Far field methoden: Optische microscopie [algemeen] a) b) c) d) e) f) g) Licht Geometrische optica Oog-loep-microscoop Echte optiek Numerieke apertuur Verlichting volgens Köhler Moderne optische microscopen 1 a) Licht Als golf: E k B E(r , t ) E0 exp i(t k r ) I (r , t ) E (r , t ).E * (r , t ) Als straal: richting // k , met k 2 / k 2 Optica: Licht als straal: Geometrische optica Licht als golf: Fourieroptica en interferometrie 3 b) Geometrische optica Twee wetten: i) i r glad oppervlak ii) i n1 n2 t i) Reflectie: Hoek van inval = hoek van reflectie ii) Brekingswet van Snellius: sin(i)/sin(t) = n2/n1 4 De enkelvoudige, oneindig dunne lens Aannames: i) Stralen dicht bij optische as (paraxiale aanname: h 0). Dit betekent Snellius i/t n2/n1 ii) De lens is oneindig dun v R1 h R2 b v = voorwerpsafstand b = beeldafstand R1 = straal eerste lensvlak R2 = straal tweede lensvlak n = brekingsindex glas 5 Resultaat: a) v n1 b) h n2 R1 b h n2 n1 R2 1 1 1 v b f 1 n2 1 1 1 f n1 R1 R2 Alle stralen van v komen in één punt b. 6 Constructie beeldvorming: A' hv v A f1 f2 O B b hb B' i) Straal door centrum lens gaat rechtdoor ii) Straal door voorste brandpunt verlaat lens parallel aan de optische as iii) Straal parallel aan optische as snijdt na verlaten lens het achterste brandpunt op de optische as. 1 1 1 Voldaan is aan: v b f Lineaire vergroting: M = hb/hv = b/v 7 c) Oog - loep -microscoop Het menselijke oog: oog hv 250 mm Kleinste scherpe afstand (als referentie) = 250 mm Resolutie = 1 tot 2 boogminuten Kleinste detail: hv 250 0.1 mm één boogminuut = 1/60 graad één boogseconde = 1/60 boogminuut 8 De loep: hb hv floep Angulaire vergroting: Mang = / Ongeaccommodeerd oog met loep: hv/floep Maximaal geaccommodeerd oog zonder loep: hv/250 Dus: Mang = 250/floep 9 De microscoop: fobj fobj l foc oog hb objectief hv b hv v oculair oog 250 mm Mang / = (hb/foc)/(hv/250) = (hb/hv).(250/foc) Lineaire vergroting objectief: Mobj = hb/hv = l/fobj Angulaire vergroting oculair (loep!) = Moc = 250/foc Angulaire vergroting microscoop = Mang = (l/fobj).(250/foc) = Mobj x Moc. 10 d) Echte lenzen Echte lenzen: Zijn niet paraxiaal, maar hebben grote diameter Zijn niet oneindig dun Hebben geen kleurfouten Moeten een perfect beeld hebben, ook buiten de optische as. 11 Lenzen hebben afbeeldingfouten De lichtstralen van een puntbron komen niet uit in één punt(beeld): i) ii) iii) iv) v) vi) Sferische aberratie Coma Astigmatisme Beeldveldkromming Beeldvervorming Kleurschifting 12 Ray tracing Het berekenen van de stralengang in een complex optisch systeem geschiedt via ray tracing. lens beeldvlak puntbron spotdiagram Ontwerpen optisch systeem: Lens(spiegel)krommingen en brekingsindices variëren totdat iedere puntbron in het objectvlak een zo scherp mogelijk puntbeeld geeft in het beeldvlak. 13 Echte optiek bestaat uit meerdere lenzen Objectieven: i) Achromaat (gecorrigeerd voor twee kleuren) ii) Planachromaat (achromaat met vlak beeldveld) iii) Apochromaat (gecorrigeerd voor drie kleuren) Oculairen: Veldlens plus ooglens geeft groter gezichtsveld en scherper beeld. O' O uitreepupil O ooglens veldlens O' 14 e) Numerieke apertuur Belangrijkste kenmerk microscoop: Numerieke apertuur van het objectief w f nw NA = n sin = 2 * w 2 f 2 n = brekingsindex De numerieke apertuur bepaalt: NA2 2 i) Beeldintensiteit: M ang ii) Scherptediepte: d tan(sin 1 ( NA)) iii) Oplossend vermogen: = /NA 15 f) Verlichting Het preparaat wordt verlicht via de condensor: i) Concentreert licht op object; ii) Velddiafragma regelt grootte belicht veld; iii) Apertuurdiafragma regelt intensiteit en divergentie invallende bundel. 16 Belichting volgens Köhler: twee geconjugeerde systemen VELD-REEKS velddiafragma (via collectorlens verlicht door lamp) Preparaatvlak Tussenbeeld vóór oculair Netvlies oog, CCDchip, fotografische film APERTUURREEKS: filament lamp Apertuurdiafragma in het voorste brandvlak van de condensor Achterste brandvlak van het objectief Uittreepupil van het oculair AR3 oculair beeld van object beeld apert uur diaf ragm a VR3 f ourier t ransf orm AR3 object ief object + beeld velddiaf ragm a VR2 condenser apert uur AR1 diaf ragm a veld diaf ragm a VR1 collect or lens AR1 lam p 17 Voordelen Köhler-verlichting i) Velddiafragma regelt onafhankelijk grootte verlichte veld ii) Apertuurdiafragma regelt onafhankelijk helderheid iii) Apertuurdiafragma regelt divergentie invallende bundel scherptediepte, beeldcontrast en oplossend vermogen iv) Beeld in achterste brandpunt van objectief is fouriertransform van object. Filtering is mogelijk om faseobjecten zichtbaar te maken. 18 g) Drie typen microscopen 1) Doorvallend licht (Köhler); 2) Opvallend licht (Köhler); uittree pupil oculair beeld van object half doorlatende spiegel lamp achterste brandvlak objectief condensor apertuur diafragma objectief veld diafragma object 3) Stereomicroscoop (Scherptediepte) oculairen prisma's objectief verlichting object 19 Enkele voorbeelden: Leica Zeiss 20