Bijlsma

advertisement
Bosontwikkeling op de Veluwe: relaties met bodem
en landgebruik 1832
Rienk-Jan Bijlsma
Veluwe:
historische ecologie van een intacte
geomorfologie
Vragen:
 rol historisch landgebruik bij huidige vegetatieontwikkeling
 relatie geomorfologie/bodem en landgebruik 1832
 gedrag karakteristieke plantensoorten tov historisch
landgebruik en huidige vegetatieontwikkeling
Project: Nationaal bosreservatenprogramma (LNV)
Met dank aan Rein de Waal, Peter Mekkink, Sandra Clerkx
e.a.
Veluwe bij De Man 1802-1812
Veluwe op de TMK 1845 met overlay kadastrale kaart
1832
Kadaster 1832: graden van vruchtbaarheid van de bodem
Kadaster 1832 en huidige verspreiding Adelaarsvaren
Kadaster 1832 en huidige verspreiding Zevenster
Kadaster 1832 en huidige verspreiding Dalkruid
Vegetatie 1977 (Veluwerapport) en verspreiding Dalkruid
Stiboka 1959-61: boswachterij Ugchelen-Hoenderlo
Stuifzand over kadaster 1832 met Adelaarsvaren
Ugchelse bos (1): bos op stuwwalmateriaal
Ugchelse bos (3): bos op randwal
Ugchelse bos (4): bos op overstoven stuwwal/dekzand
Ugchelse bos (5): vml hakhout vs heide3 op dekzand
(traa)
Loenense bos: vml heide 1
Loenense bos: vml heide 2
Ugchelen-Hoenderlo: relatie landgebruik 1832 en bodem
Ugchelen-Hoenderlo: relatie landgebruik 1832 en
vegetatie
Samengevat (1): relaties landgebruik, bodem en vegetatie
 Duidelijke relatie landgebruik 1832 en bodem/landvorm
• hakhout c 50% op moderpodzol, c 50% overstoven
• heide 1&2 meer op moderpodzol dan hakhout en opgaand bos
• heide 3 evenredig op moderpodzol, humuspodzol en vaaggrond
 Heide met struiken (‘groene heide’) vnl op moderpodzolen,
deels overstoven, als gedegradeerd hakhout en spontaan
bos in sterk begraasde heide
 Bosontwikkeling nivelleert verschillen in landgebruik 1832:
convergentie in dominante soorten en humusvorm richting
bos- en holtxeromormoders
Kadaster 1832 en huidige verspreiding Hengel
Samengevat (2): relaties karakteristieke soorten
 Verspreiding van karakteristieke planten (doelsoorten, RLsoorten, z-soorten) in ‘ontsnipperd’ bos correspondeert nog
steeds met percelen hakhout en heide1&2 in 1832 (<20%
landgebruik!)
 Randwallen, hakhout op stuifzand en strubbenbos op
moderpodzolen zijn belangrijke refugia
 Vegetatieontwikkeling richting meer en ouder bos leidt niet
zonder meer tot uitbreiding van doel(planten)soorten van
bossen en boslandschappen
Conclusies
 Kennis van historisch landgebruik irt bodem, landvormen
en waterhuishouding is essentieel voor beheer en
ontwikkeling van biodiversiteit
 Monitoring van soorten geeft meer inzicht in beperkingen
en kansen van vegetatieontwikkeling dan monitoring van
vegetatietypen
 Referentiebeelden voor bosontwikkeling moeten worden
aangepast
Dank voor uw aandacht
Download