Commissie voor cultuur, onderwijs en stedelijke vernieuwing Datum commissievergadering : 19 juni ’02 DIS-stuknummer : 837176 Secretaris : H.J.I.M. Wouters Doorkiesnummer : 073 6812875 Behandelend ambtenaar : Gerrit van der Wende Dienst/afdeling : REW Nummer commissiestuk : COS 0396 Status : ter advisering : ter bespreking : ter kennisneming : ter vaststelling Datum : 4 juni 2002 Bijlagen : 3 Onderwerp: Stand van zaken met het VMBO in Noord-Brabant met speciale aandacht voor de zwakkere groep leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg, de leerwerktraject/5e leerwegleerlingen en de positie van de Mavo's Voorstel aan commissie: De notitie bespreken Eventuele nadere opmerkingen: n.v.t. Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluit, namens deze, H.J.I.M. Wouters, secretaris Commissie voor cultuur, onderwijs en stedelijke vernieuwing Bijlage: 1. Brief BVE raad 12 april 2002 2. Brief Brabantse BVE instellingen 23 mei 2002 3. Verkenning: De 5e Leerweg in de Provincie Noord-Brabant Notitie ten behoeve van de commissie voor cultuur, onderwijs en stedelijke vernieuwing inzake provinciaal standpunt m.b.t. noodzakelijke aanpassing van het huidige onderwijsstelsel Voortgezet Onderwjis De ontwikkeling van het VMBO in Noord Brabant over de afgelopen jaren is beschreven in de publicaties “Integrale Provinciale Adviezen VMBO” voor de schooljaren 99/2000, 2000/2001 en 2001/2002. Deze overzichten bevatten de uitgangspunten voor de wettelijke provinciale adviestaken met betrekking tot de herschikking van de infrastructuur binnen het VMBO, de uitgebrachte adviezen in dit kader en een beschrijving van de meest actuele stand van zaken. Dit laatste wordt in de publicaties aangegeven in de vorm van overzichten van het aanbod aan afdelings- en intrasectorale programma’s in de verscheidene leerwegen van alle scholen voor VMBO in deze provincie. In aanvulling op deze wettelijke adviestaak verricht de provincies diensten aan het onderwijsveld in de vorm van adviezen aan de individuele scholen, bemiddeling en, als laatste ontwikkeling, stimulering en begeleiding bij het tot stand brengen van zgn. “regionale arrangementen”. Hierbij maken de VMBO scholen in een bepaald gebied, op basis van consensus, afspraken over het gewenste en levensvatbare aanbod in de regio, waarbij het eenvoudiger wordt uitzonderingen te maken op de vigerende beleidsregels. Bovendien spant de provincie zich in om het organiserend vermogen van de VMBO scholen te bevorderen. Dit heeft onlangs geresulteerd in de oprichting van een VMBO platform in West Brabant waar alle VMBO scholen in die regio aan deelnemen en, op grotere schaal, de oprichting van een VMBO platform op Zuid Nederlandse schaal waaraan ook regio’s uit de provincies Limburg en Zeeland deelnemen. Onderwerp van gesprek in deze platforms zijn o.m. de ontwikkelingen in het VMBO op landelijke schaal, zoals de voorgenomen planningsvrijheid in het VMBO die in juni 2002 door de vaste kamercommissie besproken zal worden. Daarnaast wordt informatie uitgewisseld over projecten, plannen en problemen rond de ontwikkeling van het VMBO in brede zin. Een van de ontwikkelingen die momenteel onderwerp van gesprek zijn is de zgn. “5e Leerweg”. De naam wordt tussen haakjes geplaatst omdat deze “leerweg” niet officieel bestaat (er zijn maar vier leerwegen in het VMBO1) en de term wordt losjes gebruikt als omschrijving van de groep leerlingen in de Basisberoepsgerichte Leerweg in het VBMO die niet-diplomeerbaar is met het gewone diploma BBL. Deze groep bestaat ten dele uit de leerlingen die hun BBL opleiding gaan volgen in de Leerwerktrajecten, waarin beperkt AVO vakken wordt aangeboden en een groot deel van de beroepsopleiding buiten de school in de praktijk bij bedrijven plaats vindt. Er is daarnaast ook een groep kinderen voor wie de Leerwerktrajecten niet haalbaar zijn. Voor deze groep leerlingen worden op scholen met voorheen individueel onderwijs, nu vervangen door het Leerwegondersteunend Onderwijs (LWOO), aparte opleidingstrajecten op maat aangeboden of ontwikkeld. De Provincie Noord Brabant heeft in het voorjaar van 2002, op aanwijzing van uw commissie, een verkenning uitgevoerd onder de Brabantse VMBO scholen (zie bijlage) waarin een poging wordt gedaan de positie van deze leerlingen, naast die van de leerlingen in de Leerwerktrajecten, en de ontwikkeling van de betrokken maatwerktrajecten in kaart te brengen. De verkenning bevat tevens een aantal suggesties vanuit het onderwijsveld op welke manier de Provincie Noord Brabant een bijdrage zou kunnen leveren aan het tot stand komen van een zo gunstig mogelijk onderwijsklimaat voor deze kwetsbare groep kinderen. Een ander thema dat in de belangstelling staat en steeds meer bepalend wordt voor het VBMO op het gebied van programmatische ontwikkeling, de ontwikkeling van de nieuwe zorgstructuur en het 1 De Basisberoepsgerichte Leerweg, de Kaderberoepsgerichte Leerweg, de Gemengde Leerweg en de Theoretische Leerweg. - 1 - imago van het VMBO is de positie van de MAVO’s. Voor Noord Brabant is in 2001 al een inventarisatie gemaakt van de positionering van de MAVO’s2 in de provincie waaruit o.m. blijkt dat met name de vorming van het ongedeeld VMBO niet goed van de grond komt. Hoewel de introductie van de Leerwegen in het VMBO een feit is en de implementatiemanager VMBO afscheid heeft genomen omdat zijn taak volbracht is blijft de positie van de MAVO’s een punt van discussie. Niet alleen is het VMBO opgestart in het derde leerjaar compleet met de bijbehorende nieuwe zorgstructuur, ook het bestuurlijk steunpunt wordt binnenkort opgeheven omdat ook zij zich van hun taak gekweten hebben door het integreren van het LOM onderwijs in het nieuwe VMBO. Nu dat deze taken uitgevoerd zijn is de voor de hand liggende vraag die gesteld zou moeten worden: is het VMBO wel dat succes is dat het had moeten zijn. Het antwoord daarop is helaas ontkennend. En de reden die daaraan ten grondslag ligt, en waarop nader zal worden ingegaan in deze notitie, is dat er een forse weeffout zit in het magische kleed van de stelselherziening. Het VMBO is, zoals de naam suggereert, bedoeld als voorbereiding op het Middelbaar Beroepsonderwijs met daarna eventueel doorstroom naar het Hoger Beroepsonderwijs. Het beeld dat hiervoor gebruikt wordt is de “verticale beroepskolom” en zoals de, nu demissionaire, staatssecretaris het zo fraai in gebouwelijke termen heeft uitgedrukt, het VMBO is de betonnen bodem van deze kolom. Het idee van de verticale beroepskolom op zich is geweldig. Er is dringend behoefte aan de ontwikkeling van een systeem waarin de opleiding tot gekwalificeerde vakmensen in de vier sectoren (techniek, zorg en welzijn, economie en groen) op een efficiënte manier vorm krijgt. Zeker de tekorten in de sectoren techniek en zorg zijn algemeen bekend en de roep om personeel wordt steeds luider. Een korte terugblik op de oude situatie laat zien dat de instroom in het MBO vanuit het reguliere onderwijs ook voor de creatie van het fenomeen VMBO heeft plaatsgevonden. De leerlingen stroomden vanuit het VBO en vanuit de MAVO door met diploma's op vier niveaus voor het VBO gemengd op A, B en C niveau en voor de MAVO met gemengd C en D niveau. De veelheid aan niveaus echter maakte de aansluiting op het MBO niet eenvoudig. Bovendien is er, doordat in de loop der tijd de C niveaus aan de MAVO’s zijn toegevoegd (oorspronkelijk kende de MAVO deze niet), een groot leerlingpotentieel weggezogen uit het VBO. De populariteit van de MAVO was (en is) enorm, zeker omdat deze voor een groot deel categoraal was en/of gecombineerd werd met scholen voor HAVO en VWO. Daarmee verwerd het VBO tot restonderwijs. Er zou met enige overdrijving gesteld mogen worden dat pas als bleek dat een kind echt de MAVO niet aankon er als laatste optie plaatsing in het VBO overbleef. Dit heeft een uiterst ongunstig effect gehad op de ontwikkeling van het beroepsonderwijs. Niet alleen verslechterde het imago van de VBO scholen, ook bedrijfsmatig raakten deze scholen achter bij het AVO onderwijs. Afgezien van het feit dat voor beroepsonderwijs grotere investeringen nodig zijn dan in de “krijt en bord” opleidingen in het AVO, leidde het later instromen van degenen die bleken alsnog de MAVO niet aan te kunnen tot een vergroting van de leerlingpopulatie in de bovenbouw zonder dat deze leerlingen in de onderbouw financiën voor de school binnenbrachten. Hierdoor ontbrak een groot stuk van de kurk waarop de school kon blijven drijven. Hierdoor verslechterde de situatie van het VBO jaar na jaar. Het samenvoegen van de MAVO en het VBO tot het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs zou deze problemen op kunnen lossen. Het VMBO heeft n.l. een aantal sterke verbeterpunten: De niveaus (A, B, C, en D) zijn afgeschaft en vervangen door een programmatische differentiatie onder de naam “leerweg” Van eenvoudig naar moeilijk onderscheidt het VMBO de Basisberoepsgerichte Leerweg (vergelijkbaar met het oude B niveau), de Kaderberoepsgerichte Leerweg (vergelijkbaar met het oude C niveau) en de Theoretische Leerweg (vergelijkbaar met het 2 PON rapportage “Positionering van de MAVO’s binnen het VMBO in Noord-Brabant. Inventarisatie in het kader van de herstructurering VMBO. “ mei 2001 - 2 - oude D niveau) Door de samenvoeging van MAVO en VBO is er tevens een hybride vorm geconstrueerd die bekend staat als de “gemengde leerweg”. Hierbij wordt aan de AVO vakken, op het cognitief hoogste niveau, een beroepsmatige component toegevoegd. Door de stroomlijning van de leerwegen wordt de toeleiding naar het MBO genormaliseerd en VMBO scholen en ROC’s zijn ook bezig het aanbod en de doorgeleiding van leerlingen op elkaar af te stemmen om te komen tot zgn. “doorlopende leerlijnen”. Bij het creëren van het VMBO is echter geen heldere keus gemaakt m.b.t. de positie van de MAVO’s. Hoewel samenvoeging van MAVO en VBO wel gepropageerd wordt door de landelijke overheid en ondersteunt door spotjes op t.v. is het nog steeds toegestaan categorale MAVO’s en MAVO’s gekoppeld aan het HAVO/VWO te handhaven. Sterker nog, hoewel de MAVO poot binnen het VMBO omgevormd is tot Theoretische Leerweg mag de naam “MAVO” nog gewoon gevoerd worden. Ook het lokkertje van de Gemengde Leerweg, die alleen toegestaan is aan ongedeeld VMBO, is onvoldoende om scholen te doen besluiten te fuseren met het VBO. - 3 - Daarmee is de betonnen bodem van de verticale beroepskolom slechts in theorie aanwezig en zal deze reus met lemen voeten niet blijven staan in de tijd. Want omdat de betonnen bodem ontbreekt dreigt er het reële gevaar dat het MBO dat daar bovenop gebouwd is op termijn ook in zal storten. De niet-keuze die gemaakt is door de MAVO te laten voortbestaan in het nieuwe systeem maakt dat het VMBO onvermijdelijk gedoemd is te mislukken. De draagkracht die de MAVO’s op dit moment leveren aan het instandhouden van de bovenbouw HAVO en VWO zou, om het VMBO tot een succes te maken, ingezet moeten worden in de verticale beroepskolom. Dat dit repercussies heeft voor het AVO onderwijs is duidelijk. Nu al hebben HAVO en VWO scholen moeite om alle vier profielen van de Tweede Fase aan te bieden i.v.m. de leerlingaantallen per profiel en het verwijderen van de kurk waar deze scholen op drijven zal grote gevolgen hebben. De optie die de scholengemeenschappen MAVO/HAVO/VWO vervolgens hebben om te fuseren met scholen voor V(M)BO hoeft daarbij niet noodzakelijkerwijs te leiden tot verdere schaalvergroting in het onderwijs. Het werken in kleinere units is een onderwijskundige trend die ook in de grotere scholengemeenschap vorm krijgt. Maar het is evident dat met betrekking tot de werkelijke integratie van het VMBO eindelijk een heldere keus gemaakt moet worden zodat het onderwijs daarna de rust gegund kan worden om intern de zaken tot ontwikkeling en op orde te kunnen brengen. De voor de hand liggende manier om het stelsel te wijzigen is om zowel de MAVO als de Theoretische Leerweg over de komende jaren af te bouwen. In de verticale beroepskolom blijven dan de Basis, Kader en Gemengde Leerweg over die alle drie beroepscomponenten bevatten. Daarmee komen in de betonnen bodem van de verticale beroepskolom niet alleen die kinderen aan hun trekken die volgens de staatssecretaris “manueel begaafd” zijn, maar ook degenen die meer cognitieve bagage hebben. Daarmee zou tevens de aansluiting op het MBO doormiddel van doorlopende leerlijnen voor alle niveaus binnen dat MBO beter tot ontwikkeling komen en is ook het slechte imago snel verdwenen, mede omdat het VMBO daarmee ook bedrijfsmatig beter te runnen zou zijn. De landelijke politiek, tenslotte, laat geruststellende geluiden horen: nog nooit is er zoveel geïnvesteerd in het onderwijs en we mogen ervan uitgaan dat deze meerinvesteringen blijven. Natuurlijk mag het onderwijsveld blij zijn met deze investeringen, zeker gezien de achterstand die het onderwijs in de periode voorafgaand aan deze golf van hoogconjunctuur heeft opgelopen. Jammer alleen dat er slechts over geld wordt gesproken. Inhoudelijk wordt er niet gediscussieerd terwijl het vijf voor twaalf is voor het beroepsonderwijs. Zowel de kwestie van de ontwikkelingen rond de “5e Leerweg” als de ontwikkelingen rond de MAVO’s vragen dringend de aandacht van de provinciale en de landelijke politiek. Ons standpunt en uw commissie is hierbij van het grootste belang. Dit vormt een solide basis voor het breed voeren van de stelseldiscussies in IPO verband, in het VMBO platform Zuid Nederland en in het B5 overleg. Dit in aanvulling op het overleg dat in deze zaak gevoerd wordt met het Brabantse ROC veld. De Brabantse ROC’s geven middels een schrijven van mei 2002 aan de staatssecretaris uiting aan hun ongerustheid over de ontwikkeling van de verticale beroepskolom in deze provincie en in het beroepsonderwijs in het algemeen. 's-Hertogenbosch, 4 juni 2002 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. - 4 -