O v e r z ich t sa r t ik e l e n GESCHIKT ONGESCHIKT Natural killer cellen voor therapie Auteurs J. van Bergen, D.H.J. Verhoeven en J.J. Zwaginga Trefwoorden celtherapie, ‘killer-cell immunoglobulin-like receptors’ (KIR), natural killer cellen Samenvatting Uit in-vivo-experimenten in muizen en in-vitroexperimenten met humaan materiaal blijkt dat natural killer (NK)-cellen in staat zijn tumoren en lichaamsvreemde cellen te elimineren. Retrospectieve analyses van voornamelijk haplo-identieke stamceltransplantaties bij patiënten met hematologische maligniteiten suggereren dat graft-versus-host-NK-celreactiviteit door ‘killer-cell immunoglobulin-like receptors’ - humaan leukocyten antigenen (KIRHLA)-mismatches vooral geassocieerd is met een verbeterde survival en een verminderde terugvalincidentie, maar ook met een betere engraftment en minder graft-versus-hostziekte. Deze resultaten worden echter niet in alle studies gereproduceerd. In het licht van de complexiteit en heterogeniteit van stamceltransplantaties en de betrokken patiënten is dit niet Inleiding in de natuurlijke functie van natural killer cellen Natural killer (NK)-lymfocyten worden gevonden in beenmerg, bloed, en secundaire lymfoïde organen (lymfeklieren, lever en milt). In het bloed vertegenwoordigen ze 3 tot 15 % van de mononucleaire celfractie. NK-cellen vormen een essentiële schakel in de aangeboren immuniteit tegen intracellulaire pathogenen. Tijdens de eerste week van een primaire infectie, als het adaptieve immuunsysteem nog op gang moet komen, zijn ze de belangrijkste bron van interferon-γ (IFN-γ). Bovendien veroorzaken NKcellen apoptose van geïnfecteerde cellen, door middel van het uitscheiden van perforine en granzymen nederlands tijdschrift voor verwonderlijk. De belangrijkste determinanten voor een succesvolle cellulaire NK-celtherapie dienen dan ook nog nader bepaald te worden maar betreffen in ieder geval de selectie van NK-celgevoelige ziekten, de aanwezigheid en eventueel selectie van de werkelijke effectorpopulatie binnen de heterogene NK-celpopulatie en de optimale condities voor maximale NK-celactiviteit in vivo. Prospectieve studies met ‘clinical-grade’ NKcellen zouden in dit opzicht meer duidelijkheid kunnen geven en zijn inmiddels technisch mogelijk. Voor het bewijs van klinische activiteit zullen echter patiëntenaantallen nodig zijn die waarschijnlijk alleen in multicentrische studies bereikbaar worden. Niet alleen afstemming over het te gebruiken type NK-celproduct is hiervoor nodig, maar ook specifieke immunomonitoring. (Ned Tijdschr Hematol 2009;6:97-103) en activering van apoptosereceptoren, zoals de Fasreceptor. Er zijn aanwijzingen dat deze cytotoxische activiteit niet alleen bijdraagt aan het bestrijden van infecties, maar ook van maligniteiten. Een enorme verscheidenheid aan receptoren stelt NK-cellen in staat gezonde cellen van zieke cellen te onderscheiden (zie Figuur 1 op pagina 98). Het is uiteindelijk de balans tussen remmende en activerende signalen die bepaalt of een NK-cel tot actie overgaat. Activerende receptoren op NK-cellen binden membraaneiwitten die verhoogd tot expressie komen door cellulaire stress of infectie. Remmende receptoren op NK-cellen binden lichaamseigen humaan leukocyten antigeen (HLA)-klasse-I-moleculen H E M atologie vol . 6 nr . 3 - 2009 97 vrij cytokinen O v e r z ich t sa r t ik e l e n IFNα IL-12R IL-18 IL-18R celgebonden HLA klasse I (-achtig) IL-15 IL-15Rα donor IFNAR IL-12 donorcel IL-15Rβγ CD112, CD155 DNAM-1 ? NKp30, NKp44, NKp46 MIC-A, MIC-B, ULBPs NKG2D HLA-E CD94/NKG2C HLA-C, ? activerende KIRs HLA-E CD94/NKG2A HLA-A/B/C inhiberende KIRs HLA-G, HLA-A/B/C? ILT2 (LIR1, LILRB1) cytokinen (IFNγ, TNFα) 6 nr . 3 - 2009 ‘target’ (tumorcel) - lysis - HLA-Bw4 KIR3DL1 (HLA-A, HLA-B en HLA-C, bijvoorbeeld), die vaak verlaagd tot expressie komen op virusgeïnfecteerde of maligne cellen. Het netto-effect is dus dat geïnfecteerde of getransformeerde cellen in vergelijking met gezonde cellen meer liganden voor activerende en minder voor remmende NK-receptoren aanbieden, hetgeen zal leiden tot secretie van IFN-γ en cytolyse van de geïnfecteerde/getransformeerde cel. Cytokinen als interleukine 15 (IL-15) en type I interferonen (IFN-α en IFN-β), die vroeg in een infectie vrijkomen, verlagen de activeringsdrempel van NK-cellen, waardoor deze nog krachtiger kunnen reageren. De remmende NK-receptoren die aan HLA-A, HLA-B en HLA-C binden worden ‘killer-cell immunoglobulin-like receptors’ (KIR) genoemd. Deze HLA-klasse-I-moleculen zijn zeer polymorf en vol . NK-cel cytolyse (perforine, granzyme) Figuur 1. Natural killer (NK)-celreceptoren en -effectorfuncties. NK-cellen integreren activerende (groen) en inhiberende (rood) signalen die binnenkomen via een veelheid aan receptoren. Infectie induceert cytokinen zoals type I interferonen (IFN-α, IFN-β), interleukine (IL)-12, IL-15 en IL-18, die NK-cellen in een verhoogde staat van paraatheid brengen. Interactie van NKcellen met tumorcellen of geïnfecteerde cellen wordt gereguleerd door activerende en remmende receptoren, die in het algemeen binden aan humaan leukocyten antigeen (HLA)-klasse-I-moleculen of vergelijkbare structuren. Integratie van al deze signalen leidt al dan niet tot cytokineproductie en/of lysis van maligne getransformeerde of geïnfecteerde cellen. IFNAR=interferon-α/β receptor, DNAM-1=DNAX accessory molecule I, TNF-α=tumor necrose factor α, MIC-A=‘major histocompatibility complex class I-related chain A’, NKG=’natural killer cell group’, KIRs=‘killer-cell immunoglobulin-like receptors’, ILT2=’immunoglobulin-like transcript 2’, LIR1=’leukocyte immunoglobulin-like receptor 1’, LILRB1=’leukocyte immunoglobulin-like receptor subfamily B member 1’, ULBPs= ‘UL16binding proteins’. 98 ontvanger KIR3DL1 HLA-Bw6 Figuur 2. Voorbeeld van een ‘killer-cell immunoglobulin-like receptor’ (KIR)-ligandmismatch. Donor-NK-cellen dragen het remmende KIR3DL1, die bindt aan het HLA-Bw4 van de donor en daardoor NK-cellysis van autologe donorcellen voorkomt. Als de ontvanger geen KIR3DL1-liganden heeft (de ontvanger is HLA-Bw6 homozygoot), worden donorNK-cellen niet meer geremd via KIR3DL1, en kunnen deze NK-cellen tumorcellen van de ontvanger aanvallen. HLA-klasse-I-verschillen werpen bij transplantaties dan ook vaak barrières op. De KIR hebben de evolutie van klasse-I-moleculen niet helemaal bij weten te houden en ieder remmende KIR bindt daardoor slechts een deel van de beschikbare HLA-klasse-Iallelen. Zo bindt KIR3DL1 bijvoorbeeld selectief HLA-B (en enkele HLA-A) allelen met een zogenoemd ‘Bw4-motief’. Het gevolg hiervan is dat KIR3DL1+ NK-cellen uit een Bw4+-individu reageren op cellen uit het bloed van een Bw4--donor, die HLA-B (en HLA-A) allelen heeft zonder dat Bw4motief (zie Figuur 2). Dit komt doordat deze NKcellen niet geremd worden door de interactie tussen KIR3DL1 op de NK-cel en HLA-B op de donorcel. Waar T-cellen dus reageren op de aanwezigheid van lichaamsvreemd HLA, kunnen NK-cellen reageren op de afwezigheid van lichaamseigen HLA. Dit type alloherkenning door NK-cellen wordt verlies van inhibitie (‘missing self’) herkenning genoemd (zie Figuur 2). Aanwijzingen voor NK-celgemedieerde effecten bij stamceltransplantatie NK-celactivering op basis van verlies van inhibitie kan een rol spelen bij HLA-gemismatchte beenmergtransplantaties. Als het HLA-genotype van de donor bijvoorbeeld 2 liganden voor remmende KIR bevat, terwijl het HLA-genotype van de ontvanger nederlands tijdschrift voor H E M atologie Tabel 1. Inconsistentie tussen studies die het effect van ‘killer-cell immunoglobulin-like receptors receptors’ (KIR)-ligandmismatch bestuderen in hematopoëtische stamceltransplantatiesetting. Referentie N Donor Transplantaat ‘Engraft- GVHD ment’ Terugval Overle- Opmerkingen ving 1 92 haplo-identiek PB-SCT ▲ ▼* ▲ 2 69 ▼ * alleen bij AML niet gerelateerd BM-SCT ▲* ▼* ▼ ▲ * p=NS commentaar 118 op 2 niet gerelateerd BM/PB-SCT = ▼* ▲ ▼* * p=NS (studie bij myeloïde leukemieën) 3 36 haplo-identiek ‘megadose’ PB-SCT ? ? ▼* ? * p=NS (myeloïde en lymphoïde leukemieën) 4 137 haplo-identiek/ niet gerelateerd PB-SCT ▼ = ▼ = studie bij myeloïde leukemiepatiënten 5 175 niet gerelateerd BMT = = = ▼* * alleen bij AML 6 62 haplo-identiek PB-SCT = ▲ = ▼ 7 1571 niet gerelateerd HCT = = = = data van NMDP, EBMT, Nederland 8 112 haplo-identiek PB-SCT = = ▼ ▲ studie in alleen AML Groene symbolen geven aan dat een KIR-ligandmismatch geassocieerd is met een verbetering in ‘engraftment’, GVHD, terugval of overleving; rode symbolen geven een verslechtering aan (▲=verhoging, = ▲ geen verschil, ▼ =verlaging). N=aantal personen, GVHD=’graft-versus-host-disease’, PB-SCT=transplantatie met in perifeer bloed met ‘granulocyte-macrophage colony stimulating factor’ gemobiliseerde stamcellen, AML=acute myeloïde leukemie, BM-SCT=stamceltransplantatie met beenmerg, p=p-waarde, NS=niet significant, PB=perifeer bloed, BMT=beenmergtransplantatie, HCT=hematopoëtische celtransplantatie, NMPD=National Marrow Donor Programme, EBMT=European Group for Blood and Marrow Transplantation. maar liganden levert voor 1 ervan, is graft-versushost-NK-celreactiviteit te verwachten, omdat een subgroep van NK-cellen niet langer een remmend signaal ontvangt. Dit type HLA-mismatch wordt een KIR-ligandmismatch genoemd (zie Figuur 2). De onderzoeksgroep van dr. Velardi (Perugia, Italië) heeft in 2002 de resultaten van een baanbrekende studie gepubliceerd, waaruit blijkt dat bij haploidentieke stamceltransplantaties (SCT’s) van acute myeloïde leukemie (AML)-patiënten een dergelijke mismatch een gunstig effect heeft op zowel engraftment, graft-versus-hostziekte (‘graft-versus-hostdisease’; GVHD) als terugval.1 De publicatie van Velardi et al. betrof een retrospectieve studie van 92 haplo-identieke SCT’s.1 Deze patiënten werden na conditionering met totale lichaamsbestraling, anti-T-cel-globuline (ATG) en cytostatica (thiotepa en fludarabine of cyclofosfamide) getransplanteerd met gezuiverde stamcellen uit met ‘granulocyte-macrophage colony stimulating factor’ (GM-CSF) behandelde donoren. Zowel nederlands tijdschrift voor het transplantaat als de ontvanger waren dusdanig T-celgedepleteerd dat GVHD-profylaxe achterwege kon worden gelaten. In 34 van deze transplantaties was sprake van een KIR-ligandmismatch, en in al deze gevallen werden in het bloed van de donor inderdaad NK-cellen gevonden die reageerden op cellen van de ontvanger. In deze transplantaties was de engraftment 100% (versus 84,5% in de gematchte groep), terwijl een acute GVHD (≥ graad II) niet voorkwam (versus 14% in de gematchte groep). Het meest dramatische effect werd gezien in de subgroep patiënten met AML (n=57), waar in de KIR-ligandgemismatchte groep geen terugval optrad binnen 5 jaar, terwijl in de gematchte groep 75% terugval optrad in dezelfde periode. KIR-ligandmismatching zou dus een rol kunnen gaan spelen bij donorselectie bij niet HLA-identieke transplantaties. Vervolgstudies van andere transplantatiecentra (zie Tabel 1) leverden echter conflicterende resultaten op. In 3 studies waren de effecten van KIR-ligandmismatching gunstig, maar 2 andere studies gaven H E M atologie vol . 6 nr . 3 - 2009 99 O v e r z ich t sa r t ik e l e n aan dat het netto-effect op overleving juist negatief was, terwijl een analyse van de gegevens in de Amerikaanse National Marrow Donor Programme, de European Bone Matrow Transplantation en de Nederlandse databases geen effect vond.2-7 In reactie hierop publiceerde de groep uit Perugia data van een uitgebreider cohort AML-patiënten, en deze bevestigden hun originele observatie.1,8 Recentelijk is aangetoond dat ook bij onverwante navelstrengbloedtransplantaties KIR-ligandincompatibiliteit geassocieerd is met een verbeterde overleving en een verminderde terugvalincidentie.9 Het is belangrijk zich te realiseren dat het KIRligandmismatcheffect afhankelijk zal zijn van vele factoren: a. het type van de KIR-ligandmismatch tussen patiënt en donor; b.de KIR-ligandexpressie van de tumorcellen; c. de aanwezigheid van NK-cellen of voorlopers daarvan in het transplantaat; d.de grootte van de alloreactieve populatie en NK-celrepopulatie na transplantatie; e. de mate van immuunsuppressie na transplantatie; f. en de mate van de nog resterende T-celgemedieerde effecten. Hoe echter deze factoren in het transplantaat en na transplantatie te kwantificeren zijn, blijft in de genoemde studies onduidelijk. Het toevoegen van donor NK-cellen aan het transplantaat of echt afzonderlijke behandelingen ermee zouden in ieder geval het effect van KIR-ligandmismatching duidelijker kunnen maken. Op weg naar klinische NK-celtherapieën In het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw werd aangetoond dat IL-2 lymfocyten kon activeren, zodat humane tumorcellijnen gelyseerd konden worden. Deze cellen werden ‘lymphokine activated killer’ (LAK)-cellen genoemd en hun werking bleek voornamelijk door NK-cellen bepaald. Al snel volgden de eerste klinische studies met de infusie van LAK-cellen in patiënten.10 Uiteindelijk bleek 15 tot 20% van de patiënten een respons te tonen (tumorregressie of - tijdelijk - verminderde progressie van de tumor). Deze respons was echter niet superieur aan het toedienen van alleen IL-2 aan de patiënt. Vervolgens werden studies uitgevoerd met IL-2 toediening wel of niet in combinatie met LAK-cellen. IL-2-toediening ging echter vaak gepaard met ernstige bijwerkingen.11 Tevens activeert IL-2 naast NK-cellen ook T-cellen en later werk suggereert dat 100 vol . 6 nr . 3 - 2009 activering van regulatoire T-cellen NK-celeffectorfunctie kan remmen en zelfs tot celdood van NKcellen kan leiden.12 Naast het gebruik van IL-2 als cytokinetherapie bij patiënten met tumoren, werden ook IL-12, IL-18 en IFN-α met wisselend resultaat gebruikt als monotherapie om NK-celfunctie in vivo te stimuleren.13 Midden jaren 90 van de vorige eeuw werden de activerende en remmende receptoren, die cruciaal zijn in de NK-celfunctie ontdekt. NK-cellen bleken te bestaan uit een heterogene groep cellen, elk met hun specifieke patroon van NK-receptorexpressie. Tevens leidde de ontdekking van IL-15 als belangrijke NK-celactiverings- en overlevingsfactor en van de interactie van dendritische cellen met NK-cellen tot beter begrip van NK-celfunctie en activering. Mede onder invloed van het mogelijke effect van alloreactieve NK-cellen in haplo-identieke SCT’s voor AML, ontstond een hernieuwde interesse in de klinische toepassing van cellulaire NK-celtherapie.1 In 2005 werd de eerste (grotere) studie gepubliceerd over het toedienen van gezuiverde NK-cellen, die buiten het lichaam met IL-2 geactiveerd waren.14 Deze cellen werden in een haplo-identieke setting gegeven aan patiënten met (met name) AML, na een korte conditionering met hoge dosis cyclofosfamide en fludarabine of lage dosis cyclofosfamide en methylprednisolon. De conditionering met een hoge dosis cyclofosfamide, gecombineerd met subcutane IL-2-toediening na NK-celinfusie, leidde tot een invivo-expansie van de geïnfundeerde NK-cellen.14 Een van de opmerkelijkste resultaten was, naast een hematologische remissie bij 5 van de 19 patiënten, dat de conditionering met hoge dosis cyclofosfamide en fludarabine resulteerde in een endogene piek in IL15 en dat alleen in deze groep klinische responsen werden gezien. De andere conditionering resulteerde, ondanks IL-2-toediening, niet in langdurige (28 dagen) aanwezigheid van donor-NK-cellen in de patiënt. Eind 2008 waren er 32 patiënten in deze studie geïncludeerd, waarvan er 10 enige mate van remissie lieten zien. Remissie correleerde met in-vivoexpansie van NK-cellen, maar niet met de aanwezigheid van een KIR-ligandmismatch.15 Ondanks verschillende andere studies met cellulaire NK-celtherapie heeft een en ander nog niet tot definitieve conclusies geleid.16 Er zijn echter vele variabelen in klinische NK-celtherapieën en de onderzoeksgroepen maken verschillende keuzes betreffende de setting waarin de NK-celtherapie plaatsvindt. De eerste belangrijke keuze ligt in het gebruik van nederlands tijdschrift voor H E M atologie autologe of allogene NK-cellen, met of zonder een KIR-ligandmismatch. In het voorgaande deel is de inconsistentie in het alloreactieve NK-celeffect (KIR-ligandmismatch) in SCT besproken waarbij de verschillende studies toegegeven sterk verschilden qua opzet van de SCT. Het functionele concept van verlies van inhibitie pleit voor een allogene setting. Het is echter niet uitgesloten dat veel maligniteiten niet alleen door verlies van inhibitie maar juist ook door toegenomen activeringssignalen (expressie van activerende NK-celreceptorliganden zoals ‘major histocompatibility complex (MHC)-class I-related chain’ (MIC)-A, MIC-B en de ‘UL16-binding proteins’ (ULBPs)) herkend en geëlimineerd kunnen worden door NK-cellen. Het lijkt conceptueel aantrekkelijk om zowel het verlies van inhibitie als de toegenomen activering uit te buiten.17 Juist binnen de solide tumoroncologie blijken er tumoren te zijn met een hoge expressie van NK-activerende liganden.18,19 NK-celtherapie zou dus wel eens effectiever kunnen blijken bij de bestrijding van maligniteiten met een dergelijk activerend expressiepatroon. Ten tweede moet een keuze worden gemaakt welke NK-cellen te gebruiken en hoe deze te activeren. Hierbij is het goed zich te realiseren dat de remmende KIR-receptoren, die uitgebuit kunnen worden in het geval van KIR-ligandmismatch, stochastisch verdeeld zijn over de NK-cellen en verschillen van individu tot individu. De grootte van de alloreactieve NK-celpopulatie varieert dus tussen verschillende donor-ontvangercombinaties. Verder worden veel tumorcellen niet of minder herkend door ongeactiveerde NK-cellen, terwijl activering van NKcellen de lysis van verschillende tumorcellen sterk verbetert. Traditioneel wordt hiervoor IL-2 ex vivo en in vivo gebruikt, maar sinds kort is ook ‘good manufacturing practice’ (GMP)-geproduceerd IL15 op de markt, wat de applicatie van dit cytokine voor klinische NK-celtherapieën mogelijk maakt. Ook zijn er andere activeringsmethoden (zoals celcelcontact met dendritische cellen), of de selectie van NK-cellen op de aanwezigheid van bepaalde activerende receptoren (zoals NKp44), die zouden kunnen resulteren in een toegenomen activiteit van het NK-celproduct. Ten derde kan men kiezen voor adjuvanttherapieën die de effectiviteit van NK-celtherapie verhogen. De combinatie van NK-celtherapie met andere vormen van immunotherapie, zoals SCT en het gebruik van monoklonale antilichamen, is hiervan een voorbeeld. NK-cellen kunnen namelijk krachtig tumor- nederlands tijdschrift voor cellen lyseren via herkenning van de Fc-staart van antilichamen door CD16 (Fc-gamma-R3). Een dergelijke NK-gemediëerde antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit (‘antibody dependent cellular cytotoxicity’; ADCC) was te zien na rituximab (anti-CD20) in de therapie van non-hodgkinlymfoom.20 Ook wordt er op dit moment een studie uitgevoerd waarbij onderzocht wordt of het maskeren van remmende KIR met monoclonale antilichamen te gebruiken is als therapie voor AML. De gedachte hierachter is dat een dergelijke blokkade in feite een KIR-ligandmismatch (‘missing self’) creëert. Ten slotte zou het mogelijk kunnen worden om de juiste expressie van activerende NK-celliganden op de tumoren te stimuleren, bijvoorbeeld door het gebruik van histondeacetylaseremmers. Zo moet voor de meest effectieve strategie wellicht rekening worden gehouden met combinaties van NK-celtherapie met bijvoorbeeld immunotherapie, al dan niet in een allogene setting en met een geselecteerde en gestimuleerde NK-celpopulatie, met antilichaamtherapieën en tumormanipulatie. NK-celtherapie: haalbaarheid en toekomst Bij gebrek aan HLA-identieke donoren lijken retrospectieve analyses van HLA-gemismatchte SCT’s te bevestigen dat NK-cellen met graft-versus-hostactiviteit in bepaalde settings een beter resultaat kunnen geven. Het bewijs voor dit potentiële NK-celeffect zal echter in prospectieve studies geleverd moeten worden. Het separaat van de SCT kunnen toedienen van NK-cellen is in dit opzicht een voordeel om ook ‘clinical grade’ (GMP) te realiseren. Immunoaffiniteitszuivering van donorleukaferesemateriaal door T-cel (CD3)-depletie eventueel gecombineerd met B-cel (CD19)-depletie of NK-cel (CD56)-selectie, verhoogt in dit opzicht de veiligheid en specificiteit van deze behandeling. De combinatie met ex vivo en/of in vivo cytokinegemedieerde activering maakt verder NK-cellen met in vitro bewezen sterkere killingcapaciteit mogelijk.10-13 Deze ex-vivostimulatie moet echter beschouwd worden als kritische manipulatie of ‘engineering’, dat wil zeggen het significant veranderen van het fenotype. Binnen de Nederlandse regelgeving moet dit soort therapie altijd plaatsvinden als wetenschappelijk onderzoek onder medisch ethische toetsing (zie de Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek met mensen), waarbij de Centrale Comissie Mensgeboden Onderzoek (CCMO) de beoordelende instantie is. Het vervaardigen van een ‘Investigational Medical Product H E M atologie vol . 6 nr . 3 - 2009 101 O v e r z ich t sa r t ik e l e n Aanwijzingen voor de praktijk 1. Er zijn voldoende aanwijzingen die het therapeutisch inzetten van natural killer (NK)-celgemediëerde effecten rechtvaardigen. 2. Het ‘clinical grade’ zuiveren en ex vivo activeren van auto- of allogene NK-cellen is mogelijk; de logistieke, regulatoire en financiële consequenties van dergelijke medicinale celtherapie zijn echter aanzienlijk. 3. Studies die de effectiviteit van NK-celtherapie willen bewijzen, zullen waarschijnlijk een multicentrische opzet moeten hebben. Overeenstemming over het type NK-celpreparaat en NK-celspecifieke in-vivo-immunomonitoring zijn hierbij nodig. Dossier’ (IMPD) en een ‘Investigational Brochure’ (IB) wordt hiervoor gevraagd. De vastgestelde formats van het IMPD en de IB zijn echter gebaseerd op de introductie van traditionele geneesmiddelen en minder geschikt voor celtherapie. Celtherapie is over het algemeen ‘custom made’ (dat wil zeggen voor een gekende ontvanger), kort houdbaar, en heeft in tegenstelling tot een pil geen ’on-shelf’ batchvorm die toxicologisch voor uitgifte onderzocht kan worden. Tevens blijft het conceptueel en vaak ook praktisch onmogelijk om resultaten van celtherapie in diermodellen op het gebied van toxiciteit en veiligheid te vertalen naar de mens. Het veld zal in samenwerking met de CCMO deze ‘cultuurverschillen tussen cel en pil’ actief en op korte termijn moeten overbruggen. Dit is essentieel voor de verdere ontwikkeling van dit veelbelovende veld. Conclusie NK-cellen lijken veelbelovend als therapie. Hun invitro- en in diermodellen bewezen effectiviteit tegen tumorcellen en allogene cellen lijkt ook bevestigd te worden door de verbeterde resultaten bij KIR-ligandincompatibele donor-patiëntcombinaties in sterk T-celgedepleteerde SCT’s. Technisch zijn NK-cellen ‘clinical grade’ te isoleren en ex vivo te activeren. Het veld zelf moet zich echter afvragen of dergelijke therapieën al klaar zijn voor de kliniek. De gunstige resultaten in SCT worden alleen gevonden met bepaalde transplantatieprotocollen en tumortypen, en de determinanten voor optimalisering van cellulaire NKceltherapie zijn dan ook onderwerp van intensief onderzoek. Bovendien zijn de logistieke en financiële belasting van NK-celtherapie zeer substantieel. Ten slotte, hoewel fase I-studies om de veiligheid van NK-cellen te kunnen beoordelen mogelijk en deels voltooid zijn, is het klinische vervolgtraject om de 102 vol . 6 nr . 3 - 2009 specifieke effectiviteit van NK-cellen echt te kunnen beoordelen nog onduidelijk. Deze NK-celtherapiëen zullen namelijk getest moeten worden bij zeer heterogene patiëntengroepen en meestal in combinatie met andere sterk immuunmodulerende therapiëen (zoals SCT). Derhalve, om effecten van NK-therapie op eindpunten zoals engraftment, terugval van ziekte en overleving te kunnen zien, moeten zeker in de SCTsetting voor hematologische patiënten grote aantallen worden geïncludeerd. Multicentrische studies lijken hiervoor de enige mogelijkheid. Hierbij dient overeenstemming te zijn over het type NK-celpreparaat en het optimaliseren van de NK-specifieke tumorkilling. NK-celspecifieke immunomonitoring is verder van het grootste belang in iedere trial. Het aantonen van NK-celtherapiegeassocieerde circulerende of in tumorweefsel aanwezige NK-cellen, al dan niet met een geactiveerd fenotype, zijn hiervan voorbeelden. Referenties 1. Ruggeri L, Capanni M, Urbani E, Perruccio K, Shlomchik WD, Tosti A, et al. Effectiveness of donor natural killer cell alloreactivity in mismatched hematopoietic transplants. Science 2002;295:2097-100. 2. Giebel S, Locatelli F, Lamparelli T, Velardi A, Davies S, Frumento G, et al. Survival advantage with KIR ligand incompatibility in hematopoietic stem cell transplantation from unrelated donors. Blood 2003;102:814-9. 3. Leung W, Lyengar R, Turner V, Lang P, Bader P, Conn P, et al. Determinants of antileukemia effects of allogeneic NK cells. J Immunol 2004;172:644-50. 4. Beelen DW, Ottinger HD, Ferencik S, Elmaagacli AH, Peceny R, Trenschel R, et al. Genotypic inhibitory killer immunoglobulinlike receptor ligand incompatibility enhances the long-term antileukemic effect of unmodified allogeneic hematopoietic stem cell transplantation in patients with myeloid leukemias. nederlands tijdschrift voor H E M atologie Blood 2005;105:2594-600. 5. Davies SM, Ruggieri L, DeFor T, Wagner JE, Weisdorf DJ, Miller JS, et al. Evaluation of KIR ligand incompatibility in mismatched unrelated donor hematopoietic transplants. Blood 2002;100:3825-7. 6. Bishara A, De Santis D, Witt CC, Brautbar C, Christiansen FT, Or R, et al. The beneficial role of inhibitory KIR genes of HLA class I NK epitopes in haploidentically mismatched stem cell allografts may be masked by residual donor-alloreactive T cells causing GVHD. Tissue Antigens 2004;63:204-11. 7. Farag SS, Bacigalupo A, Eapen M, Hurley C, Dupont B, Caligiuri MA, et al. The effect of KIR ligand incompatibility on the outcome of unrelated donor transplantation: a report from the center for international blood and bone marrow research, the european blood and marrow transplant registry, and the Dutch registry. Biol Blood Marrow Transpl 2006;12:876-84. 8. Ruggeri L, Mancusi A, Capanni M, Urbani E, Carotti A, Aloisi T, et al. Donor NK cell allorecognition of missing self in haploidentical hematopoietic transplantation for AML: challenging its predictive value. Blood 2007;110:433-40. 9. Willemze R, Rodrigues CA, Labopin M, Sanz G, Michel G, Socié G, et al. KIR-ligand incompatibility in the graft-versushost direction improves outcomes after umbilical cord blood transplantation for acute leukemia. Leukemia 2009;23:492-500. 10. Rosenberg SA, Lotze MT, Muul LM, Leitman S, Chang AE, Ettinghausen SE, et al. Observations on the systemic administration of autologous lymphokine-activated killer cells and recombinant interleukin-2 to patients with metastatic cancer. N Eng J Med 1985;313:1485-92. 11. Kammulla US, White DE, Rosenberg SA. Trends in the safety of high dose bolus interleukin-2 administration in patients with metastatic cancer. Cancer 1998;83:797-805. 12. Ghiringhelli F, Ménard C, Martin F, Zitvogel L. The role of regulatory T cells in the control of natural killer cells: relevance during tumor progression. Immunol Rev 2006;214:229-38. 13. Terme M, Ullrich E, Delahaye NF, Chaput N, Zitvogel L. Natural killer-cell directed therapies: moving from unexpected results to successful strategies. Nat Immunol 2008;9:486-94 14. Miller JS, Soignier Y, Panoskaltsis-Mortari A, McNearney SA, Yun GH, Fautsch SK, et al. Successful adoptive transfer and in vivo expansion of human haploidentical NK cells in patients with cancer. Blood 2005;105:3051-7. 15. Miller JS. Personal Communication NK Congres Perth 2008. 16. Passweg JR, Koehl U, Uharek L, Meyer-Monard S, Tichelli A. Natural-killer-cell-based treatment in haematopoietic stemcell transplantation. Best Pract Res Clin Haematol 2006;19: 811-24. nederlands tijdschrift voor 17. Igarashi T, Wynberg J, Srinivasan R, Becknell B, McCoy JP Jr, Takahashi Y, et al. Enhanced cytotoxicity of allogeneic NK cells with killer immunoglobulin-like receptor ligand incompatibility against melanoma and renal cell carcinoma cells. Blood 2004;104:170-7. 18. Carlsten M, Bjorkstrom NK, Norell H, Bryceson Y, Van Hall T, Baumann BC, et al. DNAX accessory molecule-1 mediated recognition of freshly isolated ovarian carcinoma by resting natural killer cells. Cancer Res 2007;67:1317-25. 19. Verhoeven DH, De Hooge AS, Mooiman EC, Santes SJ, Ten Dam MM, Gelderblom H, et al. NK cells recognize and lyse Ewing sarcoma cells through NKG2D and DNAM-1 receptor dependent pathways. Mol Immunol 2008;45:3917-25. 20. Dall’Ozzo S, Tartas S, Paintaud G, Cartron G, Colombat P, Bardos P, et al. Rituximab dependent cytotoxicity by natural killer cells: influence of FCGR3A polymorphism on the concentration-effect relationship. Cancer Res 2004;64:4664-9. Ontvangen 15 november 2008, geaccepteerd 2 februari 2009. Correspondentieadres Dhr. dr. J.J. Zwaginga, hematoloog en hoofd Centrum voor Stamceltherapie Dhr. dr. J. van Bergen, assistent professor Leids Universitair Medisch Centrum Afdeling Immunohematologie en Bloedtransfusie Albinusdreef 2 2300 RC Leiden Tel.: 071 526 38 27 E-mailadres: [email protected] Dhr. drs. D. Verhoeven, kinderarts i.o. Leids Universitair Medisch Centrum Afdeling Pediatrie Albinusdreef 2 2300 RC Leiden Correspondentie graag richten aan de eerste auteur. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: Miltenyi steunt het Centrum voor Stamceltherapie met reagentia om verschillende natural killer cellen immunoaffiniteitszuiveringsprotocollen preklinisch te valideren. H E M atologie vol . 6 nr . 3 - 2009 103