duistere hobby Honderden amateurastronomen genieten van de sterrenhemel op een star party in Canada. Kijktip HFDST 7 Wie een bril draagt kan die tijdens het waarnemen beter afzetten. De benodigde oogcorrectie is ook met de scherpstelling van de verrekijker te realiseren. amateursterrenkunde de sterrenhemel 84 deel 2 Het oog en de verrekijker S terrenkunde is een van de weinige wetenschappen waarin amateurbeoefenaars een belangrijke rol kun­ nen spelen. Tal van nieuwe kometen en supernova’s zijn door hobbyisten en liefhebbers ontdekt (het woord ama­ teur betekent letterlijk liefhebber) en sommige gevorderde amateurs leveren zelfs bijdragen aan professionele onder­ zoeksprojecten, zoals de jacht op gammaflitsen (zie pag. 187). Natuurlijk kan het lezen over sterrenkundig onderzoek of het waarnemen en bestuderen van de sterrenhemel ook gewoon een liefhebberij zijn zonder wetenschappelijke pretentie. Over de hele wereld zijn er honderdduizenden mensen die regelmatig een verrekijker of telescoop richten op de maan, de planeten of de sterren, puur om van de verstilde pracht van de hemellichamen te genieten. Op zich heb je daar niet eens een optisch hulpmiddel voor nodig. Het menselijk oog is een geavanceerd ‘cameraatje’ met automatische scherpstelling, automatische belich­ tingscontrole, grote wendbaarheid en een vrij hoge beeld­ scherpte en gevoeligheid. Het blote oog Wie de sterrenhemel zonder optische hulpmiddelen bekijkt, doet waarnemingen met het ‘blote’ of ‘ongewapende’ oog. Duizenden jaren lang, tot de uitvinding van de telescoop (zie pag. 24) was dat de enige manier om het heelal te bestude­ ren. Alle kennis die aan het begin van de zeventiende eeuw beschikbaar was over de kosmos, is verkregen door zorgvul­ dige waarnemingen met het blote oog – een hele prestatie! Net zoals de lens van een camera een afbeelding van het gefotografeerde object projecteert op de ccd-chip (of, in een analoge camera, op de fotografische film), zo projecteert de ooglens een afbeelding van de waargenomen wereld op het netvlies hoornvlies glasachtig lichaam hfdst 7 amateursterrenkunde netvlies, dat als detector dienstdoet. De scherpstelling wordt geregeld door een kringspier, die de lens wat platter of boller kan maken. De belichting wordt geregeld door de pupil, die als diafragma dienstdoet en automatisch kleiner wordt wan­ neer er veel licht voorhanden is. De gevoelige optiek van het oog wordt beschermd door het doorzichtige hoornvlies. Het netvlies bevat lichtgevoelige cellen: de staafjes en de kegeltjes. De staafjes zijn zeer gevoelig voor kleine hoeveel­ heden licht, maar kunnen geen kleuren onderscheiden. De kegeltjes zien wel kleur, maar functioneren pas goed als er voldoende licht voorhanden is. Daarin ligt de oorsprong van het gezegde ‘In het donker zijn alle katjes grauw’. Het men­ selijk oog heeft een scheidend vermogen (beeldscherpte) van ongeveer één boogminuut (zie pag. 56). Grote ogen lichtstralen bolle lens oogzenuw natuurlijke camera Het menselijk oog werkt als een camera: de ooglens projecteert waargenomen objecten op het netvlies. + + + Bij fotowinkels zijn beugels te koop waarmee een verrekijker op een fotostatief gemonteerd kan worden. Bij het waar- Een verrekijker (ook wel prismakijker, veldkijker of binocu­ lair genoemd) bestaat in feite uit twee kleine telescoopjes waarvan de lichtweg is ‘opgevouwen’ met behulp van weerkaatsende prisma’s. Al het licht dat op de lenzen van de kijker valt, komt nu in geconcentreerde vorm in het oog terecht. Daardoor zijn veel zwakkere objecten te zien en is de beeldscherpte ook groter dan die van het blote oog. De lichtsterkte en het scheidend vermogen van een ver­ rekijker worden, net als bij een gewone telescoop, volledig bepaald door de middellijn van het objectief (de hoofdlens, nemen heb je dan minder last van trillingen. + + + 85 die naar het waargenomen object is gericht). De oculairen (de ooglensjes) van een verrekijker bepalen de vergroting: gezien door een verrekijker beslaat het beeld van de maan een groter deel van het netvlies dan gezien met het blote oog. Elke verrekijker draagt een aanduiding als 10 x 40 of 7 x 50. Het eerste getal is de vergroting, het tweede getal de objec­ tiefmiddellijn in millimeters. Deel je de objectiefmiddellijn door de vergroting, dan heb je een maat voor de lichtsterkte van de kijker. Een 7 x 50 kijker is dus lichtsterker dan een 10 x 40 kijker (50/7 is groter dan 40/10), ook al heeft hij een zwak­ kere vergroting. stabiel beeld Moderne verrekijkers hebben soms een ingebouwde stabilisator, zodat het beeld niet trilt wanneer de kijker in de hand wordt gehouden. duitse degelijkheid De lenzenkijker van de sterrenwacht in Straatsburg jachtinstinct Een oude Amerikaanse spiegeltelescoop was bij de inauguratie in 1881 de grootste van het Duitse Rijk. maakt in Arziona jacht op planetoïden. Kijktip Let bij het kijken door een lenzenkijker eens op de oriëntatie van het beeld. Als er geen zenitprisma wordt gebruikt, zie je alles ondersteboven! de sterrenhemel 86 Lenzenkijkers E lke telescoop, ook een verrekijker, werkt volgens hetzelfde principe. Het objectief bundelt de binnenvallende lichtstralen in een brandpunt (denk aan een vergrootglas waar­ mee zonlicht zo sterk gebundeld kan worden dat je er een stukje papier mee in brand kunt steken) en creëert een klein afbeeldinkje van het waargeno­ men stukje sterrenhemel in het brandvlak. Met het oculair (een soort loep) wordt dat beeldje in detail bekeken. In een lenzenkijker is het objectief een bolle lens – in feite gewoon een vergrootglas – en worden evenwijdige lichtstra­ len in een brandpunt bijeengebracht door de lichtbreking (refractie) in die lens. Een lenzenkijker wordt daarom ook wel een refractor genoemd. Omdat die lichtbreking niet voor elke kleur licht precies gelijk is, bestaat het objectief vaak uit twee lenzen van verschillende glassoorten, die elkaars beeldfouten zo goed mogelijk opheffen. Lenzenkijkers hebben meestal een relatief lange brandpunts­ afstand, waardoor vrij sterke vergrotingen mogelijk zijn. Ze zijn bij uitstek geschikt voor het waarnemen van kleine details, zoals oppervlaktestructuren op de maan en de plane­ ten, of voor het waarnemen van nauwe dubbelsterren. De grootste lenzenkijker ter wereld is die van de Yerkes-ster­ renwacht in de Verenigde Staten, die een objectiefmiddellijn lic ht str ale n deel 2 hfdst 7 amateursterrenkunde Spiegelkijkers E objectief brandpunt oculair bolle lens Het objectief van een oog lenzenkijker is een bolle lens, die de venwijdige lichtstralen kunnen niet alleen gebundeld worden door de lichtbreking in een bolle lens, maar ook door gebruik te maken van een holle spiegel. Met een holle spiegel wordt een gebogen spiegel bedoeld waar­ van het middelpunt dieper ligt dan de buitenrand, zoals een scheerspiegel. Een scheerspiegel kan dus ook als brandglas worden gebruikt. Telescopen die een holle spiegel als objec­ tief hebben, worden spiegelkijkers of reflectoren genoemd. Het probleem bij een spiegelkijker is natuurlijk dat het brandpunt zich vóór het telescoopobjectief bevindt. Wil je het beeld in het brandvlak door een oculair bekijken, dan zit je als waarnemer dus met je hoofd in de weg. Daar zijn ver­ lichtstralen bundelt in een brandpunt. van 102 cm heeft (zie pag. 28). Beroepsastronomen maken nauwelijks meer gebruik van lenzenkijkers, maar bij sterren­ kundeamateurs zijn ze nog steeds erg populair. Omdat refractoren vaak lange kijkerbuizen hebben, vanwege de lange brandpuntsafstand, zijn ze nogal gevoelig voor trillingen. Bij de aanschaf van een lenzenkijker is het dan ook belangrijk goed te letten op de stabiliteit van het statief en de robuustheid van de eigenlijke montering – de twee loodrecht op elkaar staande draaiingsassen waarmee de telescoop op elk gewenst punt aan de hemel gericht kan worden. + + + Het goedkoopste telescoopje uit de catalogus van een postorderbedrijf is al van een betere kwaliteit dan de eerste lenzen- oog oculair en ral tst h lic objectief vangspiegel 87 schillende oplossingen voor bedacht. Isaac Newton plaatste een klein diagonaal spiegeltje in de lichtweg, zodat de stralenbundel naar opzij werd afgebogen. William Herschel zette de hoofdspiegel een beetje schuin, zodat het brand­ punt naast de invallende lichtbundel terechtkwam. Nicolas Cassegrain gebruikte een klein, ietwat gebold spiegeltje om de lichtbundel weer terug te kaatsen in de richting van de hoofdspiegel; via een gat in het midden van de hoofdspiegel kon het beeld dan bekeken worden. De herscheltelescoop wordt niet veel toegepast, maar new­ tontelescopen en cassegraintelescopen zijn zeer populair in de amateursterrenkunde. Ook veel professionele spiegeltele­ scopen werken volgens het cassegrainprincipe, of ze maken gebruik van een combinatie van verschillende technieken. Spiegeltelescopen hebben vaak een wat grotere objectief­ middellijn dan lenzentelescopen in dezelfde prijsklasse. De brandpuntsafstand is meestal korter, waardoor ze lichtsterker zijn en beter geschikt voor het waarnemen van lichtzwakke, uitgestrekte objecten zoals nevels en sterren­ stelsels. Door de compacte bouw – de lichtweg wordt in feite opgevouwen – zijn ze bovendien minder trillingsgevoelig en gemakkelijker te transporteren. holle spiegel In een spiegelkijker worden de lichtstralen gebundeld door een holle spiegel, en vervolgens afgebogen door een vlak vangspiegeltje. kijker waarmee Galilei zijn ontdekkingen deed. + + +