. Mama zucht stil, haalt ook haar schouders op en stapt dan weer het huis binnen. Niels is daar blij om, hij was bang dat zijn mama weer vervelende vragen zou stellen. “Waarom vraag je nooit eens een vriendje om te komen spelen?” of “Zou je niet aan sport doen? Je kan toch voetballen zoals Jonas of basketten zoals Tom?” Mama stelt hem altijd zo’n vragen. Niels denkt aan de jongens op school. Ze doen bijna allemaal aan sport. In de vakantie gaan ze op sportkamp en op school spelen ze voetbal of basket. Niels heeft wel eens meegevoetbald, maar als ze de ploegen verdelen is er niemand die hem kiest. Niels blijft altijd als laatste over. “Je bent te klein”, zegt Jonathan “en je bent niet snel genoeg”. “Ik ben maar één jaar jonger dan jij”, verdedigt Niels zich. “Ja, maar ik ben tweemaal zo groot als jij!”, antwoordt Jonathan. Niels moet toegeven dat dit zo is. Hij moet ook toegeven dat hij er niet veel van terecht brengt bij het voetballen. Hij is bang dat de bal tegen zijn hoofd zou knallen of dat iemand hem zou tackelen. Basket is ook een probleem, want daarvoor is hij te klein. Tom hoeft maar even op te springen en de bal zit al in de ring. Niels moet met zijn twee handen werpen en dan haalt de bal de rand van de ring niet eens. Gelukkig bouwen de jongens soms kampen op school. Dan kan Niels wel meespelen. Hij kan heel goed knopen leggen. Dat heeft hij van zijn grootvader geleerd. Niels houdt zich graag bezig met de inrichting van het kamp. Hij sleurt dan dekens, tafeltjes en stoeltjes naar binnen en maakt het heel gezellig. “Niels, dit is een politiekamp!”, protesteren de jongens. Ze gooien de tafel en de stoeltjes terug buiten. “Het deken mag blijven liggen want dat is de brits waar de gevangenen op moeten slapen”, zeggen ze. Niels gaat dan maar op zoek naar Yasmine. Misschien mag hij met haar meespelen. Yasmine verzint vaak toneeltjes met haar vriendinnen. “Nee Niels, nu niet”, antwoordt ze als Niels vraagt of hij mee mag doen. “De rollen zijn al verdeeld. Je moet er maar van in het begin bij zijn.” Niels zet zich neer en kijkt vanop afstand naar het toneelspel van de meisjes. Wat doen ze dat goed, denkt hij. Het duurt alleen zo lang als je zelf niet meedoet. Na een tijdje wandelt Niels naar de kleuters. Hij zit al bijna drie jaar in leefgroep twee maar toch vindt hij het niet erg om nog met de kleuters te spelen. Hij speelt graag in de zandbak en hij eet met smaak de taartjes 46 of pannenkoeken die de kleuters hem aanbieden. Hij heeft een trucje gevonden om te doen alsof hij ze echt opeet. De kleuters kijken hem dan vol bewondering aan en ze roepen het uit van de pret. Niels denkt aan de tijd dat hij nog in leefgroep één bij de kleuters zat. Dat was fijn. Als hij ‘s morgens binnenkwam liep hij snel naar de verkleedhoek en trok hij mooie, lange prinsessenkleertjes aan. Ömer verkleedde zich ook. In Zorro. Van Ellen en Sophie, de juffen van de leefgroep, mochten ze zich de hele dag in de verkleedhoek amuseren. “Niels, heb je het niet te koud in die kleren?”, vroegen ze wel eens. Toen hij naar de tweede leefgroep verhuisde was er ook een verkleedhoek. Toch verkleedde Niels zich niet meer in prinses. De grotere kinderen in de leefgroep vonden dat raar en ze plaagden hem ermee. Niels tekende in het leefgroepboek een zwarte donderwolk en hij vroeg aan juf Katie om erbij te schrijven: “Ik vind het niet leuk dat de kinderen mij plagen omdat ik mij graag verkleed.” De juf las dit bericht ‘s morgens voor in de kring. De plagers vertelden dat ze het niet erg vonden dat Niels zich verkleedde. Ze vonden het wel gek dat hij prinsessenkleren aantrok. Yasmine verdedigde hem en ze sprak boos en met luide stem dat Niels zich mocht verkleden in wat hij wilde, zelfs al wou hij zich verkleden in een hond. Katie en Joke, de juffen van leefgroep twee, vonden het ook niet erg dat Niels graag als prinses rondhuppelde. “Vroeger, heel lang geleden”, zei Joke “werden alle rollen in het toneel door mannen gespeeld, want toen mochten vrouwen niet eens toneel spelen.” Hiermee was de discussie gesloten. Nadien plaagden de grotere jongens hem niet meer, maar voor Niels was de pret er toch af. Hij durfde zich niet meer te verkleden. Plots schrikt Niels op uit zijn gedachten. Hij hoort Ksinka luid blaffen achter in de tuin. Hij gaat erop af om te zien wat er aan de hand is. Aan de andere kant van het hek loopt de poes van de buren uitdagend voorbij. Ze blijft op veilige afstand van de draad, maar ziet er helemaal niet bang uit. Ze legt haar oren niet plat en ze blaast niet naar Ksinka. Nee hoor, ze steekt haar staart recht omhoog en ze wandelt rustig verder. Ze weet heel goed dat Ksinka toch niet bij haar kan. “Hè poes”, roept Niels “dat is plagen wat je doet en plagen mag niet.” Maar de poes trekt er zich niets van aan en stapt rustig verder. Niels loopt terug de tuin in en roept: “Kom Ksinka!” Maar Ksinka hoort hem niet, ze springt op en neer langs het hek en gaat als een dolle tekeer. Plots neemt Niels een besluit: hij gaat toch aan sport doen. Hij gaat zwemmen en hij vraagt geen vriendje mee, maar zijn allerbeste vriendin. Hij rent vrolijk het huis binnen, grijpt de telefoon en belt naar Yasmine. 47 ksinka 48 werkblad 1 Opdracht: vul aan en bespreek. Als Niels verdrietig is, praat hij met . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . * Wat vind je van die naam? * Heb jij een hond of een poes? Hoe heten die? (Iedereen mag de naam op het bord schrijven.) * Praat jij ook soms tegen je hond/poes als je verdrietig bent? Niels is niet zo goed in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . * Hoe voelt Niels zich daarbij? * Is er iets wat jij niet goed kan? * Hoe voel jij je daarbij? Niels kan wel goed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . * Hoe voelt Niels zich daarbij? * Wat kan jij goed? * Hoe voel jij je daarbij? Niels verkleedt zich het liefst in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . * Hoe voelt Niels zich hierbij? * Wat vind jij daarvan? Leuk? Raar? …. * Verkleed jij je graag? In wat verkleed je je het liefst? Soms plagen de kindjes uit de klas Niels omdat hij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . * Hoe voelt Niels zich daarbij? * Zou jij Niels ook plagen? 49 werkblad 2 Opdracht: knip volgende woorden uit en plaats ze in de kolom (volgend blad) waarvolgens jou het best passen. 50 met lego spelen bloemen planten computerspelletjes knutselen politie ballet dansen baljurk dwarsfluit spelen autoracen voetballen cowboy spelen eten koken een boomhut bouwen kapper het gras maaien gitaar spelen een vliegtuig besturen handtas wenen zingen in een koor snowboarden met poppen spelen afwassen in bomen klimmen past bij meisjes past bij jongens past bij meisjes en jongens 51 methodiek 5 anders dan ik methodiek oppenkast doelgroep 8 tot 10 jaar vindplaats gebruikt werk ‘Koekeloere’, Schooltelevisie Nederland 3, 1993 doelstelling methodiek . de leerlingen praten op een leuke manier over verschillen en anders-zijn . de leerlingen leren omgaan met hun eigen anders-zijn en leren er de voor- en nadelen van inzien . de leerlingen kaarten verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht aan. De poppenkast is dan een aanzet om te praten over holebiseksualiteit als evenwaardige liefde . de leerlingen leren discussiëren, samenwerken en vanzelfsprekendheden over rolpatronen en gezinsvormen in vraag stellen eindtermen nederlands - luisteren 1.8, 1.9 muzische vorming - beeld 1.3, 1.4 muzische vorming - drama 3.3, 3.7 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 wereldoriëntatie - maatschappij sociaal-culturele verschijnselen sociale vaardigheden - domein realtiewijzen 4.8, 4.12 1.2, 1.6 groepssamenstelling klassikaal materialenlijst De tekst (in bijlage). Verscheidene tekeningen van de verschillende personages om in te kleuren (in bijlage). Deze kunnen ook uitvergroot op karton worden gekleefd. De leerkracht kan er een stok aan bevestigen en de kartonnen poppen zo gebruiken als poppenkastpoppen. Poppenkast. Decor (grot). 52 uitbouw methodiek 1 intro van het thema . De leerlingen zoeken bij zichzelf naar dingen waarin ze anders zijn dan hun klasgenoten. De leerkracht let erop dat de toon positief blijft. 2 poppenkast . De leerkracht speelt de poppenkast voor de leerlingen. 3 kringgesprek en verwerking . De leerkracht vraagt naar de mening van de leerlingen over het verhaal. . Volgende vragen kunnen helpen om het gesprek op gang te brengen: Waarom hadden de worm en de struisvogel ruzie? Omdat ze kritiek hebben op elkaar: ze vinden van elkaar dat ze ondersteboven hangen en dat ze héle rare dieren zijn. Omdat ze elkaar niet geloven (struisvogel heeft nog een lijf, maar je kan het niet zien). Omdat ze van elkaar zeggen dat ze anders zijn en dat ze raar zijn (poten, veren). Omdat ze elkaar anders vinden. Klopt het dat ze héél erg anders zijn? Ja, ze verschillen van elkaar. Wil dat daarom zeggen dat ze elkaar niet graag zien? Neen, want struisvogel denkt dat de mol een liefdesbrief voor haar schrijft. Kunnen een struisvogel en een mol verliefd worden op elkaar ? Ja, waarom niet? Als we naar elkaar in de klas kijken, dan verschillen we ook van elkaar. Kunnen jullie op elkaar verliefd worden? En toch verschillen jullie van elkaar ? Kunnen jongens op jongens verliefd worden en meisjes op meisjes verliefd worden ? Afhankelijk van de antwoorden kan de leerkracht het gesprek over holebi’s aangaan. 53 extra suggesties . Na de poppenkast kunnen de kinderen het anders - zijn verwerken in tekeningen of boetseeropdrachten. . Ze kunnen zinnen verzinnen met “Als ik jou was, dan zou ik…” . Schrijfopdracht: de leerlingen schrijven verder aan de brief die de mol aan het schrijven was. . Poppenkastopdracht : de leerlingen vullen de rest van de poppenkast verder aan. aandachtspunten voor de leerkracht . De poppenkast is eerst en vooral een middel om te praten over het anders - zijn. De bedoeling is vooral om de positieve eigenschappen te exploreren. . De poppenkast kan een aanleiding zijn om over holebiseksualiteit te praten. Dit is afhankelijk van de klassituatie. poppenkast Bron: ‘Koekeloere’ (Schooltelevisie, Nederland 3, 1993). Titel: ‘Anders dan ik’. Poppen: de Mol, de Struisvogel, de Worm. Plaats: in het hol van de mol. Mol schrijft een brief en denkt na ... M: Er zijn mensen en dieren ... euh ... neen. Er zijn allerlei mensen en allerlei dieren… mmm en ... allemaal zijn ze anders. Zo heb je bij mollen mannetjes en vrouwtjes … mmmm. Vrouwtjes zijn héél erg lief ... Mmm … Vrouwtjes kunnen met hun oogjes zo naar je kijken dat je ... Ohhh! ohhhh! Ik krijg ineens zo’n rare kriebel in mijn buik ... Zo van … ik zou wel wat willen! ... maar wat? Struisvogel(vrouw) steekt haar kop (omgekeerd) binnen in het hol van de mol. (heeft een hogere stem) (de struisvogel hangt dus met enkel het hoofd ondersteboven in het hol). S: Lekker warm vandaag hè? M: Oh ! Ben jij het weer? (doet ongestoord verder) Maar, wat is zo’n kriebel in je buik? Een beetje raar ... maar ook wel héél erg lekker! Wat kan dat zijn? S: Ik weet dat M: Dat weet jij? S: Ja! Ik heb het zelf ook vaak. Je voelt het diep in je buik … M: Ja, dat klopt ... dat klopt. S: Alsof je iets zou willen. (Mol knikt bevestigend) Zie je wel! M: Maar wat is het dan? S:(de struisvogel is héél opgewonden): Het betekent dat je een ei moet leggen! Zo een mooi rond wit ding. Zo’n ei hoort in een nest. Dus het beste wat je dan kunt doen, is alvast takjes en blaadjes zoeken en er een mooi nest van maken, en het ook héél goed warm houden. Je kan het in de zon leggen, of lekker warm inpakken. Maar je kunt er ook op gaan zitten. Natuurlijk moet je het wel voorzichtig doen. Want zo’n ei breekt 54 gauw. (struisvogel wil honderduit over haar ei blijven praten en mol krijgt er geen speld tussen. Hij wou haar al een hele tijd onderbreken, en eindelijk lukt het hem). M: (roept uit): Stop nou toch eens een keer! Mollen leggen helemaal geen eieren! S: Pardon? M: Mollen leggen geen eieren! S: Nooit? M: Neen nooit. En nou ga ik koekeloeren! (mol loopt verder weg in zijn hol en verdwijnt). Struisvogel blijft met haar hoofd ondersteboven hangen in het mollenhol. S: Wat een rare vogels zijn jullie! Mol keert terug in zijn hol bij de struisvogel, en begint opnieuw aan zijn brief te schrijven. S: Heeft u fijn gekoekeloerd? M: Ja hoor! Euh ... waar was ik gebleven? Oh ja. Vrouwtjes zijn héél erg lief. Juist ja. S: Meent u dat? M: Euh, ja. S: Dank u wel ! (voelt zich gevlijd). M: Maar je kunt ook kriebels van ze krijgen. (schrijft verder aan zijn brief, maar slaat geen acht op de reacties van de struisvogel.) Ondertussen aait de struisvogel het hoofd van de mol. (de struisvogel denkt dat de mol het over haar heeft). S: Ik ... ik ... ik vind jou ook héél erg lief. W: Joehoe ... Worm, met een sjaaltje van veren, komt ook het mollenhol binnen van opzij. Struisvogel is nog steeds de mol aan het aaien, terwijl die verder schrijft. W: Nou, bent u ook al weer hier?! S: (trots) Hij schrijft dat hij mij heel erg lief vindt. W: Waarom hangt u toch altijd ondersteboven? S: (verontwaardigd) Ik? Ondersteboven? W: Ja, Het lijkt me knap onhandig! S: Nou ja, ik denk al de hele tijd … Wat een rare dieren leven hier! Ze leven hier allemaal op hun kop. W: Op hun kop?!!!! Wij? S: Ja, kijk maar. Jullie poten zitten daar, jullie hoofden zitten hier. Dan zit je toch op je kop. W: Neen, dan zit je juist rechtop! S: Neen, maar je hoofd zit onder. W: Neen, je hoofd zit bovenop. De mol is het grondig beu dat hij tijdens zijn schrijven constant gestoord wordt, terwijl de struisvogel en de worm met elkaar zitten te kibbelen. (Mol roept uit ) Oh, ik ga koekeloeren! (en verdwijnt opnieuw) S: Nou, jullie zijn héél rare dieren! W: (verontwaardigd) Hé? Je bent zelf raar! Wij hebben tenminste poten ... of een lijf. En u ... u heeft alleen een lang dun ding en nogal een lelijke kop! S: Lelijke kop? (traag en zéér verontwaardigd) W: Ja. 55 S: Ik? Dat vind ik héél gemeen! Ik ben niet lelijk. Ik ben anders. Ik ben mooi. Ik heb práchtige veren. Hier. W: Prachtige veren? Hi, hi, waar zitten die dan? S: Op mijn lijf! W: Uw lijf? Hi, hi, dat rare roze ding daar? S:Ik heb een groot lijf, met grote poten en mijn staart heeft geweldige pluimveren. W: Hou toch op! S: Mijn veren zijn héél wat mooier dan die vuile nepveertjes van jou, kale kakworm! W: Kale kakworm?! S: Ja ! kale kakworm! De worm wordt héél boos en geeft de struisvogel een gemene mep met zijn lijf. De struisvogel moet even bekomen van de klap en komt dan dreigend dichterbij. De worm siddert. De struisvogel trekt het hele sjaaltje van de worm kapot. (Kort gevecht tussen beiden) W: (jammert en snikt) Mijn jas ... mijn jas. De enige die ik van moe gekregen heb voor de kou. Snif … Nu ben ik maar een kale kakworm die het zonder jas altijd koud heeft. (begint te wenen) Mijn hele leven lang bibber ik van de kou. (weent verder) S: (schrikt van de droevige reactie) Wat erg! Ik heb het zelf altijd heerlijk warm. (struisvogel krijgt berouw) W: snift. en zegt: Ik wou dat ik iemand anders was... (En weent verder) S: Wacht, ik weet wat. De struisvogel verdwijnt (naar boven) uit het hol en komt even later terug met een prachtige grote veer die zij aan de worm geeft. De struisvogel hangt met haar hoofd niet meer ondersteboven maar kijkt de worm recht aan. S: Hier ik heb er genoeg. W: Oh … ?! S: Je zit rechtop! Je bent anders! W: Hé, Ja, het is waar hè. Jij bent helemaal anders. Veel meer dan alleen maar een kop met een nek. (de worm en de struisvogel verzoenen zich met elkaar en vinden hun verschillen leuk) W: Als ik jou was dan kon ik lekker in de zon gaan liggen … S: Als ik jou was, dan kan kon ik een ringetje maken van mezelf … W: Als ik jou was, dan kon ik alle vogels verjagen … S: Als ik jou was, dan kon ik me helemaal verstoppen in de grond en niet alleen mijn kop … W: Als ik jou was, dan zou ik dit verhaal uit kunnen blazen … 56 57 58 59 60 61 methodiek 6 hoe ziet het gezin eruit? methodiek prentenpuzzel over verschillende gezinnen doelgroep 8 tot 10 jaar doelstelling methodiek . de leerlingen worden vertrouwd gemaakt met andere gezinsvormen. . de leerlingen zien in dat andere gezinsvormen evenwaardig zijn. . de leerlingen kunnen een gesprek voeren over gezinnen en de verschillen ertussen. . de leerlingen leren overleggen, discussiëren en samenwerken om tot een gezamenlijk resultaat te komen. eindterm wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 wereldoriëntatie - maatschappij sociaal-culturele verschijnselen 4.7, 4.8 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2, 1.6 sociale vaardigheden - domein samenwerking 3 groepssamenstelling Het eerste deel gebeurt in groepjes en de bespreking gebeurt klassikaal. materialenlijst Zo veel mogelijk verschillende prenten van menselijke figuren (een voorbeeld is bijgevoegd in bijlage, tekeningen van Saskia De Vos). 62 uitbouw methodiek 1 introductie over het thema . De leerkracht stelt enkele inleidende vragen over het gezin. “Wat vind je leuk aan jouw gezin?”, “Wat is er minder fijn?”, “Is het leuk of niet om broers en zussen te hebben?” 2 foto-oefening aan de hand van prenten . De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van vier tot vijf leerlingen. . Op een centraal punt ligt een hele hoop figuurtjes uitgeknipt uit karton, papier of zelfs hout: volwassen mannenfiguren, volwassen vrouwenfiguren, meisjes (kinderen) en jongens (kinderen). . Ieder groepje krijgt een groot aantal prentjes. Het is belangrijk dat ze veel verschillend materiaal krijgen. De rest legt de leerkracht op een centraal punt. De groepen mogen figuurtjes nemen als ze er onvoldoende hebben. . De leerlingen bedenken enkele verschillende gezinnen en beelden die uit door middel van de figuren. Ze verzinnen er ook een verhaaltje bij: wie zijn de figuren, hoe leven ze samen, zijn ze getrouwd, hoe heten de kinderen…? 3 bespreking . De groepjes vertellen welke gezinnen zij samenstelden. . De vragen van de leerkracht kunnen heel expliciet over holebiseksualiteit gaan of eerder algemeen gehouden worden. 4 verwerking . De leerkracht vraagt welk verhaaltje over het gezin de leerlingen leuk vonden en waarom. . De leerlingen maken een tekening van hun eigen gezin. . Wie dat wil, vertelt iets over haar eigen gezin. extra suggesties . De leerlingen kunnen toneeltjes spelen over een gezin waarover verteld werd. . De leerlingen knippen als voorbereidende activiteit figuren uit tijdschriften en kranten. Deze figuren worden gebruikt voor de activiteit in plaats van de vaste figuurtjes. . De leerkracht legt kleurpotloden of stiften op de banken van de groepen. Op die manier kunnen de leerlingen de zwart-wit figuurtjes zelf inkleuren en verschillend maken. aandachtspunten voor de leerkracht . Misschien zijn er leerlingen in de klas uit een nieuw- samengesteld gezin. Misschien heeft een leerling twee ouders van hetzelfde geslacht. Eventueel wordt een leerling opgevoed door één ouder na een scheiding of een overlijden. De leerkracht let erop dat een leerling zich niet verplicht voelt om over haar gezin te vertellen. 63 64 65 66 67 methodiek 7 wachten op matroos methodiek voorleesverhaal met nabespreking doelgroep 8 tot 10 jaar vindplaats gebruikt werk titel boek ‘Wachten op matroos’, auteur Godon Ingrid, met woorden van André Sollie, uitgeverij Querido (Amsterdam/Antwerpen), 2000 ISBN 90-214-6403-9 doelstelling methodiek . de leerlingen leven zich in in de gevoelens van anderen : verlangen, gemis, vriendschap, verliefdheid. . de leerlingen kunnen gevoelens van zichzelf en van anderen verwoorden. . de leerlingen leren een gesprek voeren met elkaar over gevoelens. . de leerlingen leren aanvoelen dat vriendschap en verliefdheid soms dicht bij elkaar liggen. . de leerlingen maken kennis met de mogelijkheid dat een jongen verliefd kan zijn op een jongen en een meisje verliefd kan zijn op een meisje. eindtermen nederlands - luisteren 1.8, 1.9 muzische vorming - beeld 1.3, 1.4 muzische vorming - drama 3.3, 3.7 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 wereldoriëntatie - maatschappij sociaal-culturele verschijnselen 4.7, 4.8, 4.12 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2, 1.6 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 groepssamenstelling klassikaal materialenlijst boek ‘Wachten op matroos’, eventueel uitvergrote prenten uit het boek 68 uitbouw methodiek 1 voorlezen van het verhaal . De leerkracht leest het verhaal voor aan de hand van de prenten. 2 nabespreking van het verhaal . De leerkracht vraagt de leerlingen wat ze van het verhaal vonden. . De leerkracht kan de leerlingen vragen stellen om hen te laten aanvoelen of het hier voor hen over vriendschap of over verliefdheid gaat, of het gaat over graag zien als vriend of over graag zien én ook verliefd zijn op. . De leerkracht kan nagaan of de leerlingen vertrouwd zijn met een jongen die verliefd is op een jongen en wat ze daarbij denken en voelen. Ze beslist zelf hoever ze hierin gaat. extra suggesties . De leerkracht kan een brainstorm doen met de leerlingen over wat je voelt als je verliefd bent en als je bevriend bent met iemand. . Het verhaal biedt de leerkracht de mogelijkheid om in te gaan op minder leuke aspecten in relaties : (liefdes)verdriet, gemis, teleurstelling of afscheid. . De leerkracht kan vragen om het verhaal een vervolg te geven. 69 methodiek 8 als ik twee jongens zie… methodiek mondelinge associatie-oefening over holebiseksualiteit doelgroep 10 tot 12 jaar doelstelling methodiek . de leerlingen kunnen hun eigen gedachten, waarden en normen over holebi’s verwoorden. . de leerlingen kunnen naar andere waarden en normen luisteren en zich erin inleven. . de leerlingen verwerven inzicht in het ontstaan van normen en vooroordelen. eindterm nederlands - luisteren 1.8, 1.9 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 wereldoriëntatie - maatschappij culturele verschijnselen 4.7, 4.8, 4.12 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2, 1.6 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 sociale vaardigheden - domein samenwerking 3 groepssamenstelling klassikaal materialenlijst bord met krijt of schrijfbord met stiften, balpennen, papier, werkblad met aan te vullen zinnen (in bijlage) 70 uitbouw methodiek 1 intro van het thema . De leerlingen gaan in een kring zitten. . De leerkracht kondigt een leuk en boeiend gesprek aan. 2 individueel oplossen . De leerlingen krijgen een werkblad (in bijlage) met zinnen die ze aanvullen met wat er in hen opkomt. . De leerlingen vullen de zinnen individueel aan op hun blad. 3 klassikale bespreking . De leerlingen lezen één voor één voor hoe zij de zinnen hebben aangevuld. De andere leerlingen of de leerkracht mogen tijdens deze ronde geen commentaar geven. . De leerkracht zet de antwoorden kernachtig op het bord. . De leerkracht inventariseert hoeveel leerlingen er ongeveer hetzelfde antwoord gegeven hebben. Het antwoord met de hoogste score zet ze apart. Deze antwoorden zijn de zogezegde norm, die besproken zal worden. . De woorden die de ‘norm’ zijn, bespreekt de groep samen: “Waarom hebben jullie dit antwoord gegeven?” De woorden die de norm werden, vergelijkt de groep met de woorden die weinig geantwoord werden (minder voorkwamen). . De leerkracht begeleidt het gesprek. Het is de bedoeling om na te gaan waar de ‘norm’ vandaan komt. De leerlingen verkrijgen inzicht in hun ideeën over holebi’s en diversiteit. 4 evaluatierondje . Iedere leerling zegt kort wat zij uit de oefening geleerd heeft. extra suggesties . De leerkracht kiest zelf hoeveel ze over het holebithema wil vertellen. Ze kan ervoor kiezen in de nabespreking dieper in te gaan op holebiseksualiteit. Enkele suggestievragen: “Wat zou er voor jou veranderen indien je holebi zou zijn?” “Hoe zou je je voelen?” “Denk je dat holebi’s het soms moeilijk hebben? Waarmee?” “Ken je holebi’s? Wie? Wat denk je over hen?” aandachtspunten voor de leerkracht . De leerkracht schept ruimte voor eerlijke antwoorden. De leerlingen zullen ook sociaal wenselijke antwoorden geven, maar dit is niet de bedoeling. . De leerkracht speelt in op weerstanden in de groep. Dit om erover te waken dat kinderen uit een holebigezin of kinderen die zelf holebiseksuele gevoelens hebben, niet gekwetst worden. 71 werkblad “Als ik twee jongens hand in hand zie lopen, dan denk ik ...” ....................................................................... “Als ik twee meisjes hand in hand zie lopen dan denk ik ...” ....................................................................... “Als ik een jongen en een meisje hand in hand zie lopen dan denk ik ...” ....................................................................... “Als ik een zwart meisje met een blanke jongen hand in hand zie lopen dan denk ik ...” ....................................................................... “Als ik een meisje in een rolwagen hand in hand zie met een meisje dat wandelt, denk ik ...” ....................................................................... “Als ik een oude man en een oude vrouw hand in hand zie lopen dan denk ik ...” ....................................................................... “Als ik een hele grote jongen en een heel klein meisje hand in hand zie lopen dan denk ik ...” ....................................................................... 72 73 methodiek 9 mijn levensverhaal methodiek fantaseren aan de hand van zelf gevonden prenten doelgroep 10 tot 12 jaar doelstelling methodiek . de leerlingen brengen holebiseksualiteit op een ludieke manier ter sprake . de leerlingen praten over holebiseksualiteit als evenwaardige levensstijl en gezinsvorm . de leerlingen leren discussiëren en samenwerken . de leerlingen stellen vanzelfsprekendheden over rolpatronen en gezinsvormen in vraag eindterm nederlands - luisteren 1.8, 1.9 muzische vorming - beeld 1.3, 1.4 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.4 wereldoriëntatie - maatschappij sociaal-culturele verschijnselen 4.7, 4.8, 4.12 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2, 1.6 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 sociale vaardigheden - domein samenwerking 3 groepssamenstelling Individueel, in klasverband of in groepen. De klas kan de zoek- en knipoefening samen doen. De verwerking ervan kan zowel klassikaal gebeuren als in kleine of grotere groepen. materialenlijst Veel tijdschriften, scharen en lijm, een grote en brede strook papier aan de muur. Werkbladen: blad waarop de leerlingen hun levensverhaal kunnen noteren (in bijlage) ; evaluatiepapier waarop de leerlingen kunnen schrijven wat ze van de oefening vonden (in bijlage). 74 uitbouw methodiek 1 introductie van het thema . De leerkracht zorgt voor een brede en lange papieren strook aan de muur. Deze hangt niet te hoog, zodat de leerlingen er prenten op kunnen kleven. . De leerkracht vertelt de leerlingen dat zij allemaal enkele prenten moeten zoeken en uitknippen. Voorzie daarvoor zoveel mogelijk verschillende tijdschriften die je op een grote stapel op tafel legt. De leerlingen mogen uitknippen wat ze willen: mensen, dieren, bloemen, voertuigen, … 2 verwerking . Alle leerlingen kleven één gekozen prent op de strook papier. Alle knipsels komen achter elkaar terecht. . De leerkracht zorgt ervoor dat de eerste prenten op de strook twee mannen of twee vrouwen zijn. 3 klassikale bespreking . De leerkracht vertelt de kinderen dat de prenten die ze opgehangen hebben het levensverhaal voorstellen van de twee eerste figuren. . De leerkracht en de leerlingen fantaseren samen een levensverhaal aan de hand van de gekozen prenten. De leerkracht begint het verhaal met: “Er waren eens twee vrouwen verliefd op elkaar” (of 2 mannen). . Vanaf daar fantaseren de leerlingen zelf verder via hun knipsels. Ze doen dit individueel of in groepjes. Ze noteren hun verhaal, of de hoofdlijnen ervan. Als iedereen klaar is, vertellen ze de verhalen aan elkaar. 4 nabespreking . De leerkracht vraagt hoe de leerlingen het verhaal vonden. Wat vonden ze tof, wat vonden ze verrassend of raar? Hier kunnen de leerlingen eerst individueel over nadenken aan de hand van de bijgevoegde evaluatieformulieren. Daarna kan alles klassikaal besproken worden. aandachtspunten voor de leerkracht . De bladen en tijdschriften waaruit de leerlingen mogen knippen, zijn divers. Er staan mensen in afgebeeld van een andere etnische afkomst, prenten waarin rijkdom en armoede zichtbaar zijn, personen met een handicap, holebi’s, senioren, mannen en vrouwen die genderroldoorbrekend afgebeeld worden. . Omdat dit levensverhaal expliciet over holebiseksualiteit gaat, kunnen er heel wat vragen van de leerlingen komen. De leerkracht kan zich hier best op voorbereiden aan de hand van de achtergrondinformatie in het volgende hoofdstuk van deze map. 75 werkblad 1 Mijn levensverhaal ... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ............................................................................ 76 werkblad 2 Wat vond jij van deze oefening? ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... ....................................................................... 77 methodiek 10 ontkracht de vooroordelen methodiek mondeling associatiespel aan de hand van foto’s en teksten doelgroep 10 tot 12 jaar doelstelling methodiek . de leerlingen leren wat een stereotype en een vooroordeel is . de leerlingen praten samen over holebi’s en de vooroordelen die over hen bestaan . de leerlingen verkrijgen inzicht in vooroordelen over holebi’s . de leerlingen leren dat niet alle holebi’s gelijk zijn, maar net heel verschillend . de leerlingen leren hun eigen mening verwoorden over bepaalde thema’s eindterm nederlands - luisteren 1.8, 1.9 wereldoriëntatie - mens ik en mezelf 3.1, 3.2 ik en de ander 3.5 wereldoriëntatie - maatschappij sociaal-culturele verschijnselen 4.7, 4.8, 4.12 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2, 1.4, 1.6 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 groepssamenstelling Het bedenken van de verhalen gebeurt in groepjes en de bespreking klassikaal. materialenlijst Voor iedere groep van leerlingen een 15- tal foto’s van personen. Een 15-tal tekstjes die verwijzen naar de foto’s. De tekstjes omschrijven een persoon. Een voorbeeld van tekstjes vind je in bijlage. 78 uitbouw methodiek 1 intro van het thema . De leerkracht gaat na of de leerlingen weten wat vooroordelen zijn en of ze daarvan enkele voorbeelden kunnen geven. 2 associatie-oefening individueel . De leerkracht verdeelt de leerlingen in groepjes van twee of drie leerlingen. . De leerlingengroepjes krijgen een 15-tal foto’s van personen voorgelegd met evenveel korte tekstjes. Ieder groepje krijgt dezelfde foto’s. . De leerlingen proberen uit te zoeken welke beschrijving bij welke persoon hoort. Ze krijgen ook de bijkomende opdracht na te denken over de redenen waarom ze de tekstjes bij die mensen plaatsten. 3 klassikale bespreking . De groepjes vergelijken hun oplossingen onder begeleiding van de leerkracht. . De leerkracht stelt vragen met als doel de leerlingen te doen inzien waarom ze precies hun keuzes maakten. extra suggesties . De oefening kan vervolgd worden in een stelopdracht over vooroordelen. . De leerlingen doen opzoekwerk over verschillende manieren waarop mensen met vooroordelen te maken krijgen. aandachtspunten voor de leerkracht . De leerkracht hoeft niet te proberen alle clichés of vooroordelen over holebi’s te ontkrachten. Nadruk leggen op de diversiteit binnen de groep van holebi’s is een must. . De leerkracht hoeft geen zware focus te leggen op holebiseksualiteit. Het thema komt geïntegreerd aan bod omdat het af en toe vermeld wordt in de tekstjes. Als leerkracht kies je zelf hoeveel nadruk je erop legt. 79 bijlage: ontkracht de vooroordelen Hieronder vind je enkele omschrijvingen van mensen die wel of geen holebi zijn. Zoek enkele foto’s die bij deze omschrijvingen horen. Je kunt steeds foto’s (ook van bekende mensen) gebruiken in een methodiek, bijvoorbeeld uit tijdschriften. Je mag geen foto’s publiceren zonder toestemming van de getoonde persoon en van de fotograaf. Je kunt op het internet wel websites vinden waar je rechtenvrije foto’s kunt downloaden, bijvoorbeeld op www.bigfoto.com. Onder iedere kader kun je zien over wie het gaat. De leerlingen krijgen uiteraard enkel de kaders en de foto’s aangeboden en proberen beide bij elkaar te passen. Het is leuk om bewust met vooroordelen te spelen als je de foto’s uitzoekt. Je kunt bijvoorbeeld foto’s van ‘vrouwelijk’ ogende mannen toevoegen en die als heteroseksueel benoemen. Zo zet je de leerlingen op het verkeerde been. Waarschijnlijk kennen jullie me wel van de televisie. Ik kondig programma’s aan. Ook schrijf ik liedjes en zing ik. Dat doe ik graag. Ik speel zelf gitaar. Ik ben getrouwd. Yasmine, een bekende lesbische zangeres en presentatrice. Ik ben een vrouw van 32 jaar. Ik ben al een half jaar getrouwd. Mijn dochtertje is 13 maanden oud en ze heet Elze. Ik werk in een plantenwinkel. Iedereen in de buurt kent mijn winkel. Mijn hobby’s zijn foto’s maken van mooie landschappen en op reis gaan. ’s Avonds ben ik meestal heel moe van het werk. Dan kijk ik nog naar een leuke film en ga daarna slapen. Een lesbienne die getrouwd is en een dochtertje heeft. Mijn naam is Erik. Ik ben 40 jaar oud en ik woon alleen. Ik werd op mijn 25ste kapper. Ik heb veel klanten en doe mijn werk graag. Ik werk vaak heel lang. Meestal start ik ’s morgens om 9u en kan ik pas naar huis om 19u. Dat vind ik niet erg. Als ik thuis kom, wacht mijn hond Kristof me op. Feesten doe ik wel graag, maar ik heb er niet veel tijd voor. Op zondag ga ik op bezoek bij mijn familie. Erik is een heteroseksuele man die wel enkele relaties achter de rug heeft maar nu sinds kort weer alleen is. 80 Ik ben Marie. Mijn partner is vorig jaar overleden. Ik doe veel vrijwilligerswerk, vooral bij de dierenbescherming. Ik heb een leuk huis met een grote tuin. Daarin hou ik allerlei dieren zoals geiten, kippen en eenden. Ik heb nooit buitenshuis gewerkt. Mijn partner wel. Ik had genoeg om handen in het huishouden. Ik ga vaak op bezoek bij vriendinnen en familie, dan ben ik nooit alleen. Een heteroseksuele, iets oudere vrouw. Hoi, ik ben Tina en ik deel een huis met enkele goede vriendinnen. Ik ben al even afgestudeerd. Ik zoek momenteel naar werk. Ik ben alleen. Ik ga vaak en graag winkelen met vriendinnen. Vooral kleren en nieuwe schoenen kopen vind ik leuk. Ik ga vaak babysitten bij de buren om wat geld te verdienen. Een heteroseksuele jonge vrouw. Mijn naam is Peter. Ik ben een echt feestbeest! Ik ga graag uit de bol op de dansvloer. Ik vind het enorm plezant om met vrienden af te spreken. Eerst eten we dan iets en daarna gaan we feesten. Ik weet niet wat ik zonder mijn vrienden zou moeten doen. Ik kleed me graag goed en soms ook opvallend. Ik vind van mezelf dat ik redelijk goed kan dansen. Mijn vrienden zeggen dat toch. Een jonge homo. Ik ben een man die veel op televisie komt. Ik kan heel goed zingen. Soms zie je me ook in televisieshows of praatprogramma’s. Ik heb meegespeeld in Samson. Koen Krucke, een bekende homoseksuele zanger. Hij speelde de rol van Alberto de kapper in Samson. Hallo, mijn naam is Bruno en ik ben 38. Ik ben erg sportief. Elke week ga ik fitnessen en meestal ga ik meerdere keren per week zwemmen. Ik woon al 9 jaar samen. Ik heb twee grote zonen: Jan is 15 en Simon 12. Bruno is een homo die vroeger getrouwd was met een vrouw en samen met haar twee kinderen heeft. Nu heeft hij een relatie met een man en voeden ze samen de twee kinderen op. 81 Ik ben Joris. Ik voel me niet zo goed op school. Ik volg Latijn-Wiskunde in het vijfde jaar. Ik zit veel te piekeren. Ik zou liever de hele dag thuisblijven en naar muziek luisteren. Ik vind dat we veel te veel huiswerk krijgen. Eigenlijk zijn de meeste lessen saai. Thuis is het ook niet altijd plezant. Ik hoop dat ik snel alleen kan wonen en een eigen huis kan hebben. Een heteroseksuele jongen. Ik heb al lange tijd een relatie. Ik ben een grote, struise kerel van 46 jaar. Mijn motor is mijn leven. Ik hou ervan om, als het mooi weer is, lange ritten te maken in België of in het buitenland. Soms doe ik dat alleen, soms gaat mijn partner mee achterop. Ik hou van de snelheid, de vrijheid ... Het merendeel van mijn vrienden heeft dezelfde interesses als ik. Sommige vrienden hebben ook zelf een motor. Mijn andere hobby’s zijn film, muziek, op café gaan en luieren. Een heteroseksuele man. 82 83 methodiek 11 forumlezen over verschillende onderwerpen methodiek groepswerk en panelgesprek met vragen van medeleerlingen doelgroep 10 tot 12 jaar doelstelling methodiek . de leerlingen leren zich zelfstandig te documenteren over een bepaald onderwerp. . de leerlingen leren om in kleine groepjes te werken aan een korte lezing. . de leerlingen leren om een lezing te brengen voor de klas en daarna te antwoorden op vragen van medeleerlingen. . de leerlingen leren over thema’s als relaties, discriminatie, (holebi)seksualiteit en verliefdheid. eindterm nederlands - luisteren 1.8, 1.9 nederlands - spreken 2.3, 2.5, 2.6, 2.7, 2.9, 2.10 nederlands - lezen 3.4, 3.5 nederlands - taalbeschouwing 6.2, 6.3, 6.5 wereldoriëntatie - maatschappij sociaal-culturele verschijnselen 4.7, 4.8, 4.12 leren leren 2, 3, 5 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.2, 1.4, 1.6 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 sociale vaardigheden - domein samenwerking 3 groepssamenstelling Een deskundig panel van vier tot vijf leerlingen en een luisterend publiek. De voorbereiding gebeurt in groepjes. materialenlijst Een werkblad met vragen over de verschillende thema’s en met referenties die aangeven waar bruikbare info kan gevonden worden (een eerste aanzet in bijlage). Knipselmappen met info, internetadressen … 84 uitbouw methodiek 1 intro van het thema . De leerkracht legt de opdracht uit aan de leerlingen. . De leerlingen zoeken in kleine groepjes informatie op over één specifiek thema. Ook de leerkracht reikt materiaal aan. Ze krijgen even de tijd om zich voor te bereiden. Er kan aan de voorbereidingen gewerkt worden tijdens de pauzes. De leerkracht is dan bereikbaar en kan aanwijzingen en suggesties geven. Daarna brengen ze een uiteenzetting over het thema voor de klas. De medeleerlingen kunnen na de uiteenzetting bijkomende vragen stellen. 2 verdelen van de thema’s en voorbereiden . De leerkracht verdeelt de klas in groepjes van vier tot vijf leerlingen. De leerkracht verdeelt de thema’s over de groepjes en spreekt data af waarop elk van de groepjes de lezing komt geven voor de klas. . De thema’s waarover de groepjes in de klas een lezing geven zijn: verliefdheid, het gezin, discriminatie, het huwelijk, jongens en meisjes. . De leerkracht verdeelt de kant-en-klare info over de verschillende onderwerpen onder de groepjes. Zij maakt duidelijk dat de leerlingen extra info kunnen opzoeken via internet of in de schoolbibliotheek. 3 forumlezen met vragen van de leerlingen . Op de afgesproken data geven de leerlingen hun voorstelling over hun onderwerp. Ze zitten hiervoor vooraan in de klas, als een deskundig panel. . Na de lezing mogen de medeleerlingen vragen stellen aan de leerlingen vooraan. . De leerlingen in het panel vooraan antwoorden op de vragen. 4 nabespreking . De leerlingen en het panel vertellen wat zij bijgeleerd hebben na de forumlezing. extra suggesties . In het kader van het thema verliefdheid en seksualiteit kan de leerkracht het gedicht ‘Bij en bij’ van Ted Van Lieshout (in bijlage) gebruiken om het samen met de leerlingen te bespreken of uit te beelden. aandachtspunten voor de leerkracht . Voor de verschillende onderwerpen is steeds een link te leggen met het holebithema. De leerkracht zorgt ervoor dat het holebithema geïntegreerd is in het geheel. ‘Verliefdheid’ kan gaan over de fysieke gevolgen van verliefd zijn, over jongens die vertellen over de meisjes waarop zij verliefd zijn én over meisjes die vertellen over verliefd worden op meisjes. Het thema ‘discriminatie’ kan gaan over discriminatie op basis van een andere huidskleur, geloof, leeftijd, seksuele identiteit, fysieke of mentale handicap,… Het komt erop aan het holebi- thema aan te bieden tussen andere invalshoeken. Het gaat hier dus niet om een specifieke oefening over holebi’s, omdat dit onderwerp naast de andere onderwerpen aangeboden wordt. 85 bijlage: forumlezen over verschillende onderwerpen suggesties voor begeleidende vragen per thema De leerkracht kan de onderstaande vragen voorleggen aan de leerlingen om het voorbreiden gemakkelijker te maken. verliefdheid Wat gebeurt er met je lichaam als je verliefd bent? Wat voel je lichamelijk? Wat kan het moeilijk maken om te zeggen dat je verliefd bent op iemand? Kan verliefdheid soms verboden zijn? In welke gevallen? Op welke leeftijd worden de meeste mensen voor het eerst verliefd? het gezin Wat is een gezin? Hoe ziet dat eruit? Welke soorten gezinnen bestaan er allemaal? Zijn gezinnen in alle culturen even belangrijk? discriminatie Wat is discriminatie? Kun je dat omschrijven? Wat kan je doen als je met discriminatie te maken krijgt? Om welke redenen worden mensen gediscrimineerd? Kan je voorbeelden geven uit het verleden waarin mensen erg gediscrimineerd werden? het huwelijk Is een huwelijk in alle culturen en in alle landen hetzelfde? Wat verandert er als je getrouwd bent? Mogen alleen mannen met vrouwen trouwen? Is dit overal zo? Kunnen alleen mensen die gelovig zijn trouwen? jongens en meisjes Zijn meisjes gevoeliger dan jongens? Kunnen alleen vrouwen het huishouden doen? Kiezen jongens en meisjes dezelfde beroepen? Wat zijn de grootste lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes? 86 suggesties voor opzoekwerk over de verschillende thema’s In de databanken van Kleur Bekennen, Cocosnet en de Week van de Diversiteit vind je spelen, literatuur en methodieken terug over verschillende thema’s: interculturaliteit, discriminatie, racisme, wereldburgerschap, holebi’s ... . www.cocosnet.be . www.kleurbekennen.be . www.weekvandediversiteit.be Voor informatie over verliefdheid, relaties en (holebi)seksualiteit kun je terecht bij Sensoa, Jeugd en Seksualiteit en de Holebifederatie. . www.sensoa.be > klink ook op documentatiecentrum. . www.jeugdenseksualiteit.be . www.holebifederatie.be De website van Wel Jong Niet Hetero biedt heel wat info over de leefwereld van holebi-jongeren. De site is heel toegankelijk. . www.wjnh.be Neem voor informatie over etnisch- culturele minderheden, interculturaliteit of racisme eens een kijkje op de websites van het Steunpunt voor allochtone meisjes en vrouwen, Scholen zonder Racisme of het Steunpunt Intercultureel Onderwijs. Info over discriminatie van mensen met een handicap vind je bij GRIP. . www.samv.be . www.schoolzonderracisme.be . www.steunpuntico.be . www.gripvzw.be De website van Klasse bevat enkele toegankelijke dossiers over verschillende thema’s. Ook bij de Kinderen Jongerentelefoon komen onderwerpen als verliefdheid uitgebreid aan bod. . www.klasse.be . www.kjt.org Voor specifieke info over het holebihuwelijk of holebi- ouderschap, kijk op de site van de Holebifederatie. In het holebimagazine ZiZo kun je toffe foto’s vinden en artikels over uiteenlopende onderwerpen die met holebi’s te maken hebben. Veel artikels kun je on-line raadplegen. ‘Alles over gay’ is een heel duidelijke website die alle vragen over holebiseksualiteit voor je oplost. . www.holebifederatie.be > klik op ‘dossiers’ en dan op ‘beleid’. . www.zizo-magazine.be . www.allesovergay.nl 87 gedicht: bij en bij een gedicht van Ted van Lieshout Ik weet het wel, het izz bekend, van bloemetjezz en bijtjezz en dat zzoietzz ook voorkomt bij de kerelzz en de meidjezz en dat alzz zzij dan zzamenzzijn, gezzellig met zzijn beidjezz, het zzaadje van de een zzoekt naar de andere haar eitjezz. En alzz dat lukt bij vrouw en man, dan komt er duzz een kindje van. Zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz. Maar wat alzz je een bloem bent en je houdt niet zzo van bijen, alleen van bloemetjezz die met je bloeien in de wei en zzo heerlijk naazzt je geuren, en je kunt er maar niet bij en nooit kun je een keer alzz man en vrouw tezzamen vrijen? Dan komt daar nooit een kindje van, maar houden van elkaar, dat kan. Zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz. En wat alzz je een bij bent en je valt niet zzo op bloemen, terwijl je van een and’re bij juizzt wel tevree gaat zzoemen? Moet je dan maar die liefde voor die andere bij verbloemen, of moet een bij die bij een bij wil zzijn die bij benoemen? Van: lieveling, ik houd van jou! Van bij tot bij, van vrouw tot vrouw. Zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz. 88 89 eindtermen gebruikte eindtermen Hier vind je alle eindtermen terug die op de methodieken van toepassing zijn. In deze rubriek schrijven we ze volledig uit. In de methodieken zelf staan ze slechts kort vermeld. Aan de hand van de nummering kan je ze hier snel terugvinden. Meer uitleg over eindtermen vind je op www.ond.vlaanderen.be/dvo. Voor de eindtermen voor het gewoon lager onderwijs is deze publicatie van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling erg handig: Ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Informatiemap voor de onderwijspraktijk - Gewoon basisonderwijs, 200112 . Eindtermen Nederlands. 1 nederlands - luisteren . De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in: 1.8 een discussie met bekende leeftijdgenoten 1.9 een gesprek met bekende leeftijdgenoten 2 nederlands - spreken . De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.3 . over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht verslag uitbrengen De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden 2.6 van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten 2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten . De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen 2.9* in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen. 2.10 tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten naar voren brengen. 3 nederlands - lezen . De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie ordenen die voorkomt in: 3.4 voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten 3.5 voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën 6 nederlands - taalbeschouwing 6.2* 90 De leerlingen zijn bereid te reflecteren over gebruikte luister-, spreek-, lees- en schrijfstrategieën. 6.3* De leerlingen zijn bereid om vanuit een concrete context te reflecteren over de volgende aspecten van taal: 6.5* . klankniveau, . woordniveau (woordvorming), . zinsniveau (woordvolgorde), . tekstniveau (eenvoudige structuren). De leerlingen zijn bereid om te reflecteren over taal en over taalgebruik. Eindtermen Muzische Vorming. 1 muzische vorming - beeld De leerlingen kunnen: 1.3 beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan, 1.4* plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend is vormgegeven. 3 muzische vorming - drama De leerlingen kunnen: 3.3 geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven, 3.5 ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën uiten in spel, 3.7 genieten van, praten over en kritisch staan tegenover het eigen spel en dat van anderen, de keuze van spelvormen, onderwerpen, de beleving. 6 muzische vorming - attitudes De leerlingen kunnen: 6.3* genieten van het muzisch handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen, 6.4* vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen, 6.5* respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen. Eindtermen Wereldoriëntatie. 3 wereldoriëntatie - mens . Ik en mezelf De leerlingen: 3.1* drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit. 12 Te bestellen bij de Dienst Publicaties van het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap. www.ond.vlaanderen.be/publicaties. 91 3.2 kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatiegebonden zijn. . Ik en de ander De leerlingen: 3.4 kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen. . Ik en de anderen: in groep De leerlingen: 3.7* hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden. 4 wereldoriëntatie - maatschappij . Sociaal-culturele verschijnselen De leerlingen 4.7* kunnen er in hun omgang met leeftijdgenoten op discrete wijze rekening mee houden dat niet alle kinderen in hetzelfde type gezin wonen als zijzelf. 4.8 kunnen illustreren dat verschillende sociale en culturele groepen verschillende waarden en normen bezitten. 4.12 zien in dat racisme vaak gebaseerd is op onbekendheid met en vrees voor het vreemde. Vakoverschrijdende eindtermen leren leren. 2 De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken. 3 De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken. 4 De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen. 5 De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding: . hun lessen, taken en opdrachten plannen en organiseren, . hun eigen leerproces controleren en bijsturen. Vakoverschrijdende eindtermen sociale vaardigheden. 1 sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 92 1.2 De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen. 1.4 De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen. 1.6 De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren. 2 sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven. 3 sociale vaardigheden - domein samenwerking 3 De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine. 93 94 voor wie meer wil weten ... 95 voor wie meer wil weten ... Holebiseksualiteit Het aanvaardingsproces van holebi’s Seksualiteit Sekse en gender: meisjes- en jongensrollen Het holebihuwelijk Kinderwens Discriminatie Het is handig om wat achtergrondkennis te hebben over holebiseksualiteit. We stelden enkele dossiertjes op over onderwerpen in verband met holebi’s. Op die manier kan je gemakkelijk het onderwerp opzoeken waar je iets meer over wil weten. Als je wetenschappelijke, meer uitgebreide informatie wenst, kan je contact opnemen met de Holebifederatie. holebiseksualiteit Wat betekent de term holebi? De term holebi is de afkorting van drie woorden, namelijk homo, lesbisch en bi (of biseksueel). Men gebruikt deze term omdat op die manier niemand vergeten wordt. In wezen draait holebiseksualiteit om verliefdheid. Holebiseksueel zijn betekent dat je verliefd wordt op iemand van hetzelfde geslacht, dat je een holebiseksuele oriëntatie hebt. Jongens die verliefd worden op jongens zijn homo. Meisjes die verliefd worden op meisjes zijn lesbisch. Mensen die zowel verliefd kunnen worden op een jongen als op een meisje, zijn biseksueel. Wat is biseksualiteit? Sommige bi’s hebben tegelijkertijd een relatie met een jongen en een meisje. Toch zijn de meeste relaties van bi’s monogaam. Dat wil zeggen dat ze één partner hebben. Dit kan een man of een vrouw zijn. Hoe weet je dat je homo, lesbisch of bi bent? De meeste jongens of meisjes worden wel eens verliefd. Verliefd zijn is voor holebi’s eigenlijk net hetzelfde als bij hetero’s. Holebi’s worden verliefd op iemand van hetzelfde geslacht. Ze willen voortdurend bij die persoon zijn, willen die aanraken, voelen kriebels in de buik ... Wanneer jongeren ontdekken dat ze holebi zijn, is dat vaak heel verwarrend, omdat zij soms niemand kennen in de naaste omgeving die ook zo is. Dat brengt vaak een gevoel van eenzaamheid en paniek teweeg. Sommige jongeren durven er niet voor uitkomen dat ze verliefd worden op iemand van hetzelfde geslacht en dat ze holebi zijn. Daarom verbergen ze hun gevoelens en schamen ze zich ervoor. Waar kunnen holebi-jongeren terecht? Er bestaan heel wat organisaties waar holebi’s elkaar ontmoeten. Zo zijn er bijvoorbeeld holebi-jongerengroepen. Net zoals bij de Chiro of de Scouts, komen de jongeren regelmatig samen om spelletjes te spelen, 96 samen naar een film te kijken, te praten over een bepaald onderwerp of samen naar een fuif te gaan. Jongeren die willen praten over holebiseksualiteit kunnen naar een holebivereniging gaan. De meeste jongeren die in een holebivereniging zitten, zijn zelf holebi. Naast verenigingen zijn er ook holebifuiven. Daar kunnen holebi’s anderen leren kennen. Er is zelfs een speciale min-19 werking waar jongeren tot 19 jaar terecht kunnen. Daarnaast kan je ook via het internet chatten en op die manier andere holebi’s leren kennen. Lid zijn van een holebivereniging betekent natuurlijk niet dat je je niet meer aan kan sluiten bij andere verenigingen of jeugdgroepen die zich niet direct tot holebi’s richten. Sommige holebi’s voelen zich niet door holebi-initiatieven aangesproken en gaan er dan ook nooit heen. Is holebiseksualiteit natuurlijk? Holebi’s die gelukkig zijn met hun seksualiteit, zeggen dat het goed voelt om relaties te hebben met iemand van hetzelfde geslacht, terwijl het voor hen raar lijkt om samen te zijn met iemand van het andere geslacht. Men gebruikt wel eens het argument dat holebiseksuele seks onnatuurlijk zou zijn omdat die niet op de voortplanting gericht is. Maar dan kun je zeggen dat heteroseksuele koppels die aan geboorteplanning en contraceptie doen of onvruchtbaar zijn, zich ook onnatuurlijk gedragen. Holebiseksualiteit is heel gewoon. Mensen zeggen wel eens: “holebi’s zijn onnatuurlijk, dat kan toch niet goed zijn.” Eigenlijk gebruiken zij het woord ‘onnatuurlijk’ om iets aan te duiden wat zij niet goed begrijpen. Holebiseksualiteit gaat om verliefd worden en je leven willen delen met iemand die toevallig hetzelfde geslacht heeft als jij. Daar is op zich niets tegennatuurlijks aan. Het bestempelen van holebiseksualiteit als ‘onnatuurlijk’ duidt erop dat holebiseksualiteit iets is dat afwijkt van de norm. Soms hebben mensen moeite met dingen die niet zo zichtbaar zijn, die anders zijn dan het meest voorkomende. Deze benoemen als onnatuurlijk is één manier om hiermee om te gaan. Is holebiseksualiteit erfelijk? Als holebiseksualiteit erfelijk zou zijn, dan zouden alle ouders en kinderen van holebi’s ook holebiseksueel zijn. Holebiseksualiteit is dus niet erfelijk. Waarom de ene heteroseksueel en de andere homo- of biseksueel is, weet men niet. Biologen gaan er vaak van uit dat de seksuele oriëntatie bij de geboorte vastligt. Ze veronderstellen verbanden tussen erfelijkheid en biologische factoren tijdens de ontwikkeling van de foetus in de baarmoeder. Ook veel holebi’s menen dat ze zó geboren zijn. Anderzijds vinden veel holebi’s de vraag waarom ze zó zijn weinig relevant. Iemand die zichzelf als heteroseksueel definieert, vraagt zich toch ook niet af waarom? Holebi’s hoeven geen verantwoording te zoeken of af te leggen voor hun seksuele identiteit. Iedereen heeft het recht om te zijn wie men is. Is holebiseksualiteit aangeleerd? Wie ervan uitgaat dat holebiseksualiteit aangeleerd is, kan denken dat je het weer zou kunnen afleren. Dat is een misvatting. Holebiseksualiteit kan je helemaal niet aan- of afleren. Vaak ontstaat deze misvatting door een angstreactie van mensen die holebiseksualiteit moeilijk kunnen aanvaarden. Ze willen een oplossing zoeken voor iets wat niet eens een probleem hoeft te zijn. Güler (21 jaar): ‘Of ik als lesbienne ben geboren weet ik niet, maar ik weet wel dat ik mijn holebiseksualiteit niet heb aangeleerd. Ik ben streng-islamitisch opgevoed en ik zou wel gek zijn om uit vrije wil een weg van 97 zonde en verwarring in te slaan.’13 Hoeveel holebi’s zijn er? Het is moeilijk te zeggen hoeveel holebi’s er in België zijn. Niet alle holebi’s komen er immers voor uit dat ze holebi zijn. Verschillende internationale onderzoeken spreken van 5 tot 10%. Dat is behoorlijk veel. In elke klas, bus, bedrijf of familie is er dus ministens één holebi. 20% van de bevolking heeft rechtstreeks te maken met holebiseksualiteit, doordat iemand in hun directe omgeving homo, lesbisch of bi is. Komt holebiseksualiteit meer voor dan vroeger? Holebiseksualiteit komt niet meer voor dan vroeger, maar tegenwoordig durven meer mensen laten zien dat ze holebiseksueel zijn. Onze maatschappij staat meer open voor diverse levensstijlen, waaronder holebiseksualiteit. Daardoor kan het soms lijken (bijvoorbeeld door invloeden van de media) alsof het aantal holebiseksuele mensen toeneemt, maar dat is niet zo. het aanvaardingsproces van holebi’s Er staat geen leeftijd op holebiseksualiteit. Je kan immers op elke leeftijd verliefd worden. De ene persoon ontdekt vroeg dat ze holebi is. De ander is misschien al veertig jaar en ontdekt dan pas gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht. Sommige jongeren voelen heel vroeg dat ze ‘anders’ zijn dan hun leeftijdgenoten. In de puberteit (12 tot 18 jaar) ontwikkelen de meeste jongeren hun seksuele gevoelens. Het betekent niet dat je holebi bent als je tijdens je puberteit ooit verliefd was op iemand van hetzelfde geslacht. Het is heel normaal om verliefd te worden. Sommige jongeren maken een holebiseksuele fase door in hun puberteit. Voor andere jongeren is het geen fase. Ze blijven verliefd worden op iemand van hetzelfde geslacht. Die jongeren ontwikkelen een holebiseksuele identiteit. Melissah: “Toen ik twaalf was, kende ik op internaat een meisje dat lesbisch was. Ik vond ze knap. Ik was toen al zeker van mezelf. Ik wilde wel iets met haar proberen. Nadat ik haar via een goed uitgedokterd plan tot bij mij thuis had gekregen, vertelde ik dat ik verliefd was op haar. We zijn toen iets met elkaar begonnen. Maar op internaat lag dat heel moeilijk. De opvoeders bekeken ons als raar en te jong. De andere internen daarentegen niet. Gingen we op kamp, dan zorgden de opvoeders ervoor dat we ver van elkaar sliepen zodat we toch maar niet zouden prutsen. We hebben echt moeten vechten voor onze relatie. Ik zeg altijd aan mensen die praten over ‘te jong’ dat er op liefde geen leeftijd staat.”14 Kunnen hetero’s holebi worden? Het kan dat sommige mensen pas laat ontdekken dat ze ook gevoelens hebben voor iemand van hetzelfde geslacht. Voordien hadden deze mensen heteroseksuele gevoelens en eventueel heteroseksuele relaties. De holebiseksuele gevoelens waren misschien al de hele tijd aanwezig, maar tot die eerste verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht was men er zich niet van bewust. Wat betekent coming-out? Coming-out betekent ervoor uitkomen dat je homo, lesbisch of biseksueel bent. Een andere omschrijving 98 voor coming-out is ‘uit de kast komen’. Je vertelt dan aan je ouders, vrienden en omgeving dat je verliefd wordt op iemand van hetzelfde geslacht. Hoe reageren ouders op de coming-out van hun kind? Elke ouder reageert op haar eigen manier op de coming-out van haar kind. Sommige ouders worden boos, voelen zich gekwetst, zijn verdrietig, voelen zich schuldig of denken dat zij de oorzaak zijn. De meeste ouders hebben wat tijd nodig om die gevoelens te verwerken. Sommige ouders aanvaarden de holebiseksualiteit van hun kind nooit. Vaak hebben vaders (27%) het moeilijker dan moeders (13%).15 Een eerste fase in de aanvaarding kan zijn: ongeloof en schok. In de volgende fase hopen ouders dat het een voorbijgaande fase is. Ze hebben het gevoel gefaald te hebben en voelen zich vaak schuldig. In een derde fase steekt woede en boosheid de kop op. Ook de holebiseksualiteit van zoon of dochter negeren is een logische fase. Uiteindelijk beseffen ouders dat hun kind anders is dan zij, maar in wezen nog steeds dezelfde persoon en aanvaarden zij haar geaardheid. “Toen Jo ons verteld had dat hij homo was, stortte een wereld voor ons in. Alles wat we ooit gehoord hadden over homo’s was negatief, gekleurd, vol clichés. En Jo was niet zo. Hij was nog steeds onze zoon, een fijne jongen, dezelfde jongen als daarvoor. We waren bang. Bang voor aids, bang dat Jo in slechte milieus zou terechtkomen, dat hij gediscrimineerd zou worden, geen job zou vinden. Hij zou ongelukkig worden, dachten we, onze zoon had geen toekomst meer… Tot we meer zijn gaan praten met hem. We leerden zijn vrienden kennen en we ontdekten dat Jo al met veel mensen gepraat had en dat hij overal werd aanvaard zoals hij was. Niet als homo, maar gewoon als Jo. Zo zijn we stilaan tot andere inzichten gekomen. Er was immers niets ernstigs aan de hand. Hij had alle troeven in handen om een fijne toekomst op te bouwen… Het waren wij die overal problemen zagen waar er eigenlijk geen waren ...”16 Hoe en wanneer vertellen mensen dat ze holebi zijn? Als je holebi bent, kies je er zelf voor wanneer je dit vertelt. Sommige holebi’s zijn zo bang voor negatieve reacties van hun omgeving, hun werkgever of familie, dat ze er nooit openlijk voor uitkomen. Ze kiezen ervoor om niets te zeggen en een dubbelleven te leiden. Soms zijn ze bang om hun job te verliezen of vrezen ze teveel negatieve reacties te krijgen. Soms vinden holebi’s het belangrijk dat anderen weten dat ze holebi zijn, bijvoorbeeld omdat ze een einde willen maken aan de geheimdoenerij, omdat ze de nood voelen open te zijn of omdat ze er blij mee zijn en dit willen delen. Als je aan anderen kenbaar maakt dat je holebi bent, doe je je ‘coming-out’. Als anderen in jouw plaats zeggen dat jij holebi bent, word je ‘ge-out’. Mensen doen hun coming-out op verschillende leeftijden, wanneer ze er zelf klaar voor zijn. Sommigen doen het nooit. Coming-out is iets wat je als holebi je hele leven moet blijven doen. Steeds weer gaan mensen ervan uit dat je hetero bent, dus steeds opnieuw moet je zeggen: “ik ben holebi”. 13 Imad el Kaka en Hatice Kursun (2002). Mijn geloof en mijn geluk, islamitische meiden en jongens over hun homoseksuele gevoelens, p.89. 14 ZiZo, holebi-benjamins, 8ste jaargang, nr.47, juli/augustus 2001. 15 Graag zien, een brochure voor ouders van homo’s, lesbiennes en bi’s, Gelijke Kansen, Brussel, feb 2003. 16 Graag zien, een brochure voor ouders van homo’s, lesbiennes en bi’s, Gelijke Kansen, Brussel, feb 2003. 99 Hoe zien holebi’s eruit? Er bestaan holebi’s in verschillende maten en gewichten, net zoals hetero’s. Sommige homo’s vallen meer op omdat ze graag experimenteren met rollen. Sommige homo’s vinden het bijvoorbeeld leuk om ‘verwijfd’ te doen, maar anderen doen dat helemaal niet. Sommige lesbiennes doen graag stoer, maar anderen zijn net heel vrouwelijk. De groepsnorm speelt vaak een belangrijke rol. Als je iets doet wat niet hoort volgens de groep, dan valt dat des te sterker op. seksualiteit Zijn kinderen wel begaan met seksualiteit? Kinderseksualiteit staat tussen kleuterseksualiteit en de puberteit als seksueel gegeven. Het ligt ertussen: het is meer dan het ontdekken van het eigen lichaam zoals kleuters doen en het is nog niet het seksuele gedrag van pubers zoals knuffelen, zoenen, tongzoenen, strelen onder de T-shirt, vingeren,… De nieuwsgierigheid van de kleuter verandert bij het lagereschoolkind in weetgierigheid. Naast vragen over het voorplantingsverhaal komen er nieuwe vragen bij over verliefd worden en vrijen. Typisch voor deze leeftijd is dat het praten over seksualiteit gepaard gaat met gegniffel en gegiechel. Het kind is nog steeds te jong om volwassen seksualiteit te begrijpen en het besluit ‘dat ze het maar iets vies vindt!’. Ze willen bijvoorbeeld wel weten wat tongzoenen is, maar als je het hen uitlegt, vinden ze het een onbegrijpelijke en onsmakelijke praktijk. Dit geldt zowel voor het begrijpen van homo-, hetero- als biseksualiteit. Is het nodig om met kinderen over holebiseksualiteit te spreken? Je kan hen zeker leren met evenveel respect te kijken naar holebiseksuele relaties als naar elke andere relatie. Je kan hen uitleggen dat in een holebiseksuele relatie twee mensen van hetzelfde geslacht zich tot elkaar aangetrokken voelen. Dat jongens op jongens verliefd kunnen worden en meisjes op meisjes en dat zij ook seksueel contact met elkaar kunnen hebben. In principe zijn veel dingen hetzelfde als bij een heteroseksuele relatie: er wordt gekust, gestreeld, hand in hand gelopen en gevrijd. Als ze verder doorvragen hoe dit dan werkt, is het meestal niet nodig dit heel gedetailleerd uit te leggen. Dit wordt ook niet gedaan als het over man-vrouwcontact gaat. Het grote verschil is dat het soms wat comfortabeler voelt omdat hier onmiddellijk het voorplantingsverhaal kan bij verteld worden. Het lijkt wel alsof we bij de holebi-contacten directer geconfronteerd worden met het lustaspect van de seksualiteit. We kunnen ons dan afvragen of het niet allemaal eenvoudiger zou zijn als we het genot, het verlangen, de lust ook bij de heteroseksuele contacten ter sprake brengen. Als we vertellen dat man en vrouw vooral met elkaar vrijen omdat ze dit leuk vinden en elkaar graag verwennen en niet alleen om een kindje te maken, dan wordt het toch veel verstaanbaarder dat twee vrouwen of twee mannen met elkaar vrijen. Eigenlijk komt het erop aan de boodschap te geven dat holebi’s dezelfde gevoelens, dus ook seksuele gevoelens hebben als hetero’s17 . 100 sekse en gender: meisjes- en jongensrollen Baby’s worden doorgaans geboren met een bepaalde sekse: ze hebben mannelijke of vrouwelijke geslachtsorganen. Sekse verwijst dus naar het biologische geslacht. Aan deze sekse koppelen mensen nog steeds bepaalde verwachtingen. Men veronderstelt dat meisjes verzorgend en lief zijn en van rustige activiteiten houden. Jongens zouden zich daarentegen beter voelen in ruige, snelle sporten en spelen. Ze zouden bijvoorbeeld ook meer op competitie gericht en meer rationeel zijn, terwijl vrouwen overwegend emotioneel zouden functioneren. Deze verwachtingen en ideeën over ‘mannelijkheid’ en vrouwelijkheid’ noemen we gender. Het gaat dus om verschillen in gedrag tussen jongens en meisjes. Deze zijn niet louter natuurlijk, maar eerder cultureel en maatschappelijk geconstrueerd18 . Hoe men dit invult is bovendien situatie- en tijdsgebonden. Genderrollen zijn rolpatronen die men als typisch beschouwt voor mannen en vrouwen op een bepaalde plaats in een bepaalde tijd. Het feit dat zorg voor kinderen vandaag vaak nog toegeschreven wordt aan vrouwen en het verdienen van geld aan mannen, is daarvan een voorbeeld. Gaan holebi’s anders om met mannelijkheid en vrouwelijkheid? Aan de meeste homo’s kan je niet zien dat ze holebiseksueel zijn. Ze zien eruit zoals jij en ik. De homo’s die zich zogezegd vrouwelijk gedragen vallen wel op. Daarom denken mensen dat homo’s altijd vrouwelijk zijn of zich verwijfd gedragen. Hetzelfde geldt voor lesbiennes die er ietwat mannelijk uitzien en zich stoer gedragen. Holebi’s experimenteren wel meer met genderrollen. Hun rolgedrag ligt niet zo vast, omdat ze niet passen in de rolverdeling die in de maatschappij algemeen geldt. Wat mensen beschouwen als mannelijk of vrouwelijk heeft vooral te maken met normen die bij de opvoeding ‘met de paplepel’ worden meegegeven. Zo zeggen sommige mensen dat jongens niet mogen huilen, omdat dat dat meisjesachtig zou zijn. Toch hebben jongens evenveel recht om te huilen als ze zich gekwetst voelen. Je hoort wel eens dat het ‘ongepast’ is dat een meisje brutaal is en het hoge woord voert, terwijl mensen daar bij jongens minder aanstoot aan nemen. Een jongen die met poppen speelt of een meisje dat voetbalt: is dat wel normaal? Het is heel normaal dat jonge kleuters in hun spel volop experimenteren met rollen, met wat typisch vrouwelijk of typisch mannelijk is. Vanaf drie jaar zouden kinderen genderrollen beginnen te veralgemenen. Vanaf ongeveer vijf jaar worden ze zich bewust van welk gedrag conform is aan traditioneel rolgedrag en welk niet. Vanaf dan zouden zij ook afwijkend rolgedrag gaan afkeuren. Kleuters experimenteren met rollen omdat ze voor zichzelf willen ervaren wat het betekent om al dan niet tot een bepaalde groep te behoren (bijvoorbeeld de groep van jongens en van meisjes).19 Er is dan ook geen enkele reden om kinderen die gedrag stellen dat niet bij hun sekse zou horen, te bestraffen. Kinderen hebben het recht met rolgedrag te experimenteren en er vrije keuzes in te maken. 17 Dirk Musschoot (2003). Is zoenen ook seks? Vragen van en voor kinderen over seks, Clavis, Amsterdam-Hasselt. Hilde Seymus (2003). Seksualiteit op kindermaat. Rep en Roer, Jeugd en Seksualiteit 17, Mechelen. 18 http://www.rosadoc.be/site/nieuw/start.htm 19 Vandenbroeck Michel (1999)., De blik van de Yeti. Over het opvoeden van jonge kinderen tot zelfbewustzijn en verbondenheid, Uitgeverij SWP Utrecht, 1999, p. 47- 48 101 Hoe ontstaan genderrollen voor jongens en meisjes? Alle mensen worden gesocialiseerd: ze leren bepaalde normen en waarden in de omgeving waar ze opgroeien. Een mogelijke definitie van socialisatie kan zijn: “Het hele proces waarbij we leren een deel van deze maatschappij te zijn, waarin we ons de waarden en normen en gebruiken van die maatschappij eigen maken tot ze een deel geworden zijn van onze persoonlijkheid. Een groot deel van dat socialisatieproces is de socialisatie tot man of vrouw. Socialisatie is dus een breder begrip dan opvoeding, want het omvat meer dan de bewuste pogingen van ouders of leerkrachten om kinderen manieren te leren of te leren praten. Ook onbewuste invloeden zijn er een deel van: het voorbeeld dat de ouders geven, de verwachtingen die leerkrachten hebben,… Verder horen er ook zaken bij die niet bedoeld zijn om ons op te voeden: de beelden die de media verspreiden, de inhoud van onze taal, de machtsverhoudingen die we om ons heen zien20 .” Deze socialisatie begint al heel vroeg. Ook normen en waarden over mannen en vrouwen horen daarbij. Dit kan erg subtiel gebeuren. Meisjes leren bijvoorbeeld dat ze goed zijn in het verzorgen van anderen, doordat ze enkel poppen, serviesjes of verpleegsetjes krijgen om mee te spelen, of doordat ze enkel typische meisjeskleding en -accessoires dragen. Jongens leren al snel dat ze stoer moeten zijn, omdat ze niet mogen huilen als ze zich pijn doen (“Je lijkt wel een meisje”). Ze leren dat ze hard, luid en volhardend moeten zijn. Ouders geven hen voetballen, speelgoedgeweren, auto’s, kranen en werktuigen. Eigenlijk leggen ouders op deze manier seksegebonden belemmeringen op aan het kind. Het kind heeft niet volledig de vrijheid om zelf een rol te kiezen, omdat de keuzemogelijkheden beperkt zijn. “Vadertje en moedertje spelen heeft te maken met het oefenen van rolpatronen. Ouders en omgeving dienen duidelijk als inspiratiebron voor dit imitatiegedrag. Vaak gebeurt dit met ondersteuning van het seksegebonden speelgoed21 .” Gedragen jongens en meisjes zich verschillend omdat dat natuurlijk is? Nee, het verschillend gedrag dat jongens en meisjes stellen is niet natuurlijk. Het heeft te maken met de manier waarop we allemaal gesocialiseerd worden, met welke waarden en normen we ons eigen maken tijdens de eerste levensjaren. De overtuiging dat meisjes en jongens zich anders gedragen omdat dat gedrag nu eenmaal ingebakken zit in onze specifieke ‘natuur’ als jongen of meisje, leeft nog sterk. Ouders en opvoeders treden nog heel vaak normerend op wanneer jongens bijvoorbeeld gedrag stellen dat men algemeen niet als mannelijk beschouwt en aanvaardt. Hetzelfde geldt voor meisjes die zogenaamd ‘mannelijk gedrag’ stellen. Dit kan de ontwikkeling van kinderen belemmeren, omdat hen bepaalde keuzemogelijkheden ontnomen worden: jongetjes beschikken niet over de mogelijkheid zogenaamd vrouwelijke kwaliteiten verder te ontwikkelen en omgekeerd. In dit opzicht is het hoekenwerk uitermate positief. Het biedt aan leerlingen een ruime keuze, los van enige belemmering. Wat is jongens- en meisjesgedrag? Het is gezond voor de ontwikkeling van kinderen als ze kunnen experimenteren met rolgedrag (zie eerder). Soms hoort men nog de opvatting dat jongens die ‘vrouwelijk’ gedrag vertonen, zich zullen ontwikkelen tot homoseksuele mannen, en dat meisjes die graag ravotten en wild of assertief zijn, vast en zeker lesbisch zullen worden. Voor sommige ouders of opvoedsters kan dit idee zelfs de aanleiding zijn om ‘afwijkend’ 102 rolgedrag te sanctioneren. Toch bestaat er geen enkel eenduidig verband tussen ‘afwijkend rolgedrag’ en latere holebiseksualiteit! Waarom vinden mensen het vaak zo erg als hun jongen meisjesachtig doet en mogen meisjes wel jongensachtig zijn? Mensen hebben vaak de neiging om jongens die zich meisjesachtig gedragen eerder of meer te sanctioneren dan meisjes die zich jongensachtig opstellen. Allerlei observaties en onderzoeken tonen aan dat jongens en meisjes, alle goede bedoelingen ten spijt, wel degelijk anders benaderd worden door opvoedsters of leerkrachten. Een peuter die vaak alleen en rustig speelt, benoemt men als ‘rustig’ wanneer het om een meisje gaat (met een positieve ondertoon) en als ‘stil en teruggetrokken’ als het om een jongen gaat (met een ongeruste ondertoon).22 Bij meisjes schrijft men falen eerder toe aan een gebrek aan vermogens, bij jongens aan een gebrek aan motivatie. Een onderzoek in Gentse kleuterscholen heeft aangetoond dat jongens significant vaker aan het woord mogen komen dan meisjes. Dit omdat jongetjes fundamenteel anders zouden zijn dan meisjes: minder gevoelig aan autoriteit, meer assertief om tussen te komen ...23 Hieruit blijkt dat men jongens hoger inschat dan meisjes, en dat men beide geslachten op zijn minst als heel verschillend waarneemt. Vanuit die vaststelling is het dan ook logisch dat een meisje dat ‘erin slaagt’ zich jongensachtig te gedragen, als beter wordt beschouwd dan een jongetje dat zich ‘slechts’ meisjesachtig gedraagt. het holebihuwelijk Sinds 2003 kunnen koppels van hetzelfde geslacht met elkaar trouwen in België. Het holebihuwelijk is de algemene term voor een huwelijk gesloten tussen twee mannen of twee vrouwen. Daarnaast heb je ook de regeling van een ‘wettelijke samenwoonst’, geregistreerd bij het gemeentehuis. Sommigen willen echter samenwonen liever niet officieel via het gemeentehuis laten vastleggen, maar wensen toch een aantal afspraken te maken. In dit geval is men aangewezen op een notaris voor het afsluiten van een samenlevingscontract. Waarom willen holebi’s trouwen? Tot 2003 konden holebi’s niet trouwen. Sinds 2003 is dat wel mogelijk. Voor vele holebi’s is het holebihuwelijk de ‘kers op de taart’. Door met elkaar te trouwen worden de koppels ook echt familie van elkaar. Ze krijgen (bijna) alle rechten en plichten die gehuwde heterokoppels ook hebben. Zo kan je bijvoorbeeld gemakkelijker omstandigheidsverlof krijgen als je partner ziek is en verzorging nodig heeft. Door het huwelijk kunnen de twee partners ook van elkaar erven wanneer één van de partners overlijdt. 20 Meulenbelt Anja (1984). De schillen van de ui. Socialisatie: hoe zijn we vrouwen en mannen geworden?, Feministische Uitgeverij Sara, p. 92-93 21 Jeugd en Seksualiteit, Seksualiteit op kindermaat (2003),. Rep en Roer, nr 17, p. 20-21. 22 Vandenbroeck Michel, De blik van de Yeti (1999). Over het opvoeden van jonge kinderen tot zelfbewustzijn en verbondenheid, Uitgeverij SWP Utrecht, p. 91. 23 Vandenbroeck Michel, De blik van de Yeti (1999). Over het opvoeden van jonge kinderen tot zelfbewustzijn en verbondenheid, Uitgeverij SWP Utrecht, p. 91, p. 92. 103 Bestaan er verschillen tussen een holebiseksueel en een heteroseksueel huwelijk? Door te huwen krijgt een homokoppel of een lesbisch koppel bijna alle rechten die een heterokoppel heeft. Wat betreft de juridische aspecten van ouderschap, verschilt het holebihuwelijk sterk van een ander huwelijk. Kinderen die geboren worden bij twee mama’s (door KID24 ) hebben juridisch slechts één mama, namelijk diegene die het kind gebaard heeft. De andere mama, ook wel meemoeder genoemd, wordt door de wet niet als een juridische ouder gezien. Dat kan voor problemen zorgen, bijvoorbeeld om ouderschapsverlof te krijgen bij zwangerschap. Een andere discriminatie ontstaat bijvoorbeeld wanneer het koppel uiteen gaat en scheidt. De meemoeder kan niet verplicht worden om alimentatiegeld te betalen en omgekeerd kan de biologische moeder gewoonweg bezoekrecht weigeren. Van die situatie is vooral het kind de dupe. Ook adoptie zit nog niet vervat in het holebihuwelijk. Adoptie wordt volop besproken in de politiek en in de brede maatschappij. Kun je als holebi met een buitenlandse partner trouwen? Sinds 1 oktober 2004 is wettelijk vastgelegd dat holebi’s in België mogen trouwen met een buitenlandse partner van om het even welke nationaliteit. Het holebihuwelijk is enkel geldig in die landen die het holebihuwelijk als huwelijk erkennen. Momenteel is dat dus enkel in Nederland, Spanje en België. Op 27 juli 2004 verscheen in het Belgisch Staatsblad het nieuwe Wetboek van Internationaal Privaatrecht. Daardoor ligt nu wettelijk vast dat holebi’s in België mogen trouwen met een buitenlandse partner van om het even welke nationaliteit. kinderwens Uit onderzoek van de Gentse universiteit blijkt dat ongeveer 10% van de holebi’s één of meerdere kinderen opvoedt. Vaak zijn dit kinderen uit een eerdere (hetero)relatie. Daarnaast zijn er steeds meer lesbische vrouwen die bewust kiezen voor kinderen via kunstmatige inseminatie. Sommige holebi’s kiezen voor adoptie of pleegouderschap. Verschillende onderzoeken tonen aan dat opgroeien bij twee mama’s of twee papa’s geen nadelige gevolgen heeft voor het kind. Het verlangen naar een kind is precies hetzelfde bij holebikoppels als bij heteroseksuele paren. Ook de opvoeding van en de zorg voor het kind zijn niet anders bij holebi’s. Onderzoek wees uit dat kinderen van holebi’s verdraagzamer zijn tegenover holebi’s. Hoe kunnen holebi’s kinderen krijgen? Sommige homo’s hebben kinderen omdat ze eerst getrouwd waren met een vrouw en met haar kinderen kregen. Wanneer twee homo’s vroeger geen relatie gehad hebben met een vrouw, dan hebben ze geen kinderen. Toch hebben heel wat homo’s een kinderwens. Sommigen proberen als alleenstaande een kind te adopteren. Andere homokoppels zijn pleegouders25 . Het gebeurt ook dat een homo een donor kan zijn voor een lesbisch koppel met een kinderwens. In het buitenland gebeurt het dat homo’s via draagmoederschap26 hun kinderwens vervuld zien. In België bestaat hiervoor nog geen wettelijke omkadering. 104 Hoe kunnen lesbiennes kinderen krijgen? Lesbiennes kunnen kinderen krijgen door KID. KID staat voor Kunstmatige Inseminatie met Donorsperma. De techniek wordt gebruikt voor heterokoppels met vruchtbaarheidsproblemen en voor lesbische koppels met kinderwens. . verschil met IVF KID is net als IVF (In Vitro Fertilisatie) een vruchtbaarheidstechniek, maar is niet hetzelfde. In Vitro Fertilisatie (IVF) is een ingrijpende techniek die enkel wordt toegepast als alle andere middelen om zwanger te worden, uitgeput zijn. De eicel wordt buiten het lichaam bevrucht en dan weer in de baarmoeder gebracht. KID daarentegen wordt ook aangewend door lesbische vrouwen met kinderwens, zonder dat zij vruchtbaarheidsproblemen hebben. Bij deze techniek gebeurt de bevruchting in het lichaam van de vrouw. . bekend of onbekend Wie kiest voor KID, kan kiezen voor een bekende of een onbekende donor. De meeste gynaecologen werken met sperma van anonieme donoren, afkomstig uit een spermabank. Veel lesbiennes laten bij de keuze voor een onbekende donor juridische overwegingen meespelen: zolang er geen wettelijke regeling is voor de meemoeders, kan de biologische vader het kind erkennen en opeisen. . zelfinseminatie Zelf insemineren kán, ook met onbekend sperma. Je krijgt via een spermabank donorzaad. Je partner insemineert je dan met het donorzaad thuis. Je hoeft niet naar een gynaecoloog of ziekenhuis te gaan. . praktisch De fertiliteitscentra en sommige gynaecologen doen een beroep op psychologen voor de selectie van kandidaat-ouders. Daar worden vragen gesteld over hun kinderwens, coming-out27 , de reactie van hun familie, hun werkomgeving, soms ook hun economische situatie. Het argument daarvoor is gelijkheid: ook hetero-ouders die een beroep willen doen op KID, dienen die procedure te doorlopen. Bestaan er wettelijke bepalingen in verband met holebiseksueel ouderschap? Het grote obstakel voor homoseksuele en lesbische paren met kinderen blijft het ontbreken van een wettelijke regeling. Zo is de vrouw die van het kind bevalt, juridisch de moeder. De meemoeder heeft geen rechten. Dit kan leiden tot problemen bij het overlijden van de biologische moeder of bij de beëindiging van de relatie. Daarom is het raadzaam een testament op te stellen waarin uitdrukkelijk opgenomen wordt dat bij het overlijden van de biologische moeder de voogdij naar de partner gaat. Een 24 25 26 27 KID = kunstmatige inseminatie via donorsperma. Als pleegouders zorg je voor een korte opvang van kinderen die tijdelijk geplaatst worden. Draagmoederschap betekent dat een vrouw een kind draagt en na de geboorte afstaat. Coming-out betekent er openlijk voor uitkomen dat je holebi bent. 105 soortgelijke verklaring kan ook afgelegd worden voor de vrederechter of voor een notaris. In principe wordt de keuze van de ouder gerespecteerd door de vrederechter, tenzij er ernstige redenen zijn om dat niet te doen. Wat met adoptie? Momenteel kunnen homo’s en lesbiennes als koppel geen kinderen adopteren. Wel kan één van beide partners een kind adopteren door middel van een éénouderadoptie, maar het hangt af van de adoptiedienst of zo’n aanvraag in overweging wordt genomen. Momenteel zijn er slechts enkele adoptiediensten die holebi’s niet bij voorbaat uitschakelen als kandidaat adoptie-ouder. De diensten voor pleegzorg staan positiever tegenover holebi’s. Bij pleegouderschap wordt voorzien in een tijdelijke opvang van een kind. Zijn kinderen uit holebigezinnen even gelukkig? Uit onderzoek van Katrien Vanfraussen naar donorkinderen blijkt dat kinderen van lesbische moeders zich goed in hun vel voelen. Er werden kinderen bevraagd van zeven jaar en vier maanden tot zeventien jaar en vier maanden. Daarnaast werden ook de biologische moeders, de meemoeders en de leerkracht van het kind in het onderzoek betrokken. Vanfraussen: “Wat betreft de biologische moeder en het kind tonen de resultaten absoluut geen verschil ten opzichte van wat gerapporteerd werd in heteroseksuele gezinnen. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de kinderen, dan voelen die zich even goed en even sociaal aanvaard door leeftijdgenoten. Ook wat betreft het zich goed voelen als persoon in het algemeen werd er geen enkel verschil teruggevonden tussen kinderen in lesbische en in heteroseksuele gezinnen. Ik denk dat het voor het kind belangrijk is twee ouders te hebben die doordacht voor het ouderschap kiezen en die van het kind houden. De seksuele geaardheid van de ouders maakt dan weinig uit voor het welzijn van het kind.”28 Merk op dat holebi’s die kinderen willen hier heel bewust en lang over nadenken. Voor hen is kinderen krijgen immers niet vanzelfsprekend. discriminatie Wordt er nog gediscrimineerd? Discriminatie tegenover holebi’s komt wel degelijk voor en dit in verschillende vormen: pestgedrag, schelden, vervelende opmerkingen maken of iemand negeren omdat zij holebiseksueel is. Daarnaast bestaan er sterkere vormen van discriminatie zoals het weigeren van bepaalde diensten of jobs aan mensen die openlijk lesbisch, homo of bi zijn. Discriminaties van holebi’s bestaan nog steeds omdat homofobie in onze samenleving nog steeds bestaat. Kinderen kunnen homofobe reacties of ideeën thuis, op school of ergens anders oppikken en ze zich eigen maken. Kan dat zomaar? Discriminatie omwille van seksuele geaardheid is bij wet verboden sinds de invoering van de antidiscriminatiewet. Wanneer jou bijvoorbeeld de toegang geweigerd wordt tot een café, je een huurcontract misloopt of ontslagen wordt uit een job omwille van je holebiseksualiteit, kan je hiervoor naar de rechter stappen of klacht indienen bij de politie. Daarnaast is er de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescherming tegen 106 geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Wat kan je doen als je gediscrimineerd wordt? Holebi’s die omwille van hun seksuele voorkeur worden gediscrimineerd kunnen dit melden bij het discriminatiemeldpunt van de Holebifederatie. De Holebifederatie kan je klacht doorsturen naar het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (www.diversiteit.be). Het spreekt vanzelf dat alles vertrouwelijk en anoniem behandeld wordt. Mag je op reis tonen dat je holebi bent? In sommige landen is holebiseksualiteit strafbaar. Als je daar je partner op straat zou kussen, kan je in de gevangenis terecht komen. Zo moet je bijvoorbeeld voorzichtig zijn als je naar de meeste Arabische landen reist, zoals naar Egypte, Algerije, Marokko, Jordanië, Iran ... Ook in Roemenië en sommige staten van de Verenigde Staten is holebiseksualiteit strafbaar. Zolang je in het openbaar niet laat zien dat je holebi bent, krijg je geen problemen en kan je ook in die landen je vakantie doorbrengen. Je kan dus eigenlijk overal op vakantie gaan, maar niet elk land is holebivriendelijk. Veel hoofdsteden in Europa zijn wel erg holebivriendelijk. Een aantal voorbeelden zijn Amsterdam, Brussel, Londen of Berlijn. 28 Zizo, Kinderen in lesbische gezinnen, 10de jaargang, nr 57, maart/april, 2003. 107 108 een holebivriendelijk schoolbeleid 109 een holebivriendelijk schoolbeleid Onderzoek heeft aangetoond dat ouders in een niet-traditioneel samengesteld gezin specifieke verwachtingen koesteren tegenover de school van hun kind. Ze wensen een respectvolle houding, een flexibele manier van omgaan met verscheidenheid en een grote inzet van leerkrachten voor het psycho-sociaal welzijn van kinderen29 . Het is een tip om ook vanuit het schoolbeleid en niet enkel in de klas aan holebivriendelijkheid te werken. Op die manier zijn de effecten groter en de inspanningen duurzamer. Je kunt dit op verschillende manieren doen. We geven enkele suggesties in verschillende stappen. Informeren en enthousiasmeren Je kunt je collega’s warm maken voor actie door hen te informeren over wat je wil doen. Bundel bijvoorbeeld concrete en aantrekkelijke informatie over niet-traditionele gezinnen en hoe je ermee om kunt gaan binnen de school of binnen de klas. Deze informatie kan uiteenlopend van aard zijn. Het komt erop aan een dossier samen te stellen waarmee je mensen kunt motiveren om aan het thema te werken. Deze informatie kan je aanbieden: artikels over holebiparen met kinderen, educatief materiaal dat aandacht heeft voor roldoorbreking of goede praktijkvoorbeelden uit andere scholen. Ook kun je literatuur en spelen over holebiseksualiteit of andere gezinsvormen opnemen. Spreek over het thema op vergaderingen en daarbuiten met collega’s, met de directie en de daarvoor bevoegde werkgroepen. Je kunt ook informatie verspreiden door folders en affiches zichtbaar te maken en beschikbaar te stellen in het leraarslokaal en in de gangen. Voor bruikbare brochures, informatie, folders of vormingen op maat aan leerkrachten kan je terecht bij de Holebifederatie. Je kunt je ook abonneren op nieuwsbrieven van holebiverenigingen om op de hoogte te blijven. Je kunt het tijdschrift ZiZo opnemen in de schoolbibliotheek. Hierin staan af en toe bijdragen uit het onderwijsveld. Linken leggen met opvoedingsproject en schoolwerkplan Als je een voorstelling geeft van wat je allemaal zou willen aanpakken, verwijs daarbij dan steeds naar het opvoedingsproject of het schoolwerkplan. Op die manier wordt een doelstelling die op het eerste zicht misschien abstract klinkt, concreet en haalbaar. Door linken te leggen met het schoolwerkplan of het pedagogisch project kan je duidelijk maken wat je bedoeling is en hoe je die wil bereiken. Enkele voorbeelden van manieren om naar het schoolwerkplan te verwijzen: . pedagogisch project Een schoolwerkplan verwijst steeds naar het omkaderende pedagogisch project van de scholengemeenschap. Haal aan hoe aandacht voor andere gezinsvormen en holebiseksualiteit passen in dat pedagogisch project. Het pedagogisch project en het schoolwerkplan van een school zijn ook belangrijk voor de ouders. Ze verduidelijken de visie op onderwijs en ouders kennen deze visie uiteraard graag vooraleer zij hun kind aan de school toevertrouwen. In deze visie kan verwoord staan dat kinderen uit alle gezinsvormen even welkom zijn. Er kan verwoord worden dat de school gelijke kansen wil bieden aan jongens en meisjes en daarom aandacht heeft voor roldoorbrekend werken. Dit kan gaan van rol- 110 doorbrekend beeldmateriaal tot spelen en methodieken waarin deze rollen bewust uitgedaagd worden. Ook burgerschap, verdraagzaamheid en diversiteit kan men in het schoolwerkplan als extra aandachtspunten naar voren schuiven. Het holebithema past perfect binnen deze grotere thema’s. . ontwikkelingsdoelen en eindtermen Verschillende leergebieden zijn thematisch verwant met onder andere aandacht hebben voor holebiseksualiteit. Bijvoorbeeld: wereldoriëntatie > maatschappij > sociaal-culturele verschijnselen: “leerlingen kunnen er in hun omgang met leeftijdgenoten op discrete wijze rekening mee houden dat niet alle kinderen in hetzelfde type gezin wonen als zijzelf”. Maak in het schoolwerkplan expliciet dat onder andere deze eindterm het noodzakelijk maakt dat de school aandacht schenkt aan holebigezinnen en hun kinderen. . afspraken op schoolniveau Misschien bestaat er op jouw school een werkgroep over kinderrechten, diversiteit, de thuissituatie van kinderen of een Multidisciplinair Overleg (MDO). In deze thematische groepen kan je het holebithema perfect integreren. Afspraken over de openheid naar kinderen uit holebigezinnen en hun ouders kun je best op schoolniveau maken. Op die manier blijft het geen actie van één persoon maar kan iedereen die het wil eraan meewerken. Maak het thema goed zichtbaar in alle communicatie. Plaats het op agenda’s waar dit relevant kan zijn. Ook over externe communicatie kan men afspraken maken op schoolniveau. Je kunt samen met collega’s een charter opstellen waarin de hele school zich engageert om open te staan voor diversiteit en dus ook voor holebiseksualiteit. . leefregels op school Wat betreft de leefregels voor personeel op school, kan je opnemen dat de onderwijsstijl van leerkrachten toelaat dat kinderen uit een holebigezin of een andere gezinsvorm erkend worden in hun specifieke situatie. Je kan vermelden dat leerkrachten diversiteit zichtbaar maken in de klas, dus ook op het gebied van verschillende gezinsvormen en genderrollen. . zorg op school Aandacht voor andere gezinsvormen hoort ook thuis in het zorgbeleid van de school. In het leerlingendossier kan men aandacht besteden aan de registratie van de gezinssituatie, zodat leerkrachten daar steeds rekening mee kunnen houden. Wanneer ouders gescheiden leven, kan het kind het schoolrapport langer houden zodat beide ouders de kans krijgen om het te bekijken. Als een kind twee ouders van hetzelfde geslacht heeft, maar deze uit elkaar zijn gegaan, kan het zijn dat het kind afwisselend bij beide ouders of uitsluitend bij één ouder leeft. Hou er rekening mee dat één van beide ouders geen rechten heeft op het kind en dus bijvoorbeeld geen officiële documenten voor het kind mag onderteke- 29 L. Vanmeulebroecke, H. Colpin, P. Ghesquière, J.P. Verhaege (2002). Ondersteuning van de schoolloopbaan en het schools welbevinden van kinderen uit niet-traditionele gezinnen. Tijdschrift voor onderwijsrecht en onderwijsbeleid. Vol 1, p 26 –35. 111 nen. De zorgcoördinator of het zorgteam dient op de hoogte te zijn van het holebithema en de maatschappelijke evoluties die relevant zijn voor holebi’s. . communicatie Houdt men in de communicatie gericht aan ouders rekening met het feit dat niet ieder gezin uit een man en vrouw met kinderen bestaat? Zoniet: hoe kun je dit aanpassen? De wil hier steeds aandacht voor te hebben kan beschreven staan in het schoolwerkplan. Als de school nascholing organiseert over holebiseksualiteit, nieuwe gezinsvormen of iets dergelijks, kan men hierover best communiceren met de ouders. Ook het engagement van de school om open te staan voor verschillende gezinsvormen kan op die manier overgebracht worden. Zo weet iedereen waar zij aan toe is en geeft de school duidelijk weer waar zij voor staat. Ook interne communicatie is belangrijk. Maak transparant waar je mee bezig bent. Er zullen immers steeds trekkers zijn voor de realisatie van een holebivriendelijk schoolbeleid. Personeelsleden die eerder afzijdig blijven, zullen ook geïnformeerd willen blijven over het hoe en waarom van de acties in dit verband. Daarom is het goed de communicatie zo duidelijk en toegankelijk mogelijk te voeren. Op die manier kan het gevormde draagvlak blijven bestaan. Beginsituatie nieuw - samengestelde gezinnen Als de eerste stappen gezet zijn - de mensen zijn warm gemaakt voor initiatieven en er zijn handvatten aangereikt om één en ander aan te pakken - is de tijd rijp voor het bekijken van de beginsituatie. Hoe staat onze school ervoor wat nieuw-samengestelde gezinnen betreft? Zijn er veel kinderen met andere gezinsvormen en kennen we die? Over welke soort gezinnen gaat het? Hebben we veel kinderen van alleenstaande moeders, gescheiden ouders, man-mankoppels of lesbische koppels? Als we de situaties kennen: welke zijn eventuele knelpunten in het schoolbeleid? Dit kan gaan van het bestaan van vooroordelen tot de externe communicatie. Ook het nascholingsaanbod, het educatief materiaal en de inhoud van werkgroepen kan onder de loep genomen worden. Ook het MDO kan men onderzoeken: ga eens na of het rekening houdt met gezinsvormen en hoe het dat doet. Van alle bevindingen kan men een rapportering en verslag maken, dat men verder kan gebruiken om het beleid op punt te stellen en te implementeren. Pedagogische Raad of personeelsvergadering informeren Met wat er in dit stadium is gebeurd - warm maken van het team door te informeren, het aanreiken van handvatten door linken te leggen naar het schoolwerkplan en het maken van een beginanalyse voor de school - beschik je over een grondig en uitgebreid dossier waarmee je naar de pedagogische raad of de personeelsvergadering kunt stappen. Hier kan je je plannen uit de doeken doen en toelichten hoe je een beleid ziet en hoe je dit wil omzetten in praktijk. Je kan vertrekken vanuit de gemaakte beginsituatie. Door aan te tonen dat er al heel wat gebeurd is in dit stadium, maak je de drempel om het beleid te starten kleiner. Stappenplan voor de school Nu het draagvlak groot genoeg zou moeten zijn en alle betrokkenen op de hoogte zijn van de noodzaak van een gepast holebibeleid, kan je een concreet stappenplan met een realistische timing uitstippelen 112 Werkwijze ontwikkelen Denk eens na over hoe je al de plannen die bestaan, kunt omzetten in praktijk. Welke werkwijze zul je hierbij hanteren? Maak een schematische planning op met een timing. Duid in overleg verantwoordelijken aan voor ieder deelaspect van de nodige stappen. Er kan een groepje in het leven worden geroepen dat zich buigt over het communicatiebeleid, zowel binnen de school als voor de ouders. Een ander groepje kan beleidsvoorstellen ontwikkelen in verband met het opnemen van het holebithema binnen het aspect zorg op school. Voor elk thema op school waarvoor je eerder besliste dat een aanpassing nodig was, engageer je mensen die de beleidslijnen uittekenen aan de hand van de informatie die je hen al gegeven had. Voorstel tot aanpassing pedagogisch project Vanuit de verschillende groepjes en de voorstellen die zij formuleren, kan je concreter kijken naar hoe je het pedagogisch project kan aanpassen. Door in de opvoedingsvisie duidelijk te vermelden dat de school open staat voor nieuw-samengestelde gezinnen en hoe ze dit doet, verleen je duidelijkheid. Leerlingen en ouders ervaren op die manier dat alle neuzen in dezelfde richting staan. Een pedagogisch project met een duidelijke visie en duidelijke doelstellingen biedt houvast voor iedereen die deel uitmaakt van het schoolleven. Werkwijze verwerken in het schoolwerkplan Als bepaald is welke werkwijze je zal hanteren om het beleid te implementeren en als de pedagogische visie aangepast is, kan je deze werkwijze inschrijven in het schoolwerkplan. Je past het schoolwerkplan aan, zodat de school zich vanaf dat moment engageert om holebiseksualiteit zichtbaar te maken en op school rekening te houden met andere gezinsvormen. Gezinssituatie in het Multidisciplinair Overleg In het MDO bespreekt men de situaties van kinderen die geconfronteerd worden met een moeilijkheid of probleem. Het is van belang dat men de precieze familiale achtergrond van het kind in dit overleg kent en in overweging neemt. Wanneer het kind uit een niet-traditioneel gezin komt, dient het MDO rekening te houden met deze factor. Kennis over mogelijke invloeden van leven binnen niet-traditionele gezinsvormen op het functioneren of welbevinden van kinderen is noodzakelijk. Communicatiebeleid In de communicatie, zowel tussen collega’s als naar de buitenwereld en de ouders, kan men consequent rekening houden met de openheid van de school ten aanzien van holebi- en andere gezinsvormen. Maak de initiatieven die de school hiertoe neemt kenbaar aan de buitenwereld en aan de ouders. Enkel op die manier blijft iedereen geïnformeerd en komt men niet voor verrassingen te staan. Aan de hand van brieven aan ouders kan men meedelen dat er een projectweek over ‘het gezin’ zal starten. Het is mogelijk om daarin de aandachtspunten aan te halen, dus ook holebigezinnen. Motiveer die keuze ook en refereer aan het schoolwerkplan en de pedagogische visie. Een andere tip is ouders steeds aan te spreken in sekseneutrale termen. Spreek in uitnodigingen voor het jaarlijkse schoolfeest over ‘partner’ of ‘echtgeno(o)t/e’. 113 Ook een ideeënbus voor personeel en voor ouders kan een nuttig middel zijn om nieuwe ideeën kenbaar te maken. Opleiding van leerkrachten Programmeer eens een vorming of nascholing over andere gezinnen en de specifieke aandachtspunten die nodig zijn bij de begeleiding van deze kinderen. Ook de ouderverenigingen kunnen aandacht hebben voor dit thema in hun vormingen. Personeelsbeleid Het is tot slot van groot belang dat ook leerkrachten die zelf holebi zijn zich goed voelen op het werk. Hiertoe is het nodig dat holebiseksualiteit bespreekbaar, erkend en aanvaard wordt op school. Openstaan voor partners van holebileerkrachten is hier een aspect van. Ook zij hebben het recht uitgenodigd en betrokken te worden in gelegenheden als het schoolfeest, de nieuwjaarsreceptie,… Dit creëert een open sfeer die voor iedereen aangenaam is. 114 bronnenlijst Beumer, S., Bleijerveld, K. & Sterken, A. (red.). Homo/lesbisch emancipatiebeleid op de lagere school. Instituut voor Leerplanontwikkeling, 1993. Ronde Tafel Jongeren, 2002. Boudry, C. & Vandenbroeck, M. (2001). Spiegeltje, Spiegeltje: een werkboek voor de kinderopvang over identiteit en respect. SWP, Amsterdam. Chambers, A. (1995). Vertel eens: kinderen, lezen en praten. Querido, Amsterdam. Dankmeijer, P. (2003). Homoseksualiteit zeer wisselend in lesmethoden, commentaar van Empowerment Lifestyle Services op de scan “homoseksualiteit in leermiddelen” door het NICL, 2 maart 2003. Deven, F. (red.), CGSO Forum (1986). Ze weten echt niet alles! Relationele en seksuele opvoeding in Vlaanderen. Federatie van Centra voor Geboorteregeling en Seksuele Opvoeding. Dienst voor Onderwijsontwikkeling. (2001). Ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Informatiemap voor de onderwijspraktijk - Gewoon basisonderwijs. El Kaka, I. & Kursun, H. (2002). Mijn geloof en mijn geluk, islamitische meiden en jongens over hun homoseksuele gevoelens. Mets en Schilt, Nederland. Fort, K. & Van Pelt, H. (2003). Seksualiteit op kindermaat. Rep en Roer, Jeugd en Seksualiteit, nr. 17. Frans, E. (1994). Seksuele vorming: raamwerk voor opvoeders, leerkrachten en voorlichters. Gent, CGSO. Korte, B., Leurink, A., Lodeweges, J. & Ridderink, M. (2001). NICL-scan homoseksualiteit in leermiddelen. Nationaal Informatie Centrum Leermiddelen SLO, Enschede. www.tolerantescholen.net/nicl-hs.htm Meulenbelt, A. (1984). De schillen van de ui. Socialisatie: hoe zijn we vrouwen en mannen geworden? Feministische Uitgeverij Sara. Moeyaert, B. (1998). De brief die Rosie vond. Standaard Uitgeverij. Musschoot, D. (2003). Is zoenen ook seks? Vragen van en voor kinderen over seks. Clavis, Amsterdam-Hasselt. 115 Nederlandse vereniging tot integratie van homoseksualiteit COC (1996). Symposium Homoseksualiteit op school: net zo logisch als wiskunde (verslag p. 21). Nijmegen. Seymus, H. (2003). Seksualiteit op kindermaat. Rep en Roer, Jeugd en Seksualiteit, nr. 17, Mechelen. SLO en Rutgers Stichting (1996). Relaties en seksualiteit: bevordering van sociale redzaamheid en gezond gedrag. Enschede. Sociale en communicatieve vaardigheidsgids voor samenwerkend leren. Partners Training en Innovatie, Rotterdam. Steunpunt Intercultureel Onderwijs Universiteit Gent (2001). Samen feesten? CLIM-thema voor de 2de graad lager onderwijs. De Sikkel, Gent/Malle. Vandenbroeck, M. (1999). De blik van de Yeti. Over het opvoeden van jonge kinderen tot zelfbewustzijn en verbondenheid. Uitgeverij SWP, Utrecht. Van der Velden, M., Tuinier, J.D., Visser, G. (1998). Normaal is anders: Negen liedjes voor kinderen van 4 tot 12 jaar in het basisonderwijs en jeugdwerk. Jeugd & Vrede, Brussel. Van Dinter, F. (2001). Het gat in de muur. Over preventie in het lager onderwijs, Garant Leuven-Apeldoorn. Van Lysebettens, H. (red.) (2002). De ICO-scoop. Instrument voor zelfevaluatie van intercultureel onderwijs in basisscholen. 1e druk, Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Gent, 100 blz. Vanmeulebroecke, L., Colpin, H., Ghesquière, P., Verhaege, J.P. (2002). Ondersteuning van de schoolloopbaan en het schools welbevinden van kinderen uit niet-traditionele gezinnen. Tijdschrift voor onderwijsrecht en onderwijsbeleid. Vol 1, p 26 -35. Veenman, S. (2001). Coöperatief leren, Sectie Onderwijs en Educatie. Katholieke Universiteit Nijmegen. Wuestenberg, A. (2001). Praktijkgids voor de lagere school, prentenboeken en coöperatief leren, kansen voor intercultureel, taalvaardigheids- en literatuuronderwijs. Bakermat. “Niet alle papa’s plassen rechtstaand” (Tous les papas ne font pas pipi debout), 1998 (film over een kindje in een lesbische relatie). 116 meer informatie Holebifederatie koepel van Vlaamse en Brusselse holebiverenigingen komt op voor gelijke kansen en rechten voor homo’s, lesbiennes en bi’s Kammerstraat 22, 9000 Gent, 09-223 69 29 [email protected], meer informatie op www.holebifederatie.be Holebifoon voor al je vragen over holebiseksualiteit, bereikbaar elke dag (behalve op zon- en feestdagen) van 18 tot 22u en op woensdag van 14 tot 22u 09-238 26 26 [email protected], meer informatie op www.holebifoon.be Wel Jong Niet Hetero koepel van Vlaamse en Brusselse holebi-jongerengroepen Kammerstraat 22, 9000 Gent, 09-269 28 17 [email protected], meer informatie op www.weljongniethetero.be Sensoa vlaams service- en expertisecentrum voor seksuele gezondheid en hiv sensoa beschikt over kantoren in Antwerpen en Gent en een contactpunt in Brussel Kipdorpvest 48 a, 2000 Antwerpen, 03-238 68 68 Meersstraat 138 d, 9000 Gent, 09-221 07 22 Grétrystraat 1, 1000 Brussel, 02-219 33 55 meer informatie op www.sensoa.be Jeugd en seksualiteit vzw informatie- en vormingsdienst over relaties en seksualiteit voor kinderen, jongeren en hun begeleiders Koningin Astridlaan 106 bus 002, 2800 Mechelen, 015-20 69 68 [email protected], meer informatie op www.jeugdenseksualiteit.be Hommeles pluralistische Vlaamse werkgroep voor en door holebileerkrachten contactpersoon Erik Claessens, 03-666 85 48 [email protected], meer informatie op www.surf.to/hommeles 117 118 119 holebifederatie vzw kammerstraat 22 . 9000 gent . t 09-223 69 2 . f 09-223 58 21 . [email protected] . www.holebifederatie.be 120