It is in response to the changing circumstances affecting the lives of

advertisement
NL
EUROPEES PARLEMENT
Directoraat-generaal studies - Directoraat A
STOA - Scientific and Technological Options Assessment
Briefingnota nr. STOA 515 NL
PE nr. 311.208
mei 2002
BORSTKANKER
Inleiding
Borstkanker is de meest voorkomende vorm van
kanker bij vrouwen en de tweede meest
dodelijke kanker bij 40- tot 50-jarigen. In 2002
zal wereldwijd bij meer dan 1,2 miljoen vrouwen
borstkanker worden vastgesteld (WGO). Ook bij
mannen, zij het veel minder vaak, komt
borstkanker voor: in 2001 werden 1500 gevallen
vastgesteld. Desondanks daalde de mortaliteit
tengevolge van borstkanker tussen 1992 en
1996 in het bijzonder bij jonge vrouwen sterk;
dat wordt aan vroegere vaststelling en
doeltreffender behandelingen toegeschreven.
Anatomie, fysiologie en ontwikkeling van de
borst
De borst is een massa van klier-, vet- en
vezelachtig weefsel boven de borstspieren van
de borstwand en aangehecht door ligamenten
die ligamenten van Cooper worden genoemd.
Het vetgehalte geeft de borst een zachte
consistentie en het klierweefsel produceert melk.
Fig. 1. Beeld van de borst.
Het klierweefsel bestaat uit lobben, kleine
lobben en kanalen. Naar de tepel toe verwijdt
elk kanaal zich tot een zak die ampul wordt
genoemd. Tijdens de periode van borstvoeding
produceert de verdikking op het uiteinde van de
lobben melk, die door de kanalen naar de tepel
wordt gevoerd. Slagaders brengen zuurstofrijk
bloed van het hart naar de borstwand en de
borsten, en aders brengen het van zuurstof
ontdane bloed terug naar het hart. De
okselslagader loopt vanuit de oksel naar
beneden en voorziet de buitenkant van de borst
van bloed; de inwendige borstslagader loopt
vanuit de hals naar beneden en voorziet de
binnenkant van de borst van bloed.
De borst bestaat verder uit weefsel van het
lymfatische immuunsysteem, dat instaat voor de
afvoer van celvloeistoffen en –afval. De
ontwikkeling van de menselijke borst begint in
de zesde week van het leven van de foetus. In
de negende week vormt het borstweefsel twee
borstknoppen op het bovenste deel van de
borst. Bij vrouwen groeien kolommen van cellen
vanaf elke borstknop naar binnen en vormen
twee klieren met kanalen die naar de tepel
leiden. Tot aan de puberteit blijven menselijke
borsten zeer klein. In die periode ondergaat het
lichaam een groot aantal veranderingen om het
op voortplanting voor te bereiden. Onder
hormonale controle, in het bijzonder van
oestrogeen en progesteron, begint zich
borstweefsel te ontwikkelen. In die periode
worden vet en vezelachtig borstweefsel
elastischer en beginnen de borstkanalen te
groeien. Die groei duurt voort tot de eerste
menstruatie, die de borsten en eierstokken op
eventuele zwangerschap voorbereidt.
Vóór
de
puberteit
Op
de
uitstekende
tepel na is
de borst vlak
Vroege
Late puberteit
puberteit
De
areola In de borst
begint uit te nemen
steken;
de klierweefsel en
borsten
vet toe, en de
worden
areola
wordt
groter
vlak
Tab. 1. Ontwikkeling van de borst
Briefingnota nr. 515NL
PE nr. 311.208 - mei 2002
Borstkanker
Grootte en uitzicht van de borst en
leeftijdsgebonden veranderingen
De grootte en de vorm van vrouwenborsten zijn
afhankelijk van de hoeveelheid vetweefsel, maar
worden door vele andere factoren beïnvloed,
onder meer:
 Familiegeschiedenis
 Leeftijd
 Gewichtsverlies of -winst
 Zwangerschap en borstvoeding
 Hormonale invloeden
 Menopauze
De borsten van een vrouw zijn zelden
symmetrisch. Gewoonlijk is de ene groter, hoger
of anders gevormd dan de andere. De tepel kan
vlak zijn, rond, cilindrisch of geïnverteerd. De
kleur van de tepel en de areola (gekleurd gebied
rond de tepel) zijn afhankelijk van de
huidpigmentatie. Areola en tepel bevatten
gespecialiseerde spieren en fibrillen, die op
prikkeling reageren door de tepel op te richten.
De areola bevat ook de klieren van Montgomery,
die de areola lubrificeren. In de loop van het
leven van een vrouw veranderen de vorm en het
uitzicht van de borst. Jonge vrouwen hebben
meer klierweefsel dan vet, waardoor zij steviger
borsten hebben.
prolactinereceptoren,
waardoor
de
melkproductie wordt afgeremd tot de baby wordt
geboren. Na de geboorte dalen de oestrogeen-,
progesteron- en prolactineniveaus. Gewoonlijk
beginnen de borsten drie tot vijf dagen na de
bevalling melk te produceren. In die eerste
dagen produceert het lichaam colostrum, een
vloeistof die antilichamen bevat die het kind
tegen infecties beschermen.
Het
andere
hormoon,
oxytocine,
is
verantwoordelijk voor de melkafscheiding.
Zogen is het signaal voor het lichaam om meer
melk te produceren. Het lichaam van een vrouw
blijft melk produceren tot de borstvoeding wordt
stopgezet, en zelfs daarna duurt het
verschillende maanden voor de melkproductie
geheel stopt. Daarna keren de borsten terug
naar hun oorspronkelijke grootte (of kleiner).
Veranderingen van de borsten na de
menopauze
Als een vrouw in de menopauze komt, stopt
haar lichaam met het produceren van
oestrogeen en progesteron. De hoeveelheid
vetweefsel neemt toe en de hoeveelheid
spierweefsel neemt af, waardoor de borsten in
grootte toenemen. De borsten hangen ook door,
omdat het vezelige weefsel aan kracht verliest.
Pijnlijke borsten
Pijnlijke borsten zijn een veel voorkomende
kwaal bij vrouwen, die zelden verband houdt
met borstkanker.
Pijnlijke borsten zijn soms te wijten aan een
gezwel in de borst, maar minder dan vijf procent
van de pijnlijke gezwellen is kwaadaardig.
Naargelang
het
verband
met
de
menstruatiecyclus kan pijn in twee groepen
worden ingedeeld. Bij cyclische pijn in de
borsten in verband met de menstruatie kunnen
de volgende etiologische factoren een invloed
hebben:
 Histologische
afwijking:
onder
meer
knobbeligheid en gevoeligheid.
 Hormonale factoren: tijdens de menstruatie
zijn er wijzigingen van de hormoonniveaus.
Het gaat om dezelfde wijzigingen bij
vrouwen met en bij vrouwen zonder
cyclische borstpijn; de borsten van vrouwen
met cyclische mastalgie reageren echter
abnormaal op normale hormonenniveaus in
de premenstruele fase. Er zijn aanwijzingen
van verstoring van de hypothalamische
controle bij patiënten met cyclische
borstpijn, waardoor meer prolactine wordt
geproduceerd. (Kumar S. e.a., 1984).
 Essentiële vetzuren: Er zijn aanwijzingen
dat vrouwen met cyclische borstpijn lagere
niveaus van bepaalde vetzuren hebben,
hetgeen een wetenschappelijke basis biedt
Veranderingen van de borsten tijdens de
menstruatiecyclus
Tijdens elke menstruatiecyclus zijn de borsten
door wijzigingen in het oestrogeen- en
progesteronniveau in het lichaam geneigd op te
zwellen. Dat leidt tot een vergroting van de
kanalen en klieren, en de borsten houden water
vast. In verband met de menstruatiecyclus kan
een
(niet-carcinomateuze)
fibrocystische
borstconditie voorkomen, die na de menopauze
meestal afneemt.
Borstveranderingen
tijdens
de
zwangerschap
In het bijzonder tijdens de eerste acht weken
van de zwangerschap worden de borsten
gevoelig en nemen ze (onder invloed van
oestrogeen en progesteron) zeer snel in grootte
toe. De areola wordt donker en uitstekend en ter
voorbereiding van de melkproductie worden de
tepels groter en richten zich meer op. Twee
hormonen
zijn
voor
de
melkproductie
verantwoordelijk: prolactine en oxytocine. Acht
weken na de bevruchting begint het lichaam
prolactine te produceren. Naarmate de
zwangerschap
vordert,
stijgt
het
prolactineniveau, dat het hoogste peil bereikt
wanneer de vrouw bevalt. Terwijl het lichaam
meer en meer prolactine produceert, blokkeren
hoge oestrogeen- en progesteronniveaus de
Briefingnota nr. 515NL
2
PE nr. 311.208 - mei 2002
Borstkanker
voor het gebruik van middelen die hoge
niveaus van het essentiële vetzuur
gamoleenzuur bevatten (Gately CA. e.a.,
1990).
Het
belangrijkste
kenmerk
van
een
kwaadaardige kanker is dat hij van het ene deel
van het lichaam naar de andere uitzaait. Deze
nieuwe kankers worden metastases genoemd.
Bij uitzaaiende borstkanker breken cellen door
de kanaal- en lobwanden heen en verspreiden
zich naar het omringende vet- en bindweefsel.
Kanker kan ook de lymfeklieren of andere
organen binnendringen zonder metastatisch
(uitzaaiend) te zijn.

Doeltreffende
en
ondoeltreffende
behandeling van mastalgie
Doeltreffend
Ondoeltreffend
Gamoleenzuur
Antibiotica
Danazol
Diuretica
Bromocriptine
Vitamine B6
Tamoxifen
Progesteroncrème
LHRH-analogen
Vitamine E
Tab. 2. Behandeling van cyclische mastalgie
met geneesmiddelen.
Het belang van de lymfeklieren in het verloop
van borstkanker
Uitzaaiende borstkanker verspreidt zich vaak
naar de oksellymfeklieren. Van daaruit kan
borstkanker stelselmatig naar andere gebieden
van het lichaam (zoals de beenderen, de lever,
de longen of de hersenen) uitzaaien.
Lymfeklieren
voeren
normaal
gesproken
vloeistoffen uit een lichaamsdeel af, en werken
in zekere zin als een filter, om schadelijke
stoffen uit het lymfevocht te verwijderen.
Daarom bevatten de lymfeklieren witte
bloedcellen (lymfocyten) die lichaamsvreemde
bacteriën en andere cellen, zoals kankercellen,
vernietigen.
Het percentage vrouwen met cyclische
mastalgie dat baat heeft bij een behandeling met
geneesmiddelen is ongeveer:
 79% bij behandeling met Danazol
 58% bij behandeling met gamoleenzuur
 54% bij behandeling met Bromocriptine.
Deze percentages zijn kleiner in het geval van
non-cyclische mastalgie, die kan worden
onderverdeeld in echte borstpijn, uitstralende
pijn vanuit de onderliggende borstwand en
referred pain. Orale non-steroïdale antiinflammatoire geneesmiddelen vormen de
voorkeurbehandeling. Als de borstpijn aanhoudt,
kunnen geneesmiddelen voor de behandeling
van cyclische borstpijn worden geprobeerd,
waarbij rekening moet worden gehouden met
het feit dat slechts ongeveer 40% van de
vrouwen op het gebruik van die middelen
reageert.
Borstkanker: medische aspecten
Kanker is een groep van ziekten waarbij cellen
in het lichaam ongecontroleerd groeien,
veranderen en zich vermenigvuldigen. Cellen
beginnen snel te groeien en vormen een gezwel
of massa in het weefsel. Deze massa’s worden
tumoren genoemd. Er kan een onderscheid
worden gemaakt tussen kwaadaardige en
goedaardige kankers.
Een goedaardige kanker zaait gewoonlijk niet
uit. De cellen zijn ingesloten in een kapsel en
verspreiden zich niet naar andere organen en
weefsels. Bij niet-uitzaaiende borstkanker
bevinden de cellen zich in de kanalen, en
verspreiden ze zich niet naar het omringende
vet- en bindweefsel. De meest algemene vorm
van niet-uitzaaiende borstkanker (90% van alle
gevallen) is ductaal carcinoma in situ (DCIS). In
de meeste gevallen volstaat een chirurgische
ingreep om het gezwel te verwijderen en het
probleem op te lossen.
Fig. 2. Schema van de oksellymfeklieren
Een lymfeklier kan opzwellen als ze extra witte
bloedcellen produceert om een infectie af te
weren. Het is moeilijk vast te stellen of de
zwelling het gevolg is van een nietkwaadaardige aandoening (zoals een bacteriële
infectie of abces) of van de groei van
kankercellen. Vaststellen of de lymfeklieren vrij
zijn van kanker, is een belangrijk onderdeel van
het borstkankerverloop, dat de behandeling en
prognose helpt bepalen.
Borstkankerverloop
Stadium
Tumorgrootte
Betrokkenheid
van
de
lymfeklieren
Metastase
I
Minder dan 2
cm
Tussen 2 en 5
cm
Neen
Neen
Neen, of aan
dezelfde kant
Neen
II
Briefingnota nr. 515NL
3
PE nr. 311.208 - mei 2002
III
Meer dan 5 cm
IV
Niet van
toepassing
van de borst
Ja, of aan
dezelfde kant
van de borst
Niet van
toepassing
Borstkanker
kanaaIwand heen en tast het vetweefsel van de
borst en mogelijk ook andere lichaamsdelen
aan. IDC is verantwoordelijk voor 80% van de
borstkankerdiagnoses.
Minder voorkomende vormen van borstkanker
zijn
medullair
carcinoma
(uitzaaiende
borstkanker met een duidelijke grens tussen
tumor- en normaal weefsel), mucineus
carcinoma (gevormd door mucusproducerende
kankercellen), tubulair carcinoma, inflammatoire
borstkanker (uitzicht van ontstoken borsten met
kuiltjes en/of dikke ribbels die het gevolg zijn van
het blokkeren door kankercellen van de
lymfevaten of kanalen in de huid van de borst).
Neen
Ja
Tab. 3. Verloop van borstkanker en betrokkenheid
van de lymfeklieren
De gewone manier om de lymfeklieren te
onderzoeken,
is
dissectie
van
de
oksellymfeklier. Deze techniek houdt de
verwijdering voor pathologisch onderzoek onder
de microscoop van 10 tot 30 lymfeklieren in. Een
andere chirurgische mogelijkheid is biopsie van
de poortwachtklier, die de verwijdering inhoudt
van slechts één tot drie poortwachtlymfeklieren,
gewoonlijk de eerste in de lymfatische keten. Als
de poortwachtklier door kanker blijkt te zijn
aangetast, wordt gewoonlijk een volledige
dissectie van de okselklier uitgevoerd.
Waarschuwingsignalen van borstkanker
Elke wijziging van het normale uitzicht of
aanvoelen van de borst kan op borstkanker
wijzen en moet aan een arts worden gemeld.
Veel voorkomende waarschuwingssignalen zijn
onder meer een gezwel in de borst, een
abnormale verdikking van het borstweefsel of
een verandering van de dichtheid. Soms kunnen
een gezwel onder de arm, roodheid van de huid
of een verandering van de tepel op borstkanker
wijzen. De meeste afscheidingen van de tepel
zijn echter geen indicatie van borstkanker.
Melkachtige, gele of groene afscheiding wijst
meestal niet op kanker; spontane bloederige of
waterige unilaterale afscheidingen kunnen een
indicatie zijn van kanker.
Veel voorkomende vormen van borstkanker
In verschillende delen van de borst kunnen zich
verschillende types tumoren ontwikkelen. De
meeste tumoren zijn het resultaat van
goedaardige niet-carcinomateuze veranderingen
in de borst, zoals fibrocystische verandering,
fibrose en knobbeligheid.
Lobulair carcinoma in situ (LCIS): een sterke
toename van het aantal cellen in de melkklieren
(kleine lobben) van de borst. LCIS-patiënten
worden om de vier maanden met een door een
arts uitgevoerd klinisch borstonderzoek en
jaarlijkse met een mammografie nauwgezet
gecontroleerd. Andere preventieve opties
omvatten
profylactische
mastectomie
(preventieve borstamputatie) en tamoxifen.
Tamoxifen is een anti-oestrogeen en gunstig
voor postmenopauze-patiënten (met of zonder
risico op cardiovasculaire ziekte), aangezien het
geneesmiddel het risico op cardiovasculaire
ziekte
vermindert
door
het
serumlipoproteïneprofiel
van
de
patiënt
aanzienlijk te verbeteren.
Ductaal carcinoma in situ (DCIS): de cellen zijn
in de kanalen van de borst ingesloten. Op een
mammogram wordt DCIS vaak eerst als
microcalcificaties (zeer kleine kalkafzettingen)
vastgesteld. Bij vroege vaststelling is het
overlevingspercentage bijna 100%.
Infiltrerend lobulair carcinoma (ILC): de celgroei
begint in de melkklieren (kleine lobben) van de
borst, maar zaait vaak uit naar andere
lichaamsdelen.
10
tot
15%
van
de
borstkankerdiagnoses betreffen ILC.
Infiltrerend ductaal carcinoma (IDC) begint in de
melkkanalen van de borst, dringt door de
Risicofactoren
Verschillende factoren kunnen het risico van een
vrouw om borstkanker te krijgen vergroten. Één
of meer risicofactoren betekenen echter niet
onmiddellijk dat iemand borstkanker zal krijgen.
Sommige
factoren,
zoals
genetica
en
familiegeschiedenis, kunnen niet worden
gecontroleerd. Aan andere factoren, waaronder
levensstijl, kan iets worden gedaan om het risico
op borstkanker te beperken.
Leeftijd
Met de leeftijd van een vrouw neemt het risico
op borstkanker toe. De meeste vrouwen met
borstkanker zijn tussen 40 en 50 jaar oud, maar
ook jonge vrouwen kunnen borstkanker krijgen.
LEEFTIJD INCIDENTIE
VAN
BORSTKANKER
25 jaar
1 op 19.608
30 jaar
1 op 2.525
40 jaar
1 op 235
50 jaar
1 op 54
60 jaar
1 op 23
70 jaar
1 op 14
80 jaar
1 op 10
Tab. 4. Incidentie van borstkanker in verband met
leeftijd.
Briefingnota nr. 515NL
4
PE nr. 311.208 - mei 2002
Borstkanker
Genetica
Er is een verband tussen bepaalde genen en
borstkanker. Mutaties in die genen veroorzaken
een toename van de celgroei en -reproductie die
leidt tot gezwelvorming en agressievere
tumorcellen. Mutaties in tumorsuppressor-genen
zoals p53, BRCA1 (borstkankergen 1) en
BRCA2 (borstkankergen 2) vergroten het risico
van borst- en eierstokkanker (Hendenfak IA.,
Ringner M. e.a. 2002). Uit recent onderzoek is
ook gebleken dat vrouwen met borstkanker in
een vroeg stadium die positief testen voor het
gemuteerde p53-gen, een slechtere prognose
hebben dan vrouwen die het gemuteerde p53
niet hebben (http://www.imaginis.com, 2002).
HER2 (humane epidermale groeifactor receptor)
is een ander gen dat bij borstkanker is
betrokken. HER2 proteïne overexpressie komt
voor bij 25 tot 30% van alle borstkankers.
meervoudig onverzadigde en verzadigde
vetzuren in vlees.
Het verband tussen gewicht en borstkanker is
omstreden. Uit verschillende studies is gebleken
dat zwaarlijvige vrouwen, die als volwassene
zwaarlijvig zijn geworden, een groter risico op
borstkanker lopen, maar vrouwen die als kind al
zwaarlijvig waren niet.
Hormoonvervangingstherapie (HRT).
HRT vergroot het risico op borstkanker niet
aanzienlijk. Dat is tenminste zo voor vrouwen
die minder dan vijf jaar oestrogeentherapie
krijgen en minder dan 0,625 mg per dag
innemen.
Borstkankeronderzoek
Bij borstkanker is er een verband tussen een
vroege vaststelling en een goede prognose. Een
routineonderzoek om de 1-2 jaar is dan ook
aanbevolen, in het bijzonder voor vrouwen van
meer dan 50 (borstkankerincidentie neemt
immers toe met de leeftijd).
Drie tests die meestal voor een vroege
vaststelling van borstkanker worden gebruikt
zijn:
1. Klinisch borstonderzoek (CBE)
2. Borstzelfonderzoek (BSE)
3. Mammografie.
Tot nu toe is de doeltreffendheid van BSE en
CBE alleen (zonder mammografie) niet
aangetoond. Mammografie is de meest
doeltreffende methode om borstkanker vast te
stellen, waarbij ongeveer 60% tot 95% van alle
abnormaliteiten wordt vastgesteld. Volgens
Julietta Patnick, nationaal coördinator van het
programma voor borstonderzoek van de
Nationale Gezondheidsdienst van het VK, redt
mammografie elk jaar 1.250 levens. Toch
ondergaat slechts een klein percentage vrouwen
routinemammografie.
Persoonlijke geschiedenis
Als een vrouw aan een borst borstkanker heeft
gehad, loopt ze een groter risico om in de
andere borst borstkanker te ontwikkelen. Ook
vrouwen die goedaardige, niet-carcinomateuze
aandoeningen, zoals lobulair carcinoma in situ
(LCIS) of atypische hyperplasie (AH), hebben
gehad, lopen een groter risico op borstkanker.
Dat is niet het geval voor vrouwen die
fibrocystische
veranderingen,
zoals
knobbeligheid, cysten, borstpijn of gevoeligheid
hebben gehad.
Ook vrouwen van wie de borst in hun kindertijd
aan stralingstherapie is blootgesteld, lopen een
groter risico op borstkanker.
Menstruatie.
Vroege menstruatie (jonger dan 12 jaar) en late
menopauze (ouder dan 50 jaar) kunnen het
risico op borstkanker vergroten.
Alcohol.
De dagelijkse consumptie van twee à vijf
alcoholische dranken vergroot het risico op
borstkanker.
Roken.
Uit een recente studie, waarvoor van 1982 tot
1996 78.206 vrouwen werden gevolgd, is een
kleine toename van het borstkankerrisico
gebleken voor vrouwen die op jonge leeftijd
(jonger dan 17) zijn beginnen roken (Egan KM.,
Stampfer MJ. e.a. 2002).
Uit de resultaten blijkt ook dat er geen verband
is tussen passief roken en borstkanker.
Wat is mammografie en hoe wordt ze
uitgevoerd?
Mammografie is een bijzonder type van
röntgenbeeldvorming en wordt toegepast om
gedetailleerde beelden van de borst te maken.
Mammografie
kan
als
onderzoek
of
diagnostische test worden gebruikt. In het eerste
geval is de doelstelling het opsporen van
borstkanker als het gezwel nog te klein is om bij
zelfonderzoek
of
door
een
arts
bij
asymptomatische vrouwen te worden gevoeld.
Een diagnostische mammografie heeft ten doel
de exacte grootte en plaats van een
borstabnormaliteit te bepalen en een beeld van
het omringende weefsel en de omringende
lymfeklieren te vormen. Bij een mammografie
wordt een afzonderlijk beeld van elke borst
gevormd. Elke borst wordt op een speciale
filmcassette geplaatst en met een spatel
Dieet.
Voeding en dieet kunnen bij borstkanker een rol
spelen. Om het risico op borstkanker te
verkleinen moet een dieet over het algemeen rijk
zijn aan fruit en groenten en arm aan
Briefingnota nr. 515NL
5
PE nr. 311.208 - mei 2002
Borstkanker
samengedrukt.
De
röntgenbron
wordt
ingeschakeld, en de röntgenstralen gaan
doorheen de samengedrukte borst naar de
filmcassette daaronder, waar ze een speciale
fosforlaag in de cassette raken. De ‘belichte film’
in de cassette wordt dan in een donkere kamer
ontwikkeld.
Röntgenstralen hebben een bijzondere energie
en golflengte, die het mogelijk maken om
doorheen de borst te gaan en een beeld van de
interne structuren van de borst te vormen. De
verschillende weefsels waaruit de borst bestaat,
dempen de röntgenstralen op verschillende
manieren. Vet is zeer dicht en absorbeert een
groot deel van de stralen; het verschijnt als een
zwart gebied op een mammogram. Bindweefsel
is minder dicht, dempt minder dan vetweefsel en
is te zien als een wit gebied. Al de rest, met
name klieren, tumoren en microcalcificaties,
verschijnen
op
een
mammogram
als
verschillende grijswaarden.
Veel artsen plaatsen een merkteken op de huid
van de patiënt om de tepel, littekens of andere
normale kenmerken van de borst te identificeren
die op een mammografie met tumorweefsel
kunnen worden verward. Deze merktekens zijn
zo gemaakt dat ze bij blootstelling aan
röntgenstralen geen borstweefsel verbergen.
Het Beekley-systeem voor huidmerktekens
bijvoorbeeld maakt gebruik van een klein
kogelvormig merkteken voor de tepel, een
driehoekig merkteken voor een zorgwekkend
gezwel of massa, een S-vormig merkteken voor
chirurgische littekens en een cirkelvormig
merkteken voor vergrote moedervlekken op de
borst. Tepelmerktekens worden gebruikt om de
technoloog te helpen om de patiënt in positie te
brengen en te verzekeren dat de tepel voor de
‘belichting’ in profiel is.
A.
C.
Tijdens de mammografie wordt elke borst
afzonderlijk in beeld gebracht.
Bij een screeningmammografie worden andere
beelden gemaakt dan bij een diagnostisch
onderzoek.
Normaal
worden
voor
een
screeningmammografie twee beelden gebruikt:
een van boven, craniaal-caudaal gezichtspunt
(CC) genaamd, en een ander van een schuin
gezichtspunt (mediolateraal-oblique, MLO).
Fig. 4. Beelden gemaakt
diagnostische mammografie.
bij
screening-
en
Bij een diagnostische mammografie worden
extra beelden gemaakt. Daartoe behoren
beelden van elke kant; van buiten naar het
midden van de borstkas toe (lateromediaal, LM)
en van het midden van de borstkas naar buiten
toe (mediolateraal, ML).
B.
D.
Fig. 5. Mediolateraal oblique (MLO)-mammogram van
borstspier, borst, tepel en borstkanalen.
Fig. 3. Huidmerktekens. A) vergrote moedervlek. B)
chirurgisch litteken. C) voelbare abnormaliteit. D)
tepel. (Beelden van Beekley Corporation).
Briefingnota nr. 515NL
6
PE nr. 311.208 - mei 2002
Borstkanker
Bij een mammografie wordt elke borst met een
spatel samengedrukt. Het samendrukken van de
borst gebeurt twee tot vier keer gedurende een
paar seconden en is meestal niet pijnlijk. De
samendrukking is nodig om de borst plat te
maken, zoveel mogelijk weefsel in beeld te
brengen om te onderzoeken, de borst te
immobiliseren en overlapping van normale
schaduwen en verstrooiing van röntgenstraling
te beperken.
dat de voordelen zwaarder wegen dan de
risico’s.
Zie de onderstaande tabel voor een beeld van
de doeltreffendheid van mammografiescreening
voor de vroege vaststelling van borstkanker:
Mammografiescreening
ammografiescreening is de sleutel tot de vroege
vaststelling van borstkanker. Het is het enige
door
de
Amerikaanse
voedingsen
geneesmiddelenorganisatie
(FDA)
goedgekeurde
onderzoek
voor
borstkankerscreening bij vrouwen die geen
tekens of symptomen van de ziekte vertonen
(Kerlikowske K., Grady D. e.a., 1995).
Mammografie brengt ongeveer 85% van alle
borstkankers aan het licht, maar kan tot 15%
van de kankers over het hoofd zien. Het gaat
dan om kankers die zeer klein zijn, verborgen
worden door andere schaduwen of zich in een
gebied bevinden dat niet gemakkelijk in beeld
kan worden gebracht (http://www.imaginis.com).
Als uit een screeningmammografie een
abnormaliteit in de borst blijkt, wordt een andere
mammografie genomen en worden andere
onderzoeken, zoals echoscopie (om cysten van
massa’s te onderscheiden), MRI van de borst,
ductografie (om de kanalen van de borst in
beeld te brengen) en biopsie aanbevolen.
Grootte van door mammografie en
zelfonderzoek van de borsten ontdekte
tumoren
Gemiddelde
grootte van door
een
routinemammogram ontdekt
gezwel (1,1 cm)
Gemiddelde
grootte van door
een eerste
mammogram
ontdekt gezwel
(1,5 cm)
Gemiddelde
grootte van door
regelmatig
zelfonderzoek
van de borsten
ontdekt gezwel
(2,1 cm)
Gemiddelde
grootte van
toevallig ontdekt
gezwel (3,6 cm)
Jaarlijkse
of
tweejaarlijkse
screeningmammografie is nuttiger voor vrouwen van 50
tot 69 jaar dan voor vrouwen van 40 tot 49 jaar,
vrouwen boven de 70 of jonge vrouwen (http:
cpmcnet.columbia.edu
2002). Wat
jonge
vrouwen betreft, is dat waarschijnlijk te wijten
aan de dichtheid van de borsten. Hun borsten
zijn dichter, waardoor het mammogram vager is.
Bij vrouwen van meer dan 70 jaar kunnen
bijvoorbeeld bezorgdheid of ongerustheid over
de screening op korte termijn zwaarder wegen
dan de kleine voordelen. Wat vrouwen tussen
40 en 49 jaar betreft, zijn er onvoldoende
duidelijke voordelen van borstkankerscreening.
Deze leeftijdsgrens kan op leeftijdsgebonden
biologische veranderingen, en in het bijzonder
de menopauze wijzen.
Het
mogelijke
stralingsrisico
van
screeningmammografie is omstreden. Tot nu toe
zijn er geen rechtstreekse aanwijzingen dat
mammografiescreening
het
risico
van
borstkanker doet toenemen, en is het duidelijk
Tab.
5.
Doeltreffendheid
van
verschillende
borstonderzoeken
voor
de
vaststelling
van
borstkanker.
Diagnostische mammografie.
Een diagnostische mammografie wordt gebruikt
om de juiste grootte en positie vast te stellen
van abnormaliteiten die tijdens een vroeger
screeningonderzoek werden ontdekt.
De twee belangrijkste abnormaliteiten die door
mammografie worden ontdekt zijn calcificaties
en massa’s.
Een onderscheid kan worden gemaakt tussen
micro- en macrocalcificaties.
Briefingnota nr. 515NL
7
PE nr. 311.208 - mei 2002
Borstkanker
Microcalcificaties zijn zeer kleine calciumvlekjes
in de borst die gewoonlijk op de aanwezigheid
van een ductaal carcinoma in situ wijzen. Een
gebied
met
microcalcificaties
op
een
mammogram wijst echter niet altijd op kanker,
en slechts ongeveer 17% van de calcificaties die
een biopsie vereisen, zijn carcinomateus.
Macrocalcificaties houden gewoonlijk geen
verband met een pathologische conditie. Het zijn
calciumafzettingen tengevolge van goedaardige
fibrocystische of degeneratieve veranderingen,
zoals veroudering van de borstslagaders,
ontsteking of oude verwondingen, die bij
ongeveer 50% van alle vrouwen van meer dan
50 voorkomen.
Massa’s zijn groepen van cellen die dichter bij
elkaar zitten dan het omringende weefsel en
komen met en zonder calcificatie voor. Niet alle
massa’s zijn carcinomateus; cysten bijvoorbeeld
zijn een niet-carcinomateuze ophoping van
vloeistof in de borst. Om te bevestigen of een
massa toe te schrijven is aan een cyste of een
gezwel van kankercellen zijn meer onderzoeken
vereist, zoals aspiratie met een naald of
echoscopie van de borst.
megace. Tamoxifen is een anti-oestrogeen. Het
werkt door oestrogeen in de borst te blokkeren
en zo de groei en reproductie te vertragen van
borstkankercellen
die
van
oestrogeen
afhankelijk zijn om te overleven (http://
www.imaginis.com).
Volgens het Nationaal Kankerinstituut zijn de
meest voorkomende vormen van borstkanker bij
mannen:
1) Infiltrerend ductaal carcinoma (IDC), een
soort kanker die zich tot voorbij de kanalen van
de borst verspreidt;
2) Ductaal carcinoma in situ (DCIS), een vroeg
stadium van borstkanker dat tot de borstkanalen
beperkt is;
3) Inflammatoire borstkanker en tepelziekten.
Terwijl slechts 1% van alle borstkankers
mannen
treft,
werden
verschillende
risicofactoren vastgesteld die bepaalde mannen
kwetsbaarder maken voor borstkanker. Tot deze
risicofactoren behoren:
Leeftijd: Het risico neemt toe met de leeftijd. De
gemiddelde leeftijd van mannen met borstkanker
is 60-70 jaar.
Persoonlijke geschiedenis: Het risico op de
pathologie is groter als nauwe vrouwelijke
verwanten borstkanker hebben.
Ook mannen die aan straling voor de
behandeling
van
borstkanker
werden
blootgesteld, lopen een groter risico.
Leverziekte: Mannen met een ernstige
leverziekte, zoals cirrose, hebben vaak lagere
androgenenniveaus (mannelijke hormonen) en
hogere
oestrogeenniveaus
(vrouwelijke
hormonen), waardoor ze een groter risico lopen
op gynecomastie en borstkanker (http://
www.imaginis.com, 2002).
Behandeling met oestrogeen: Mannen die voor
de behandeling van andere pathologieën een
grote dosis oestrogeen hebben gebruikt, lopen
een groter risico op kanker. De voordelen van
bijvoorbeeld het vertragen van de groei van
prostaatkanker met oestrogeen wegen echter
vaak zwaarder dan het risico op borstkanker
(http://www.imaginis.com, 2002).
Genetica: Een mutatie in gen BRCA2
(borstkankergen 2) en BRC1 (borstkankergen 1)
kan een hoger risico op borstkanker tot gevolg
hebben. Mannen met een gemuteerd BRC1-gen
kunnen het gen doorgeven aan hun dochters,
die dan een groter risico op borstkanker lopen.
Mannen met het syndroom van Klinefelter lopen
ook het risico op gynecomastie en borstkanker.
Het syndroom van Klinefelter is een genetische
afwijking die optreedt als een man met twee of
meer
X-chromosomen
wordt
geboren.
Symptomen van deze conditie zijn: langere
benen, een hogere stem, minder en dunner
Borstkanker bij mannen
Ook mannen kunnen borstkanker krijgen, al
komt dat veel minder voor dan bij vrouwen. De
American Cancer Society schat dat in 2000 bij
mannen 1400 nieuwe gevallen van uitzaaiende
borstkanker zijn vastgesteld en dat ongeveer
400 mannen aan die ziekte zijn gestorven (http://
www.imaginis.com, 2002).
Net als vrouwen hebben mannen borstweefsel.
Als mannen de puberteit bereiken, produceren
hun testikels echter hormonen die de groei van
borstweefsel verhinderen. Door veranderingen
in het hormonale evenwicht tijdens de
adolescentie of op hoge leeftijd kunnen mannen
gynecomastie, een zeer veel voorkomende
borstabnormaliteit, ontwikkelen. Gynecomastie
is een niet-carcinomateuze toename van de
hoeveelheid borstweefsel.
De
meest
voorkomende
tekenen
van
borstkanker zijn een gezwel, afscheiding uit de
tepel, terugtrekking van de tepel, zwelling van
de borst of de borstpier en roodheid van de huid
van de borst.
Ook voor mannen is er een verband tussen een
vroege diagnose en behandeling en overleving
van borstkanker. Afhankelijk van het type en
stadium van borstkanker zijn de meest
toegepaste
behandelingen:
chirurgische
procedures, zoals mastectomie en verwijdering
van de oksellymfeklieren, en stralings-, chemoen hormonentherapie. Deze laatste omvat het
gebruik van twee geneesmiddelen: tamoxifen en
Briefingnota nr. 515NL
8
PE nr. 311.208 - mei 2002
Borstkanker
gelaatshaar, onvruchtbaarheid en hogere
oestrogeenniveaus.
Een diagnose voor mannelijke borstkanker
omvat diagnostische mammografie, echoscopie
en indien nodig een biopsie van de borst.
Auteur: Silvia Cantara onder toezicht van
Graham CHAMBERS
De in deze briefingnota ingenomen
standpunten
weerspiegelen
niet
noodzakelijk de standpunten van het
Europees Parlement.
Directoraat A
Industrie,
onderzoek,
energie, milieu en STOA
Europees Parlement
L-2929 LUXEMBURG
Fax: (352) 4300 27718
of:
Wiertzstraat 60
B-1047
BRUSSEL
Fax: (32) 2
2844980
Briefingnota nr. 515NL
9
Download