NL EUROPEES PARLEMENT Directoraat-generaal studies - Directoraat A STOA - Scientific and Technological Options Assessment Briefingnota nr. STOA 515 NL PE nr. 311.208 mei 2002 BORSTKANKER Inleiding Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen en de tweede meest dodelijke kanker bij 40- tot 50-jarigen. In 2002 zal wereldwijd bij meer dan 1,2 miljoen vrouwen borstkanker worden vastgesteld (WGO). Ook bij mannen, zij het veel minder vaak, komt borstkanker voor: in 2001 werden 1500 gevallen vastgesteld. Desondanks daalde de mortaliteit tengevolge van borstkanker tussen 1992 en 1996 in het bijzonder bij jonge vrouwen sterk; dat wordt aan vroegere vaststelling en doeltreffender behandelingen toegeschreven. Anatomie, fysiologie en ontwikkeling van de borst De borst is een massa van klier-, vet- en vezelachtig weefsel boven de borstspieren van de borstwand en aangehecht door ligamenten die ligamenten van Cooper worden genoemd. Het vetgehalte geeft de borst een zachte consistentie en het klierweefsel produceert melk. Fig. 1. Beeld van de borst. Het klierweefsel bestaat uit lobben, kleine lobben en kanalen. Naar de tepel toe verwijdt elk kanaal zich tot een zak die ampul wordt genoemd. Tijdens de periode van borstvoeding produceert de verdikking op het uiteinde van de lobben melk, die door de kanalen naar de tepel wordt gevoerd. Slagaders brengen zuurstofrijk bloed van het hart naar de borstwand en de borsten, en aders brengen het van zuurstof ontdane bloed terug naar het hart. De okselslagader loopt vanuit de oksel naar beneden en voorziet de buitenkant van de borst van bloed; de inwendige borstslagader loopt vanuit de hals naar beneden en voorziet de binnenkant van de borst van bloed. De borst bestaat verder uit weefsel van het lymfatische immuunsysteem, dat instaat voor de afvoer van celvloeistoffen en –afval. De ontwikkeling van de menselijke borst begint in de zesde week van het leven van de foetus. In de negende week vormt het borstweefsel twee borstknoppen op het bovenste deel van de borst. Bij vrouwen groeien kolommen van cellen vanaf elke borstknop naar binnen en vormen twee klieren met kanalen die naar de tepel leiden. Tot aan de puberteit blijven menselijke borsten zeer klein. In die periode ondergaat het lichaam een groot aantal veranderingen om het op voortplanting voor te bereiden. Onder hormonale controle, in het bijzonder van oestrogeen en progesteron, begint zich borstweefsel te ontwikkelen. In die periode worden vet en vezelachtig borstweefsel elastischer en beginnen de borstkanalen te groeien. Die groei duurt voort tot de eerste menstruatie, die de borsten en eierstokken op eventuele zwangerschap voorbereidt. Vóór de puberteit Op de uitstekende tepel na is de borst vlak Vroege Late puberteit puberteit De areola In de borst begint uit te nemen steken; de klierweefsel en borsten vet toe, en de worden areola wordt groter vlak Tab. 1. Ontwikkeling van de borst Briefingnota nr. 515NL PE nr. 311.208 - mei 2002 Borstkanker Grootte en uitzicht van de borst en leeftijdsgebonden veranderingen De grootte en de vorm van vrouwenborsten zijn afhankelijk van de hoeveelheid vetweefsel, maar worden door vele andere factoren beïnvloed, onder meer: Familiegeschiedenis Leeftijd Gewichtsverlies of -winst Zwangerschap en borstvoeding Hormonale invloeden Menopauze De borsten van een vrouw zijn zelden symmetrisch. Gewoonlijk is de ene groter, hoger of anders gevormd dan de andere. De tepel kan vlak zijn, rond, cilindrisch of geïnverteerd. De kleur van de tepel en de areola (gekleurd gebied rond de tepel) zijn afhankelijk van de huidpigmentatie. Areola en tepel bevatten gespecialiseerde spieren en fibrillen, die op prikkeling reageren door de tepel op te richten. De areola bevat ook de klieren van Montgomery, die de areola lubrificeren. In de loop van het leven van een vrouw veranderen de vorm en het uitzicht van de borst. Jonge vrouwen hebben meer klierweefsel dan vet, waardoor zij steviger borsten hebben. prolactinereceptoren, waardoor de melkproductie wordt afgeremd tot de baby wordt geboren. Na de geboorte dalen de oestrogeen-, progesteron- en prolactineniveaus. Gewoonlijk beginnen de borsten drie tot vijf dagen na de bevalling melk te produceren. In die eerste dagen produceert het lichaam colostrum, een vloeistof die antilichamen bevat die het kind tegen infecties beschermen. Het andere hormoon, oxytocine, is verantwoordelijk voor de melkafscheiding. Zogen is het signaal voor het lichaam om meer melk te produceren. Het lichaam van een vrouw blijft melk produceren tot de borstvoeding wordt stopgezet, en zelfs daarna duurt het verschillende maanden voor de melkproductie geheel stopt. Daarna keren de borsten terug naar hun oorspronkelijke grootte (of kleiner). Veranderingen van de borsten na de menopauze Als een vrouw in de menopauze komt, stopt haar lichaam met het produceren van oestrogeen en progesteron. De hoeveelheid vetweefsel neemt toe en de hoeveelheid spierweefsel neemt af, waardoor de borsten in grootte toenemen. De borsten hangen ook door, omdat het vezelige weefsel aan kracht verliest. Pijnlijke borsten Pijnlijke borsten zijn een veel voorkomende kwaal bij vrouwen, die zelden verband houdt met borstkanker. Pijnlijke borsten zijn soms te wijten aan een gezwel in de borst, maar minder dan vijf procent van de pijnlijke gezwellen is kwaadaardig. Naargelang het verband met de menstruatiecyclus kan pijn in twee groepen worden ingedeeld. Bij cyclische pijn in de borsten in verband met de menstruatie kunnen de volgende etiologische factoren een invloed hebben: Histologische afwijking: onder meer knobbeligheid en gevoeligheid. Hormonale factoren: tijdens de menstruatie zijn er wijzigingen van de hormoonniveaus. Het gaat om dezelfde wijzigingen bij vrouwen met en bij vrouwen zonder cyclische borstpijn; de borsten van vrouwen met cyclische mastalgie reageren echter abnormaal op normale hormonenniveaus in de premenstruele fase. Er zijn aanwijzingen van verstoring van de hypothalamische controle bij patiënten met cyclische borstpijn, waardoor meer prolactine wordt geproduceerd. (Kumar S. e.a., 1984). Essentiële vetzuren: Er zijn aanwijzingen dat vrouwen met cyclische borstpijn lagere niveaus van bepaalde vetzuren hebben, hetgeen een wetenschappelijke basis biedt Veranderingen van de borsten tijdens de menstruatiecyclus Tijdens elke menstruatiecyclus zijn de borsten door wijzigingen in het oestrogeen- en progesteronniveau in het lichaam geneigd op te zwellen. Dat leidt tot een vergroting van de kanalen en klieren, en de borsten houden water vast. In verband met de menstruatiecyclus kan een (niet-carcinomateuze) fibrocystische borstconditie voorkomen, die na de menopauze meestal afneemt. Borstveranderingen tijdens de zwangerschap In het bijzonder tijdens de eerste acht weken van de zwangerschap worden de borsten gevoelig en nemen ze (onder invloed van oestrogeen en progesteron) zeer snel in grootte toe. De areola wordt donker en uitstekend en ter voorbereiding van de melkproductie worden de tepels groter en richten zich meer op. Twee hormonen zijn voor de melkproductie verantwoordelijk: prolactine en oxytocine. Acht weken na de bevruchting begint het lichaam prolactine te produceren. Naarmate de zwangerschap vordert, stijgt het prolactineniveau, dat het hoogste peil bereikt wanneer de vrouw bevalt. Terwijl het lichaam meer en meer prolactine produceert, blokkeren hoge oestrogeen- en progesteronniveaus de Briefingnota nr. 515NL 2 PE nr. 311.208 - mei 2002 Borstkanker voor het gebruik van middelen die hoge niveaus van het essentiële vetzuur gamoleenzuur bevatten (Gately CA. e.a., 1990). Het belangrijkste kenmerk van een kwaadaardige kanker is dat hij van het ene deel van het lichaam naar de andere uitzaait. Deze nieuwe kankers worden metastases genoemd. Bij uitzaaiende borstkanker breken cellen door de kanaal- en lobwanden heen en verspreiden zich naar het omringende vet- en bindweefsel. Kanker kan ook de lymfeklieren of andere organen binnendringen zonder metastatisch (uitzaaiend) te zijn. Doeltreffende en ondoeltreffende behandeling van mastalgie Doeltreffend Ondoeltreffend Gamoleenzuur Antibiotica Danazol Diuretica Bromocriptine Vitamine B6 Tamoxifen Progesteroncrème LHRH-analogen Vitamine E Tab. 2. Behandeling van cyclische mastalgie met geneesmiddelen. Het belang van de lymfeklieren in het verloop van borstkanker Uitzaaiende borstkanker verspreidt zich vaak naar de oksellymfeklieren. Van daaruit kan borstkanker stelselmatig naar andere gebieden van het lichaam (zoals de beenderen, de lever, de longen of de hersenen) uitzaaien. Lymfeklieren voeren normaal gesproken vloeistoffen uit een lichaamsdeel af, en werken in zekere zin als een filter, om schadelijke stoffen uit het lymfevocht te verwijderen. Daarom bevatten de lymfeklieren witte bloedcellen (lymfocyten) die lichaamsvreemde bacteriën en andere cellen, zoals kankercellen, vernietigen. Het percentage vrouwen met cyclische mastalgie dat baat heeft bij een behandeling met geneesmiddelen is ongeveer: 79% bij behandeling met Danazol 58% bij behandeling met gamoleenzuur 54% bij behandeling met Bromocriptine. Deze percentages zijn kleiner in het geval van non-cyclische mastalgie, die kan worden onderverdeeld in echte borstpijn, uitstralende pijn vanuit de onderliggende borstwand en referred pain. Orale non-steroïdale antiinflammatoire geneesmiddelen vormen de voorkeurbehandeling. Als de borstpijn aanhoudt, kunnen geneesmiddelen voor de behandeling van cyclische borstpijn worden geprobeerd, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat slechts ongeveer 40% van de vrouwen op het gebruik van die middelen reageert. Borstkanker: medische aspecten Kanker is een groep van ziekten waarbij cellen in het lichaam ongecontroleerd groeien, veranderen en zich vermenigvuldigen. Cellen beginnen snel te groeien en vormen een gezwel of massa in het weefsel. Deze massa’s worden tumoren genoemd. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen kwaadaardige en goedaardige kankers. Een goedaardige kanker zaait gewoonlijk niet uit. De cellen zijn ingesloten in een kapsel en verspreiden zich niet naar andere organen en weefsels. Bij niet-uitzaaiende borstkanker bevinden de cellen zich in de kanalen, en verspreiden ze zich niet naar het omringende vet- en bindweefsel. De meest algemene vorm van niet-uitzaaiende borstkanker (90% van alle gevallen) is ductaal carcinoma in situ (DCIS). In de meeste gevallen volstaat een chirurgische ingreep om het gezwel te verwijderen en het probleem op te lossen. Fig. 2. Schema van de oksellymfeklieren Een lymfeklier kan opzwellen als ze extra witte bloedcellen produceert om een infectie af te weren. Het is moeilijk vast te stellen of de zwelling het gevolg is van een nietkwaadaardige aandoening (zoals een bacteriële infectie of abces) of van de groei van kankercellen. Vaststellen of de lymfeklieren vrij zijn van kanker, is een belangrijk onderdeel van het borstkankerverloop, dat de behandeling en prognose helpt bepalen. Borstkankerverloop Stadium Tumorgrootte Betrokkenheid van de lymfeklieren Metastase I Minder dan 2 cm Tussen 2 en 5 cm Neen Neen Neen, of aan dezelfde kant Neen II Briefingnota nr. 515NL 3 PE nr. 311.208 - mei 2002 III Meer dan 5 cm IV Niet van toepassing van de borst Ja, of aan dezelfde kant van de borst Niet van toepassing Borstkanker kanaaIwand heen en tast het vetweefsel van de borst en mogelijk ook andere lichaamsdelen aan. IDC is verantwoordelijk voor 80% van de borstkankerdiagnoses. Minder voorkomende vormen van borstkanker zijn medullair carcinoma (uitzaaiende borstkanker met een duidelijke grens tussen tumor- en normaal weefsel), mucineus carcinoma (gevormd door mucusproducerende kankercellen), tubulair carcinoma, inflammatoire borstkanker (uitzicht van ontstoken borsten met kuiltjes en/of dikke ribbels die het gevolg zijn van het blokkeren door kankercellen van de lymfevaten of kanalen in de huid van de borst). Neen Ja Tab. 3. Verloop van borstkanker en betrokkenheid van de lymfeklieren De gewone manier om de lymfeklieren te onderzoeken, is dissectie van de oksellymfeklier. Deze techniek houdt de verwijdering voor pathologisch onderzoek onder de microscoop van 10 tot 30 lymfeklieren in. Een andere chirurgische mogelijkheid is biopsie van de poortwachtklier, die de verwijdering inhoudt van slechts één tot drie poortwachtlymfeklieren, gewoonlijk de eerste in de lymfatische keten. Als de poortwachtklier door kanker blijkt te zijn aangetast, wordt gewoonlijk een volledige dissectie van de okselklier uitgevoerd. Waarschuwingsignalen van borstkanker Elke wijziging van het normale uitzicht of aanvoelen van de borst kan op borstkanker wijzen en moet aan een arts worden gemeld. Veel voorkomende waarschuwingssignalen zijn onder meer een gezwel in de borst, een abnormale verdikking van het borstweefsel of een verandering van de dichtheid. Soms kunnen een gezwel onder de arm, roodheid van de huid of een verandering van de tepel op borstkanker wijzen. De meeste afscheidingen van de tepel zijn echter geen indicatie van borstkanker. Melkachtige, gele of groene afscheiding wijst meestal niet op kanker; spontane bloederige of waterige unilaterale afscheidingen kunnen een indicatie zijn van kanker. Veel voorkomende vormen van borstkanker In verschillende delen van de borst kunnen zich verschillende types tumoren ontwikkelen. De meeste tumoren zijn het resultaat van goedaardige niet-carcinomateuze veranderingen in de borst, zoals fibrocystische verandering, fibrose en knobbeligheid. Lobulair carcinoma in situ (LCIS): een sterke toename van het aantal cellen in de melkklieren (kleine lobben) van de borst. LCIS-patiënten worden om de vier maanden met een door een arts uitgevoerd klinisch borstonderzoek en jaarlijkse met een mammografie nauwgezet gecontroleerd. Andere preventieve opties omvatten profylactische mastectomie (preventieve borstamputatie) en tamoxifen. Tamoxifen is een anti-oestrogeen en gunstig voor postmenopauze-patiënten (met of zonder risico op cardiovasculaire ziekte), aangezien het geneesmiddel het risico op cardiovasculaire ziekte vermindert door het serumlipoproteïneprofiel van de patiënt aanzienlijk te verbeteren. Ductaal carcinoma in situ (DCIS): de cellen zijn in de kanalen van de borst ingesloten. Op een mammogram wordt DCIS vaak eerst als microcalcificaties (zeer kleine kalkafzettingen) vastgesteld. Bij vroege vaststelling is het overlevingspercentage bijna 100%. Infiltrerend lobulair carcinoma (ILC): de celgroei begint in de melkklieren (kleine lobben) van de borst, maar zaait vaak uit naar andere lichaamsdelen. 10 tot 15% van de borstkankerdiagnoses betreffen ILC. Infiltrerend ductaal carcinoma (IDC) begint in de melkkanalen van de borst, dringt door de Risicofactoren Verschillende factoren kunnen het risico van een vrouw om borstkanker te krijgen vergroten. Één of meer risicofactoren betekenen echter niet onmiddellijk dat iemand borstkanker zal krijgen. Sommige factoren, zoals genetica en familiegeschiedenis, kunnen niet worden gecontroleerd. Aan andere factoren, waaronder levensstijl, kan iets worden gedaan om het risico op borstkanker te beperken. Leeftijd Met de leeftijd van een vrouw neemt het risico op borstkanker toe. De meeste vrouwen met borstkanker zijn tussen 40 en 50 jaar oud, maar ook jonge vrouwen kunnen borstkanker krijgen. LEEFTIJD INCIDENTIE VAN BORSTKANKER 25 jaar 1 op 19.608 30 jaar 1 op 2.525 40 jaar 1 op 235 50 jaar 1 op 54 60 jaar 1 op 23 70 jaar 1 op 14 80 jaar 1 op 10 Tab. 4. Incidentie van borstkanker in verband met leeftijd. Briefingnota nr. 515NL 4 PE nr. 311.208 - mei 2002 Borstkanker Genetica Er is een verband tussen bepaalde genen en borstkanker. Mutaties in die genen veroorzaken een toename van de celgroei en -reproductie die leidt tot gezwelvorming en agressievere tumorcellen. Mutaties in tumorsuppressor-genen zoals p53, BRCA1 (borstkankergen 1) en BRCA2 (borstkankergen 2) vergroten het risico van borst- en eierstokkanker (Hendenfak IA., Ringner M. e.a. 2002). Uit recent onderzoek is ook gebleken dat vrouwen met borstkanker in een vroeg stadium die positief testen voor het gemuteerde p53-gen, een slechtere prognose hebben dan vrouwen die het gemuteerde p53 niet hebben (http://www.imaginis.com, 2002). HER2 (humane epidermale groeifactor receptor) is een ander gen dat bij borstkanker is betrokken. HER2 proteïne overexpressie komt voor bij 25 tot 30% van alle borstkankers. meervoudig onverzadigde en verzadigde vetzuren in vlees. Het verband tussen gewicht en borstkanker is omstreden. Uit verschillende studies is gebleken dat zwaarlijvige vrouwen, die als volwassene zwaarlijvig zijn geworden, een groter risico op borstkanker lopen, maar vrouwen die als kind al zwaarlijvig waren niet. Hormoonvervangingstherapie (HRT). HRT vergroot het risico op borstkanker niet aanzienlijk. Dat is tenminste zo voor vrouwen die minder dan vijf jaar oestrogeentherapie krijgen en minder dan 0,625 mg per dag innemen. Borstkankeronderzoek Bij borstkanker is er een verband tussen een vroege vaststelling en een goede prognose. Een routineonderzoek om de 1-2 jaar is dan ook aanbevolen, in het bijzonder voor vrouwen van meer dan 50 (borstkankerincidentie neemt immers toe met de leeftijd). Drie tests die meestal voor een vroege vaststelling van borstkanker worden gebruikt zijn: 1. Klinisch borstonderzoek (CBE) 2. Borstzelfonderzoek (BSE) 3. Mammografie. Tot nu toe is de doeltreffendheid van BSE en CBE alleen (zonder mammografie) niet aangetoond. Mammografie is de meest doeltreffende methode om borstkanker vast te stellen, waarbij ongeveer 60% tot 95% van alle abnormaliteiten wordt vastgesteld. Volgens Julietta Patnick, nationaal coördinator van het programma voor borstonderzoek van de Nationale Gezondheidsdienst van het VK, redt mammografie elk jaar 1.250 levens. Toch ondergaat slechts een klein percentage vrouwen routinemammografie. Persoonlijke geschiedenis Als een vrouw aan een borst borstkanker heeft gehad, loopt ze een groter risico om in de andere borst borstkanker te ontwikkelen. Ook vrouwen die goedaardige, niet-carcinomateuze aandoeningen, zoals lobulair carcinoma in situ (LCIS) of atypische hyperplasie (AH), hebben gehad, lopen een groter risico op borstkanker. Dat is niet het geval voor vrouwen die fibrocystische veranderingen, zoals knobbeligheid, cysten, borstpijn of gevoeligheid hebben gehad. Ook vrouwen van wie de borst in hun kindertijd aan stralingstherapie is blootgesteld, lopen een groter risico op borstkanker. Menstruatie. Vroege menstruatie (jonger dan 12 jaar) en late menopauze (ouder dan 50 jaar) kunnen het risico op borstkanker vergroten. Alcohol. De dagelijkse consumptie van twee à vijf alcoholische dranken vergroot het risico op borstkanker. Roken. Uit een recente studie, waarvoor van 1982 tot 1996 78.206 vrouwen werden gevolgd, is een kleine toename van het borstkankerrisico gebleken voor vrouwen die op jonge leeftijd (jonger dan 17) zijn beginnen roken (Egan KM., Stampfer MJ. e.a. 2002). Uit de resultaten blijkt ook dat er geen verband is tussen passief roken en borstkanker. Wat is mammografie en hoe wordt ze uitgevoerd? Mammografie is een bijzonder type van röntgenbeeldvorming en wordt toegepast om gedetailleerde beelden van de borst te maken. Mammografie kan als onderzoek of diagnostische test worden gebruikt. In het eerste geval is de doelstelling het opsporen van borstkanker als het gezwel nog te klein is om bij zelfonderzoek of door een arts bij asymptomatische vrouwen te worden gevoeld. Een diagnostische mammografie heeft ten doel de exacte grootte en plaats van een borstabnormaliteit te bepalen en een beeld van het omringende weefsel en de omringende lymfeklieren te vormen. Bij een mammografie wordt een afzonderlijk beeld van elke borst gevormd. Elke borst wordt op een speciale filmcassette geplaatst en met een spatel Dieet. Voeding en dieet kunnen bij borstkanker een rol spelen. Om het risico op borstkanker te verkleinen moet een dieet over het algemeen rijk zijn aan fruit en groenten en arm aan Briefingnota nr. 515NL 5 PE nr. 311.208 - mei 2002 Borstkanker samengedrukt. De röntgenbron wordt ingeschakeld, en de röntgenstralen gaan doorheen de samengedrukte borst naar de filmcassette daaronder, waar ze een speciale fosforlaag in de cassette raken. De ‘belichte film’ in de cassette wordt dan in een donkere kamer ontwikkeld. Röntgenstralen hebben een bijzondere energie en golflengte, die het mogelijk maken om doorheen de borst te gaan en een beeld van de interne structuren van de borst te vormen. De verschillende weefsels waaruit de borst bestaat, dempen de röntgenstralen op verschillende manieren. Vet is zeer dicht en absorbeert een groot deel van de stralen; het verschijnt als een zwart gebied op een mammogram. Bindweefsel is minder dicht, dempt minder dan vetweefsel en is te zien als een wit gebied. Al de rest, met name klieren, tumoren en microcalcificaties, verschijnen op een mammogram als verschillende grijswaarden. Veel artsen plaatsen een merkteken op de huid van de patiënt om de tepel, littekens of andere normale kenmerken van de borst te identificeren die op een mammografie met tumorweefsel kunnen worden verward. Deze merktekens zijn zo gemaakt dat ze bij blootstelling aan röntgenstralen geen borstweefsel verbergen. Het Beekley-systeem voor huidmerktekens bijvoorbeeld maakt gebruik van een klein kogelvormig merkteken voor de tepel, een driehoekig merkteken voor een zorgwekkend gezwel of massa, een S-vormig merkteken voor chirurgische littekens en een cirkelvormig merkteken voor vergrote moedervlekken op de borst. Tepelmerktekens worden gebruikt om de technoloog te helpen om de patiënt in positie te brengen en te verzekeren dat de tepel voor de ‘belichting’ in profiel is. A. C. Tijdens de mammografie wordt elke borst afzonderlijk in beeld gebracht. Bij een screeningmammografie worden andere beelden gemaakt dan bij een diagnostisch onderzoek. Normaal worden voor een screeningmammografie twee beelden gebruikt: een van boven, craniaal-caudaal gezichtspunt (CC) genaamd, en een ander van een schuin gezichtspunt (mediolateraal-oblique, MLO). Fig. 4. Beelden gemaakt diagnostische mammografie. bij screening- en Bij een diagnostische mammografie worden extra beelden gemaakt. Daartoe behoren beelden van elke kant; van buiten naar het midden van de borstkas toe (lateromediaal, LM) en van het midden van de borstkas naar buiten toe (mediolateraal, ML). B. D. Fig. 5. Mediolateraal oblique (MLO)-mammogram van borstspier, borst, tepel en borstkanalen. Fig. 3. Huidmerktekens. A) vergrote moedervlek. B) chirurgisch litteken. C) voelbare abnormaliteit. D) tepel. (Beelden van Beekley Corporation). Briefingnota nr. 515NL 6 PE nr. 311.208 - mei 2002 Borstkanker Bij een mammografie wordt elke borst met een spatel samengedrukt. Het samendrukken van de borst gebeurt twee tot vier keer gedurende een paar seconden en is meestal niet pijnlijk. De samendrukking is nodig om de borst plat te maken, zoveel mogelijk weefsel in beeld te brengen om te onderzoeken, de borst te immobiliseren en overlapping van normale schaduwen en verstrooiing van röntgenstraling te beperken. dat de voordelen zwaarder wegen dan de risico’s. Zie de onderstaande tabel voor een beeld van de doeltreffendheid van mammografiescreening voor de vroege vaststelling van borstkanker: Mammografiescreening ammografiescreening is de sleutel tot de vroege vaststelling van borstkanker. Het is het enige door de Amerikaanse voedingsen geneesmiddelenorganisatie (FDA) goedgekeurde onderzoek voor borstkankerscreening bij vrouwen die geen tekens of symptomen van de ziekte vertonen (Kerlikowske K., Grady D. e.a., 1995). Mammografie brengt ongeveer 85% van alle borstkankers aan het licht, maar kan tot 15% van de kankers over het hoofd zien. Het gaat dan om kankers die zeer klein zijn, verborgen worden door andere schaduwen of zich in een gebied bevinden dat niet gemakkelijk in beeld kan worden gebracht (http://www.imaginis.com). Als uit een screeningmammografie een abnormaliteit in de borst blijkt, wordt een andere mammografie genomen en worden andere onderzoeken, zoals echoscopie (om cysten van massa’s te onderscheiden), MRI van de borst, ductografie (om de kanalen van de borst in beeld te brengen) en biopsie aanbevolen. Grootte van door mammografie en zelfonderzoek van de borsten ontdekte tumoren Gemiddelde grootte van door een routinemammogram ontdekt gezwel (1,1 cm) Gemiddelde grootte van door een eerste mammogram ontdekt gezwel (1,5 cm) Gemiddelde grootte van door regelmatig zelfonderzoek van de borsten ontdekt gezwel (2,1 cm) Gemiddelde grootte van toevallig ontdekt gezwel (3,6 cm) Jaarlijkse of tweejaarlijkse screeningmammografie is nuttiger voor vrouwen van 50 tot 69 jaar dan voor vrouwen van 40 tot 49 jaar, vrouwen boven de 70 of jonge vrouwen (http: cpmcnet.columbia.edu 2002). Wat jonge vrouwen betreft, is dat waarschijnlijk te wijten aan de dichtheid van de borsten. Hun borsten zijn dichter, waardoor het mammogram vager is. Bij vrouwen van meer dan 70 jaar kunnen bijvoorbeeld bezorgdheid of ongerustheid over de screening op korte termijn zwaarder wegen dan de kleine voordelen. Wat vrouwen tussen 40 en 49 jaar betreft, zijn er onvoldoende duidelijke voordelen van borstkankerscreening. Deze leeftijdsgrens kan op leeftijdsgebonden biologische veranderingen, en in het bijzonder de menopauze wijzen. Het mogelijke stralingsrisico van screeningmammografie is omstreden. Tot nu toe zijn er geen rechtstreekse aanwijzingen dat mammografiescreening het risico van borstkanker doet toenemen, en is het duidelijk Tab. 5. Doeltreffendheid van verschillende borstonderzoeken voor de vaststelling van borstkanker. Diagnostische mammografie. Een diagnostische mammografie wordt gebruikt om de juiste grootte en positie vast te stellen van abnormaliteiten die tijdens een vroeger screeningonderzoek werden ontdekt. De twee belangrijkste abnormaliteiten die door mammografie worden ontdekt zijn calcificaties en massa’s. Een onderscheid kan worden gemaakt tussen micro- en macrocalcificaties. Briefingnota nr. 515NL 7 PE nr. 311.208 - mei 2002 Borstkanker Microcalcificaties zijn zeer kleine calciumvlekjes in de borst die gewoonlijk op de aanwezigheid van een ductaal carcinoma in situ wijzen. Een gebied met microcalcificaties op een mammogram wijst echter niet altijd op kanker, en slechts ongeveer 17% van de calcificaties die een biopsie vereisen, zijn carcinomateus. Macrocalcificaties houden gewoonlijk geen verband met een pathologische conditie. Het zijn calciumafzettingen tengevolge van goedaardige fibrocystische of degeneratieve veranderingen, zoals veroudering van de borstslagaders, ontsteking of oude verwondingen, die bij ongeveer 50% van alle vrouwen van meer dan 50 voorkomen. Massa’s zijn groepen van cellen die dichter bij elkaar zitten dan het omringende weefsel en komen met en zonder calcificatie voor. Niet alle massa’s zijn carcinomateus; cysten bijvoorbeeld zijn een niet-carcinomateuze ophoping van vloeistof in de borst. Om te bevestigen of een massa toe te schrijven is aan een cyste of een gezwel van kankercellen zijn meer onderzoeken vereist, zoals aspiratie met een naald of echoscopie van de borst. megace. Tamoxifen is een anti-oestrogeen. Het werkt door oestrogeen in de borst te blokkeren en zo de groei en reproductie te vertragen van borstkankercellen die van oestrogeen afhankelijk zijn om te overleven (http:// www.imaginis.com). Volgens het Nationaal Kankerinstituut zijn de meest voorkomende vormen van borstkanker bij mannen: 1) Infiltrerend ductaal carcinoma (IDC), een soort kanker die zich tot voorbij de kanalen van de borst verspreidt; 2) Ductaal carcinoma in situ (DCIS), een vroeg stadium van borstkanker dat tot de borstkanalen beperkt is; 3) Inflammatoire borstkanker en tepelziekten. Terwijl slechts 1% van alle borstkankers mannen treft, werden verschillende risicofactoren vastgesteld die bepaalde mannen kwetsbaarder maken voor borstkanker. Tot deze risicofactoren behoren: Leeftijd: Het risico neemt toe met de leeftijd. De gemiddelde leeftijd van mannen met borstkanker is 60-70 jaar. Persoonlijke geschiedenis: Het risico op de pathologie is groter als nauwe vrouwelijke verwanten borstkanker hebben. Ook mannen die aan straling voor de behandeling van borstkanker werden blootgesteld, lopen een groter risico. Leverziekte: Mannen met een ernstige leverziekte, zoals cirrose, hebben vaak lagere androgenenniveaus (mannelijke hormonen) en hogere oestrogeenniveaus (vrouwelijke hormonen), waardoor ze een groter risico lopen op gynecomastie en borstkanker (http:// www.imaginis.com, 2002). Behandeling met oestrogeen: Mannen die voor de behandeling van andere pathologieën een grote dosis oestrogeen hebben gebruikt, lopen een groter risico op kanker. De voordelen van bijvoorbeeld het vertragen van de groei van prostaatkanker met oestrogeen wegen echter vaak zwaarder dan het risico op borstkanker (http://www.imaginis.com, 2002). Genetica: Een mutatie in gen BRCA2 (borstkankergen 2) en BRC1 (borstkankergen 1) kan een hoger risico op borstkanker tot gevolg hebben. Mannen met een gemuteerd BRC1-gen kunnen het gen doorgeven aan hun dochters, die dan een groter risico op borstkanker lopen. Mannen met het syndroom van Klinefelter lopen ook het risico op gynecomastie en borstkanker. Het syndroom van Klinefelter is een genetische afwijking die optreedt als een man met twee of meer X-chromosomen wordt geboren. Symptomen van deze conditie zijn: langere benen, een hogere stem, minder en dunner Borstkanker bij mannen Ook mannen kunnen borstkanker krijgen, al komt dat veel minder voor dan bij vrouwen. De American Cancer Society schat dat in 2000 bij mannen 1400 nieuwe gevallen van uitzaaiende borstkanker zijn vastgesteld en dat ongeveer 400 mannen aan die ziekte zijn gestorven (http:// www.imaginis.com, 2002). Net als vrouwen hebben mannen borstweefsel. Als mannen de puberteit bereiken, produceren hun testikels echter hormonen die de groei van borstweefsel verhinderen. Door veranderingen in het hormonale evenwicht tijdens de adolescentie of op hoge leeftijd kunnen mannen gynecomastie, een zeer veel voorkomende borstabnormaliteit, ontwikkelen. Gynecomastie is een niet-carcinomateuze toename van de hoeveelheid borstweefsel. De meest voorkomende tekenen van borstkanker zijn een gezwel, afscheiding uit de tepel, terugtrekking van de tepel, zwelling van de borst of de borstpier en roodheid van de huid van de borst. Ook voor mannen is er een verband tussen een vroege diagnose en behandeling en overleving van borstkanker. Afhankelijk van het type en stadium van borstkanker zijn de meest toegepaste behandelingen: chirurgische procedures, zoals mastectomie en verwijdering van de oksellymfeklieren, en stralings-, chemoen hormonentherapie. Deze laatste omvat het gebruik van twee geneesmiddelen: tamoxifen en Briefingnota nr. 515NL 8 PE nr. 311.208 - mei 2002 Borstkanker gelaatshaar, onvruchtbaarheid en hogere oestrogeenniveaus. Een diagnose voor mannelijke borstkanker omvat diagnostische mammografie, echoscopie en indien nodig een biopsie van de borst. Auteur: Silvia Cantara onder toezicht van Graham CHAMBERS De in deze briefingnota ingenomen standpunten weerspiegelen niet noodzakelijk de standpunten van het Europees Parlement. Directoraat A Industrie, onderzoek, energie, milieu en STOA Europees Parlement L-2929 LUXEMBURG Fax: (352) 4300 27718 of: Wiertzstraat 60 B-1047 BRUSSEL Fax: (32) 2 2844980 Briefingnota nr. 515NL 9